Meerjarenregeling Co-creatie 2025 – 2028 Fonds voor Cultuurparticipatie

[Regeling vervalt per 31-12-2029.]
Geraadpleegd op 09-05-2024.
Geldend van 23-11-2023 t/m heden

Meerjarenregeling Co-creatie 2025 – 2028 Fonds voor Cultuurparticipatie

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 november 2022;

en voor de gewijzigde versie op 27 maart 2023;

besluit:

vast te stellen de: Meerjarenregeling Co-creatie 2025 – 2028 Fonds voor Cultuurparticipatie

Hoofdstuk 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

  • a. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • b. Actieve cultuurparticipatie: (De sector die zich kenmerkt door) het actief beoefenen van of betrokken zijn bij kunst en cultuur in de vrije tijd door cultuureducatie, co-creatie of amateurkunst.

  • c. Activiteit: Een specifieke handeling of bezigheid die door de aanvrager wordt geïnitieerd en door, of met, de doelgroep (een individu, groep of organisatie) wordt uitgevoerd om een specifieke outcome te bereiken. Denk hierbij aan brainstorms, repetities, coachingsessies, bijeenkomsten, presentaties etc.

  • d. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021;

  • e. Amateurkunst: (De sector die zich kenmerkt door) het maken van kunst door individuen of groepen op een niet-professioneel niveau. Het betreft hier per definitie geen co-creatie.

  • f. Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • g. Co-creatie: (De sector die zich kenmerkt door) de methoden en benaderingen waarbij individuen, groepen of gemeenschappen actief en gelijkwaardig betrokken zijn bij besluitvorming, beleidsvorming of projectuitvoering, met als resultaat de vorming en evolutie van de cultuur van een samenleving, inclusief de taal, tradities, kunst, debat en andere culturele aspecten. Het betreft hier per definitie geen amateurkunst.

  • h. Concours: een festival met een wedstrijdelement.

  • i. Culturele codes: de Code Diversiteit & Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur;

  • j. Culturele instelling: een instelling die zich inzet binnen de kunst en/of cultuur sector en zich alszodanig heeft kenbaar gemaakt bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel of soortgelijke organisatie.

  • k. Cultuur: (De sector die zich kenmerkt door) het dynamische geheel van normen, waarden, tradities, regels, kunstuitingen, erfgoed, identiteiten enz. van een volk, gemeenschap of groep die tot stand komen door sociale en artistieke processen.

  • l. Effect: zie ‘outcome’.

  • m. Erfgoed: (De sector die zich kenmerkt door) dat wat onze (voor)ouders overgeleverd hebben, waarmee wij nu leven en wat we (willen) doorgeven voor toekomstige generaties, meestal onderverdeeld in de vijf domeinen van het cultureel erfgoed, namelijk: monumenten, collecties, cultuurlandschap, archeologie en immaterieel erfgoed;

  • n. Erfgoedmanifestatie: Een festival gericht op erfgoed.

  • o. Europees Nederland: Nederland, zonder de drie openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • p. Fonds: stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

  • q. Festival: Een samenhangend publiekelijk programma (incl. concoursen en manifestaties) dat, gedurende een in de tijd beperkte periode en niet vaker dan één keer per jaar, onder een gemeenschappelijke noemer plaatsvindt. Dit programma heeft als doel de presentatie en uitwisseling van (inter)nationale kunst, cultuur en erfgoed, om zo bij te dragen aan kennisontwikkeling voor de relevante Nederlandse sector.

  • r. Gemeenschap: Een groep mensen die zich met elkaar verbonden voelen door gedeelde culturele waarden, tradities, interesses of identiteit, bijvoorbeeld etnische groepen, subculturen of regionale groeperingen.

  • s. Gemeenschapsontwikkeling: de manier waarop een instelling of festival de gemeenschap aan zich verbindt en zeggenschap over het programma deelt met deze gemeenschap;

  • t. Instelling: Rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, bijvoorbeeld een stichting of vereniging. Overheden en eenmanszaken zijn hier per definitie uitgesloten.

  • u. Instrument: een materiëel of immateriëel middel, methodiek of systeem dat binnen een project wordt gebruikt om activiteiten en processen herhaaldelijk uit te voeren, zoals bijvoorbeeld een muziekinstrument, het planningsdocument, een digitale platform of hoorversterkers.

  • v. Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • w. Kunst: (De sector die zich kenmerkt door) de materiele of immateriele uitingen binnen of rondom geformaliseerde disciplines, elk met zijn eigen geformaliseerde technieken, tradities en kenmerken, zoals erfgoed, film, podiumkunsten, beeldende kunsten, letteren, vormgeving, architectuur, digitale cultuur etc.

  • x. Meerjarige subsidie: subsidie van het Fonds die wordt toegekend aan instellingen om te werken aan zijn eigen rol en functie in het stelsel, middels een of meerdere programma's zoals in de aanvraag omschreven en die doelgericht zijn en bijdragen aan het realiseren van de subsidiedoelstellingen van het fonds.

  • y. Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • z. Nederland: Europees Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

  • aa. Outcome: Het (on)verwachte en (on)zichtbare effect van bepaalde activiteiten, processen of programma’s die zich laat kenmerken door de verandering die is opgetreden. Idealiter is de outcome kwalitatief of kwantatief meetbaar om te kunnen beoordelen of en hoe er wordt bijgedragen aan het behalen van bepaalde doelstellingen van de aanvrager of de subsidieregeling van het fonds.

  • bb. Output: de kwantitatieve uitkomsten van gerealiseerde activiteiten, processen en/of instrumenten.

  • cc. Onderwijs: (de sector die zich kenmerkt door) de georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden. Specifiek spreken we over het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaarberoepsonderwijs, hoger onderwijs, speciaal en wetenschappelijk onderwijs.

  • dd. Proces: het bedenken, onderzoeken, experimenteren, herzien en verfijnen van activiteiten en instrumenten, waarbij een voortdurende dialoog tussen ideeën en realisatie ontstaat om een specifieke outcome te bereiken.

  • ee. Professional: een individu die (1) ten minste een part-time aanstelling een organisatie heeft, (2) vakbekwaam is geacht door af te studeren aan een erkende opleiding, (3) als zelfstandige ten minste drie jaar als ondernemer inschreven staat bij de Belastingdienst en Kamer van Koophandel, of een vergelijkbare organisatie of (4) financiering ontvangen van op professionals gerichte instanties zoals Rijkscultuurfondsen.

  • ff. Regeling: Een subsidieregeling van het fonds, zoals gepubliceerd in de Staatscourant en op de eigen website, waarbinnen aanvragen gehonoreerd kunnen worden met een subsidie.

  • gg. Sector: Een deel van de maatschappij waarin vergelijkbare of verwante processen worden ondernomen door een scala aan actoren, zoals instellingen, overheidsinstanties, non-profitorganisaties, bedrijven en individuen. Deze processen kunnen variëren van productie en distributie tot dienstverlening en beleidsvorming.

  • hh. Sociaal domein: (De sector, ookwel 'gezondheidszorg en -welzijnssector', die zich kenmerkt door) de processen die gericht zijn op het bevorderen, handhaven en verbeteren van het welzijn van individuen, groepen en gemeenschappen. Dit omvat de ondersteuning van fysieke, geestelijke en socio-economische ontwikkelbehoeften en hun toegang tot deelname aan kunst en cultuur, bijvoorbeeld door jeugdwerk, preventie, behandeling, uitwisseling en helingsprocessen.

  • ii. Subsidie: Een financiële bijdrage of toekenning van middelen door het fonds aan een aanvrager op basis van een gehonoreerde aanvraag.

  • jj. Website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Het Fonds verstrekt in de periode 2025–2028 meerjarige stimuleringssubsidies. Het doel van deze subsidies is het duurzaam versterken van de co-creatie sector in het Koninkrijk. Manieren om dat te doen kunnen gemeenschapsontwikkeling door een instelling, organiseren van festivals of cross-sectorale samenwerkingstrajecten zijn.

Artikel 1.3. Subsidieperiode

Subsidie in het kader van deze regeling wordt verstrekt voor de kalenderjaren 2025 tot en met 2028.

Artikel 1.4. Subsidieplafond

Het subsidieplafond staat in de hoofdstukken 4, 5 en 6 vermeld. Het Fonds kan besluiten het subsidieplafond te wijzigen, onder andere met betrekking tot de hoogte, tijdvakken, thema’s, doelgroepen en regio’s. Wijzigingen van het subsidieplafond worden gepubliceerd op de website van het Fonds.

Artikel 1.5. Aantal aanvragen

Een aanvrager kan slechts voor een van de hoofdstukken 4, 5 of 6 een aanvraag indienen. Evenmin is het mogelijk om voor zowel de Meerjarenregeling Talentontwikkeling als voor de Meerjarenregeling Co-creatie een aanvraag te doen.

Artikel 1.6. Maximale bijdrage van het Fonds

  • a. Voor aanvragers uit Europees Nederland draagt het Fonds maximaal 50% van de totale lasten bij.

  • b. Voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk draagt het Fonds maximaal 80% van de totale lasten bij.

  • c. Het bij te dragen bedrag door het Fonds ligt altijd tussen het gestelde minimum- en maximumbedrag, zoals vastgelegd in artikelen 4.4, 5.4 en 6.4 van deze regeling.

Hoofdstuk 2. - Voorwaarden en weigeringsgronden

Artikel 2.1. Culturele codes

De aanvrager is verplicht om de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit & Inclusie te onderschrijven en toe te passen op een manier die ten minste voldoet aan de volgende bepalingen:

  • 1. Voor de Governance Code Cultuur geldt dat de aanvrager aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. hoe de bij de code behorende aanbevelingen worden opgevolgd;

    • c. dat er sprake is van een scheiding tussen toezicht, bestuur en uitvoering, in die zin dat:

      • i. als er sprake is van een raad van toezichtmodel: een raad van toezicht van ten minste drie leden;

      • ii. als er sprake is van een bestuursmodel: een bestuur van ten minste drie bestuurders;

    • d. dat de leden van de raad van toezicht, of de toezichthoudende bestuurders geen onderdeel uitmaken van de begroting, behalve daar waar het gaat om de reguliere bezoldiging van deze toezichthouders.

    • e. te reflecteren op de rol van toezichthouder ten aanzien van sociale veiligheid in de organisatie.

  • 2. Voor de Fair Practice Code geldt dat de aanvrager aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast en wat de ambities zijn. De aanvrager reflecteert hierop in de jaarlijkse verantwoording;

    • b. dat de honorering fair pay is. Dit kan door aan te tonen dat aangesloten wordt bij de bestaande collectieve afspraken over honorering, zoals de meest voor de hand liggende CAO en/of de sociale dialoog tussen werkgevers of opdrachtgevers en werknemers of opdrachtnemers;

    • c. te reflecteren op de rol die de organisatie inneemt in het werken aan fair chain: hoe kan de organisatie voorbeeldstellend zijn in je eigen omgeving?

  • 3. Voor de Code Diversiteit & Inclusie geldt dat de aanvrager aantoont:

    • a. hoe de principes uit de code worden toegepast;

    • b. dat in voortgangsgesprekken de voortgang en monitoring wordt toegelicht.

Artikel 2.2. Weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert in ieder geval subsidie als voor hetzelfde programma in dezelfde periode reeds subsidie is of zal worden verleend:

  • 2 Subsidie kan worden geweigerd op basis van inhoudelijke gronden, of:

    • a. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de te bereiken outcome en resultaten en de activiteiten die daartoe leiden;

    • b. als de aanvrager geen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • c. als de aanvrager in de voorgaande jaren niet heeft voldaan aan een of meer aan een subsidie verbonden voorwaarden of verplichtingen. Daaronder vallen in elk geval ook: het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • d. als de aanvrager in de aanvraag niet verklaart de volgende codes te onderschrijven: Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en Code Diversiteit & Inclusie zoals hierboven toegelicht in artikel 2.1 van deze regeling;

    • e. als de aanvraag niet aansluit bij het doel van de regeling;

    • f. als de aanvraag primair gericht is op activiteiten die plaatsvinden binnen het onderwijs;

    • g. als de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere activiteiten van een lokale of regionale kunsteducatie-instelling;

    • h. als sprake is van de (overige) in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht opgenomen weigeringsgronden;

    • i. indien het aangevraagde bedrag niet ligt binnen het gestelde minimum- en maximumbedrag zoals gesteld in artikel 4.4, 5.4 en 6.4.

Hoofdstuk 3. - Aanvraagprocedure en verantwoording

Artikel 3.1. De aanvraagprocedure

  • 1 Aanvragen wordt ingediend via het digitale systeem Mijn Fonds, dat bereikbaar is via dewebsite van het Fonds.

  • 2 Een aanvraag bestaat in ieder geval uit de volgende documenten:

    • Het digitale aanvraagformulier;

    • Een inhoudelijk plan voor de jaren 2025 – 2028;

    • Begroting 2025 – 2028;

    • Bijlagen specifiek per onderdeel.

  • 3 Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen totdat de aanvraag volledig is. Het moment dat de aanvraag volledig is, wordt beschouwd als het moment waarop de aanvraag is ingediend.

Artikel 3.2. Indiening aanvraag

  • 1 Aanvragen kunnen vanaf 1 december 2023, 13:00 Amsterdamse tijd worden ingediend en dienen voor 31 januari 2024, 16:00 Amsterdamse tijd door het Fonds te zijn ontvangen.

  • 2 Het Fonds beslist gelijktijdig over alle aanvragen. Dit doet het Fonds op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling. De beoordeling van die geschiktheid wordt door de adviescommissie uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 3.3.

  • 3 Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 3.3. Beoordeling

  • 1 Aanvragen die volledig en op tijd zijn ingediend en voldoen aan de voorwaarden van de regeling, worden voor advies voorgelegd aan een adviescommissie.

  • 2 De ingediende aanvragen worden beoordeeld binnen het hoofdstuk waarin zij vallen. De beoordelingscriteria van de hoofdstukken 4, 5 en 6 zijn te vinden in de artikelen 4.6, 5.6 en 6.6.

  • 3 De adviescommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van de beoordelingscriteria in deze regeling.

  • 4 Per beoordelingscriterium kent de adviescommissie punten toe volgens de in de toelichting beschreven interpretatie van de criteria. Per hoofdstuk 4, 5 en 6 ontstaat zo een rangorde in de te honoreren aanvragen.

  • 5 De adviescommissie adviseert over de subsidiehoogte met inachtneming van het bepaalde in deze regeling.

  • 6 De beoordelingstermijn is maximaal 22 weken. Het bestuur van het Fonds besluit over de adviezen.

Artikel 3.4. Verdeling budget

  • 1 Aanvragen die aan alle bepalingen voldoen worden in een rangorde geplaatst en op basis daarvan onderverdeeld in:

    • A. honoreren;

    • B. honoreren voor zover het budget dat toelaat; of

    • C. niet honoreren.

  • 2 Het Fonds honoreert eerst de aanvragen met het advies ‘honoreren’. Vervolgens worden de aanvragen met het advies ‘honoreren voor zover het budget dat toelaat’ gehonoreerd in volgorde van de rangorde. Het Fonds verdeelt het beschikbare budget volgens de rangorde. Hierbij worden aanvragen toegewezen of gedeeltelijk toegewezen totdat het van toepassing zijnde subsidieplafond is bereikt. De resterende aanvragen worden afgewezen.

  • 3 Indien sprake is van een gedeeltelijk toegewezen subsidie, dient de aanvrager met een aangepast projectplan aan te tonen dat het toegewezen bedrag voldoende bijdraagt aan het realiseren van het aangepaste projectplan. Indien het bedrag onvoldoende blijkt te zijn, wordt de aanvraag met het aangepaste projectplan afgewezen en komt de volgende in de rangorde in aanmerking voor de subsidie.

  • 4 Indien het Fonds een subsidieplafond verhoogt, wordt eerst gedeeltelijk toegewezen subsidie alsnog verhoogd tot het geadviseerde bedrag, tenzij dat niet meer nodig blijkt te zijn. Vervolgens wordt steeds de eerstvolgende aanvraag toegewezen totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 3.5. Besluit

Het Fonds informeert de aanvrager schriftelijk over het besluit op de aanvraag. Het Fonds doet dat binnen 22 weken na de uiterlijke indiendatum van woensdag 31 januari 2024. Voor de motivering van het besluit wordt in beginsel verwezen naar het advies, dat door de in artikel 3.3 bedoelde adviescommissie is uitgebracht. Het besluit wordt samen met het advies aan de aanvrager toegezonden.

Artikel 3.6. Verantwoording

  • 1 De subsidieontvanger stuurt jaarlijks voor 1 mei een verantwoording in over het vorige kalenderjaar.

  • 2 De verantwoording omvat een inhoudelijk en een financieel deel. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit een verslag over bereikte outcome, de processen om daar te komen en de activiteiten die daaraan bijgedragen hebben. Hiermee wordt aangetoond of, hoe en in hoeverre de gesubsidieerde plannen gerealiseerd worden.

  • 3 De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting. Indien de subsidie gelijk is aan of hoger is dan € 125.000 per jaar, wordt de financiële verantwoording voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het Fonds vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 4 Het Fonds stelt nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording. Die nadere voorwaarden zijn terug te vinden in het Handboek Verantwoording Co-Creatie 25-28.

  • 5 Om de inrichting van de administratie en jaarlijkse aanlevering van de gegevens zo soepel mogelijk te laten verlopen, biedt het Fonds de subsidieontvanger ondersteuning.

  • 6 De subsidieontvanger werkt mee aan of zorgt dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden. Deze (controle)werkzaamheden worden uitgevoerd door een door het Fonds aan te wijzen partij. De daaraan voor de subsidieontvanger verbonden kosten komen voor zijn rekening.

Artikel 3.7. Vaststelling subsidie

  • 1 Het Fonds stelt de subsidie vast na ontvangst van de complete verantwoording over de subsidieperiode.

  • 2 Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en er is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen stelt het Fonds de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Hoofdstuk 4. - Co-creatie: instellingen

Artikel 4.1. Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde culturele instelling die de gemeenschap structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen. In beginsel vallen hieronder de instellingen die eerder gehonoreerd zijn in de deelregeling MeeMaakPodia, onderdeel van de regeling Vernieuwen van cultuurmaken.

Artikel 4.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Culturele instellingen met een programmeer- of podiumfunctie kunnen aanvragen voor:

    • a. het door middel van gemeenschapsontwikkeling borgen van samenwerking met de gemeenschap;

    • b. het delen van het eigenaarschap van de programmering met de gemeenschap om zo de podiumfunctie te democratiseren;

    • c. borging van het delen van de podiumfunctie met de gemeenschap in een vaste werkwijze;

    • d. het inrichten van een nieuwe organisatievorm die recht doet aan de nieuwe werkwijze om in gezamenlijkheid met de gemeenschap te komen tot een programmering.

  • 2 De aanvraag is gericht op het werken aan en bereiken van outcome. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag de stappen die worden gezet om het gewenste effect te realiseren. De aanvrager zet de te nemen stappen in een realistisch tijdspad.

Artikel 4.4. Hoogte van de aanvraag

Per aanvraag bedraagt de subsidie minimaal € 200.000 en maximaal € 500.000.

Artikel 4.5. Voorwaarden en drempelnorm

  • 3 Aanvrager levert de jaarrekening over 2022 aan, tenzij die al in bezit is van het Fonds.

  • 4 Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen dient hij een vergelijkbare opgave in. Het Fonds kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 4.6. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, die in de toelichting op de regeling nader worden uitgelegd:

  • a. Inhoudelijke kwaliteit;

  • b. Maatschappelijke betekenis;

  • c. Toegankelijkheid;

  • d. Gezonde bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 5. - Co-creatie: festivals

Artikel 5.1. Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde culturele instelling. Deze instelling heeft het werken aan outcome en het organiseren van een festival (incl. erfgoedmanifestaties) ten behoeve van de sector co-creatie als kernactiviteit.

Artikel 5.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Een aanvraag kan worden ingediend voor het werken aan outcome en het ontwikkelen en professionaliseren van een rol en functie in het veld van actieve cultuurparticipatie, waaronder erfgoed, gericht op het actief betrekken en laten deelnemen van de bezoeker. Hierbij behoort het organiseren van minimaal twee en maximaal vier edities in het Koninkrijk der Nederlanden van een landelijke festival, zoals een erfgoedmanifestatie, waarbij dit niet de enige activiteit kan zijn.

  • 2 De aanvraag is gericht op het werken aan en bereiken van outcome. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag de stappen die worden gezet om het gewenste effect te realiseren. De aanvrager zet de te nemen stappen in een realistisch tijdspad.

Artikel 5.3. Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor dit hoofdstuk is € 2.892.000. Daarvan is € 1.600.000 bestemd voor erfgoedmanifestaties.

Artikel 5.4. Hoogte van de aanvraag

Per aanvraag bedraagt de subsidie minimaal € 200.000 en maximaal € 500.000.

Artikel 5.5. Voorwaarden en drempelnorm

  • 1 Een aanvrager die in aanmerking wil komen voor subsidie moet aantonen dat hij in de drie voorafgaande jaren een rol van betekenis had in het veld van actieve cultuurparticipatie, bijvoorbeeld als organisator van erfgoedmanifestaties of soortgelijk festival.

  • 2 Een aanvrager levert een inhoudelijke reflectie op de rol en functie in de voorgaande drie jaar of op drie edities van het festival en de jaarrekening over het jaar 2022 aan bij zijn aanvraag, tenzij deze al in het bezit zijn van het Fonds.

  • 3 Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbare opgave in. Het Fonds kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 5.6. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. Inhoudelijke kwaliteit;

  • b. Maatschappelijke betekenis;

  • c. Toegankelijkheid;

  • d. Gezonde bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 6. - Co-creatie: cross-sectoraal

Artikel 6.1. Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele instelling die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een instelling in het sociaal domein; of

  • b. instelling in het sociaal domein die bij de aangevraagde activiteiten samenwerkt met een culturele instelling.

Artikel 6.2. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Subsidie kan alleen worden aangevraagd voor een cross-sectorale samenwerking tussen instellingen in het cultureel en sociaal domein:

    • a. gericht op werkwijzen, outcome en activiteiten die passen bij het doel van deze regeling;

    • b. waarin bewezen resultaten zijn geboekt;

    • c. waarin de reeds uitgevoerde activiteiten zijn geborgd in een gedegen organisatie en aanpak;

    • d. waarin naar verdieping, verbreding of opschaling wordt toegewerkt; en

    • e. waarin actief gewerkt wordt aan visie en bestendig beleid om drempels weg te nemen en cultuurdeelname te vergroten

  • 2 Subsidie kan alleen worden aangevraagd door instellingen die met een inhoudelijk uitgangspunt invulling geven aan het doel van deze regeling.

  • 3 De aanvraag is gericht op het werken aan en bereiken van outcome. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag de stappen die worden gezet om het gewenste effect te realiseren. De aanvrager zet de te nemen stappen in een realistisch tijdspad.

Artikel 6.4. Hoogte van de subsidie

Per aanvraag bedraagt de subsidie minimaal € 250.000 en maximaal € 1.000.000.

Artikel 6.5. Voorwaarden en drempelnorm

  • 1 Een aanvrager moet in beginsel al eerder subsidie ontvangen hebben onder de deelregeling

  • 2 Samen Cultuurmaken.

  • 4 Als een aanvrager geen jaarrekening kan overleggen over enig jaar dient hij een vergelijkbare opgave in. Het Fonds kan nadere eisen aan deze opgave stellen.

Artikel 6.6. Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. Inhoudelijke kwaliteit

  • b. Maatschappelijke betekenis

  • c. Toegankelijkheid

  • d. Gezonde bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 7. - Subsidieverplichtingen

Artikel 7.1. Aan de subsidie verbonden verplichtingen

  • 1 De subsidieontvanger meldt direct aan het Fonds als:

    • a. het plan waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel doorgaat;

    • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen zal worden voldaan; of

    • c. er aanzienlijke inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

    Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds de subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds om te bepalen of sprake is van een wezenlijke wijziging.

  • 2 De subsidieontvanger plaatst het logo of de naam van het Fonds op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3 Het Fonds kan bij beschikking andere dan de in het eerste en tweede lid opgenomen verplichtingen aan de subsidie verbinden.

  • 4 De subsidieontvanger kan verplicht worden deel te nemen aan uitwisselingsbijeenkomsten en een professionaliseringstraject. Naast de reguliere bijeenkomsten van het Fonds met en voor de instellingen binnen de regeling, kan uitwisseling en begeleiding zich richten op bijvoorbeeld Fair Practice Code, Governance Code Cultuur of Code Diversiteit & Inclusie.

Artikel 7.2. Kennisdeling, monitoring en evaluatie

  • 1 De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt. De aanvrager zet in het projectplan uiteen op welke wijze hij uitvoering geeft aan kennisdeling en het individuele monitoring- en evaluatietraject en reserveert op de begroting minimaal 2% van de totale activiteitenlasten voor monitoring en evaluatie. Van de aanvrager wordt verwacht dat deze een monitorings- en evaluatiesystematiek kent, waarbij zowel de ontwikkeling en uitvoering van de activiteiten voor deelnemers en/of publiek als het functioneren van de eigen organisatie op regelmatige basis wordt gevolgd. Het desgevraagd aanleveren van kennis bij het fonds of het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) ten behoeve van sectorbrede monitoring en evaluatie kunnen daar onderdeel van zijn.

  • 2 Het Fonds verwacht van aanvragers die gehonoreerd worden dat zij de vragenlijst over duurzaamheid die door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschikbaar wordt gesteld, invullen in de loop van 2025. Dit geeft de aanvrager de mogelijkheid te reflecteren op de eigen ambities ten aanzien van duurzaamheid. De antwoorden op deze vragenlijst vormen een (mogelijk) startpunt voor toekomstig vast te stellen duurzaamheidsbeleid van de aanvrager.

Hoofdstuk 8. - Slotbepalingen

Artikel 8.1. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 8.2. Hardheidsclausule

Het Fonds kan in uitzonderlijke gevallen ten gunste van een belanghebbende van bepalingen in dit reglement afwijken indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 8.4. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2029. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.5. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Meerjarenregeling Co-creatie 2025 – 2028 Fonds voor Cultuurparticipatie

, 14 november 2023

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie,

H. Verhoeven

directeur – bestuurder

Naar boven