Subsidieregeling Ontwikkelkracht

[Regeling vervalt per 01-06-2027.]
Geraadpleegd op 16-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 03-05-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 14 april 2023, nr. VO/37841750, houdende regels voor de subsidieverstrekking aan vestigingen van scholen voor het deelnemen aan het programma Ontwikkelkracht (Subsidieregeling Ontwikkelkracht)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES, artikel 1 van de WEC of artikel 1.1 van de WVO 2020;

  • Caribisch Nederland: Bonaire, Saba en Sint Eustatius;

  • co-creatielab: thematisch lab binnen het programma Ontwikkelkracht waarin onderwijsprofessionals en onderzoekers samenwerken aan (nieuwe) effectieve aanpakken voor onderwerpen waar op vestigingen grote behoefte aan is;

  • co-creërende vestiging: vestiging die in een co-creatielab intensief meewerkt aan het ontwikkelen van effectieve aanpakken;

  • deelnemende vestiging: vestiging die in een co-creatielab meewerkt aan het onderzoeken van (nieuwe) effectieve aanpakken, door een aanpak te implementeren en de resultaten te monitoren;

  • DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

  • evidence-informed interventie: wetenschappelijk bewezen aanpak of werkwijze die aantoonbaar bijdraagt aan onderwijsverbetering waarbij zowel kennis uit onderzoek als praktijkkennis is toegepast;

  • expertleraar: leraar die bekwaam is in een evidence-informed interventie of inhoudelijk thema, hierbij gebruik maakt van inzichten uit wetenschappelijk onderzoek, die andere vestigingen helpt met evidence-informed werken op het eigen expertisegebied en die een opleiding tot expertleraar binnen het programma Ontwikkelkracht heeft gevolgd;

  • expertschool: expertschool die deelneemt aan het programma Ontwikkelkracht en waar expertschoolleiders en/of expertleraren werkzaam zijn;

  • expertschoolleider: schoolleider die bekwaam is in een evidence-informed interventie of inhoudelijk thema, met het schoolteam evidence-informed werkt en die een opleiding tot expertschoolleider binnen het programma Ontwikkelkracht heeft gevolgd en die vestigingen helpt met evidence-informed werken op het eigen expertisegebied;

  • Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

  • minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

  • leertraject: traject waarin deelnemende onderwijsprofessionals begeleid of opgeleid worden in het toepassen en implementeren van een evidence-informed interventie;

  • Nationaal Groeifonds: Nationaal Groeifonds als bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;

  • onderwijsprofessional: lid van het personeel als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WPO BES, artikel 1.1. van de WVO 2020 of artikel 1 van de WEC;

  • onderzoeks- en verbetercultuur: cultuur die stimuleert dat alle betrokkenen, zowel intern als extern, zich richten op het definiëren en behalen van de gewenste onderwijskwaliteit door middel van een constructief-kritische houding en continu streven naar de daarvoor zo nodig vereiste kwaliteitsverbeteringen;

  • primair onderwijs en primair onderwijs BES: onderwijs dat gegeven wordt op een school of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO, onderwijs dat gegeven wordt op een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, of onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO BES;

  • programma Ontwikkelkracht: programma dat is gericht op het versterken van de kennisinfrastructuur en de onderzoeks- en verbetercultuur in het Nederlands funderend onderwijs;

  • programmabureau: programmaorganisatie van het programma Ontwikkelkracht;

  • RIO: Registratie Instellingen en Opleidingen;

  • school: uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020, artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC of artikel 1 van de WPO BES met inbegrip van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;

  • vestiging: hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld in artikel 1 van de WPO, hoofdvestiging of nevenvestiging van een school als bedoeld artikel 76a van de WEC, hoofdvestiging als bedoeld in artikel 4.13 van de WVO 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de WVO 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de WVO 2020, met inbegrip van een vestiging van een school voor voorbereidend beroepsonderwijs die deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap die van rechtswege is ontstaan na de omzetting op grond van artikel 12.2.4 van de WEB;

  • voortgezet onderwijs: onderwijs dat gegeven wordt op een school als bedoeld in artikel 1.1 van de WVO 2020 of onderwijs dat gegeven wordt in Caribisch Nederland als bedoeld in de WVO 2020;

  • WEB: Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • WEC: Wet op de expertisecentra;

  • WPO: Wet op het primair onderwijs;

  • WPO BES: Wet primair onderwijs BES;

  • WVO 2020: Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 3. Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten

  • 1 De minister kan aan een bevoegd gezag subsidie verstrekken voor deelname aan activiteiten die worden ontwikkeld in het kader van het programma Ontwikkelkracht.

  • 2 De subsidie kan worden aangevraagd voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a. activiteiten in het kader van ‘leren en ontwikkelen’, waaronder wordt verstaan:

      • 1°. het deelnemen aan een train-de-trainer-traject, begeleid door het programmabureau om expertleraar of expertschoolleider te worden;

      • 2°. het deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject;

    • b. activiteiten in het kader van ‘creëren’, waaronder wordt verstaan:

      • 1°. het deelnemen als een co-creërende vestiging in een co-creatielab; of

      • 2°. het deelnemen als een deelnemende vestiging in een co-creatielab;

  • 3 Een subsidieaanvraag kan niet betrekking hebben op:

    • a. het door één en dezelfde vestiging deelnemen als co-creërende vestiging in een co- creatielab, alsmede als deelnemende vestiging in een co-creatielab; of

    • b. het door één en dezelfde vestiging deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, alsmede het deelnemen aan een train-de-trainertraject; of

    • c. het door één en dezelfde vestiging deelnemen aan een onderzoeks- en verbetercultuurtraject, alsmede als deelnemende of co-creërende vestiging in een co-creatielab.

Artikel 4. Aanvraag subsidie

  • 1 Een bevoegd gezag dat subsidie wil aanvragen, voert voorafgaand aan de aanvraag een verkenningsgesprek met het programmabureau, met als doel de ontwikkelvraag van een vestiging of meerdere vestigingen te concretiseren en te verkennen of en zo ja bij welk onderdeel van het programma Ontwikkelkracht deze ontwikkelvraag aansluit.

  • 3 Een bevoegd gezag kan op basis van deze regeling voor meerdere vestigingen, doch in totaal niet meer dan vijf, een aanvraag indienen.

  • 4 Een subsidieaanvraag kan worden ingediend in de desbetreffende aanvraagperiodes, bedoeld in bijlage 1.

  • 5 De subsidie wordt aangevraagd met het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van DUS-I beschikbaar is gesteld.

Artikel 5. Aanvraagvereisten

De aanvraag bestaat uit een activiteitenplan, waarin onverminderd artikel 3.4 van de Kaderregeling ten minste wordt opgenomen:

  • a. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°:

    • 1°. een onderbouwing met ondersteunend bewijs, zoals resultaten op teamniveau of leerlingniveau, dat de desbetreffende vestiging expertise heeft op een bepaald terrein binnen het gebied van het programma Ontwikkelkracht;

    • 2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;

    • 3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging een goede onderzoeks- en verbetercultuur in het schoolteam heeft;

    • 4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging evidence-informed werkt;

  • b. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°:

    • 1°. een onderbouwing die inzicht geeft in welke vraag de vestiging heeft op het gebied van het versterken van haar onderzoeks- en verbetercultuur;

    • 2°. een ontwikkeldoel gericht op leerwinst;

    • 3°. een uiteenzetting die inzicht geeft in welke personen op de vestiging betrokken zijn, op welke manier schoolleiding en schoolbestuur betrokken zijn en welke rol eenieder heeft;

    • 4°. een onderbouwing waaruit blijkt dat sprake is van voldoende draagvlak op de vestiging voor deelname aan het traject, en dat de onderwijsprofessionals, de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;

    • 5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat voldoende tijd zal worden vrijgemaakt voor de leraren en schoolleiding op de vestiging voor deelname aan het traject;

    • 6°. een onderbouwing die inzicht geeft in welke middelen schoolleiding en schoolbestuur eventueel moeten reserveren om materiele kosten te dekken die noodzakelijk zijn voor het traject en hoe zij deze beschikbaar stelt aan het team;

    • 7°. een uiteenzetting die inzicht geeft in hoe op de vestiging het traject organisatorisch wordt vormgegeven;

  • c. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°:

    • 1°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging beschikt over expertise op het thema van het co-creatielab;

    • 2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging reeds succesvol werkt met evidence-informed aanpakken op het thema van het co-creatielab;

    • 3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging in staat zou zijn de pilotversie van een aanpak uit het co-creatielab te implementeren en mee te werken aan monitoring en evaluatie;

    • 4°. een uiteenzetting die inzicht geeft in welke personen op de vestiging betrokken zijn, welke rol eenieder heeft en op welke manier schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject;

    • 5°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging bereid is samen met andere vestigingen en onderzoekers te werken aan aanpakken op het thema van het desbetreffende co-creatielab;

    • 6°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging aantoonbare ervaring heeft met samenwerking met wetenschappelijke onderzoekers.

  • d. indien subsidie wordt aangevraagd voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°:

    • 1°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de vestiging bereid is samen met andere vestigingen en onderzoekers te werken aan aanpakken op het thema van het desbetreffende co-creatielab;

    • 2°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de desbetreffende vestiging bereid en in staat is om actief deel te nemen aan het traject van vraagarticulatie;

    • 3°. een onderbouwing waaruit blijkt dat de schoolleiding en het schoolbestuur van de vestiging betrokken zijn en zich committeren aan het traject.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Een subsidieaanvraag wordt in ieder geval geweigerd:

Artikel 7. Subsidieplafonds en maximaal aantal deelnemende vestigingen per jaar

  • 1 Voor verstrekking van de subsidie is voor het schooljaar 2023/2024 in totaal een bedrag beschikbaar van € 1.969.856,– voor het primair onderwijs, primair onderwijs BES, voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs BES.

  • 2 Per activiteit waarvoor subsidie kan worden aangevraagd zijn per schooljaar ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. € 228.960,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 ten hoogste vijf PO-vestigingen en vijf VO-vestigingen kunnen deelnemen;

    • b. € 1.282.600,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 ten hoogste tien PO-vestigingen en tien VO-vestigingen deelnemen;

    • c. € 333.316,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 voor ten hoogste twee vestigingen per co-creatielab en in totaal voor ten hoogste vier vestigingen subsidie kan worden verstrekt;

    • d. € 124.980,– voor deelname aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, waarbij in het schooljaar 2023/2024 voor ten hoogste vijftien vestigingen per co-creatielab en in totaal voor ten hoogste dertig vestigingen subsidie kan worden verstrekt.

  • 3 De minister verdeelt de beschikbare bedragen in volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel 8. Subsidiebedrag

Artikel 9. Subsidieverplichtingen

In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a. De subsidieontvanger verstrekt informatie aan het programmabureau van het programma Ontwikkelkracht als daar om wordt gevraagd en werkt mee aan evaluaties en monitoring.

  • b. De activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt worden uitgevoerd binnen de periode die de minister in de beschikking bepaalt.

  • c. Per vestiging neemt per traject ten minste het volgend aantal onderwijsprofessionals per schooljaar deel:

    • 1°. vijftien personen, indien het een PO-vestiging betreft, en vijfentwintig personen indien het een VO-vestiging betreft, voor het bijwonen van een cursus, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, hiervan dienen ten minste zes personen het train-de-trainer-traject te volgen;

    • 2°. vijftien personen, indien het een PO-vestiging betreft of veertig personen, indien het een VO-vestiging betreft, voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, waarbij er één interne procesbegeleider wordt aangesteld per team van 4 tot 10 leraren voor het deelnemen aan het traject. Bij vestigingen waar minder onderwijsprofessionals werken dan vijftien personen, indien het een PO-vestiging betreft of minder dan veertig, indien het een VO-vestiging betreft, dienen alle onderwijsprofessionals in het schoolteam deel te nemen aan de trajecten, met uitzondering van onderwijsprofessionals die een aanstelling hebben van minder dan één dag per week;

    • 3°. twee personen voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1°;

    • 4°. één interne procesbegeleider voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 2°;

  • d. De subsidieontvanger deelt actief zijn kennis met andere vestigingen.

  • e. De subsidieontvanger die subsidie ontvangt voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, zendt jaarlijks vóór 1 oktober, een activiteitenverslag aan de minister. Hierin wordt verslag gedaan van de realisatie van de in het activiteitenplan genoemde activiteiten;

  • f. De subsidieontvanger die subsidie ontvangt voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, onder 1° en 2°:

    • 1°. werkt mee aan de monitoring van de implementatie van de aanpak en het in kaart brengen van de effecten; en

    • 2°. draagt er zorg voor dat een leraar of intern procesbegeleider de implementatie begeleidt.

Artikel 10. Vaststelling en verantwoording

  • 1 De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na indiening van de aanvraag.

  • 3 De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn. In dit kader vindt in ieder geval een steekproefsgewijze controle door de minister plaats.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 juni 2027, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft ten aanzien van de subsidies die op grond van de regeling zijn verstrekt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

A.D. Wiersma

Bijlage 1. Overzicht aanvraagrondes per soort activiteit voor het schooljaar 2023/2024

Deze bijlage behoort bij artikel 4, vierde lid, van de Subsidieregeling Ontwikkelkracht.

Kader

Activiteit/traject

Start aanvraagperiode

Eind aanvraagperiode

Leren en Ontwikkelen

1. Een train-de-trainer-traject

2. Het deelnemen aan een onderzoeks-en verbetercultuurtraject

1 juni 2023

31 augustus 2023

Creëren

3. Co-creërende vestiging in een co-creatielab

4. Deelnemende vestiging in een co-creatielab

1 juni 2023

31 augustus 2023

De aanvraagperiodes voor het schooljaar 2024/2025 zullen door middel van een wijzigingsregeling aan deze regeling worden toegevoegd.

Naar boven