Subsidieregeling LLO-Katalysator (LLO-oplossingen energie- en grondstoffentransitie 2023–2026)

[Regeling vervalt per 31-12-2026.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-07-2023 en zichtdatum 07-07-2023.
Geldend van 07-07-2023 t/m 29-03-2024

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 juni 2023, nr. 1409103, houdende regels voor de subsidieverstrekking ten behoeve van het Leven Lang Ontwikkelen-Katalysator programma voor Bouwsteen 2 (Subsidieregeling LLO-oplossingen energie- en grondstoffentransitie 2023–2026)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • arbeidsorganisatie: publieke of private werkgever die binnen een samenwerkingsverband de aanleiding vormt voor het ontwerpen en het ontwikkelen van een LLO-oplossing niet zijnde een publieke opleider;

  • beoordelingscommissie: commissie als bedoeld in artikel 26;

  • cofinanciering: cofinanciering als bedoeld in artikel 17;

  • co-makerschap: vorm van partnerschap waarin de samenwerking dusdanig is dat alle deelnemers invloed hebben op en bijdragen aan het ontwikkelproces van een LLO-oplossing en een aantoonbaar belang hebben bij het resultaat van de samenwerking;

  • competentieknelpunt: belemmering in de ontwikkeling of beschikbaarheid van menselijk kapitaal op de arbeidsmarkt doordat de benodigde competenties of vaardigheden ontbreken of niet beschikbaar zijn, onvoldoende ontwikkeld zijn of onvoldoende erkend worden;

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • energie- en grondstoffentransitie: overgang van het gebruik van fossiele energie naar energie uit hernieuwbare bronnen en de overgang van een lineaire economie naar een circulaire economie waarin geen verspilling bestaat;

  • groot project: project als bedoeld in artikel 3, derde lid;

  • klein project: project als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  • LLO: Leven Lang Ontwikkelen;

  • LLO-ecosysteem: samenhangend geheel van interacterende partijen als overheid, brancheverenigingen, vakbonden, opleiders en uitvoerders binnen de context van een (arbeidsmarkt)regio of sector dat gericht is op het stimuleren van leren en ontwikkelen van werkenden, werkzoekenden en organisaties en bijdraagt aan een sterke leercultuur en leerinfrastructuur;

  • LLO-oplossing: op grond van deze regeling gesubsidieerde leer- of ontwikkelactiviteit of reeks van activiteiten gericht op het oplossen van een competentieknelpunt van werkenden, werkzoekenden en werkgevers binnen de context van een (arbeidsmarkt)regio of sector;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • model: beschrijving van het eindproduct van de LLO-oplossing waaruit in elk geval blijkt welk competentieknelpunt het eindproduct oplost, op welke doelgroep het is gericht en hoe de LLO-oplossing uitvoerbaar, kostendekkend en schaalbaar in de praktijk gebracht kan worden;

  • penvoerder: penvoerder als bedoeld in artikel 3;

  • project: in het kader van deze subsidieregeling ontplooide activiteiten van een samenwerkingsverband om te komen tot een LLO-oplossing;

  • publieke opleider: instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 of 1.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4;

  • testen: in de praktijk testen van een conceptversie van een LLO-oplossing of een onderdeel daarvan door de deelnemers aan een samenwerkingsverband, met het doel de LLO-oplossing door te ontwikkelen tot een eindproduct;

  • vraagarticulatie: voortdurend proces van afstemming tussen arbeidsorganisaties en opleiders binnen een samenwerkingsverband om een leer- en ontwikkelvraagstuk in de huidige of toekomstige praktijk te signaleren, te verkennen en te doorgronden, waarbij het resultaat van dit proces de basis vormt voor het ontwerpen en ontwikkelen van een LLO-oplossing en waarbij de hierbij opgedane inzichten kunnen leiden tot nieuwe vragen.

Artikel 3. Subsidieverstrekking kleine en grote projecten

  • 1 De minister kan op grond van deze regeling subsidie verstrekken aan de penvoerder van een samenwerkingsverband voor een klein of groot project gericht op het ontwikkelen van een LLO-oplossing in het kader van de energie- en grondstoffentransitie.

  • 2 Voor een klein project bedraagt de subsidie ten minste € 50.000, maar minder dan € 125.000.

  • 3 Voor een groot project bedraagt de subsidie ten minste € 125.000 en ten hoogste € 2.000.000.

  • 4 Subsidieaanvragen die betrekking hebben op een bedrag van minder dan € 50.000,– of meer dan € 2.000.000,– worden afgewezen.

  • 5 Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend door een publieke opleider die deelneemt aan een samenwerkingsverband, en die namens dat samenwerkingsverband als penvoerder optreedt.

  • 6 De subsidie wordt aangevraagd door, verstrekt aan en verantwoord door de penvoerder, ongeacht welke partij in het samenwerkingsverband feitelijk is belast met de uitvoering van de daarop betrekking hebbende werkzaamheden.

Artikel 4. Samenwerkingsverbanden

  • 2 Naast publieke opleiders en arbeidsorganisaties kunnen ook andere partijen zoals private opleiders aan het samenwerkingsverband deelnemen.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1 Voor subsidieverstrekking op aanvragen die in de eerste aanvraagronde, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a, zijn ingediend, is een bedrag van € 17.500.000 beschikbaar, waarvan:

    • a. € 2.250.000 beschikbaar is voor kleine projecten; en

    • b. € 15.250.000 beschikbaar is voor grote projecten.

  • 2 De subsidieplafonds voor de aanvraagronden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen b en c, zullen door wijziging van deze regeling aan deze regeling worden toegevoegd. Daarbij wordt eveneens een onderverdeling gemaakt tussen het bedrag dat beschikbaar is voor kleine projecten, en het bedrag dat beschikbaar is voor grote projecten.

  • 3 Indien een beschikbaar bedrag voor een aanvraagronde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, niet volledig wordt benut, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag dat in de daaropvolgende aanvraagronde beschikbaar is.

Artikel 6. Algemene bepalingen subsidieaanvraag

  • 1 Op grond van deze regeling kan subsidie worden aangevraagd:

    • a. van 2 oktober 2023 tot en met 16 oktober 2023;

    • b. van 1 april 2024 tot en met 15 april 2024;

    • c. van 30 september 2024 tot en met 14 oktober 2024.

  • 2 Aanvragen die buiten een in het eerste lid bedoelde aanvraagperiode worden ingediend, worden afgewezen.

  • 3 Een samenwerkingsverband kan per aanvraagronde ten hoogste één subsidieaanvraag indienen.

  • 4 Een publieke opleider kan per aanvraagronde als deelnemer aan meerdere samenwerkingsverbanden deelnemen, doch kan per aanvraagronde ten hoogste eenmaal als penvoerder optreden.

  • 5 De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe is bekendgemaakt op de website van DUS-I.

Paragraaf 2. Kleine projecten

Artikel 7. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan de penvoerder van een samenwerkingsverband voor een klein project als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid.

  • 2 Een klein project is gericht op een onderdeel van het ontwikkelproces van een LLO-oplossing in het kader van de energie- en grondstoffentransitie. Subsidiabele activiteiten voor een klein project zijn:

    • a. het doorlopen van het proces van vraagarticulatie met het doel de gewenste LLO-oplossing concreet te maken; of

    • b. het ontwerpen van een gewenste LLO-oplossing in co-makerschap door de deelnemers aan het samenwerkingsverband; of

    • c. het ontwikkelen van een conceptversie van een LLO-oplossing in co-makerschap door de deelnemers aan het samenwerkingsverband.

Artikel 8. Subsidieaanvraag klein project

In aanvulling op het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, dient de penvoerder die subsidie aanvraagt voor een klein project de volgende documenten in:

  • a. een visiedocument als bedoeld in artikel 9;

  • b. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 10;

  • c. een begroting als bedoeld in artikel 11;

  • d. een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 12; en

  • e. een samenvatting van de aanvraag die openbaar gemaakt kan worden.

Artikel 9. Visiedocument

  • 1 In het visiedocument wordt de visie van het samenwerkingsverband beschreven op het oplossen van één of meerdere competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie binnen een bepaalde regio of sector.

  • 2 Het visiedocument bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de regio of sector waarin het samenwerkingsverband actief is;

    • b. een beschrijving van de competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie op de arbeidsmarkt binnen de regio of sector waar het samenwerkingsverband zich op richt;

    • c. een beschrijving van de samenstelling van het samenwerkingsverband en de overwegingen die bij de samenstelling een rol hebben gespeeld;

    • d. een beschrijving van de ambities van het samenwerkingsverband met het project qua bereik voor werkenden, werkzoekenden, werkgevers en andere stakeholders; en

    • e. een beschrijving van de bijdrage die het samenwerkingsverband met het project wil leveren aan het oplossen van de beschreven competentieknelpunten en het versterken van het LLO-ecosysteem waar het onderdeel van is.

Artikel 10. Activiteitenplan

In voorkomend geval in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, bevat het activiteitenplan in ieder geval:

  • a. een projectbeschrijving met de projectdoelstellingen in relatie tot het visiedocument;

  • b. een beschrijving van de projectorganisatie met een verdeling van de taken tussen de partijen van het samenwerkingsverband waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de partijen in staat zijn het voorstel binnen de gestelde tijd uit te voeren; en

  • c. een activiteitenplanning met een uitgewerkt overzicht van realiseerbare activiteiten in het eerste jaar van de projectperiode en dat bestaat uit fasering, mijlpalen en beoogde tussentijdse resultaten en indien van toepassing, een globaal overzicht van realiseerbare activiteiten voor het tweede jaar van de projectperiode, bestaande uit fasering, mijlpalen en beoogde eindresultaten.

Artikel 11. Begroting

  • 1 De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten, voorzien van een toelichting. Op de begroting is artikel 3.5 van de Kaderregeling van toepassing.

  • 2 Voor de begroting kan worden gekozen uit vier functies met een vast integraal uurtarief inclusief opslag voor overhead en administratie:

    • a. secretarieel of administratief medewerker € 63;

    • b. projectmedewerker € 86;

    • c. projectleider, docent of onderzoeker € 108;

    • d. (associate) practor, lector, of hoogleraar € 127.

  • 3 De begroting wordt aangeleverd in het hiervoor door DUS-I beschikbaar gestelde format.

Artikel 12. Samenwerkingsovereenkomst

  • 1 De samenwerking binnen het samenwerkingsverband voor een klein project wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

  • 2 De samenwerkingsovereenkomst wordt ondertekend door de partijen in het samenwerkingsverband.

  • 3 In de samenwerkingsovereenkomst is in elk geval vastgelegd:

    • a. de beoogde start- en einddatum van het project;

    • b. dat de penvoerder gemachtigd is om als penvoerder namens het samenwerkingsverband op te treden;

    • c. wat elke partij in het samenwerkingsverband in het kader van co-makerschap inhoudelijk, organisatorisch dan wel financieel bijdraagt aan het project;

    • d. dat elke partij in het samenwerkingsverband de intentie heeft om na afloop van het project de samenwerking te verduurzamen;

    • e. dat het samenwerkingsverband een open netwerk is waar geïnteresseerde partijen in de regio of sector zich onder transparante en redelijke voorwaarden bij kunnen aansluiten; en

    • f. dat alle partijen in het samenwerkingsverband medewerking verlenen aan de verantwoording van de subsidie en aan de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en dat alle gegevens die daarvoor noodzakelijk zijn op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 13. Aanvullende verplichtingen

Aan de penvoerder die subsidie ontvangt voor een klein project, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het project wordt afgerond binnen een termijn van twee jaren, gerekend vanaf het moment van subsidieverstrekking;

  • b. de penvoerder zendt binnen 13 weken na de afronding van het project, doch uiterlijk binnen 13 weken na het einde van de in het eerste lid bedoelde termijn, een eindrapportage aan de minister. De eindrapportage wordt opgesteld met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld;

  • c. de penvoerder verleent gedurende de looptijd van de regeling op verzoek van de minister medewerking aan regionale of sectorale bijeenkomsten om aldaar de opgedane inzichten van het project toe te lichten;

  • d. de penvoerder verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verstrekte subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd;

  • e. de penvoerder voert met betrekking tot de financiering van en de kosten en inkomsten uit economische activiteiten een gescheiden boekhouding, indien de penvoerder naast niet-economische activiteiten ook economische activiteiten verricht;

  • f. de activiteiten bevoordelen geen individuele ondernemingen;

  • g. de penvoerder maakt alle resultaten van activiteiten voor eenieder zonder onderscheid kosteloos toegankelijk en kan hiervoor de standaardlicentie CC-BY-SA, versie 4.0 van Creative Commons hanteren;

  • h. de penvoerder verleent opdrachten aan derden voor uitvoering van de activiteiten, of een deel daarvan, op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven en houdt zich aan de toepasselijke wet- en regelgeving;

  • i. de administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende 10 jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard.

Artikel 14. Vaststelling en verantwoording

  • 1 Indien de aanvraag voor een klein project ingevolge artikel 27 voor subsidie in aanmerking komt, stelt de minister de subsidie direct vast binnen 22 weken na de sluiting van de desbetreffende aanvraagronde.

  • 2 De verantwoording over de verstrekte subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 3 De penvoerder toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4 Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

Artikel 15. Betaling

Het subsidiebedrag voor een klein project wordt ineens betaald.

Paragraaf 3. Grote projecten

Artikel 16. Te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan subsidie verstrekken aan de penvoerder van een samenwerkingsverband voor een groot project als bedoeld in artikel 3, eerste en derde lid.

  • 2 Een groot project is gericht op de ontwikkeling en de realisatie van een LLO-oplossing. Subsidiabele activiteiten voor een groot project zijn:

    • a. het doorlopen van het proces van vraagarticulatie, het ontwerpen, het ontwikkelen en testen van een LLO-oplossing; of

    • b. het ontwerpen, het ontwikkelen en het testen van een LLO-oplossing op basis van een reeds gearticuleerde vraag; of

    • c. het ontwikkelen en testen van een LLO-oplossing op basis van de projectuitkomsten van een eerder uitgevoerd klein project.

  • 3 Het testen van een conceptversie van een eindproduct is proportioneel en staat in verhouding tot het doel van de test om de kwaliteit, uitvoerbaarheid en effectiviteit van de LLO-oplossing aan te tonen.

  • 4 Het testen van een conceptversie van een eindproduct is ten hoogste driemaal subsidiabel.

Artikel 17. Cofinanciering

  • 1 Het door de minister te verlenen subsidiebedrag bedraagt ten hoogste 75% van de begrote kosten voor de subsidiabele activiteiten.

  • 2 De subsidieontvanger bekostigt ten minste 25% van de subsidiabele activiteiten door middel van cofinanciering. De cofinanciering kan worden ingebracht door iedere partij die deelneemt aan het samenwerkingsverband, met uitzondering van de deelnemende publieke opleiders.

  • 3 De cofinanciering bestaat uit een bijdrage in geld, of uit een op economische waarde bepaalbare bijdrage die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de LLO-oplossing waarvoor de subsidie is aangevraagd.

Artikel 18. Subsidieaanvraag groot project

In aanvulling op het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, dient de penvoerder die subsidie aanvraagt voor een groot project de volgende documenten in:

  • a. een visiedocument als bedoeld in artikel 19;

  • b. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 20;

  • c. een begroting als bedoeld in artikel 21;

  • d. een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 22; en

  • e. een samenvatting van de aanvraag die openbaar gemaakt kan worden.

  • f.

Artikel 19. Visiedocument

  • 1 In het visiedocument beschrijft het samenwerkingsverband de visie op het oplossen van een of meerdere competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie binnen een regio of sector.

  • 2 Het visiedocument bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de regio of sector waar de samenwerking zich op richt met een overzicht van de relevante partijen die daarbinnen actief zijn;

    • b. een beschrijving van de competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie op de arbeidsmarkt binnen de regio of sector waar het samenwerkingsverband zich op richt;

    • c. een analyse waaruit blijkt in welke mate het huidige LLO aanbod de vraag dekt die voortkomt uit de beschreven competentieknelpunten;

    • d. een beschrijving van de samenstelling van het samenwerkingsverband en de overwegingen die bij het samenstellen daarvan een rol hebben gespeeld;

    • e. een beschrijving van de ambities van het samenwerkingsverband met het project qua bereik voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers en andere stakeholders;

    • f. een beschrijving van de bijdrage die het samenwerkingsverband wil leveren aan de energie- en grondstoffentransitie en het versterken van het LLO-ecosysteem.

Artikel 20. Activiteitenplan

In voorkomend geval in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, bevat het activiteitenplan in ieder geval:

  • a. een projectbeschrijving met de projectdoelstellingen in relatie tot het visiedocument;

  • b. een beschrijving van de projectorganisatie met een verdeling van de taken tussen de partijen van het samenwerkingsverband waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de partijen in staat zijn het voorstel binnen de gestelde tijd uit te voeren;

  • c. een activiteitenplanning met een uitgewerkt overzicht van realiseerbare activiteiten in het eerste jaar van de projectperiode en dat bestaat uit fasering, mijlpalen en beoogde tussentijdse resultaten en indien van toepassing, een globaal overzicht van realiseerbare activiteiten voor de overige jaren van de projectperiode, bestaande uit fasering, mijlpalen en beoogde eindresultaten;

  • d. een beschrijving van de wijze waarop het samenwerkingsverband tot een model voor de LLO-oplossing komt om de beoogde LLO-oplossing kostendekkend, uitvoerbaar en schaalbaar in de praktijk te brengen;

  • e. een beschrijving van de bijdrage van de LLO-oplossing waar het project zich op richt aan het oplossen van de competentieknelpunten in het kader van de energie-en grondstoffentransitie;

  • f. een beschrijving van de lerende aanpak waarmee de voortgang en de uitkomsten van het project worden geëvalueerd en de aanpak indien nodig wordt bijgesteld;

  • g. een beschrijving van de wijze waarop het samenwerkingsverband individuele resultaten van de deelnemers aan de LLO-oplossing inzichtelijk gaat maken;

  • h. een analyse van de risico’s van het project en een beschrijving van de wijze waarop deze potentiële risico’s worden gemitigeerd; en

  • i. een beschrijving van de wijze waarop het samenwerkingsverband na de subsidieperiode het project in de praktijk brengt en de activiteiten en resultaten verduurzaamt.

Artikel 21. Begroting

  • 1 De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten, voorzien van een toelichting. Op de begroting is artikel 3.5 van de Kaderregeling van toepassing.

  • 2 De begroting maakt inzichtelijk welk percentage cofinanciering wordt gerealiseerd voor de gehele projectperiode, waaruit cofinanciering bestaat, en hoe de inbreng van de cofinanciering is verdeeld over de partijen binnen het samenwerkingsverband.

  • 3 Voor de begroting kan worden gekozen uit vier functies met een vast integraal uurtarief inclusief opslag voor overhead en administratie:

    • a. secretarieel of administratief medewerker € 63;

    • b. projectmedewerker € 86;

    • c. projectleider, docent of onderzoeker € 108;

    • d. (associate) practor, lector, of hoogleraar € 127.

  • 4 De begroting wordt aangeleverd in het hiervoor door DUS-I beschikbaar gestelde format.

Artikel 22. Samenwerkingsovereenkomst

  • 1 De samenwerking binnen het samenwerkingsverband voor een groot project wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

  • 2 De samenwerkingsovereenkomst wordt ondertekend door de partijen in het samenwerkingsverband.

  • 3 In de samenwerkingsovereenkomst is in elk geval vastgelegd:

    • a. de beoogde start- en einddatum van het project;

    • b. dat de penvoerder middels een verklaring van de betrokken partijen in het samenwerkingsverband gemachtigd is om als penvoerder namens het samenwerkingsverband op te treden;

    • c. wat elke partij in het samenwerkingsverband in het kader van co-makerschap inhoudelijk, organisatorisch dan wel financieel bijdraagt aan het project;

    • d. dat het samenwerkingsverband een open netwerk is waarbij geïnteresseerde partijen in de regio of sector zich onder transparante en redelijke voorwaarden bij het samenwerkingsverband kunnen aansluiten;

    • e. de financiële of bestuurlijke afspraken over de verduurzaming van de activiteiten en de samenwerking na afloop van het project, waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de ambities over het bereik onder werkgevers, werkenden en werkzoekenden gerealiseerd gaan worden;

    • f. dat alle partijen in het samenwerkingsverband medewerking verlenen aan de verantwoording van de subsidie en aan de nakoming van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, en dat alle gegevens die daarvoor noodzakelijk zijn op verzoek aan de penvoerder worden verstrekt.

Artikel 23. Aanvullende verplichtingen

Aan de penvoerder die subsidie ontvangt voor een groot project, worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. het project wordt afgerond binnen een termijn van ten hoogste vier kalenderjaren, gerekend vanaf het moment van subsidieverlening;

  • b. de penvoerder van het samenwerkingsverband zendt jaarlijks een voortgangsrapportage aan de minister met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld, voor de eerste keer een jaar na de datum van de subsidieverlening, gedurende de looptijd van het project aan de minister met uitzondering van het laatste jaar;

  • c. de penvoerder zendt binnen 13 weken na de afronding van het project, doch uiterlijk binnen 13 weken na het einde van de in onderdeel a bedoelde termijn, een eindrapportage aan de minister met daarin een model van de LLO-oplossing, die is opgesteld met gebruikmaking van het format dat daartoe door DUS-I beschikbaar is gesteld;

  • d. de penvoerder verleent gedurende de looptijd van de regeling op verzoek van de minister medewerking aan regionale of sectorale bijeenkomsten om aldaar de opgedane inzichten van het project toe te lichten;

  • e. de penvoerder verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd;

  • f. de penvoerder voert met betrekking tot de financiering van en de kosten en inkomsten uit economische activiteiten een gescheiden boekhouding, indien de penvoerder naast niet-economische activiteiten ook economische activiteiten verricht;

  • g. de activiteiten bevoordelen geen individuele ondernemingen;

  • h. de penvoerder maakt alle resultaten van activiteiten voor eenieder zonder onderscheid kosteloos toegankelijk en kan hiervoor de standaardlicentie CC-BY-SA, versie 4.0 van Creative Commons hanteren;

  • i. de penvoerder verleent opdrachten aan derden voor uitvoering van de activiteiten, of een deel daarvan, op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven en houdt zich aan de toepasselijke wet- en regelgeving;

  • j. de administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende 10 jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard.

Artikel 24. Verlening en verantwoording

  • 1 Indien een aanvraag ingevolge artikel 27 voor subsidie in aanmerking komt, verleent de minister de subsidie. De Minister besluit binnen 22 weken op de aanvragen voor grote projecten.

  • 3 De penvoerder toont via een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 4 De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verleend. Niet-bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 5 De Minister stelt de subsidie vast binnen een jaar na ontvangst van de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de projectperiode.

Artikel 25. Bevoorschotting en betaling

De subsidie voor een groot project wordt ieder kwartaal bij voorschot verleend, waarbij het eerste voorschot 35% van de totale toegekende subsidie bedraagt en de overige voorschotten als gelijke delen van het resterende subsidiebedrag worden uitgekeerd.

Paragraaf 4. Beoordeling subsidieaanvragen en verdeling subsidie

Artikel 26. Beoordeling subsidieaanvragen

  • 1 De minister stelt een onafhankelijke beoordelingscommissie in die is belast met het adviseren van de minister over de beoordeling en de rangschikking van de aanvragen.

  • 2 Na de sluitingsdatum van de desbetreffende aanvraagperiode worden de ingediende volledige aanvragen, voor grote en voor kleine projecten afzonderlijk, beoordeeld door de beoordelingscommissie en voorzien van een advies aan de minister.

  • 3 De beoordelingscommissie beoordeelt de aanvragen aan de hand van het beoordelingskader dat is opgenomen als bijlage 1 bij deze regeling.

  • 4 Aanvragen voor kleine projecten worden alleen schriftelijk beoordeeld als voldoende of onvoldoende.

  • 5 Aanvragen voor grote projecten die als voldoende zijn beoordeeld worden gerangschikt op basis van hun score zodanig dat een hoger toegekende puntenscore ook leidt tot een hogere rangschikking.

  • 6 Voor aanvragen van kleine en grote projecten geldt dat de minimale score voldoende moet zijn op elk van de in bijlage 1 bedoelde criteria Impact, Kwaliteit en Verankering, om van een positief advies voorzien te worden.

  • 7 De beoordelingscommissie kent een hoger aantal punten toe naarmate de score op Impact, Kwaliteit en Verankering hoger is, blijkend uit:

    • a. de kwaliteit van het visiedocument en de verbinding met de regio of sector waar de samenwerking zich op richt;

    • b. de ambities van het project qua doelstellingen en bereik van werkgevers, werkenden en werkzoekenden en andere stakeholders;

    • c. de kwaliteit van het samenwerkingsverband en het draagvlak waardoor het aannemelijk is dat de doelen van het project behaald worden;

    • d. de kwaliteit van het activiteitenplan waardoor het project uitvoerbaar en haalbaar is;

    • e. de kwaliteit van de begroting waaruit blijkt dat het project zo kostenefficiënt mogelijk wordt uitgevoerd en middelen effectief worden ingezet;

    • f. er voldoende aandacht is voor de verduurzaming van de activiteiten, het versterken van het LLO-ecosysteem en de bijdrage aan de energie- en grondstoffentransitie.

  • 8 Een toelichtingsgesprek met de beoordelingscommissie is een vast onderdeel bij de beoordelingsprocedure van een grote projectaanvraag.

Artikel 27. Besluitvorming minister en verdeling subsidie

  • 1 De minister beoordeelt de aanvragen met kennisneming van het advies van de beoordelingscommissie.

  • 2 Indien in een aanvraagronde bij toewijzing van alle door de minister als voldoende beoordeelde aanvragen voor een klein project, het desbetreffende subsidieplafond, bedoeld in artikel 5, zou worden overschreden, bepaalt de minister de rangschikking van de aanvragen op basis van loting.

  • 3 De minister bepaalt de rangschikking van de aanvragen voor grote projecten aan de hand van de kwaliteit van de aanvragen op basis van bijlage 1, en verdeelt het beschikbare bedrag op basis van deze rangschikking totdat het budget voor die aanvraagronde is uitgeput.

  • 4 Indien de minister aan meerdere aanvragen een gelijk puntenaantal heeft toegekend, en het desbetreffende in artikel 5 bedoelde subsidieplafond ontoereikend is om alle gelijke gewaardeerde aanvragen te kunnen toewijzen, bepaalt de minister de rangschikking van deze aanvragen op basis van loting.

  • 5 Indien in een aanvraagronde voor grote projecten budget resteert, maar een gerangschikt voorstel niet volledig te honoreren is, wordt aan de subsidieaanvrager voorgesteld met het nog resterende bedrag van het subsidiebudget zijn project in volledige of aangepaste vorm uit te voeren. Indien de betreffende aanvrager hiermee niet akkoord gaat wordt de aanvraag niet toegekend.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 28. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 7 juli 2023.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 29. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Subsidieregeling LLO-Katalysator (LLO-oplossingen energie- en grondstoffentransitie 2023–2026).

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H. Dijkgraaf

Bijlage 1. Beoordelingskader

Deze bijlage behoort bij artikel 26, derde lid, van de Subsidieregeling LLO-oplossingen energie- en grondstoffentransitie 2023–2026

Kleine projecten € 50.000 tot € 125.000

Criterium

Minimumvereisten

Impact (10-punts schaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• op welke regio of sector het samenwerkingsverband zich richt;

• wat hierbinnen de competentieknelpunten op de arbeidsmarkt zijn in het kader van de energie- en grondstoffentransitie;

• wat de ambities zijn van het samenwerkingsverband met het project qua bereik voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers en andere stakeholders;

• wat de beoogde bijdrage is aan de energie- en grondstoffentransitie.

Weging 30%

Uit het visiedocument blijkt voor de vraagarticulatie en het ontwerp van een LLO-oplossing:

• op welke regio/sector en competentieknelpunten het project is gericht;

• wat de relevante partijen binnen de regio of sector zijn waar de aanvrager zich op richt;

• wat de regionale of sectorale human capital agenda is in zoverre deze beschikbaar is;

• welk doel de gezamenlijke vraagarticulatie heeft;

• waarom de gezamenlijke vraagarticulatie, vertaald in een ontwerp LLO-oplossing, nodig is en wat het oplevert.

Uit het visiedocument blijkt voor het testen en ontwikkelen van een LLO-oplossing:

• op welke regio/sector en competentieknelpunten het project zich richt;

• wat de relevante partijen binnen de regio of sector zijn waar de aanvrager zich op richt;

• wat de regionale of sectorale human capital agenda is in zoverre deze beschikbaar is;

• welk doel het ontwikkelen en testen heeft;

• waarom het ontwikkelen en testen van de LLO-oplossing nodig is;

• wat de beoogde LLO-oplossing is en wat het bereik is voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers.

Kwaliteit (10-puntsschaal)

Samenwerking

a) Er is sprake van co-makerschap en een gedragen samenwerking met relevante actoren, bij voorkeur ook met private opleiders.

Inhoud

b) Er wordt beschreven hoe de gezamenlijke vraagarticulatie, het ontwerpen of het testen van een LLO-oplossing tot stand komt, uitgewerkt in een activiteitenplan.

Projectorganisatie

c) Er is inzichtelijk gemaakt hoe het project georganiseerd gaat worden, waardoor een succesvolle uitvoering mogelijk is.

Begroting

d) De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten, voorzien van een toelichting.

Weging 60%

Uit het visiedocument en de samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• de kwaliteit van het samenwerkingsverband blijkend uit de betrokken organisaties (publieke opleiders mbo, hbo en wo, private opleiders, werkgevers en andere regionale of sectorale partijen) wordt samengewerkt en waarom;

• wat elke partij in het samenwerkingsverband in het kader van co-makerschap inhoudelijk, organisatorisch of financieel bijdraagt aan het project;

Uit het activiteitenplan blijkt:

• wat het project inhoudt en wat de doelstellingen zijn in relatie tot het visiedocument;

• welke resultaten het project concreet oplevert;

• welke activiteiten in samenhang worden ondernomen om het gewenste resultaat te behalen, vormgegeven in een activiteitenplanning (wie doet wat wanneer) waardoor het aannemelijk is dat de projectdoelen behaald gaan worden;

• wat de projectorganisatie- en overlegstructuur is en hoe die wordt ingevuld, passend bij de omvang van het project.

Uit de begroting blijkt:

• welke kosten door wie worden gemaakt tegen welke bijdrage. Waarbij kostenefficiëntie en effectiviteit van de ingezette middelen belangrijk is;

• dat de juiste functies en uurtarieven opgenomen zijn.

Verankering (10-puntsschaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• hoe het samenwerkingsverband wil bijdragen aan het oplossen van de competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie;

• hoe het LLO-ecosysteem versterkt wordt door dit project;

• hoe de activiteiten en resultaten verduurzaamd worden na afloop van het project.

Weging 10%

Uit het visiedocument, activiteitenplan en samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• welke afspraken zijn gemaakt over de verduurzaming en verankering van de activiteiten en resultaten van het project na afloop en de voortzetting van de samenwerking;

• wat het potentiële bereik is van het project of de LLO-oplossing qua werkenden, werknemers en werkgevers;

• een toelichting op de bijdrage van het project aan het oplossen van competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie;

• een toelichting op de wijze waarmee dit project bijdraagt aan het versterken van het LLO-ecosysteem.

Grote projecten € 125.000 tot € 2.000.000

Criterium

Minimumvereisten

Impact (10-puntsschaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• op welke regio of sector het samenwerkingsverband zich richt met een overzicht van de relevante partijen die daarbinnen actief zijn;

• wat hierbinnen de competentieknelpunten op de arbeidsmarkt zijn in het kader van de energie- en grondstoffentransitie;

• dat de beoogde LLO-oplossing nog niet voorhanden is blijkend uit de analyse van het relevante LLO aanbod;

• wat de ambities zijn van het samenwerkingsverband met het project qua bereik voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers en andere stakeholders;

• wat de beoogde bijdrage is aan de energie- en grondstoffentransitie.

Weging 30%

Uit het visiedocument blijkt:

• op welke regio of sector en op welke competentieknelpunten het project zich richt en waarom juist hiervoor is gekozen;

• wat de relevante partijen binnen de regio of sector zijn waar de aanvrager zich op richt;

• wat de regionale of sectorale human capital agenda is in zoverre deze beschikbaar is;

• wat de beoogde LLO-oplossing is van het samenwerkingsverband en hoe dit aansluit op de regionale/sectorale agenda’s van de regio of sector en aansluit bij de vraag van arbeidsorganisaties;

• een analyse waaruit blijkt in welke mate het huidige LLO aanbod de vraag dekt die voortkomt uit de beschreven competentieknelpunten waardoor de beoogde LLO-oplossing een toevoeging is;

• wat de ambities zijn qua bereik van de LLO-oplossing voor werkenden, werkzoekenden en werkgevers.

Kwaliteit (10-puntsschaal)

Samenwerking

a) Er is sprake van co-makerschap en een gedragen samenwerking met relevante actoren, bij voorkeur ook met private opleiders.

Inhoud

b) Er is inzichtelijk gemaakt hoe de concrete uitwerking van het project eruit gaat zien, welke stappen in het ontwikkelproces doorlopen worden en hoe de beoogde LLO-oplossing aansluit bij het oplossen van competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie.

Projectorganisatie

c) Er is inzichtelijk gemaakt hoe het project georganiseerd gaat worden, waardoor een succesvolle uitvoering mogelijk is.

Begroting

f) De begroting bevat een overzicht van de kosten van de activiteiten, de gerealiseerde cofinanciering en is voorzien van een toelichting.

Weging 60%

Uit het visiedocument en de samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• de kwaliteit van het samenwerkingsverband blijkend uit de betrokken organisaties (publieke opleiders mbo, hbo en wo, private opleiders, werkgevers en andere regionale of sectorale partijen) wordt samengewerkt en waarom;

• wat elke partij in het samenwerkingsverband in het kader van co-makerschap inhoudelijk, organisatorisch of financieel bijdraagt aan het project;

• dat het samenwerkingsverband een open netwerk is waar geïnteresseerde partijen in de regio of sector zich onder transparante en redelijke voorwaarden bij kunnen aansluiten;

• wat de financiële of bestuurlijke afspraken zijn die gemaakt zijn over verduurzaming van de activiteiten en de samenwerking na afloop van het project;

• wat het draagvlak is voor het project onder deelnemers in het samenwerkingsverband.

Uit het activiteitenplan blijkt:

• wat het project inhoudt en wat de doelstellingen zijn in relatie tot het visiedocument;

• welke activiteiten in samenhang worden ondernomen om het gewenste resultaat te behalen, vormgegeven in een activiteitenplanning (wie doet wat wanneer) waardoor het aannemelijk is dat de projectdoelen behaald gaan worden;

• wat de organisatie- en overlegstructuur is en hoe die wordt ingevuld;

• op welke doelgroepen de beoogde LLO-oplossing zich richt en hoe met de aanpak wordt aangesloten bij de behoeften van deze doelgroepen;

• de wijze waarop het testen van een conceptversie van het eindproduct wordt vormgegeven en hoe dit proportioneel en in verhouding is tot het beoogde resultaat;

• de wijze waarop individuele resultaten van deelnemers inzichtelijk worden gemaakt (bijv. via mbo-certificaten of microcredentials);

• hoe het project invulling geeft aan een lerende aanpak;

• wat de risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen zijn tijdens de uitvoering van het project;

• er is beschreven hoe het model van de beoogde LLO-oplossing tot stand gaat komen.

Uit de begroting blijkt:

• welke kosten door wie worden gemaakt tegen welke bijdrage. Waarbij kostenefficiëntie en effectiviteit van de ingezette middelen belangrijk is;

• welke cofinanciering is gerealiseerd, over welke fase of activiteiten en door welke partijen. Er is aangegeven waaruit die cofinanciering bestaat, geld of bijdrage in natura. Waarbij geldt dat een gelijkmatigere verdeling van de cofinanciering in alle stappen van het ontwikkelproces een hogere score oplevert;

• de juiste functies en uurtarieven zijn gevolgd.

Verankering (10-puntsschaal)

Er is duidelijk onderbouwd:

• hoe het samenwerkingsverband wil bijdragen aan het oplossen van de competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie;

• hoe het LLO-ecosysteem versterkt wordt door dit project;

• hoe de activiteiten en resultaten verduurzaamd worden na afloop van het project;

• hoe de ambities qua bereik van werkenden, werkzoekenden en werkgevers behaald gaan worden.

Weging 10%

Uit het visiedocument, activiteitenplan en samenwerkingsovereenkomst blijkt:

• welke afspraken zijn gemaakt over de verduurzaming en verankering van de activiteiten en resultaten van het project na afloop en de voortzetting van de samenwerking;

• wat het bereik is van de LLO-oplossing qua werkenden, werknemers en werkgevers en hoe deze ambities gerealiseerd gaan worden;

• een toelichting op de bijdrage van het project aan het oplossen van competentieknelpunten in het kader van de energie- en grondstoffentransitie;

• een toelichting op de wijze waarmee dit project bijdraagt aan het versterken van het LLO-ecosysteem;

• hoe het samenwerkingsverband kennisdeling faciliteert waardoor ontwikkelde methodieken gebruikt kunnen worden door andere organisaties dan het oorspronkelijke samenwerkingsverband gedurende en na afloop van het project.