Het Koninkrijk België,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
Ierland,
de Italiaanse Republiek,
het Groothertogdom Luxemburg,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Portugese Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
hierna „lidstaten” te noemen, en
de Europese Gemeenschap, hierna „Gemeenschap” te noemen, enerzijds, en
de Republiek Zuid-Afrika, hierna „Zuid-Afrika” te noemen, anderzijds,
hierna „partijen” te noemen,
Gelet op het belang van de bestaande vriendschaps- en samenwerkingsbanden tussen de
Gemeenschap, de lidstaten en Zuid-Afrika en de gemeenschappelijke waarden van de partijen;
Overwegende dat de Gemeenschap, de lidstaten en Zuid-Afrika deze banden wensen te
versterken en nauwe en duurzame betrekkingen tot stand wensen te brengen, gebaseerd
op wederkerigheid, partnerschap en gezamenlijke ontwikkeling;
Gelet op de historische verrichtingen van het Zuid-Afrikaanse volk, met name de afschaffing
van het apartheidsstelsel en de opbouw van een nieuwe politieke orde, gebaseerd op
de rechtsstaat, de mensenrechten en de democratie;
Zich bewust van de politieke en financiële steun van de Gemeenschap en de lidstaten
voor dit proces van politieke verandering en overgang in Zuid-Afrika;
Herinnerende aan de sterke gehechtheid van de partijen aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties en aan de democratische beginselen en fundamentele mensenrechten, als omschreven
in de Universele Verklaring van de rechten van de mens;
Verwijzende naar de op 10 oktober 1994 ondertekende Samenwerkingsovereenkomst tussen
de Gemeenschap en Zuid-Afrika;
Herinnerende aan de wens van de partijen zo nauw mogelijke betrekkingen tot stand
te brengen tussen Zuid-Afrika en de landen die partij zijn bij de ACS-EG-Overeenkomst
van Lomé, ten blijke waarvan op 24 april 1997 het Protocol betreffende de toetreding
van Zuid-Afrika tot de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, zoals gewijzigd bij de
op 4 november 1995 te Mauritius ondertekende Overeenkomst, werd ondertekend;
Rekening houdende met de rechten en verplichtingen van de partijen in het kader van
hun lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie, de noodzaak bij te dragen tot de
tenuitvoerlegging van de resultaten van de Uruguay-ronde, en de eerdere inspanningen
van beide partijen in dit verband;
Herinnerende aan de gehechtheid van de partijen aan de beginselen en regels van het
internationale handelsverkeer en aan hun streven deze op transparante en niet-discriminerende
wijze toe te passen;
Bevestigende de steun en inspanningen van de Gemeenschap en de lidstaten ten gunste
van het proces van handelsliberalisering en economische herstructurering in Zuid-Afrika;
Zich bewust van de inspanningen van de regering van Zuid-Afrika om zorg te dragen
voor de economische en sociale ontwikkeling van de bevolking van Zuid-Afrika;
Met klem wijzende op het belang dat de Europese Unie en Zuid-Afrika hechten aan de
succesvolle tenuitvoerlegging van het Zuid-Afrikaanse programma voor wederopbouw en
ontwikkeling;
Bevestigende de verbintenis van beide partijen de regionale samenwerking en economische
integratie tussen de landen in zuidelijk Afrika, alsmede de liberalisering van de
handel tussen deze landen onderling te bevorderen;
Overwegende dat de partijen ervoor zorg dragen dat hun wederzijdse afspraken geen
beletsel vormen voor het proces van herstructurering van de douane-unie van zuidelijk
Afrika (SACU), in het kader waarvan Zuid-Afrika samenwerkt met vier ACS-landen;
Wijzende op het belang dat beide partijen hechten aan de waarden en beginselen die
zijn opgenomen in de slotverklaringen van de Internationale Conferentie over bevolking
en ontwikkeling in 1994 in Cairo, de Wereldtop voor sociale ontwikkeling in maart
1995 in Kopenhagen, en de Vierde Wereldvrouwenconferentie in 1995 in Peking;
Opnieuw bevestigende dat de partijen zich verbinden tot economische en sociale ontwikkeling
en eerbiediging van de fundamentele rechten van werknemers, met name door toepassing
van de IAO-verdragen over onderwerpen als de vrijheid van vakvereniging, het recht
collectief te onderhandelen, non-discriminatie, afschaffing van dwangarbeid en kinderarbeid;
Herinnerende aan het belang van het tot stand brengen van een regelmatige politieke
dialoog in bilateraal en multilateraal verband over zaken van wederzijds belang,