Besluit erkend stelsel en uitvoering, mandaat en machtiging

Geraadpleegd op 27-04-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 08-03-2025.
Geldend van 27-09-2024 t/m heden

Besluit van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 15 september 2024 nr. 2024-0000024769, tot het vaststellen en uitvoeren van het erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw en tot het verlenen van mandaat en machtiging aan de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw (Besluit erkend stelsel en uitvoering, mandaat en machtiging)

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Gelet op artikel 4.3, eerste lid, onder a van de Omgevingswet, de artikelen 1.2 en 2.15 en bijlage I van het Besluit bouwwerken leefomgeving, en afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien de schriftelijke instemming van het bestuur van de toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht d.d. 1 mei 2024;

BESLUIT:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;

  • b. wet: Omgevingswet;

  • c. besluit: Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • d. erkend stelsel: een door de minister erkend stelsel van kwaliteitsverklaringen voor de bouw, als bedoeld in artikel 2.15 van het besluit;

  • e. beoordelingsrichtlijn: een grondslag voor certificatie;

  • f. kwaliteitsverklaring bouw: kwaliteitsverklaring bouw als bedoeld in bijlage I van het besluit;

  • g. instituut: geaccrediteerde, onafhankelijke en deskundige instelling, als bedoeld in bijlage I van het besluit die is aangewezen door de minister en kwaliteitsverklaringen afgeeft binnen het erkende stelsel;

  • h. schemabeheerder: geaccrediteerde, onafhankelijke en deskundige instelling, die beoordelingsrichtlijnen ontwikkelt en beheert binnen het erkende stelsel;

  • i. toelatingsorganisatie: toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw als bedoeld in artikel 7ak van de Woningwet;

  • j. verordening bouwproducten: verordening (EU) 2011/305 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PbEU 2011 L88/5).

Hoofdstuk 2. Erkend stelsel

Artikel 2. Inhoud erkend stelsel

  • 1 Kwaliteitsverklaringen waarvan de afgifte voldoet aan de in het derde lid genoemde voorwaarde worden geachte te zijn afgegeven onder het erkend stelsel.

  • 2 De minister wijst instituten aan die kwaliteitsverklaringen bouw mogen afgeven;

  • 3 De minister stelt aan de aanwijzing als bedoeld in het eerste lid voorwaarden over de eisen en procedures die door de aangewezen instituten moeten worden gehanteerd bij de afgifte van kwaliteitsverklaringen bouw.

Hoofdstuk 3. Bepalingen ten aanzien van uitvoering?

Artikel 3. Voorwaarden afgifte kwaliteitsverklaringen bouw

  • 1 De minister kan op een aanvraag van een schemabeheerder een beoordelingsrichtlijn aanwijzen die:

    • a. voldoet aan de technische regels uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en duurzaamheid en de voorschriften inzake het gebruik die bij of krachtens het besluit zijn gesteld;

    • b. niet strijdig is met artikel 8, derde lid, van de verordening bouwproducten;

    • c. aansluit bij reeds tot het erkend stelsel toegelaten beoordelingsrichtlijnen; en

    • d. voldoet aan de voorwaarden van het aanwijzingskader, bedoeld in het vijfde lid.

  • 2 De minister toetst een door een aangewezen instituut afgegeven kwaliteitsverklaring en erkent dat die:

    • a. aansluit op een al tot het stelsel aangewezen beoordelingsrichtlijn;

    • b. niet strijdig is met artikel 8, derde lid, van de verordening bouwproducten;

    • c. een uniek nummer heeft dat is afgegeven door een aangewezen instituut;

    • d. de door de aangewezen instelling afgegeven verklaring aan één rechtspersoon is toegewezen onder de voorwaarde dat deze verklaring niet overdraagbaar is; en

    • e. voldoet aan de voorwaarden van het aanwijzingskader, bedoeld in het zesde lid.

  • 3 De minister kan een aanwijzing van een beoordelingsrichtlijn schorsen of intrekken als deze niet meer voldoet aan het bepaalde in het eerste lid.

  • 4 De minister kan een erkenning van een afgegeven kwaliteitsverklaring schorsen of intrekken als deze niet meer voldoet aan het bepaalde in het tweede lid.

  • 5 De minister kan het aanwijzen van een instituut schorsen of intrekken als deze niet meer voldoet aan het bepaalde in het artikel 2, eerste lid.

Artikel 4. Openbaar register

  • 1 De minister houdt een openbaar register bij van de beoordelingsrichtlijnen binnen het stelsel, die voldoen aan artikel 3, eerste lid.

  • 3 Bij zwaarwegende signalen omtrent de betrouwbaarheid van een kwaliteitsverklaring van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde criteria, kan de minister een onderzoek gelasten en de publicatie van die kwaliteitsverklaring voor een periode van maximaal twee maanden opschorten.

  • 4 Voor het goed functioneren van het stelsel van kwaliteitsverklaringen licht de minister het betreffende aangewezen instituut en de Raad voor Accreditatie in over de zwaarwegende signalen, het onderzoek en over de opschorting van de publicatie als bedoeld in het derde lid.

  • 5 Binnen de in het derde lid bepaalde termijn meldt het aangewezen instituut aan de minister en de Raad voor Accreditatie de uitkomst van het nader onderzoek, als bedoeld in het derde lid.

  • 6 De minister besluit na de uitkomst van het nader onderzoek als bedoeld in het derde lid of de erkenning van de kwaliteitsverklaring wordt ingetrokken en of de publicatie van de kwaliteitsverklaring wordt doorgehaald.

Artikel 5. Financiering

  • 1 Voor de aanwijzing, bedoeld in artikel 2, onder g, is het instituut vergoeding verschuldigd aan de minister.

  • 4 De tarieven voor de vergoedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden bekend gemaakt op www.officielebekendmakingen.nl en zijn te vinden op de website van de toelatingsorganisatie.

Hoofdstuk 4. Mandaat en machtiging

Artikel 6. Bevoegdheden

Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt mandaat en machtiging verleend om namens de minister de volgende bevoegdheden uit te oefenen en de taken uit te voeren:

Artikel 7. Beleidsregels

Het op grond van dit besluit verleende mandaat en machtiging ten behoeve van het bestuur van de toelatingsorganisatie omvat mede de bevoegdheid tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van beleidsregels met betrekking tot de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 6.

Artikel 8. Nemen van besluiten

  • 1 Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten en het verrichten van overige handelingen die verband houden met de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikelen 6 en 7.

  • 2 Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt mandaat en machtiging verleend:

    • a. om namens de minister een besluit te nemen op een bezwaarschrift gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 6;

    • b. verweer te voeren, in geval beroep of hoger beroep is ingesteld ter zake van een besluit op bezwaar als bedoeld in artikel 6;

    • c. verweer te voeren in geval een voorlopige voorziening is ingesteld in het kader van een bezwaar, beroep of hoger beroep ter zake van een besluit als bedoeld in artikel 6; en

    • d. een procesbesluit te nemen in het instellen van beroep, hoger beroep alsmede het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening.

  • 4 Aan het bestuur van de toelatingsorganisatie wordt machtiging verleend tot het namens de minister behandelen en beantwoorden van burgerbrieven, daarin zo nodig inhoudelijk bijgestaan door beleidsdirecties van het Ministerie van Volkshuisvestingen Ruimtelijke Ordening.

Artikel 9. Ondermandaat

  • 1 Het bestuur van de toelatingsorganisatie is bevoegd ten aanzien van de bevoegdheden en taken zoals genoemd in artikel 6 en 8 ondermandaat en machtiging te verlenen aan de onder het bestuur ressorterende ambtenaren, die werkzaam zijn voor de organisatie.

  • 2 Het verlenen van ondermandaat of machtiging alsmede wijziging daarvan, geschiedt schriftelijk en wat de formulering betreft in overeenstemming met het mandaatbesluit van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

  • 3 Een afschrift van besluiten inzake ondermandaat of machtiging als bedoeld in het vorige lid wordt gezonden aan de secretaris-generaal van en aan het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en aan degenen aan wie krachtens dit besluit ondermandaat dan wel machtiging is verleend.

Artikel 10. Ondertekening

  • 1 Als een besluit wordt genomen bij of krachtens een in dit besluit gemandateerde bevoegdheid, luidt de ondertekening:

    De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

    namens deze: gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de gemandateerde.

  • 2 Het krachtens mandaat of machtiging ondertekenen van automatisch gegenereerde stukken vindt plaats op de volgende wijze:

    De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

    namens deze: gevolgd door functieaanduiding en naam van de gemandateerde functionaris. Dit bericht is automatisch gegenereerd en bevat daarom geen handtekening.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan een automatisch gegenereerd stuk ook met een handtekening worden ondertekend. De ondertekening geschiedt dan overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid.

  • 4 In geval van uitoefening van een ondertekeningsmandaat worden uitgaande stukken ondertekend met:

    ‘Overeenkomstig het/de door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningnamens deze, door (naam en functie van de gemandateerde) genomen besluit, ondertekend door:’

    Gevolgd door de functieaanduiding van de functionaris die gemachtigd is tot het ondertekenen en zijn of haar handtekening en naam.

  • 5 Bij afwezigheid van de tot tekenen aangewezen functionaris zal alleen diegene tekenen die daartoe in het kader van de ondermandatering formeel is aangewezen.

Hoofdstuk 5. Aanwijzing toezichthouders

Artikel 11. Aanwijzing toezichthouders

De ambtenaren van de toelatingsorganisatie worden aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 6.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 12. Informatieverstrekking

  • 1 Het bestuur van de toelatingsorganisatie stelt jaarlijks voor 15 maart een jaarverslag op over de bevindingen van de in de artikelen 6, 7 en 8 genoemde gemandateerde taken en bevoegdheden en de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de hieruit voortvloeiende werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.

  • 2 Het bestuur van de toelatingsorganisatie informeert de minister over zwaarwegende en politiek-bestuurlijk gevoelige omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op bevoegdheden die zijn verleend op basis machtiging.

Artikel 13. Overgangsrecht

Kwaliteitsverklaringen afgegeven onder

zijn kwaliteitsverklaringen als bedoeld in hoofdstuk 2.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2024.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit erkend stelsel en uitvoering, mandaat en machtiging.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

M.C.G. Keijzer