Regeling specifieke uitkering niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente

[Regeling vervalt per 01-10-2026.]
Geraadpleegd op 13-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 28-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 november 2023, kenmerk 3726212-1056819-J, houdende regels inzake de verstrekking van een specifieke uitkering in verband met de compensatie van gemeenten na wijziging van het begrip woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet (Regeling specifieke uitkering niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Voor een uitkering in aanmerking komende situaties

  • 1 De minister kan op aanvraag een uitkering verstrekken aan een gemeente die op grond de Jeugdwet verantwoordelijk is voor de bekostiging van aaneengesloten jeugdhulp met verblijf en de daarmee samenhangende kosten, die zijn ontstaan na inwerkingtreding van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel, voor een jeugdige die:

    • a. is geboren in een in deze gemeente gevestigde instelling en destijds is ingeschreven in de BRP in deze gemeente; en wiens moeder ten tijde van de geboorte van deze jeugdige is ingeschreven in de BRP in deze gemeente, maar dat niet was voorafgaand aan het verblijf in die instelling;

    • b. voorafgaand aan de aaneengesloten jeugdhulp met verblijf, verbleef in een in de aanvragende gemeente gevestigd opvangcentrum en destijds is ingeschreven in het BRP in deze gemeente;

    • c. is geboren buiten Nederland en onmiddellijk sinds diens aankomst in Nederland verbleef in een in de aanvragende gemeente gevestigde instelling en destijds is ingeschreven in de BRP in deze gemeente; of

    • d. vanuit het buitenland geplaatst is bij een bij de minister en gemeente bekende organisatie voor een observatieperiode en daarna in een in de aanvragende gemeente gevestigde instelling is geplaatst, waar diens moeder voor die plaatsing was ingeschreven in de BRP.

  • 2 De minister kan afwijken van de situaties, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. naar het oordeel van de minister blijkt dat door de aanvragende gemeente redelijkerwijs wordt aangetoond dat sprake is van niet beoogde bekostiging van aaneengesloten jeugdhulp met verblijf en de daarmee samenhangende kosten voor een jeugdige, na inwerkingtreding van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel, die voortvloeit uit het feit dat in die gemeente een instelling of opvangcentrum is gevestigd; en

    • b. de aanvragende gemeente zich heeft ingespannen te onderzoeken en bewerkstelligen dat de juiste gemeente de aaneengesloten jeugdhulp met verblijf aan de jeugdige en de daarmee samenhangende kosten financiert.

Artikel 4. In aanmerking komende kosten

  • 1 Alleen kosten voor een jeugdige met aangesloten jeugdhulp met verblijf komen voor een uitkering in aanmerking.

  • 2 Alleen de door de aanvragende gemeente werkelijk gerealiseerde kosten voor jeugdhulp, jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en kinderbeschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet komen voor een uitkering in aanmerking.

  • 4 Alleen kosten die in het kalenderjaar 2022 en 2023 gemaakt zijn komen voor een uitkering in aanmerking.

Artikel 5. Uitkeringsplafond

  • 1 Het uitkeringsplafond voor aanvragen die zien op de jaren 2022 en 2023 is € 60.000.000.

  • 2 Het uit hoofde van het uitkeringsplafond beschikbare bedrag wordt evenredig over de ingediende aanvragen verdeeld als het totaal aangevraagde bedrag het uitkeringsplafond overschrijdt.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1 Een gemeente dient een aanvraag tot verlening van de uitkering in, die kan zien op het jaar 2022, het jaar 2023 of beiden en op alle jeugdigen tezamen waarop een situatie als bedoeld in artikel 3 op van toepassing is.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend in de periode van 1 mei 2024 om 9.00 uur tot en met 31 juli 2024 om 12.00 uur.

  • 3 Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

Artikel 7. Voorwaarden

Een uitkering wordt slechts verstrekt als:

  • a. de in aanmerking komende kosten in totaal minimaal € 250.000 bedragen;

  • b. de gemeente op het moment van het indienen van de aanvraag geen procedure heeft lopen bij een rechtbank, gerechtshof, Hoge Raad of Geschillencommissie, die betrekking heeft op een situatie als bedoeld in artikel 3, waarvoor de uitkering wordt aangevraagd.

Artikel 8. Verlening en bevoorschotting

  • 1 De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 6, tweede lid, een besluit omtrent de verstrekking van de uitkering.

  • 2 Het besluit vermeldt in ieder geval voor welke activiteiten de uitkering wordt verstrekt, het bedrag van de uitkering en de wijze van verantwoording.

  • 3 De minister verstrekt bij het besluit een voorschot ter hoogte van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald in het jaar 2024.

Artikel 9. Verantwoording en terugvordering

  • 2 Als uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de uitkering niet of niet volledig is besteed aan de activiteiten waarvoor de uitkering is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de uitkering.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024 en vervalt met ingang van 1 oktober 2026 met dien verstande dat deze van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering niet beoogde kosten jeugdzorg vanwege verblijf in gemeente.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. van Ooijen

Naar boven