Tijdelijk besluit experiment regelrechter

[Regeling vervalt per 01-03-2028.]
Geraadpleegd op 09-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2025 en zichtdatum 23-07-2025.
Geldend van 01-03-2025 t/m heden

Besluit van 20 januari 2025, houdende tijdelijke regels ten behoeve van een experiment met een procedure bij de regelrechter (Tijdelijk besluit experiment regelrechter)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 18 oktober 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5847391, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 1, eerste lid, van de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 december 2024, nr. No. W16.24.00299/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 13 januari 2025, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5985426 uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. – Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2. – Doelstelling experiment

Het experiment heeft tot doel om te bezien of toepassing van de experimentele procedure door de regelrechter ertoe leidt dat in zaken als bedoeld in artikel 4:

  • a. de drempel om een zaak aanhangig te maken of verweer te voeren wordt verlaagd;

  • b. de procedure tot beëindiging van het geschil eenvoudiger, sneller en effectiever kan worden doorlopen; of

  • c. een geschil vaker op minnelijke wijze kan worden opgelost.

Artikel 3. – Rechtbanken die deelnemen aan het experiment

  • 1 Als rechtbanken waarbij de zaken, bedoeld in artikel 4, kunnen worden behandeld en beslist door de regelrechter, worden aangewezen de rechtbanken Den Haag, Overijssel, Rotterdam en Zeeland-West Brabant.

  • 2 Als rechtbank waarbij de behandeling van de zaken, bedoeld in artikel 4, via de reguliere procedure wordt gemonitord, wordt aangewezen de rechtbank Noord-Holland.

Artikel 4. – Voorwaarden toepassing experiment

Door de regelrechter worden behandeld zaken betreffende:

  • a. vorderingen van een werknemer uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, ongeacht de eventuele hoogte van de vordering; en

  • b. geldvorderingen met een beloop van ten hoogste € 5.000 in hoofdsom, de eventueel daarover verschuldigde rente niet inbegrepen, van een natuurlijk persoon, ook indien handelende in de uitoefening van een beroep of bedrijf, waaronder mede is begrepen indien handelende in de vorm van een maatschap, een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap.

Artikel 5. – Aard van het experiment

  • 2 De eiser bepaalt of gebruik wordt gemaakt van de experimentele procedure en maakt dit kenbaar door indiening van het aanvraagformulier, genoemd in artikel 7. Deze keuze is voor gedaagde dwingend.

Artikel 7. – Aanbrengen zaak

  • 1 De eiser kan een zaak starten door middel van het aanvraagformulier. Hij kan het aanvraagformulier indienen per gewone post, langs elektronische weg, door afgifte aan de balie van de rechtbank of, voor zover aanwezig, deponering in de brievenbus.

  • 2 Het aanvraagformulier, dat door eiser wordt ondertekend, vermeldt ten minste de volgende gegevens:

    • a. de naam, adres en woonplaatsgegevens van eiser, gedaagde(n) en eventuele gemachtigde(n);

    • b. de telefoonnummers en e-mailadressen van eiser, gedaagde(n) en eventuele gemachtigde(n);

    • c. de eis en eventuele nevenvorderingen;

    • d. het door gedaagde aangevoerde standpunt, voor zover bekend; en

    • e. een beschrijving van de bijgevoegde bewijsstukken.

  • 3 De regelrechter beoordeelt na ontvangst van het aanvraagformulier op basis van artikel 4 of de zaak in behandeling wordt genomen.

  • 4 Als blijkt dat er in het ingediende aanvraagformulier informatie ontbreekt die essentieel is voor behandeling van de zaak door de regelrechter, verzoekt de griffier de eiser het formulier binnen tien dagen aan te vullen. Van deze termijn kan de eiser uitstel vragen, waarna de regelrechter beslist of dit uitstel wordt verleend. Uitstel kan telefonisch of langs elektronische weg en anders op papier worden verzocht en over de beslissing daarop worden partijen op dezelfde wijze geïnformeerd.

  • 5 Als de eiser niet of onvoldoende gehoor geeft aan het verzoek, genoemd in het vierde lid, of indien blijkt dat de zaak niet in aanmerking komt voor behandeling door de regelrechter, bericht de griffie de eiser daarover en deelt de griffie daarbij mee:

    • a. op welke wijze de zaak in behandeling genomen kan worden in een reguliere procedure, en

    • b. dat aan de indiening van het aanvraagformulier geen rechtsgevolgen zijn verbonden.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid, onderdeel b, is de zaak aanhangig vanaf de datum waarop het aanvraagformulier is ingediend, voor zover dit nodig is om de verjaring van een rechtsvordering of het verval van een recht te voorkomen, en onder de voorwaarde dat de eiser binnen drie weken na de datum van verzending van het bericht, bedoeld in het vijfde lid, de zaak alsnog in een reguliere procedure aanbrengt of de verjaring op andere wijze stuit.

Artikel 8. – Verloop procedure

  • 1 Vanaf vijf dagen na indiening van het formulier overeenkomstig artikel 7, eerste lid, is de zaak aanhangig, tenzij de regelrechter op grond van artikel 7, derde lid, voor ommekomst van die termijn heeft beoordeeld dat de zaak niet in behandeling wordt genomen.

  • 2 De regelrechter bepaalt zo spoedig mogelijk een datum voor de mondelinge behandeling.

  • 3 De griffie zendt onverwijld langs elektronische weg, indien dit mogelijk is, en per gewone post en aan gedaagde tevens per aangetekende brief, de volgende mededelingen en stukken:

    • a. aan de eiser de mededeling sinds welke dag de zaak aanhangig is;

    • b. aan gedaagde de mededeling sinds welke dag de zaak aanhangig is, een afschrift van het aanvraagformulier en, voor zover van toepassing, van de daaraan gehechte bewijsstukken, en een reactieformulier;

    • c. een oproep aan beide partijen om op de mondelinge behandeling te verschijnen op de ingevolge het tweede lid bepaalde datum. Partijen worden daarbij verzocht binnen vijf dagen na het verzenden van de oproeping verhinderdata op te geven indien zij verhinderd zijn op de mondelinge behandeling te verschijnen. Van deze termijn kunnen partijen uitstel vragen, waarna de regelrechter beslist of dit uitstel wordt verleend. Uitstel kan telefonisch of langs elektronische weg en anders op papier worden verzocht en over de beslissing daarop worden partijen op dezelfde wijze geïnformeerd; en

    • d. de rechtsgevolgen die intreden indien gedaagde niet op de voorgeschreven wijze in het geding verschijnt.

  • 4 Indien de woonplaats, vestigingsplaats of het werkelijk verblijf van gedaagde onbekend is, geschiedt de oproeping op een door de regelrechter te bepalen wijze.

  • 5 De eiser en de gedaagde worden kort na de oproeping telefonisch of langs elektronische weg door de griffie benaderd voor een toelichting op de experimentele procedure.

Artikel 9. – Verhinderdata

Indien een van de partijen door het indienen van de verhinderdata als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel c, kenbaar heeft gemaakt verhinderd te zijn op de mondelinge behandeling te verschijnen, tracht de griffie, indien mogelijk telefonisch of langs elektronische weg, contact te leggen met de partij die nog geen verhinderdata heeft ingediend. Deze partij wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om binnen vijf dagen ook de verhinderdata op te geven. Van deze termijn kunnen partijen uitstel vragen, waarna de regelrechter beslist of dit uitstel wordt verleend. Uitstel kan telefonisch of langs elektronische weg en anders op papier worden verzocht en over de beslissing daarop worden partijen op dezelfde wijze geïnformeerd.

Artikel 10. – Verweer

  • 1 De gedaagde kan verweer voeren door middel van een reactieformulier. Hij kan het reactieformulier tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling indienen per post, langs elektronische weg, door afgifte aan de balie van de rechtbank of, voor zover aanwezig, door deponering in de brievenbus. Van deze termijn kan de gedaagde uitstel vragen, waarna de regelrechter beslist of dit uitstel wordt verleend. Uitstel kan telefonisch of langs elektronische weg en anders op papier worden verzocht en over de beslissing daarop worden partijen op dezelfde wijze geïnformeerd.

  • 2 Het reactieformulier, dat door gedaagde wordt ondertekend, vermeldt ten minste de volgende gegevens:

    • a. de naam, adres en woonplaats- of vestigingsplaatsgegevens van gedaagde(n) en eventuele gemachtigde(n);

    • b. de telefoonnummers en e-mailadressen van gedaagde(n) en eventuele gemachtigde(n);

    • c. het verweer en eventuele eis in reconventie; en

    • d. een beschrijving van de bijgevoegde bewijsstukken.

  • 3 De gedaagde kan in het reactieformulier een eis in reconventie instellen.

  • 4 De eis in reconventie ziet op het onderwerp van de oorspronkelijke eis, waarbij een geldvordering als eis in reconventie een beloop heeft van ten hoogste € 5.000 in hoofdsom. Indien de eis in reconventie een beloop heeft van meer dan € 5.000 in hoofdsom wordt de zaak verwezen naar de reguliere procedure, tenzij de regelrechter anders bepaalt.

  • 5 Na ontvangst van het reactieformulier zendt de griffie een afschrift daarvan en, voor zover van toepassing, van de daaraan gehechte bewijsstukken zo spoedig mogelijk langs elektronische weg en anders per gewone post aan de eiser.

  • 6 Het voeren van verweer en het instellen van een eis in reconventie kunnen ook mondeling tijdens de mondelinge behandeling worden gedaan.

Artikel 11. – Mondelinge behandeling

  • 1 Partijen worden telefonisch of langs elektronische weg en, indien dit niet mogelijk is, per gewone post, kort voor de mondelinge behandeling door de griffie herinnerd aan de datum van de mondelinge behandeling.

  • 2 Tijdens de mondelinge behandeling zijn de eiser en de gedaagde in reconventie bevoegd hun eis mondeling te veranderen of te vermeerderen of incidentele vorderingen in te stellen, mits de wederpartij op de mondelinge behandeling is verschenen of voor de mondelinge behandeling op andere wijze bekend is geworden met de verandering of vermeerdering van eis of de incidentele vordering of daarvan op de hoogte had kunnen zijn. De regelrechter bepaalt zo nodig een nieuwe mondelinge behandeling. Indien de zaak door een verandering of vermeerdering van eis in conventie vervolgens buiten de reikwijdte van artikel 4 valt, wordt de zaak verwezen naar de reguliere procedure, tenzij de regelrechter anders bepaalt. Bij een verandering of vermeerdering van eis in reconventie is artikel 10, vierde lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12. – Bewijsmiddelen

Aan het aanvraagformulier en het reactieformulier, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en artikel 10, eerste lid, worden de bewijsstukken gehecht, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder e en artikel 10, tweede lid, onder d. Stukken die later dan tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding worden gebracht, worden door de regelrechter buiten beschouwing gelaten, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet.

Artikel 13. – Uitspraak

De regelrechter doet op de mondelinge behandeling of zo spoedig mogelijk na de mondelinge behandeling uitspraak. In het geval van een uitspraak na de mondelinge behandeling, deelt de regelrechter op de mondelinge behandeling aan partijen de dag waarop hij uitspraak zal doen mede. De uitspraak wordt per post en, indien mogelijk, langs elektronische weg verzonden. De uitspraak vermeldt welke rechtsmiddelen kunnen worden ingesteld.

Artikel 14. – Verstek en verzet

  • 3 Nadat de gedaagde de schriftelijke mededeling aan de griffier heeft gedaan, zendt de griffie aan de gedaagde een reactieformulier en stelt hem in de gelegenheid dit formulier binnen tien dagen ingevuld bij de griffie in te dienen.

  • 4 De verzetprocedure verloopt zoals in dit besluit is bepaald voor de experimentele procedure.

Artikel 15. – Proceskostenveroordeling

De partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan in de kosten worden veroordeeld. De kosten mogen echter geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd indien de rechter dit geraden acht met het oog op de omstandigheden van het geval.

Artikel 16. – Griffierecht

De eiser is het griffierecht verschuldigd vanaf de dag dat de zaak aanhangig is en hij zorgt ervoor dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 17. – Evaluatie

  • 1 In de evaluatie wordt de doeltreffendheid van het experiment onderzocht, waarbij de experimentele procedure telkens wordt vergeleken met de reguliere procedure, en de effecten van het experiment in de praktijk. Daarbij wordt telkens onderscheid gemaakt tussen de twee categorieën zaken, bedoeld in artikel 4.

  • 2 Het onderzoek omvat ten minste:

    • a. een getalsmatige weergave van:

      • 1°. het aantal zaken waarop de experimentele procedure is toegepast en het aantal soortgelijke zaken waarop bij de rechtbank Noord-Holland de reguliere procedure is toegepast;

      • 2°. het aantal zaken dat behoort tot de twee categorieën zaken, bedoeld in artikel 4, en dat bij de rechtbanken, genoemd in artikel 3, eerste lid, niet in het experiment maar in de reguliere procedure is behandeld;

      • 3°. het aantal zaken behorende tot de twee categorieën zaken, bedoeld in artikel 4, dat in de drie jaren voorafgaand aan de start van het experiment door de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid, is behandeld;

      • 4°. het belang van de vordering dat aan de orde was bij de zaken in de experimentele procedure en de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord-Holland;

      • 5°. de uitkomst, inhoudende een schikking of beslissing, van de zaken in de experimentele procedure en de uitkomst van de zaken in de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord- Holland;

      • 6°. het aantal zaken in de experimentele procedure waarin de gedaagde niet is verschenen en het aantal zaken in de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord-Holland waarin de gedaagde niet is verschenen;

      • 7°. het tijdsverloop tussen het moment dat een zaak aanhangig is en de rechtbank vonnis wijst of een schikking wordt getroffen in de zaken in de experimentele procedure en in de zaken in de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord-Holland;

      • 8°. het aantal zaken in de experimentele procedure waarin verstek wordt verleend en waarin verzet of hoger beroep wordt ingesteld en het aantal zaken waarin dit het geval is in de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord-Holland.

    • b. een analyse van relevant literatuuronderzoek inzake de sociale, juridische en economische gevolgen van de processuele aanpak van civielrechtelijke geschillen;

    • c. een analyse van vragenlijsten die zijn ingevuld door en interviews die zijn afgenomen met:

      • 1°. de eisers, gedaagden, gemachtigden, medewerkers van de griffie, juridische ondersteuning en rechters over hun ervaringen met de experimentele procedure;

      • 2°. de eisers, gedaagden, gemachtigden, medewerkers van de griffie, juridische ondersteuning en rechters over hun ervaringen met de reguliere procedure, zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank in Noord- Holland in zaken die behoren tot een van de twee categorieën zaken, bedoeld in artikel 4, en

    • d. een analyse van observaties tijdens de mondelinge behandeling in de experimentele procedure en de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord-Holland.

  • 3 Het onderzoek maakt ten minste duidelijk of en in hoeverre in de zaken, bedoeld in artikel 4, de toepassing van de experimentele procedure heeft geleid tot positieve resultaten ten aanzien van de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 2 en tot eventuele knelpunten en negatieve effecten. Daarbij wordt telkens onderscheid gemaakt tussen de twee categorieën zaken, bedoeld in artikel 4. In het onderzoek wordt ten minste aandacht besteed aan:

    • a. de ervaringen van de procespartijen aangaande de eenvoud, snelheid en effectiviteit met zowel de experimentele procedure als de reguliere procedure zoals toegepast bij de rechtbanken genoemd in artikel 3, eerste lid en de rechtbank Noord-Holland;

    • b. de redenen van de keuze van de eiser voor toepassing van de experimentele procedure, daar waar ook toepassing van de reguliere procedure mogelijk was;

    • c. de redenen van de keuze van de eiser voor toepassing van de reguliere procedure, daar waar ook toepassing van de experimentele procedure mogelijk was;

    • d. de kenmerken van de eisers die voor toepassing van de experimentele procedure hebben gekozen en de kenmerken van de eisers die voor toepassing van de reguliere procedure hebben gekozen, daar waar ook toepassing van de experimentele procedure mogelijk was;

    • e. het in alle gevallen laten plaatsvinden van een mondelinge behandeling;

    • f. het inplannen van de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid;

    • g. de wijze waarop tijdens de procedure door de griffie en de regelrechter met partijen is gecommuniceerd;

    • h. het gebruik van het aanvraagformulier en het reactieformulier, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en 10, eerste lid;

    • i. het niet maximeren van het aantal bescheiden dat aan het aanvraagformulier en het reactieformulier kan worden gehecht;

    • j. het ontbreken van de mogelijkheid van een schriftelijke repliek en dupliek;

    • k. de bevoegdheid van de eiser en de gedaagde in reconventie hun eis mondeling te veranderen of te vermeerderen;

    • l. de wijze waarop met verstek en verzet wordt omgegaan als bedoeld in artikel 14;

    • m. het doen van de uitspraak door de regelrechter;

    • n. het gebruik dat de regelrechter heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de proceskosten geheel of gedeeltelijk te compenseren of om af te zien van beslissing over de compensatie;

    • o. de gevolgen voor de ervaren werklast bij de rechtspraak in verband met de uitvoering van het experiment; en

    • p. de aanwezigheid bij en bijdrage van rechtsbijstandsverleners aan de experimentele procedure.

Artikel 19. – Overgangsrecht

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op dagvaardingsprocedures waarin het exploot van dagvaarding rechtsgeldig is betekend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

  • 2 Ten aanzien van een procedure die aanhangig is gemaakt overeenkomstig dit besluit en tijdens de werkingsduur van dit besluit, blijft dit besluit van toepassing nadat het vervallen is.

Artikel 20. – Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld en vervalt drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 januari 2025

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

T.H.D. Struycken

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Y.J. van Hijum

Uitgegeven de vierentwintigste januari 2025

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D.M. van Weel