De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
de Regering van de Republiek Costa Rica;
Overtuigd van het cruciale belang van een ontwikkeling die in de huidige behoeften
voorziet, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te
brengen om ook in hun behoeften te voorzien;
Geleid derhalve door de wens de uitvoering te bevorderen van de Verklaring van Rio
inzake Milieu en Ontwikkeling en van Agenda 21, aangenomen door de Conferentie van
de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling, die van 3 tot 14 juni 1992 in Rio
de Janeiro plaatsvond;
Overtuigd van de noodzaak een nieuwe en gelijkwaardige wereldalliantie te vestigen,
door middel van het creëren van nieuwe niveaus van samenwerking tussen Staten, maatschappelijke
sleutelsectoren en personen;
Geleid voorts door de wens uitvoering te geven aan de Intentieverklaring die op 11
juni 1992 in Rio de Janeiro is ondertekend door de vertegenwoordigers van de Regering
van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Costa Rica;
Beseffende hoe moeilijk het is duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, gegeven de
verschillen in economisch ontwikkelingsniveau, aanwezige bestaansbronnen, sociale
en politieke systemen, en culturen;
Erkennend dat ontwikkeling alleen duurzaam kan zijn indien zij economische, sociale,
culturele, civiele en politieke, evenals religieuze en ecologische aspecten omvat;
Geleid door het voorzorgsprincipe, krachtens hetwelk het ontbreken van volledige wetenschappelijke
zekerheid niet kan worden gebruikt als argument voor het uitstellen van efficiënte
maatregelen die aantasting van het milieu voorkomen of tot een minimum beperken, indien
er gevaar van ernstige en onomkeerbare schade bestaat;
Overwegende dat Staten moeten samenwerken in een geest van mondiale solidariteit teneinde
het ecosysteem van de Aarde te behouden, te beschermen en te herstellen, aangezien
deze Staten in verschillende mate hebben bijgedragen aan de aantasting van het milieu
in de wereld, waardoor ze gedeelde en tevens verschillende verantwoordelijkheden hebben;
Geleid door de wens een langdurige samenwerking tussen hun landen aan te gaan, die
gebaseerd is op gelijkwaardigheid en wederkerigheid, evenals op wederzijdse hulp en
overleg, en die gericht is op het effectief verwezenlijken van duurzame ontwikkeling,
waarbij de participatie wordt bevorderd van alle maatschappelijke belangengroeperingen;
Overwegende dat daartoe een verdrag zou moeten worden gesloten, waarmee een wettelijk
en bestuurlijk kader voor toekomstige activiteiten wordt geschapen;
Zijn als volgt overeengekomen: