De Hoge Verdragsluitende Partijen bij deze Overeenkomst, de Lid-Staten van de Europese
Unie,
Onder verwijzing naar de Akte van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 1995,
Wensend ervoor te zorgen dat hun strafwetgeving doeltreffend bijdraagt tot de bescherming
van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,
Constaterend dat fraude met betrekking tot de ontvangsten en uitgaven van de Europese
Gemeenschappen veelal het nationale kader overschrijdt en vaak wordt gepleegd door
georganiseerde criminele groepen,
Ervan overtuigd dat het voor de bescherming van de financiële belangen van de Europese
Gemeenschappen noodzakelijk is dat frauduleuze gedragingen welke die belangen schaden,
strafrechtelijk worden vervolgd en dat hiertoe een gemeenschappelijke definitie wordt
vastgesteld,
Ervan overtuigd dat deze gedragingen strafbaar moeten worden gesteld met doeltreffende,
evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties – onverminderd de mogelijkheid
om in bepaalde gevallen andere sancties op te leggen – en dat, ten minste in ernstige
gevallen, in vrijheidsstraffen moet worden voorzien die aanleiding kunnen geven tot
uitlevering.
Erkennend dat ondernemingen een belangrijke rol spelen op terreinen die door de Europese
Gemeenschappen worden gefinancierd en dat personen die in een bedrijf over beslissingsbevoegdheid
beschikken, in bepaalde omstandigheden niet mogen ontsnappen aan strafrechtelijke
aansprakelijkheid,
Vastbesloten om samen de fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
worden geschaad, te bestrijden, door verplichtingen op zich te nemen ten aanzien van
hun rechtsmacht en op het gebied van uitlevering en wederzijdse strafrechtelijke samenwerking,
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen: