Uitvoeringswet digitaledienstenverordening

Geraadpleegd op 07-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 04-04-2025 en zichtdatum 29-07-2025.
Geldend van 04-02-2025 t/m 08-05-2025

Wet van 29 januari 2025 tot uitvoering van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (Uitvoeringswet digitaledienstenverordening)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen ter uitvoering van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PbEU 2022, L 277);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. (begripsbepalingen)

In deze wet wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Autoriteit Consument en Markt

§ 2.1. Aanwijzing digitaledienstencoördinator

Artikel 2.1. (aanwijzing Autoriteit Consument en Markt als digitaledienstencoördinator)

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is een bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de digitaledienstenverordening en de digitaledienstencoördinator, bedoeld in artikel 49, tweede lid, van die verordening.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd om de taken uit te voeren en de bevoegdheden uit te oefenen die bij of krachtens de digitaledienstenverordening zijn toegekend aan de digitaledienstencoördinator.

§ 2.2. Toezicht en handhaving

Artikel 2.2. (aanwijzing Autoriteit Consument en Markt als toezichthouder)

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de artikelen 9, eerste lid, en vijfde lid, 10, eerste lid, en vijfde lid, 11, 12, 13, eerste lid, tweede lid, en vierde lid, 14, 15, eerste lid, 16, eerste lid, tweede lid, vierde lid, vijfde lid, en zesde lid, 17, eerste lid, derde lid, en vierde lid, 18, 20, eerste lid, derde lid, vierde lid, vijfde lid, en zesde lid, 21, eerste lid, tweede alinea, tweede lid, eerste alinea, vierde lid, en vijfde lid, 22, eerste lid, derde lid, en zesde lid, eerste volzin, 23, 24, eerste lid, tweede lid, derde lid, en vijfde lid, 25, eerste lid, 26, eerste lid, en tweede lid, 28, eerste lid, 30, 31 en 32 van de digitaledienstenverordening is belast de Autoriteit Consument en Markt.

Artikel 2.3. (bestuurlijke boete)

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, derde lid, van de digitaledienstenverordening, ter handhaving van de bepalingen, genoemd in artikel 2.2, eerste lid.

  • 2 De bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 12m, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument, bedraagt ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, derde lid, van de digitaledienstenverordening, indien die boete wordt opgelegd in het kader van de uitvoering van een taak die bij of krachtens deze wet aan de Autoriteit Consument en Markt is opgedragen.

Artikel 2.4. (last onder dwangsom)

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, vierde lid, van de digitaledienstenverordening, ter handhaving van de bepalingen genoemd in artikel 2.2, eerste lid.

  • 2 De last onder dwangsom, bedoeld in artikel 12m, derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument, bedraagt ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, vierde lid, van de digitaledienstenverordening, indien de last onder dwangsom wordt opgelegd in het kader van de uitvoering van een taak die bij of krachtens deze wet aan de Autoriteit Consument en Markt is opgedragen.

Artikel 2.5. (zelfstandige last)

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt kan een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van een tussenhandeldienst in de vorm van:

    • a. een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel e, van de digitaledienstenverordening;

    • b. een maatregel als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel a, van de digitaledienstenverordening;

    • c. een maatregel als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel b, van de digitaledienstenverordening.

  • 2 Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.

Artikel 2.6. (machtiging rechter-commissaris bij zelfstandige last)

  • 1 Voor een zelfstandige last als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, aanhef en onderdeel c, is voorafgaande machtiging vereist van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de rechtbank Rotterdam. In het verzoek om afgifte van de machtiging wordt gemotiveerd dat de maatregel in verhouding staat tot de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de inbreuk, zonder onnodige beperking van toegang tot wettelijke informatie door afnemers van de betrokken dienst.

  • 2 De rechter-commissaris kan het openbaar ministerie, de aanbieder van de tussenhandeldiensten, de geadresseerden van de maatregel en eventuele derden met een legitiem belang, bedoeld in artikel 51, derde lid, tweede alinea, tweede volzin, van de digitaledienstenverordening, horen alvorens te beslissen. Artikel 171 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De Europese Commissie kan schriftelijke opmerkingen maken krachtens artikel 82, tweede lid, eerste alinea, van de digitaledienstenverordening indien zij de wens daartoe te kennen heeft gegeven. De rechter-commissaris kan daarvoor een termijn vaststellen. Met toestemming van de rechter-commissaris kan de Europese Commissie ook mondelinge opmerkingen maken.

  • 4 In het geval van een verzoek ingevolge artikel 82, tweede lid, tweede alinea, van de digitaledienstenverordening, verstrekt de rechter-commissaris aan de Europese Commissie de in die bepaling bedoelde documenten.

  • 5 Tegen de beslissing van de rechter-commissaris, bedoeld in het eerste lid, staat voor de Autoriteit Consument en Markt, voor zover het verzoek om een machtiging niet is toegewezen, binnen veertien dagen beroep open bij de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht.

Artikel 2.6a. (inzichtelijkheid meldingen)

De Autoriteit Consument en Markt maakt jaarlijks een overzicht openbaar van het aantal meldingen als bedoeld in artikel 53 van de digitaledienstenverordening dat zij heeft ontvangen per onderwerp van die verordening.

§ 2.3. Bijstand aan de Europese Commissie en aan andere digitaledienstencoördinatoren

Artikel 2.7. (wederzijdse bijstand en samenwerking met de Commissie)

Artikel 2.8. (bijstand bij inspecties Commissie)

  • 3 Bij verzet tegen een inspectie door de Europese Commissie, verlenen de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, de nodige bijstand om de Europese Commissie in staat te stellen de inspectie te verrichten, zo nodig met behulp van de sterke arm.

§ 2.4. Erkenning onderzoekers

Artikel 2.9. (uitvoeringsbepalingen toegang gegevens door «erkende onderzoeker»)

  • 1 De Autoriteit persoonsgegevens brengt advies uit aan de Autoriteit Consument en Markt over de vraag of een aanvraag als bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de digitaledienstenverordening, voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 40, achtste lid, onderdeel d, van de digitaledienstenverordening, dat de aanvrager in staat is om persoonsgegevens te beschermen.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de besluitvorming over een aanvraag als bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de digitaledienstenverordening.

Hoofdstuk 3. Autoriteit persoonsgegevens

Artikel 3.1. (aanwijzing Autoriteit persoonsgegevens als bevoegde autoriteit)

  • 1 De Autoriteit persoonsgegevens is een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de digitaledienstenverordening.

  • 4 De Autoriteit persoonsgegevens kan als andere bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de digitaledienstenverordening deelnemen aan de digitaledienstenraad.

Artikel 3.2. (aanwijzing Autoriteit persoonsgegevens als toezichthouder)

  • 1 Met het toezicht op de naleving van de artikelen 26, derde lid, 27 en 28, tweede lid, van de digitaledienstenverordening zijn belast de leden en buitengewone leden van de Autoriteit persoonsgegevens, de ambtenaren van het secretariaat van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede de bij besluit van de Autoriteit persoonsgegevens aangewezen personen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dat voor de uitoefening van de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde bevoegdheden redelijkerwijs noodzakelijk is.

  • 4 De in het eerste lid bedoelde personen behoeven voor de uitoefening van de in het derde lid omschreven bevoegdheid de uitdrukkelijke en bijzondere volmacht van de Autoriteit persoonsgegevens, onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel 3.3. (bestuurlijke boete)

  • 3 De bestuurlijke boete komt toe aan de Staat.

Artikel 3.4. (last onder dwangsom)

  • 1 De Autoriteit persoonsgegevens is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom van ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 52, vierde lid, van de digitaledienstenverordening ter handhaving van de bepalingen, genoemd in artikel 3.3, eerste lid.

  • 2 De te betalen geldsom van een verbeurde dwangsom komt toe aan de Staat.

Artikel 3.5. (toezeggingen)

  • 1 Onverminderd artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid van de Autoriteit persoonsgegevens tot het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom aan een aanbieder van een tussenhandeldienst, indien de Autoriteit persoonsgegevens op aanvraag van die aanbieder van een tussenhandeldienst besluit tot het bindend verklaren van een door die aanbieder gedane toezegging.

  • 2 De Autoriteit persoonsgegevens kan een besluit nemen als bedoeld in het eerste lid, indien zij het bindend verklaren van een toezegging doelmatiger acht dan het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom.

  • 3 De aanbieder van een tussenhandeldienst dient de aanvraag voor het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid in, voordat de Autoriteit persoonsgegevens een besluit omtrent het opleggen van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom heeft genomen.

  • 4 De termijn, bedoeld in artikel 5:45, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Autoriteit persoonsgegevens de aanvraag ontvangt, tot de dag waarop de Autoriteit persoonsgegevens een besluit op de aanvraag heeft genomen. Artikel 5:45, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De aanbieder van een tussenhandeldienst gedraagt zich overeenkomstig het besluit, bedoeld in het eerste lid.

  • 6 De Autoriteit persoonsgegevens bepaalt gedurende welke periode het besluit, bedoeld in het eerste lid, geldt en kan deze periode telkens verlengen.

  • 7 De Autoriteit persoonsgegevens kan een besluit als bedoeld in het eerste lid of een besluit tot verlenging als bedoeld in het zesde lid, wijzigen of intrekken indien:

    • a. er een wezenlijke verandering is opgetreden in de feiten waarop het besluit berust;

    • b. het besluit berust op door de aanbieder van een tussenhandeldienst verstrekte onvolledige, onjuiste of misleidende gegevens;

    • c. de aanbieder van een tussenhandeldienst in strijd met het vijfde lid handelt.

Artikel 3.6. (zelfstandige last)

  • 1 De Autoriteit persoonsgegevens kan in geval van overtreding van de bepalingen, genoemd in artikel 3.2, eerste lid, aan de overtreder een zelfstandige last opleggen in de vorm van een bindende aanwijzing.

  • 2 De Autoriteit persoonsgegevens kan een zelfstandige last opleggen aan een aanbieder van een tussenhandeldienst in de vorm van:

    • a. een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel e, van de digitaledienstenverordening;

    • b. een maatregel als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel a, van de digitaledienstenverordening.

  • 3 Degene tot wie een zelfstandige last als bedoeld in het eerste of tweede lid is gericht, handelt overeenkomstig die last.

Artikel 3.7. (wederzijdse bijstand)

  • 1 Indien de Autoriteit Consument en Markt een verzoek tot het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden overeenkomstig de artikelen 57, tweede lid, en 66, derde lid, van de digitaledienstenverordening ontvangt ten aanzien van een gedraging waarvoor de Autoriteit persoonsgegevens bevoegd is, verwijst de Autoriteit Consument en Markt het verzoek door naar de Autoriteit persoonsgegevens.

  • 2 Met het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden ter uitvoering van een verzoek als bedoeld in het eerste lid zijn belast de personen, bedoeld in artikel 3.2, eerste lid.

  • 3 De personen, bedoeld in het tweede lid, beschikken voor het uitoefenen van onderzoeksbevoegdheden over de bevoegdheden die hun ingevolge de Algemene wet bestuursrecht en deze wet zijn toegekend ter uitoefening van het toezicht op de naleving.

Hoofdstuk 4. Samenwerking en gegevensuitwisseling

Artikel 4.1. (gegevensverstrekking Autoriteit persoonsgegevens)

  • 1 De Autoriteit persoonsgegevens kan gegevens of inlichtingen die zij in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een taak als bedoeld in de artikelen 2.9, derde lid, en artikel 3.2 heeft verkregen, verstrekken aan de Autoriteit Consument en Markt ten behoeve van een goede vervulling van haar taken genoemd in hoofdstuk 2 van deze wet.

  • 2 De Autoriteit persoonsgegevens verstrekt aan de Autoriteit Consument en Markt:

    • a. de ondersteuning en informatie, bedoeld in artikel 55, derde lid, van de digitaledienstenverordening;

    • b. alle gegevens omtrent de krachtens artikel 3.7, derde lid, genomen toezichtsmaatregelen.

Artikel 4.2. (samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en Autoriteit persoonsgegevens)

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit persoonsgegevens maken afspraken in het belang van een nauwe en doeltreffende samenwerking bij de uitvoering van hun taken op grond van deze wet. De afspraken worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol dat ten minste iedere drie jaar wordt geëvalueerd op doeltreffendheid en zo nodig wordt geactualiseerd.

  • 2 De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling van het samenwerkingsprotocol of een actualisering daarvan in de Staatscourant.

Artikel 4.3. (uitleg begrippen digitaledienstenverordening)

Voor zover door de Autoriteit persoonsgegevens bij de uitoefening van haar bevoegdheden begrippen worden uitgelegd, die worden gehanteerd in een van de bepalingen, genoemd in artikel 2.2, eerste lid, dan vindt deze uitleg plaats in overeenstemming met de Autoriteit Consument en Markt. In het samenwerkingsprotocol, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, worden hierover nadere afspraken gemaakt.

Artikel 4.4. (samenwerkingsprotocol Autoriteit Consument en Markt en openbaar ministerie)

  • 1 De Autoriteit Consument en Markt en het openbaar ministerie maken afspraken in het belang van de uitvoering van de digitaledienstenverordening en deze wet.

  • 2 De afspraken, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol en hebben in elk geval betrekking op de samenwerking bij de totstandkoming van een besluit tot het opleggen van een zelfstandige last als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdelen b en c.

  • 3 De Autoriteit Consument en Markt doet mededeling van het samenwerkingsprotocol in de Staatscourant.

Artikel 4.5. (bevelen in het strafrecht)

Indien een bevel als bedoeld in artikel 9 of 10 van de digitaledienstenverordening wordt gegeven op grond van het Wetboek van Strafvordering kunnen het derde, vierde en vijfde lid van die artikelen buiten toepassing worden gelaten voor zolang het belang van het onderzoek dat vereist.

Hoofdstuk 5. Wijziging andere wetgeving

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.0. (evaluatie)

Onze Minister van Economische Zaken zendt, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in 2027 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan het toezicht en de handhaving door de Autoriteit Consument en Markt en de Autoriteit persoonsgegevens en aan hun onderlinge samenwerking, alsmede aan de samenwerking met de Europese Commissie, het openbaar ministerie en andere bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de digitaledienstenverordening van andere lidstaten, en aan de samenwerkingsprotocollen die deze samenwerkingen vormgeven.

Artikel 6.1. (samenloop)

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet digitalemarktenverordening.]

Artikel 6.2. (inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.3. (citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet digitaledienstenverordening.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 29 januari 2025

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken,

D.S. Beljaarts

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.J.M. Uitermark

Uitgegeven de derde februari 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D.M. van Weel