Garantstellingsregeling curatoren 2023

Geraadpleegd op 09-05-2024.
Geldend van 01-06-2023 t/m heden

Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 21 maart 2023, nr. 3533353, houdende regels voor de beoordeling van de gegrondheid van verzoeken van curatoren tot verstrekking van een voorschot en de grenzen waarbinnen zodanige verzoeken kunnen worden toegewezen (Garantstellingsregeling curatoren 2023)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 138, tiende lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de Minister: de Minister voor Rechtsbescherming;

  • b. de Recofa: het landelijk overleg van rechters-commissarissen insolventies;

  • c. de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling: de periodiek door de Recofa vastgestelde richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling;

  • d. de Staat: de Staat der Nederlanden.

Artikel 2. Garantstelling

  • 2 Een curator die een verzoek doet als bedoeld in het eerste lid, kan de Minister tevens om vergoeding van de op dat moment reeds gemaakte kosten voor het opstellen van het verzoek en de kosten die direct zijn gerelateerd aan het instellen van een verhaalsonderzoek of vooronderzoek, als bedoeld in het eerste lid. Een verzoek om vergoeding van de reeds gemaakte kosten dient voldoende onderbouwd en redelijk te zijn. Het verzoek dient binnen een redelijk tijdsbestek nadat de curator deze kosten heeft gemaakt te worden ingediend.

  • 3 Een voorschot wordt verleend in de vorm van een garantstelling ten behoeve van de curator. De Minister wijst een kredietinstelling aan die een rekening courant opent voor de activiteiten die onder de garantstelling vallen. Op deze rekening-courant wordt het bedrag van de garantstelling als krediet aan de curator ter beschikking gesteld.

  • 4 Een garantstelling wordt verstrekt voor de duur van het faillissement. Een garantstelling kan voortijdig worden beëindigd.

Artikel 3. Initieel verzoek garantstelling

  • 1 De curator maakt voor de indiening van een verzoek op grond van artikel 2 gebruik van een door de Minister vastgestelde vragenlijst. De vragenlijst wordt volledig ingevuld.

  • 2 Voordat de curator het verzoek op grond van artikel 2 indient, legt hij dit ter goedkeuring voor aan de in het faillissement benoemde rechter-commissaris.

  • 3 De Minister kan de bij het verzoek op grond van artikel 2 aangeleverde informatie op juistheid, actualiteit en volledigheid onderzoeken.

  • 4 Indien een curator een verzoek op grond van artikel 2 doet, kan de Minister de curator verzoeken om aanvullende informatie te verstrekken.

Artikel 4. Overeenkomst

  • 1 Een garantstelling wordt verstrekt op basis van een daartoe strekkende overeenkomst tussen de Staat en de curator.

  • 2 De overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van de garantstelling, daaronder begrepen de afwikkeling daarvan, en bevat rechten en verplichtingen die de curator en de Minister ter nadere uitwerking van deze regeling overeenkomen.

Artikel 5. Verhoging

  • 1 Een curator kan de Minister verzoeken om verhoging van het bedrag waarvoor een garantstelling is gegeven. Voor indiening van een verzoek tot verhoging maakt de curator gebruik van een door de Minister vastgestelde vragenlijst. De vragenlijst wordt volledig ingevuld.

  • 2 De Minister kan de bij het verhogingsverzoek aangeleverde informatie op juistheid, actualiteit en volledigheid onderzoeken.

  • 3 Indien een curator een verzoek doet als bedoeld in het eerste lid, kan de Minister de curator verzoeken om aanvullende informatie te verstrekken.

  • 4 Een verhoging van de garantstelling wordt verstrekt op basis van een door de Staat en de curator ondertekend addendum bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 4.

Artikel 6. Voorwaarden

  • 1 Geen garantstelling wordt verstrekt indien:

    • a. het verzoek, bedoeld in artikel 2, een faillissement betreft waarbij de boedel toereikend is voor het instellen van een rechtsvordering dan wel voor het doen van een verhaalsonderzoek of vooronderzoek naar de mogelijkheden daartoe;

    • b. het verzoek, bedoeld in artikel 2, betrekking heeft op het instellen van een rechtsvordering op een andere grond dan genoemd in artikel 2, eerste lid;

    • c. het verzoek, bedoeld in artikel 2, niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen bedoeld in artikel 3, eerste, tweede en vierde lid;

    • d. het verzoek, bedoeld in artikel 2, geen beredeneerde schatting bevat van de kosten van de in te stellen rechtsvordering dan wel voor het doen van een verhaalsonderzoek of vooronderzoek naar de mogelijkheden daartoe;

    • e. uit het verzoek, bedoeld in artikel 2, blijkt dat het gevraagde garantiebedrag in geen redelijke verhouding staat tot de redelijkerwijs te verwachten opbrengst die door de inspanningen van de curator kan worden verhaald. Van een redelijke verhouding is in ieder geval sprake indien de verhouding tussen de gevraagde garantstelling en de verwachte opbrengst 1:4 is.

    • f. uit het verzoek, bedoeld in artikel 2, blijkt dat het gevraagde garantiebedrag in geen redelijke verhouding staat tot de hoogte van de schulden van de gefailleerde. Van een redelijke verhouding is in ieder geval sprake indien de verhouding tussen het bedrag van de gevraagde garantstelling en de hoogte van de schulden 1:2 is.

  • 2 Geen verhoging van de garantstelling wordt verstrekt indien uit de bij indiening van het verzoek tot verhoging verstrekte informatie blijkt dat het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste lid, onder a, b, d, e en f alsmede in artikel 5.

  • 3 In afwijking van het vorige lid kan een verhoging van de garantstelling in specifieke gevallen worden verstrekt zonder dat is voldaan aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, onder e, indien de curator aannemelijk kan maken dat een verhoging van het garantiebedrag ten minste zal leiden tot verwachte opbrengsten die het gevraagde garantiebedrag en de kosten van de Staat geheel zullen overschrijden.

  • 4 De Minister kan in een uitzonderlijk geval ten behoeve van de aanpak van recidiverende faillissementsfraudeurs, in afwijking van het eerste lid, onder e, een verhouding van 1:2 tussen het gevraagde garantiebedrag en de verwachte opbrengst hanteren. De Minister stelt een jaarlijks maximumbedrag vast voor te verlenen garantstellingen die op grond van dit lid per kalenderjaar in behandeling worden genomen.

Artikel 7. Vaststelling en gebruik

  • 1 De vaststelling van het bedrag van de garantstelling vindt plaats op grond van de geldende Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling.

  • 2 In het bedrag van de garantstelling is begrepen een vergoeding voor de door de curator te besteden tijd en voor zijn verschotten, waaronder de proceskosten waarin hij mogelijk jegens de wederpartij wordt veroordeeld.

  • 3 Onder het bedrag van de garantstelling is tevens begrepen een vergoeding voor de door de curator gemaakte kosten, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 4 Het bedrag van de garantstelling wordt uitsluitend gebruikt om de kosten te dekken van de activiteiten waarop de garantstelling betrekking heeft.

  • 5 Indien de boedel na het verkrijgen van de garantstelling baten verwerft met behulp van de garantstelling, wendt de curator deze baten eerst aan ter dekking van kosten van activiteiten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, alvorens verder gebruik te maken van de beschikbare gelden op de rekening-courant, bedoeld in artikel 2, derde lid.

Artikel 8. Rapportageverplichtingen

  • 1 De curator brengt onverwijld over de uitkomsten van het verhaalsonderzoek, het vooronderzoek en de rechtsvordering verslag uit aan de Minister.

  • 3 De curator legt desgevraagd nadere gegevens of bewijsstukken over met het oog op de besteding van de onder de garantstelling opgenomen gelden en de daarmee gegenereerde opbrengsten voor de boedel.

Artikel 9. Rekening en verantwoording

  • 1 De curator legt binnen vier weken na beëindiging van zijn werkzaamheden in het kader van het faillissement, rekening en verantwoording af aan de Minister overeenkomstig een door de Minister vastgesteld formulier.

  • 2 Indien de curator aan wie een garantstelling is gegeven, in het faillissement wordt opgevolgd door een andere curator, legt de curator eerst rekening en verantwoording af aan de opvolgend curator zoals voorgeschreven in artikel 73 van de Faillissementswet en stelt de opvolgend curator de Minister hiervan in kennis door middel van het onverwijld toezenden van een kopie van de afgelegde rekening en verantwoording. De Minister stelt de kredietinstelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, onverwijld in kennis van de opvolging.

  • 3 Geen rekening en verantwoording hoeft te worden afgelegd indien de boedel voldoende baten verwerft ter vereffening van een debetsaldo op de rekening-courant. De curator kan in het hiervoor bedoelde geval volstaan met de mededeling aan de Minister van de hoogte van de ontvangen baten.

Artikel 10. Beëindiging van de garantstelling

  • 1 Indien de curator niet voldoet aan de rapportageverplichtingen, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid, kan de garantstelling worden beëindigd. De Minister stelt de kredietinstelling, bedoeld in artikel 2, derde lid, onverwijld in kennis van de beëindiging.

  • 2 De curator legt onverwijld na beëindiging van de garantstelling rekening en verantwoording af aan de Minister overeenkomstig artikel 9.

  • 3 Beëindiging van de garantstelling vindt niet plaats dan na raadpleging van de in het faillissement benoemde rechter-commissaris.

Artikel 11. Afwikkeling

  • 1 De curator is gehouden na beëindiging van zijn werkzaamheden in het kader van het faillissement, een debetsaldo op de rekening-courant onverwijld aan te zuiveren, tenzij uit de afgelegde rekening en verantwoording op grond van artikel 9, eerste lid, blijkt dat dit bedrag of een gedeelte daarvan aan de curator moet worden kwijtgescholden.

  • 2 De curator is gehouden na beëindiging van de garantstelling door de Minister op grond van artikel 10, eerste lid, een debetsaldo op de rekening-courant aan te zuiveren, tenzij uit de afgelegde rekening en verantwoording op grond van artikel 10, tweede lid, blijkt dat dit bedrag of een gedeelte daarvan aan de curator moet worden kwijtgescholden.

  • 3 Terugvordering van onder de garantstelling verleende gelden op grond van het eerste en tweede lid, kan plaatsvinden voor zover de curator de hem uit hoofde van deze regeling gestelde verplichtingen niet is nagekomen. Terugvordering vindt niet plaats dan na raadpleging van de in het faillissement benoemde rechter-commissaris.

Artikel 12. Evaluatie

De Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze regeling, en vervolgens telkens na vijf jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 13. Overgangsrecht

  • 1 Ten aanzien van garantstellingen die zijn verstrekt op basis van een verzoek als bedoeld in de artikelen 3 en 5 dat is ingediend voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavige regeling, gelden de regels van de Garantstellingsregeling curatoren 2012, zoals deze luidden voor die inwerkintreding. De Garantstellingsregeling curatoren 2023 is van toepassing op een verzoek als bedoeld in artikel 5 indien dit verzoek is ingediend na inwerkingtreding van deze regeling ongeacht de datum van indiening van het verwante verzoek als bedoeld in artikel 3.

  • 2 Toepassing van het eerste lid kan niet leiden tot een wijziging ten nadele van de betrokken curator.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 21 maart 2023

De Minister voor Rechtsbescherming,

F.M. Weerwind

Naar boven