Beleidsregel aanwijzingsprocedure regionale publieke media-instellingen 2024

Geraadpleegd op 07-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 04-04-2025 en zichtdatum 30-07-2025.
Geldend van 10-10-2024 t/m heden

Beleidsregel van het Commissariaat voor de Media over de procedure tot aanwijzing van regionale publieke media-instellingen (Beleidsregel aanwijzingsprocedure regionale publieke media-instellingen 2024)

I. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Mediawet 2008;

  • b. regeling: de Mediaregeling 2008;

  • c. het Commissariaat: het Commissariaat voor de Media;

  • d. aanvraag: de aanvraag voor een aanwijzing als bedoeld in artikel 2.65 van de wet;

  • e. aanwijzingsperiode: een periode van vijf jaar als bedoeld in artikel 2.65 van de wet;

  • f. aanwijzingsprocedure: de gehele procedure van aanwijzing van een regionale publieke media-instelling voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal niveau als bedoeld in artikel 2.61, eerste lid, van de wet;

  • g. verzorgingsgebied: het gebied waarin de (potentiële) regionale publieke media-instelling de publieke mediadienst wenst uit te voeren respectievelijk uitvoert, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de wet;

  • h. mediaraad: het programmabeleid bepalend orgaan (pbo) als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, onder c van de wet;

  • i. hernieuwde aanwijzing: aanwijzing van een regionale publieke media-instelling voor een aanwijzingsperiode aansluitend op de voorgaande aanwijzingsperiode in de provincie waarvoor de regionale publieke media-instelling reeds is aangewezen.

II. Aanvragen algemeen

Artikel 2. Verzorgingsgebied

Een aanvraag tot aanwijzing als regionale publieke media-instelling kan worden ingediend voor één provincie of meerdere aan elkaar grenzende provincies wanneer het Commissariaat de aanwijzingsprocedure heeft opengesteld, met inachtneming van de bepalingen opgenomen in deze beleidsregel.

Artikel 3. Openstelling aanwijzingsprocedure en moment van indiening aanvraag

  • 1 Het Commissariaat kondigt veertien maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanwijzingsperiode van rechtswege eindigt, aan de provinciale staten van de betrokken provincie(s) aan wanneer de huidige aanwijzingsperiode eindigt en wat de uiterlijke indieningsdatum is waarop aanvragen bij het Commissariaat kunnen worden ingediend.

  • 2 Het Commissariaat maakt één jaar voordat de aanwijzingsperiode van rechtswege eindigt in de Staatscourant en aan de zittende regionale publieke media-instellingen bekend wat de uiterlijke indieningdatum is waarop geïnteresseerde partijen een aanvraag bij het Commissariaat kunnen indienen voor de volgende aanwijzingsperiode. Door de bekendmaking in de Staatscourant is de aanwijzingsprocedure opengesteld.

  • 3 Een aanvraag dient bij het Commissariaat te worden ingediend na openstelling van de aanwijzingsprocedure als bedoeld in het tweede lid en uiterlijk zes maanden voor het aflopen van de huidige aanwijzingsperiode. Dit geldt zowel voor aanvragen van zittende regionale publieke media-instellingen als voor aanvragen van andere geïnteresseerde partijen.

  • 4 Aanvragen die na afloop van de termijn als bedoeld in het derde lid worden ingediend, worden in beginsel afgewezen.

III. Vereisten aanvraag

Artikel 4. In te dienen documenten

  • 1 Voor het indienen van een aanvraag om aangewezen te worden als regionale publieke media-instelling dient gebruik te worden gemaakt van het (digitale) aanvraagformulier, zoals dat op de website van het Commissariaat ter beschikking is gesteld.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend en ondertekend door een daartoe bevoegd persoon en dient ten minste te bevatten:

    • a. de naam en het (e-mail)adres van de aanvragende rechtspersoon en van de natuurlijke persoon die de aanvraag indient;

    • b. de dagtekening;

    • c. de naam/namen van de provincie(s) waarvoor een aanvraag tot aanwijzing als regionale publieke media-instelling wordt ingediend;

    • d. een exemplaar van de notarieel vastgelegde statuten van de aanvragende rechtspersoon;

    • e. de ledenlijst van de mediaraad, waaruit blijkt wat de belangrijkste in de provincie(s) voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen zijn en door welke leden van de mediaraad deze stromingen worden vertegenwoordigd, inclusief een verklaring dat geen van de leden van de mediaraad een onverenigbare nevenfunctie heeft.

  • 3 Naast de verplicht in te dienen documenten, zoals bedoeld in het tweede lid, beveelt het Commissariaat sterk aan om de volgende documenten in te dienen als onderdeel van de aanvraag, betrekking hebbend op de aanvragende rechtspersoon;

    • a. het uittreksel van de Kamer van Koophandel, inclusief een overzicht van de namen en functies van de bestuursleden;

    • b. het beleidsplan;

    • c. het redactiestatuut;

    • d. (concept)samenwerkingsovereenkomsten;

    • e. een raming van de financiële middelen die voor het volgende kalenderjaar nodig zijn om het voorgenomen media-aanbod te verwezenlijken en een raming voor de daaropvolgende vier jaar, inclusief een toelichting op de begrote inkomsten en uitgaven.

  • 4 In het geval dat een aanvraag niet voldoet aan de in het tweede lid genoemde vereisten, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen een termijn van twee weken aan te vullen. Indien de aanvrager geen gebruikmaakt van die gelegenheid of de verstrekte gegevens en documenten onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kan het Commissariaat de aanvraag buiten behandeling stellen.

Artikel 5. Aanvullende stukken

Stukken die in aanvulling of ter wijziging van de initiële aanvraag zijn ingediend na verloop van de indieningstermijn, zoals bedoeld in het derde lid van artikel 3 van deze beleidsregel, worden door het Commissariaat doorgestuurd naar de provinciale staten van de betrokken provincie(s), indien deze stukken gelet op de stand van het adviestraject redelijkerwijs nog meegenomen kunnen worden door de provinciale staten.

IV. Advisering provinciale staten

Artikel 6. Termijn doorsturen aanvragen voor advies naar provinciale staten

  • 1 Indien een aanvraag voldoet aan de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze beleidsregel, stuurt het Commissariaat de aanvraag uiterlijk twee weken na het verstrijken van de geldende indieningstermijn voor advies door naar de provinciale staten van de betrokken provincie(s).

  • 2 In het geval een aanvraag bij ontvangst door het Commissariaat niet voldoet aan de indieningsvereisten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze beleidsregel en deze aanvraag binnen de hersteltermijn van twee weken alsnog aan de indiengingsvereisten voldoet, stuurt het Commissariaat de aangevulde aanvraag uiterlijk twee weken na het verstrijken van de hersteltermijn door naar de provinciale staten van de betrokken provincie(s).

Artikel 7. Advies provinciale staten

  • 1 In het advies dat de provinciale staten op grond van artikel 2.61, derde lid, van de wet aan het Commissariaat uitbrengen, dienen de provinciale staten uitsluitend vast te stellen:

    • a. of de aanvrager een rechtspersoon naar Nederlands recht is met volledige rechtsbevoegdheid;

    • b. of de aanvrager zich blijkens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stelt op regionaal niveau de publieke mediaopdracht uit te voeren door media-aanbod te verzorgen dat is gericht op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in de provincie leven; en

    • c. of de aanvrager statutair over een orgaan beschikt dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie(s) voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen en het beleid voor het media-aanbod bepaalt.

  • 2 Bij de beoordeling van het criterium genoemd in het eerste lid, sub c, dienen de provinciale staten in ieder geval te beoordelen of:

    • a. de belangrijkste maatschappelijke, culturele, geestelijke en godsdienstige stromingen binnen de desbetreffende provincie vertegenwoordigd zijn binnen de mediaraad;

    • b. de leden van de mediaraad afgevaardigden zijn van organisaties die actief zijn binnen de stroming die het desbetreffende lid van de mediaraad vertegenwoordigt en/of de leden van de mediaraad aantoonbare ervaring of kennis hebben waardoor zij als representant van de betreffende stroming kunnen worden aangemerkt.

  • 3 Bij het uitbrengen van het advies aan het Commissariaat, dient de provincie mee te sturen:

    • a. een ondertekend en deugdelijk gemotiveerd statenbesluit;

    • b. het bijbehorende statenvoorstel van gedeputeerde staten, inclusief alle stukken die aan het statenvoorstel ten grondslag zijn gelegd;

    • c. een internetlink naar de openbare opname van de Provinciale Statenvergadering waarin het besluit is genomen; en

    • d. de ledenlijst van de mediaraad op basis waarvan de provinciale staten het besluit tot vaststelling van het advies hebben genomen.

Meerdere aanvragen voor één provincie

Artikel 8. Voorkeursadvies provinciale staten bij meerdere aanvragen

  • 1 In het geval dat meerdere aanvragen voldoen aan de wettelijke criteria als bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, van de wet, dient te worden beoordeeld welke van de aanvragers het beste in staat wordt geacht om de functie van regionale publieke media-instelling voor de provincie te vervullen. In dat kader vraagt het Commissariaat de provinciale staten van de desbetreffende provincie – in aanvulling op het advies als bedoeld in artikel 7 van deze beleidsregel – advies aan het Commissariaat uit te brengen, te noemen het voorkeursadvies.

  • 2 De provinciale staten dienen het voorkeursadvies, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, uit te brengen op basis van een beoordeling van de aanvragen aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de mate van representativiteit en borging van het functioneren van de mediaraad;

    • b. de mate waarin is uitgewerkt hoe de aanvrager de sociaal-culturele diversiteit van de inwoners binnen het regionale verzorgingsgebied wil bedienen, daaronder begrepen de mate van zichtbaarheid en vindbaarheid van het media-aanbod;

    • c. de vraag in hoeverre de aanvrager in het kader van de uitvoering van de publieke media-opdracht van plan is om samen te werken met andere media-instellingen en maatschappelijke organisaties binnen het regionale verzorgingsgebied;

    • d. de mate en wijze van de beoogde interactie met en participatie van de inwoners bij het uitvoering geven aan de publieke media-opdracht binnen het regionale verzorgingsgebied;

    • e. de vraag of sprake is van een professioneel geborgde organisatie;

    • f. de vraag of de plannen van de aanvrager een realistische raming bevatten van de financiële middelen die voor het volgende kalenderjaar nodig zijn om het voorgenomen media-aanbod te verwezenlijken en een realistische raming voor de daaropvolgende vier kalenderjaren, inclusief een toelichting op de begrote inkomsten en uitgaven.

  • 3 Bij het uitbrengen van het voorkeursadvies aan het Commissariaat dient de provincie mee te sturen:

    • a. een ondertekend en deugdelijk gemotiveerd statenbesluit ter vaststelling van het voorkeursadvies;

    • b. het bijbehorende statenvoorstel van gedeputeerde staten inclusief alle stukken die aan het voorstel ten grondslag zijn gelegd; en

    • c. een internetlink naar de openbare opname van de Provinciale Statenvergadering waarin het besluit tot vaststelling van het voorkeursadvies is genomen.

Artikel 9. Termijn uitbrengen (voorkeurs)advies door provinciale staten

  • 1 De provinciale staten brengen uiterlijk achttien weken na ontvangst van de door het Commissariaat doorgestuurde aanvraag of aanvragen advies uit aan het Commissariaat.

  • 2 De provinciale staten kunnen eenmalig en gemotiveerd het Commissariaat verzoeken om uitstel van de termijn van achttien weken voor het uitbrengen van advies. De termijn voor het uitbrengen van advies kan met maximaal vier weken worden verlengd.

  • 3 Van het tweede lid kan worden afgeweken als ten genoegen van het Commissariaat kan worden aangetoond dat sprake is van bijzondere omstandigheden, waardoor het niet redelijk wordt geacht dat de provinciale staten binnen de verlenging van vier weken advies uitbrengen.

V. Besluitvorming

Artikel 10. Toetsing advies van de provinciale staten

  • 1 Het Commissariaat beoordeelt de aanvraag in samenhang met het advies van de provinciale staten. Bij deze beoordeling toetst het Commissariaat of:

    • a. het advies van de provinciale staten op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen; en

    • b. het advies deugdelijk is gemotiveerd.

  • 2 Indien het advies voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden, legt het Commissariaat dit advies in beginsel ten grondslag aan het besluit op de aanvraag, tenzij in de omstandigheden van het geval zwaarwegende gronden bestaan om van het advies af te wijken. Indien wordt afgeweken van het advies, wordt dit in het besluit op de aanvraag gemotiveerd.

  • 3 Indien het Commissariaat van mening is dat het advies niet voldoet aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden, kan het Commissariaat de provinciale staten verzoeken een aanvullend advies uit te brengen. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn het aanvullende advies dient te worden uitgebracht.

Artikel 11. Zienswijze bij voornemen tot (gedeeltelijke) afwijzing

  • 1 Indien het Commissariaat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, maakt het Commissariaat dit voornemen kenbaar aan alle betrokken partijen en stelt het Commissariaat de betreffende aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van het voornemen een zienswijze naar voren te brengen bij het Commissariaat.

  • 2 De betreffende aanvrager kan eenmalig en gemotiveerd het Commissariaat verzoeken om uitstel van de termijn van twee weken voor het indienen van een zienswijze.

  • 3 De inhoud van een zienswijze wordt meegenomen bij het nemen van het besluit op de aanvraag.

  • 4 Indien het Commissariaat vanwege een uitgebrachte zienswijze aanleiding ziet om nadere informatie op te vragen, worden partijen daarvan in kennis gesteld.

Artikel 12. Onverenigbare nevenfuncties

  • 1 Indien gedurende de aanwijzingsprocedure blijkt dat in de mediaraad van de aanvragende media-instelling leden zitting hebben die een nevenfunctie uitoefenen die de onafhankelijkheid van het media-aanbod kunnen beïnvloeden, kan het Commissariaat de aanvraag afwijzen.

  • 2 Met inachtneming van de status van de aanwijzingsprocedure wordt, alvorens het Commissariaat een besluit tot afwijzing neemt, de desbetreffende media-instelling een mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze geboden.

Artikel 13. Geen voorkeursadvies van de provinciale staten

Indien sprake is van meerdere aanvragen die voldoen aan de eisen die worden gesteld op grond van artikel 2.61, tweede lid, van de wet en de betrokken provinciale staten geen voorkeursadvies uitbrengen, als bedoeld in artikel 8 van deze beleidsregel, kan het Commissariaat één van de aanvragers aan als regionale publieke media-instelling aanwijzen op basis van loting door een notaris.

Artikel 14. Termijn besluitvorming

  • 1 Het Commissariaat neemt in beginsel binnen vier weken na ontvangst van het advies van de provinciale staten een besluit op de aanvraag.

  • 2 Wanneer een van de aanvragers ingevolge het bepaalde in artikel 11 van deze beleidsregel in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze in te dienen, neemt het Commissariaat in beginsel een besluit binnen vier weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 11 van deze beleidsregel.

  • 3 Van het bepaalde in dit artikel kan worden afgeweken indien de omstandigheden van het geval een langere beslistermijn vergen.

Artikel 15. Ingangsdatum besluit, duur aanwijzing en onoverdraagbaarheid aanwijzing

  • 1 De eerstvolgende aanwijzingen die na de ingangsdatum van deze beleidsregel door het Commissariaat worden afgegeven, treden in werking per 1 januari 2026. Voor de daaropvolgende aanwijzingsperiodes geldt dat aanwijzingen in werking treden met ingang van de concessie zoals bedoeld in artikel 2.60K van de wet, dan wel met ingang van het zesde jaar van die concessie.

  • 2 Een aanwijzing geldt voor de duur van vijf jaar.

  • 3 Wanneer de aanwijzingsperiode reeds is verstreken op het moment dat het Commissariaat een besluit neemt op de aanvraag of aanvragen, gaat de aanwijzing met terugwerkende kracht in per de datum zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 4 Een aanwijzing als regionale publieke media-instelling is niet overdraagbaar en is naar haar aard niet vatbaar voor overgang onder algemene titel.

VI. Slotbepaling

Artikel 16. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1 Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel aanwijzingsprocedure regionale publieke media-instellingen 2024.

  • 2 Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing in de Staatscourant.