Subsidieregeling patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2024–2028

[Regeling vervalt per 01-08-2028.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-04-2024 en zichtdatum 30-04-2024.
Geldend van 12-08-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 3 augustus 2023, kenmerk 3638565-1051255-PZo, houdende regels voor het subsidiëren van patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2024–2028 (Subsidieregeling pg-organisaties 2024–2028)

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies en artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • aandoening: een ziekte, beperking, handicap of psychische kwetsbaarheid zoals beschreven in de ICD dan wel in de DSM;

  • aandoeningsoverstijgend: betrekking hebbend op aspecten van het leven met een aandoening, die voor meerdere aandoeningen tegelijkertijd van toepassing kunnen zijn;

  • backoffice taken: taken die worden verricht ter ondersteuning van de primaire activiteiten van pg-organisaties of federatieve samenwerkingsverbanden;

  • belangenbehartiging: activiteiten van en voor leden van pg-organisaties inzake het behartigen van de belangen van de leden van pg-organisaties;

  • collectieve ervaringsdeskundigheid: een bundeling van inzichten van individuele ervaringskennis van een doelgroep die boven het individuele niveau uitstijgt en wordt verbonden met kennis van de werking van het zorgstelsel of andere domeinen;

  • de-minimisverklaring: verklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/1);

  • doelgroep: een groep mensen met een aandoening, hun naasten of wettelijk vertegenwoordiger wiens belangen worden behartigd door een pg-organisatie;

  • DSM: de meest recente editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders;

  • federatief samenwerkingsverband: een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een landelijke pg-koepel, die zich primair richt op het ondersteunen van ten minste vijf reeds gesubsidieerde pg-organisaties en hun doelgroep;

  • ICD: de meest recente editie van de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems;

  • Ieder(in): de vereniging Ieder(in);

  • landelijke pg-koepels: MIND, PFN en Ieder(in);

  • lotgenotencontact: georganiseerd contact tussen mensen met een aandoening, hun naasten of wettelijk vertegenwoordigers, gericht op onderlinge ondersteuning en het delen van kennis en ervaringen omtrent het leven met een aandoening;

  • MIND: Vereniging MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid;

  • minister: de Minister voor Langdurige Zorg en Sport;

  • nieuwe toetreder: een pg-organisatie of federatief samenwerkingsverband waaraan de minister geen instellingssubsidie heeft verstrekt in het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd;

  • PFN: Vereniging Patiëntenfederatie Nederland;

  • pg-organisatie: een stichting of vereniging, niet zijnde een federatief samenwerkingsverband, met volledige rechtsbevoegdheid, die zich primair richt op de belangen van mensen met één of meerdere aandoeningen of daaraan gerelateerde aandoeningsoverstijgende thema’s of op de belangen van hun naasten of wettelijke vertegenwoordigers;

  • reeds gesubsidieerd federatief samenwerkingsverband: een federatief samenwerkingsverband dat in het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor een instellingssubsidie wordt aangevraagd reeds een instellingssubsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieregeling;

  • reeds gesubsidieerde pg-organisatie: een pg-organisatie die in het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor een instellingssubsidie wordt aangevraagd reeds een instellingssubsidie heeft ontvangen op grond van deze subsidieregeling of op grond van het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2019–2023;

  • uitbesteden van backoffice taken: het door één of meerdere bij de Kamer van Koophandel geregistreerde externe partijen laten uitvoeren van backoffice taken.

Artikel 1.3. Reikwijdte subsidieregeling

Deze regeling heeft betrekking op het verstrekken van:

  • a. instellingssubsidies aan pg-organisaties;

  • b. projectsubsidies aan pg-organisaties ten behoeve van het verbeteren van de impact en het bereik van de pg-organisaties;

  • c. instellingssubsidies aan federatieve samenwerkingsverbanden; of

  • d. een instellingssubsidie aan MIND, PFN en Ieder(in).

Artikel 1.4. Niet-subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt niet verstrekt voor activiteiten in het kader van het verrichten van wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen, behandelingen of medische hulpmiddelen.

Artikel 1.5. Subsidiabele kosten

  • 1 Personele kosten zijn subsidiabel tot ten hoogste de uurtarieven zoals opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven van het kalenderjaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de minister besluiten een hoger uurtarief te subsidiëren indien de minister de motivering voor de noodzaak tot dit hogere uurtarief overtuigend acht.

Hoofdstuk 2. Instellingssubsidie voor pg-organisaties

Artikel 2.1. Subsidiabele activiteiten

De minister kan jaarlijks op aanvraag een instellingssubsidie verstrekken aan een pg-organisatie voor de volgende activiteiten:

  • a. belangenbehartiging, waaronder het vergaren en inzetten van collectieve ervaringsdeskundigheid;

  • b. informatievoorziening voor doelgroepen;

  • c. de organisatie van lotgenotencontact; of

  • d. het verrichten of uitbesteden van backoffice taken.

Artikel 2.2. Subsidievoorwaarden

  • 1 De instellingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een pg-organisatie die:

    • a. zich blijkens de statuten richt op mensen met één of meerdere aandoeningen, hun naasten of wettelijk vertegenwoordigers of op een aandoeningsoverstijgend thema;

    • b. een landelijk bereik heeft;

    • c. een leden- of donateursadministratie heeft die, op 1 september voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ten minste honderd natuurlijke personen bevat, welke per kalenderjaar elk ten minste € 25,– bijdragen;

    • d. een gedragscode met interne regels voor omgangsvormen heeft;

    • e. een regeling heeft waarin de invloed en zeggenschap van leden, donateurs, stakeholders of derde partijen transparant is vastgelegd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, kan de minister ook een instellingssubsidie verstrekken aan een pg-organisatie die zich richt op mensen met een ziekte, beperking, handicap of psychische kwetsbaarheid die niet is omschreven in de ICD of in de DSM, indien deze als voldoende eigenstandig onderscheiden kan worden en op weg is naar internationale erkenning.

Artikel 2.3. Aanvullende voorwaarden nieuwe toetreder

  • 1 Een instellingssubsidie aan een nieuwe toetreder wordt uitsluitend verstrekt indien:

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder b, kan de minister een instellingssubsidie verstrekken aan een nieuwe toetreder indien deze over 50% meer betalende leden of donateurs beschikt dan de reeds gesubsidieerde pg-organisatie.

Artikel 2.4. Afbouw reeds gesubsidieerde pg-organisatie

  • 1 Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 2.3, tweede lid, kan de minister de subsidieaanvraag van de reeds gesubsidieerde pg-organisatie verlenen onder de voorwaarde dat de instellingssubsidie in een periode van twee jaar wordt afgebouwd, waarbij de instellingssubsidie in het eerste afbouwjaar maximaal 75% en in het tweede afbouwjaar maximaal 50% bedraagt van het subsidiebedrag genoemd in artikel 2.5, eerste lid.

  • 2 Indien de situatie, als bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, wordt er in de vier jaar na bovengenoemde verlening geen instellingssubsidie op grond van de onderhavige regeling verstrekt aan de reeds gesubsidieerde pg-organisatie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.5. Subsidiebedrag

  • 1 De instellingssubsidie, bedoeld in hoofdstuk 2, bedraagt ten hoogste € 75.000 per aanvrager.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt de instellingssubsidie voor

    • a. een reeds gesubsidieerde pg-organisatie die is ontstaan uit een fusie ten hoogste € 60.000 per bij de fusie betrokken pg-organisatie; of

    • b. een pg-organisatie ontstaan uit een fusie van twee of meer reeds gesubsidieerde pg-organisaties ten hoogste € 60.000 per bij de fusie betrokken reeds gesubsidieerde pg-organisatie.

Artikel 2.6. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond voor hoofdstuk 2 bedraagt jaarlijks € 19.000.000.

  • 2 De minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag over de reeds gesubsidieerde pg-organisaties en de nieuwe toetreders, genoemd in artikel 2.3, tweede lid, op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3 Indien na toepassing van het tweede lid het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag niet wordt uitgeput, verdeelt de minister het restant over de nieuwe toetreders, genoemd in artikel 2.3, eerste lid, op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Artikel 2.7. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie kan jaarlijks worden ingediend in de periode van 1 september tot en met 30 september van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Voor de aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4 Indien de instellingssubsidie zal worden aangewend voor het uitbesteden van backoffice taken gaat de aanvraag in aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS vergezeld van:

    • a. het nummer van de Kamer van de Koophandel van de partij of partijen die de backoffice taken voor de pg-organisatie gaat of gaan uitvoeren;

    • b. een verklaring dat geen sprake is van belangenverstrengeling;

    • c. een verklaring dat sprake is van marktconformiteit; en

    • d. indien de pg-organisatie lid is van een federatief samenwerkingswerkingsverband, een verklaring dat er geen sprake is van dubbelfinanciering voor het verrichten of uitbesteden van backoffice taken.

  • 5 In aanvulling op artikelen 3.3 en 8.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gaat de aanvraag van een nieuwe toetreder, die een pg-organisatie is als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, vergezeld van wetenschappelijke documentatie van een medische beroepsgroep waaruit blijkt dat de ziekte, beperking, handicap of psychische kwetsbaarheid die niet is omschreven in de ICD of in de DSM, als voldoende eigenstandig onderscheiden kan worden en op weg is naar internationale erkenning.

  • 6 De minister besluit binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend over de verlening van de instellingssubsidie.

  • 7 Indien de kosten voor het verrichten of uitbesteden van backoffice taken meer dan 20% van het door de pg-organisatie aangevraagde subsidiebedrag bedragen, dan gaat de aanvraag vergezeld van een de-minimisverklaring.

Artikel 2.8. Subsidieverplichtingen

  • 1 Activiteiten in het kader van lotgenotencontact zijn laagdrempelig toegankelijk voor ten minste de leden van de pg-organisaties.

  • 2 De informatievoorziening voor doelgroepen:

    • a. wordt op toegankelijke wijze en kosteloos beschikbaar gesteld voor het algemeen publiek;

    • b. is in lijn met de stand van de wetenschap, medische praktijk of collectieve ervaringskennis van de doelgroep; en

    • c. wordt in ieder geval aangeboden in de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 3. Projectsubsidie ter verbetering van impact en bereik van pg-organisaties

Artikel 3.1. Subsidiabele activiteiten

  • 1 Indien een pg-organisatie een instellingsubsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1 ontvangt, welke niet wordt afgebouwd op grond van artikel 2.4, kan de minister tevens eenmalig een projectsubsidie voor de duur van maximaal twee jaar verstrekken voor personele ondersteuning bij de uitvoering van activiteiten ter verbetering van de maatschappelijke impact en het bereik van de pg-organisatie.

  • 2 De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:

    • a. het ontwikkelen van het impactverhaal van de organisatie of het meten van de impact van de organisatie;

    • b. het doen van onderzoek naar behoeften en meningen van de doelgroep van de pg-organisatie;

    • c. het doen van stakeholdersonderzoek met externe partijen om te achterhalen op welke terreinen en op welke wijze beter kan worden samengewerkt;

    • d. het oprichten van actieve samenwerkingsrelaties met belangrijke stakeholders;

    • e. de implementatie van verbetervoorstellen voor de effectiviteit en slagkracht van de eigen organisatie;

    • f. leden- of donateurswerving; of

    • g. het ontwikkelen en inrichten van een infrastructuur voor fondsenwerving.

Artikel 3.2. Subsidiebedrag

De projectsubsidie, bedoeld in hoofdstuk 3, bedraagt ten hoogste € 124.999 per pg-organisatie.

Artikel 3.3. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond voor hoofdstuk 3 bedraagt jaarlijks € 1.500.000.

  • 2 De minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Artikel 3.4. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 De aanvraag tot verlening van de projectsubsidie kan vanaf 1 januari 2024 op ieder moment van het jaar worden ingediend gedurende de looptijd van de subsidieregeling.

  • 2 Voor de aanvraag van de projectsubsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3 In aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gaat de aanvraag vergezeld van een plan van aanpak met daarin in ieder geval een externe analyse van de missie en visie van de betreffende pg-organisatie alsmede de concrete activiteiten die nodig zijn om de missie en visie te realiseren.

  • 4 De minister besluit binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening.

Hoofdstuk 4. Instellingssubsidie voor federatieve samenwerkingsverbanden

Artikel 4.1. Activiteiten

De minister kan jaarlijks aan een federatief samenwerkingsverband op aanvraag een instellingssubsidie verstrekken voor ten minste drie van de volgende activiteiten die betrekking hebben op:

  • a. aandoeningsoverstijgende belangenbehartiging gericht op de groep aandoeningen die wordt vertegenwoordigd, waaronder het vergaren en inzetten van collectieve ervaringsdeskundigheid;

  • b. aandoeningsoverstijgend lotgenotencontact;

  • c. aandoeningsoverstijgende informatievoorziening; of

  • d. het faciliteren en ondersteunen van de als lid aangesloten pg-organisaties, het bevorderen van inhoudelijke samenwerking of het uitbesteden van backoffice taken ten behoeve van deze pg-organisaties.

Artikel 4.2. Subsidievoorwaarden

Een instellingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een federatief samenwerkingsverband dat:

  • a. zich blijkens de statuten primair en rechtstreeks richt op het ondersteunen van pg-organisaties en hun doelgroepen;

  • b. ten minste vijf reeds gesubsidieerde pg-organisaties als lid heeft, van wie de instellingssubsidie niet wordt afgebouwd op grond van artikel 2.4;

  • c. per kalenderjaar ten minste:

    • 1°. € 2.000 aan contributie ontvangt per aangesloten reeds gesubsidieerde pg-organisatie; of

    • 2°. € 500 aan contributie ontvangt van overige aangesloten organisaties;

  • d. gedurende ten minste 12 maanden voorafgaand aan het boekjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, zelfstandig heeft gefunctioneerd zonder subsidie op grond van deze subsidieregeling of het Besluit vaststelling beleidskader inzake subsidiëring van patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2019–2023;

  • e. geen leden met een winstoogmerk heeft;

  • f. een overzicht van aangesloten organisaties heeft;

  • g. een gedragscode met interne regels voor omgangsvormen heeft;

  • h. een regeling heeft waarin de invloed en zeggenschap van leden, donateurs, stakeholders of derde partijen transparant is vastgelegd en waarin is vastgelegd dat de aangesloten pg-organisaties meer dan de helft van de stemrechten in de algemene ledenvergadering bezitten.

Artikel 4.3. Subsidiebedrag

De instellingssubsidie, bedoeld in hoofdstuk 4, bedraagt € 20.000 per aangesloten en reeds gesubsidieerde pg-organisatie, tot een maximum van € 300.000 per federatief samenwerkingsverband.

Artikel 4.4. Subsidieplafond en wijze van verdeling

  • 1 Het subsidieplafond voor hoofdstuk 4 bedraagt jaarlijks € 2.000.000.

  • 2 De minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag voor het boekjaar 2024 over de nieuwe toetreders op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3 De minister verdeelt het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag vanaf het boekjaar 2025 over de reeds gesubsidieerde federatieve samenwerkingsverbanden op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 4 Indien na toepassing van het derde lid het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag niet wordt uitgeput, verdeelt de minister het restant over de nieuwe toetreders op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Artikel 4.5. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie op grond van dit hoofdstuk kan jaarlijks worden ingediend in de periode van 1 september tot en met 30 september van het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarvoor instellingssubsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Voor de aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3 Indien de instellingssubsidie zal worden aangewend voor het uitbesteden van backoffice taken gaat de aanvraag in aanvulling op artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS vergezeld van:

    • a. het nummer van de Kamer van de Koophandel van de partij of partijen die de backoffice taken voor de pg-organisatie gaat of gaan uitvoeren;

    • b. een verklaring dat geen sprake is van belangenverstrengeling; en

    • c. een verklaring dat sprake is van marktconformiteit.

  • 4 De minister besluit binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend over de verlening van de instellingssubsidie.

Artikel 4.6. Subsidieverplichtingen

De informatievoorziening voor doelgroepen:

  • a. wordt op toegankelijke wijze en kosteloos beschikbaar gesteld voor het algemeen publiek;

  • b. is in lijn met de stand van de wetenschap, medische praktijk of collectieve ervaringskennis; en

  • c. wordt in ieder geval aangeboden in de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 5. Instellingssubsidie voor de drie landelijke pg-koepels

Artikel 5.1. Activiteiten

De minister kan jaarlijks aan de landelijke pg-koepels op aanvraag een instellingssubsidie verstrekken voor activiteiten die betrekking hebben op:

  • a. collectieve aandoeningsoverstijgende belangenbehartiging;

  • b. aandoeningsoverstijgende informatievoorziening;

  • c. bevorderen van de ontwikkeling en inzet van collectieve ervaringsdeskundigheid alsmede het realiseren van een infrastructuur ter ontsluiting daarvan; en

  • d. faciliteren van goede samenwerking tussen de landelijke pg-koepels, federatieve samenwerkingsverbanden en pg-organisaties of andere stakeholders, op landelijk en regionaal niveau.

Artikel 5.2. Subsidiebedrag

De instellingssubsidie, bedoeld in hoofdstuk 5, bedraagt jaarlijks voor:

  • a. MIND maximaal € 1.866.666,66;

  • b. Patiëntenfederatie Nederland maximaal € 2.466.666,66; en

  • c. Ieder(in) maximaal € 3.666.666,66.

Artikel 5.3. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie op grond van dit hoofdstuk kan jaarlijks worden ingediend in de periode van 1 september tot en met 30 september van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Voor de aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3 De minister besluit binnen 13 weken na afloop van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend over de verlening van de instellingssubsidie.

Artikel 5.4. Subsidieverplichtingen

De informatievoorziening voor doelgroepen:

  • a. wordt op toegankelijke wijze en kosteloos beschikbaar gesteld voor het algemeen publiek;

  • b. is in lijn met de stand van de wetenschap, medische praktijk of collectieve ervaringskennis; en

  • c. wordt in ieder geval aangeboden in de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.2. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 6.3. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 augustus 2028.

Artikel 6.4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling patiënten- en gehandicaptenorganisaties 2024–2028.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

C. Helder

Naar boven