Regeling specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidzorg

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
[Regeling vervalt per 31-12-2035.]
Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 20-03-2024 t/m heden

Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 11 maart 2024, kenmerk 3778259-1062120-PG, houdende het verstrekken van een specifieke uitkering ten behoeve van aanvullende seksuele gezondheidszorg (Regeling specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidszorg)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aanvullende seksuele gezondheidszorg: soa-zorg, seksualiteitshulpverlening en PrEP-zorg;

  • collectieve preventie: taken van het college van burgemeester en wethouders op het gebied van preventie als bedoeld in de Wet publieke gezondheid;

  • coördinatie: het ten behoeve van de regio van de desbetreffende coördinerende GGD op planmatige wijze inrichten van het aanbod van aanvullende seksuele gezondheidszorg en waarborgen dat de aanvullende seksuele gezondheidszorg voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen volgend uit deze regeling;

  • coördinerende GGD: instelling die in stand houdt of de instellingen die in stand houden:

    • a. de GGD van de gemeente Amsterdam, werkzaam binnen de regio die bestaat uit de provincies Noord-Holland en Flevoland;

    • b. de GGD Gelderland-Zuid, werkzaam binnen de regio die bestaat uit de provincies Overijssel en Gelderland;

    • c. de GGD Groningen, werkzaam binnen de regio die bestaat uit de provincies Friesland, Drenthe en Groningen;

    • d. de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag, werkzaam binnen de regio die bestaat uit het deel van de provincie Zuid-Holland, bestaande uit de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam/Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;

    • e. de GGD Rotterdam-Rijnmond, werkzaam binnen de regio die bestaat uit het overige deel van de provincie Zuid-Holland, bestaande uit de gemeenten die geen deel uitmaken van het deel van de provincie Zuid-Holland genoemd onder onderdeel d;

    • f. de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant, werkzaam binnen de regio die bestaat uit de provincies Zeeland en Noord-Brabant;

    • g. de GGD Zuid-Limburg, werkzaam binnen de regio die bestaat uit de provincie Limburg;

    • h. de GGD Regio Utrecht, werkzaam binnen de regio die bestaat uit de provincie Utrecht;

  • curatieve gezondheidszorg: zorg die wordt bekostigd op grond van een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet;

  • exploitatieresultaat: de som van de gerealiseerde bijdragen van derden, de in het besluit tot verlening vermelde begrote eigen bijdrage of de gerealiseerde eigen bijdrage als deze hoger is dan de begrote eigen bijdrage en de verleende uitkering verminderd met de gerealiseerde kosten;

  • GGD: gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;

  • minister: de Minister voor Medische Zorg;

  • PrEP: Pre Expositie Profylaxe, een medicijn ter preventieve behandeling van hiv;

  • PrEP-zorg: counseling bij PrEP-gebruik;

  • regiobrede meerjarenvisie: een omschrijving die betrekking heeft op de regio waarvoor een coördinerende GGD verantwoordelijk is van de visie en doelen, alsmede het benoemen en motiveren van activiteiten, in relatie tot de aanvullende werking op de curatieve gezonheidszorg en collectieve preventie;

  • RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport genoemd in artikel 2 van de Wet op het RIVM;

  • seksualiteitshulpverlening: in aanvulling op de curatieve gezondheidszorg en collectieve preventie, verlenen of doen verlenen van hulpverlening met betrekking tot de seksuele gezondheid;

  • soa: een of meer van de volgende seksueel overdraagbare infecties:

    • a. chlamydia, gonorroe, syfilis, hiv;

    • b. voor zover dit geïndiceerd is hepatitis B, hepatitis C, trichomonas of herpes genitalis;

  • soa-zorg: in aanvulling op de curatieve gezondheidszorg en collectieve preventie, verlenen of doen verlenen van zorg met betrekking tot soa;

  • uitkering: specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 1.2. Toepasselijkheid Awb en Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Artikel 1.3. Activiteiten waarvoor een uitkering wordt verstrekt

De minister kan per kalenderjaar op aanvraag een uitkering verstrekken aan een coördinerende GGD voor activiteiten in het kader van aanvullende seksuele gezondheidszorg en coördinatie in de regio waarbinnen de coördinerende GGD werkzaam is.

Artikel 1.4. Dienst van algemeen economisch belang

  • 1 Aanvullende seksuele gezondheidszorg en coördinatie wordt aangewezen als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

  • 2 In aanvulling op de artikelen 3.3 en 4.2 wordt een uitkering als bedoeld in artikel 1.3 uitsluitend verstrekt als de aanvrager met de Staat een overeenkomst sluit waarbij de Staat de aanvrager belast met en de aanvrager zich verplicht tot het verrichten van de dienst van algemeen economisch belang.

Hoofdstuk 2. Verlening

Artikel 2.1. Aanvraag tot verlening

  • 1 De aanvraag tot verlening van een uitkering kan jaarlijks tot uiterlijk 13 weken voor de aanvang van het jaar waar de uitkering betrekking op heeft door de coördinerende GGD worden ingediend tot en met 30 september 2033.

  • 2 De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 In afwijking van het eerste en tweede lid wordt een aanvraag tot verlening van een uitkering voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder c, en artikel 4.1, voor de periode van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2024 op uiterlijk 1 mei 2024 ingediend.

  • 4 De coördinerende GGD consulteert de GGD’en in diens regio over de aanvraag.

  • 5 Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 6 De aanvraag vergezeld van:

    • a. een document waarin de coördinerende GGD de uitkomsten van de consultatie beschrijft; en

    • b. een document waarin de coördinerende GGD een regiobrede meerjarenvisie beschrijft.

Artikel 2.2. Verlening en bevoorschotting

  • 1 De minister beslist binnen 13 weken na ontvangst op de aanvraag.

  • 2 Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval het bedrag van de uitkering, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend, de activiteiten waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 3 De minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100%, dat in één keer wordt betaald.

Hoofdstuk 3. Soa-zorg en seksualiteitshulpverlening

Artikel 3.1. Nadere invulling activiteiten hoofdstuk 3

  • 1 Activiteiten in het kader van seksualiteitshulpverlening, zijn:

    • a. het signaleren van hulpvragen met betrekking tot seksuele gezondheid;

    • b. het verrichten van eenvoudige psychosociale en somatische diagnostiek;

    • c. het geven van informatie en advies;

    • d. het voorschrijven van en behandelen met geneesmiddelen;

    • e. het verwijzen ter behandeling van complexe hulpvragen;

    • f. het registreren van gegevens ten behoeve van beleidsvorming op het gebied van collectieve preventie en seksualiteitshulpverlening.

  • 2 Activiteiten in het kader van soa-zorg, met betrekking tot de daarbij genoemde soa, zijn:

    • a. indicatiestelling, anamnese, lichamelijk onderzoek, counseling, voorlichting en afname van lichaamsmateriaal voor soa-diagnostiek;

    • b. het uitvoeren of laten uitvoeren van soa-diagnostiek ten behoeve van soa-zorg;

    • c. het periodiek uitvoeren of laten uitvoeren van diagnostiek ten behoeve van PrEP-zorg;

    • d. de behandeling van en op indicatie verwijzing ter behandeling van chlamydia, gonorroe, syfilis of trichomonas; de verwijzing ter behandeling van hiv, hepatitis C of hepatitis B;

    • e. het registeren van gegevens over de zorg, bedoeld onder a tot en met d, ten behoeve van surveillance en onderzoek naar de aanwezigheid van soa en beleidsvorming op het gebied van collectieve preventie en soa-bestrijding.

Artikel 3.2. Hoogte van de uitkering

  • 1 De uitkering voor activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, met uitzondering van activiteiten bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder c, in het kader van soa-zorg, seksualiteitshulpverlening en de coördinatie daarvan bedraagt voor het kalenderjaar 2024 ten hoogste:

    • a. € 14.537.685,– voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 5.663.097,– voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 2.306.362,– voor de GGD Groningen;

    • d. € 3.674.035,– voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 5.043.864,– voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 4.710.902,– voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 2.545.824,– voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 1.805.590,– voor de GGD Regio Utrecht.

  • 2 De uitkering voor activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder c, bedraagt voor de periode van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2024 ten hoogste:

    • a. € 689.811,– voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 231.897,– voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 98.714,– voor de GGD Groningen;

    • d. € 156.039,– voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 266.868,– voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 219.097,– voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 112.739,– voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 135.669,– voor de GGD Regio Utrecht.

  • 3 De uitkering voor activiteiten, bedoeld in artikel 3.1, in het kader van soa-zorg, seksualiteitshulpverlening en de coördinatie daarvan bedraagt voor het kalenderjaar 2025 ten hoogste:

    • a. € 16.032.838,– voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 6.157.168,– voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 2.520.831,– voor de GGD Groningen;

    • d. € 4.007.994,– voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 5.628.697,– voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 5.184.759,– voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 2.788.310,– voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 2.111.275,– voor de GGD Regio Utrecht.

  • 4 De minister kan de maximumbedragen van de uitkering jaarlijks indexeren.

Artikel 3.3. Voorwaarden

  • 1 De soa-zorg en seksualiteitshulpverlening zijn afgestemd op de collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg.

  • 2 Seksualiteitshulpverlening is gericht op personen jonger dan 25 jaar.

  • 3 Soa-zorg is gericht op:

    • a. personen die behoren tot groepen in de samenleving met een verhoogd risico op een soa;

    • b. personen die in het kader van de bron- en contactopsporing gewaarschuwd zijn voor een soa;

    • c. personen met klachten die wijzen op een soa;

    • d. personen jonger dan 25 jaar;

    • e. personen die slachtoffer zijn geworden van verkrachting of seksueel geweld.

  • 5 Soa-diagnostiek ten behoeve van soa-zorg wordt verricht ten behoeve van het stellen van een diagnose met betrekking tot:

    • a. ten minste chlamydia, gonorroe en syfilis, en hiv op opt-out basis, bij personen, bedoeld in het derde lid, onderdeel a tot en met c en e;

    • b. chlamydia en gonorroe bij personen, bedoeld in het derde lid, onderdeel d.

  • 6 Diagnostiek ten behoeve van PrEP-zorg wordt verricht in het kader van het startconsult of het vervolgconsult, bedoeld in artikel 4.1, onder a, ten behoeve van het stellen van een diagnose voor hiv, syfilis, chlamydia, gonorroe, hepatitis-c en, indien diagnostiek hiernaar geïndiceerd is, de nierfunctie.

Artikel 3.4. Verplichtingen

De coördinerende GGD draagt er ten behoeve van diens regio zorg voor dat in het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt:

  • a. sprake is van inspanningen om personen te bereiken die ondervertegenwoordigd zijn in de soa-zorg en seksualiteitshulpverlening;

  • b. bij soa-zorg, sprake is van een optimaal vindpercentage soa;

  • c. van personen, bedoeld in artikel 3.3, tweede en derde lid, geen betalingen worden verlangd;

  • d. uiterlijk twee maanden na afloop van ieder kwartaal gegevens worden verstrekt aan het RIVM van alle consulten, waaronder aanvragen voor diagnostiek en -uitslagen; en

  • e. de registratie, bedoeld onder lid d, op een door de minister vastgestelde wijze wordt verstrekt aan het RIVM.

Hoofdstuk 4. PrEP-zorg

Artikel 4.1. Nadere invulling activiteiten hoofdstuk 4

Activiteiten in het kader van PrEP-zorg, zijn:

  • a. het voeren van startconsulten, één vervolgconsult dat een maand na het startconsult plaatsvindt, en daarna periodieke vervolgconsulten;

  • b. het registeren van gegevens over de PrEP-zorg ten behoeve van onderzoek naar de aanwezigheid van hiv en beleidsvorming op het gebied van collectieve preventie en hiv-bestrijding; en

  • c. het uitschrijven van recepten voor orale PrEP.

Artikel 4.2. Voorwaarden

De PrEP-zorg is gericht op personen met een verhoogd risico op hiv, zoals in ieder geval mannen die seks hebben met mannen en transgender personen die voldoen aan de inclusiecriteria uit de vigerende beroepsrichtlijn.

Artikel 4.3. Kosten start- en vervolgconsulten

  • 1 Het gemiddelde tarief per startconsult is maximaal € 80,–.

  • 2 Het gemiddelde tarief per vervolgconsult is maximaal € 50,–.

  • 3 De minister kan de gemiddelde tarieven uit het eerste en tweede lid jaarlijks indexeren.

Artikel 4.4. Hoogte van de uitkering

  • 1 De uitkering voor activiteiten in het kader van PrEP-zorg, bedoeld in artikel 4.1, en de coördinatie daarvan bedraagt voor de periode van 1 augustus 2024 tot en met 31 december 2024 ten hoogste:

    • a. € 354.576,– voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 140.470,– voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 65.407,– voor de GGD Groningen;

    • d. € 79.373,– voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 144.020,– voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 128.103,– voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 65.540,– voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 69.843,– voor de GGD Regio Utrecht.

  • 2 De uitkering voor activiteiten in het kader van PrEP-zorg, bedoeld in artikel 4.1, en de coördinatie daarvan bedraagt voor het kalenderjaar 2025 ten hoogste:

    • a. € 850.984,– voor de GGD van de gemeente Amsterdam;

    • b. € 337.128,– voor de GGD Regio Gelderland Zuid;

    • c. € 156.976,– voor de GGD Groningen;

    • d. € 190.496,– voor de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag;

    • e. € 345.648,– voor de GGD Rotterdam-Rijnmond;

    • f. € 307.448,– voor de GGD van het openbaar lichaam Hart voor Brabant;

    • g. € 157.296,– voor de GGD Zuid-Limburg;

    • h. € 167.624,– voor de GGD Regio Utrecht.

  • 3 De minister kan de maximumbedragen van de uitkering jaarlijks indexeren.

Artikel 4.5. Verplichtingen

De coördinerende GGD draagt er ten behoeve van zijn regio zorg voor dat in het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt:

  • a. de GGD’en binnen de regio die medicatie voorschrijven aan een persoon, diens huisarts informeren, mits die persoon daarmee instemt;

  • b. van personen, bedoeld in artikel 4.2, geen betalingen worden verlangd;

  • c. uiterlijk twee maanden na afloop van ieder kwartaal gegevens worden verstrekt aan het RIVM over het aantal begeleide personen in PrEP-zorg en het aantal consulten, bedoeld in artikel 4.1, onder a; en

  • d. de registratie, bedoeld in artikel 4.1, onder b, op een door de minister vastgestelde wijze wordt verstrekt aan het RIVM.

Hoofdstuk 5. Verplichtingen, verantwoording, vaststelling en egalisatiereserve

Artikel 5.1. Algemene verplichtingen

De coördinerende GGD draagt ten behoeve van diens regio zorg voor dat in het jaar waarvoor de uitkering wordt verstrekt:

  • a. de aanvullende seksuele gezondheidszorg in diens regio wordt aangeboden;

  • b. de aanvullende seksuele gezondheidszorg wordt uitgevoerd in samenwerking met andere GGD’en binnen de regio; en

  • c. de aanvullende seksuele gezondheidszorg van verantwoorde kwaliteit conform het vigerende kwaliteitsprofiel en vigerende beroepsrichtlijnen is.

Artikel 5.2. Verantwoording en vaststelling

  • 2 De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie over de vaststelling van de uitkering.

  • 3 Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag, verminderd met de eventuele overschrijding van de maximaal toegestane toevoeging aan de egalisatiereserve, bedoeld in artikel 5.3.

Artikel 5.3. Egalisatiereserve

  • 1 De ontvanger van een uitkering, als bedoeld in artikel 1.3, vormt een egalisatiereserve.

  • 2 De egalisatiereserve bedraagt ten minste € 0 en ten hoogste 10% van het bij het besluit tot verlening bepaalde bedrag van de uitkering dan wel ten hoogste een lager percentage dat door de minister bij het besluit tot verlening is bepaald.

  • 3 Indien de uitkering wordt verlaagd wegens het niet of niet geheel verrichten van de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, wordt de maximaal toegestane egalisatiereserve berekend op basis van de verlaagde uitkering.

Artikel 5.4. Opbouw egalisatiereserve

  • 1 De egalisatiereserve wordt gevormd door een toevoeging bij een positief exploitatieresultaat en een onttrekking bij een negatief exploitatieresultaat.

  • 2 De maximale toevoeging aan de egalisatiereserve is het bedrag dat aan de egalisatiereserve kan worden toegevoegd zonder de maximale omvang, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, te overschrijden. De maximale onttrekking aan de egalisatiereserve is het bedrag van de egalisatiereserve.

  • 3 De toevoeging of onttrekking is gelijk aan het exploitatieresultaat vermenigvuldigd met de verleende uitkering gedeeld door de som van de in het besluit tot verlening vermelde begrote eigen bijdrage en de verleende uitkering.

  • 4 Voor zover het voor de toevoeging beschikbare bedrag hoger is dan de maximale toevoeging, wordt dat bedrag bij de vaststelling in mindering gebracht op de uitkering.

  • 5 Voor de toepassing van de vorige leden worden uitsluitend in aanmerking genomen de kosten, de bijdragen van derden en de uitkering met betrekking tot activiteiten waarvoor de uitkering is verleend en die werkelijk zijn verricht.

Artikel 5.5. Besteding egalisatiereserve

  • 1 De egalisatiereserve wordt in een kalenderjaar uitsluitend besteed aan activiteiten waarvoor de uitkering in dat kalenderjaar is verleend en die niet kunnen worden bekostigd uit de uitkering die is verleend ten behoeve van dat kalenderjaar.

  • 2 De besteding van de egalisatiereserve wordt vooraf schriftelijk gemeld aan de minister.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1. Hardheidsclausule

De minister kan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.4. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2035.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, vervalt artikel 1.4 op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen B en D, van het bij koninklijke boodschap van 30 maart 2023 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van een vergunningplicht en een meldplicht ter zake van het verrichten van handelingen met poliovirus en enkele anderen wijzigingen (Kamerstukken 36 334) in werking treedt.

Artikel 6.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering aanvullende seksuele gezondheidzorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg,

P.A. Dijkstra

Naar boven