U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Geraadpleegd op 08-08-2025. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2025 en zichtdatum 01-01-2025. Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 16 december 2022, nr. VO/35104710, met betrekking tot de wijze van uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen (Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022)
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
Gelet op de artikelen 155 en 169 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 123 en 129 van de Wet primair onderwijs BES, de artikelen 133 en 145, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 5.49, tweede lid, en 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 2.5.9, tweede lid, en 11.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 2.9, derde lid, en 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de artikelen 2.3.11, tweede lid, en 10.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluiten:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
a. bekostiging: bekostiging als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES, artikel 5.4, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 114, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 2.2.1 en 2.2a.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 1.9, 1.14 en 1.17 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel 2.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
b. minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
c. onderwijsinstelling: instelling of school in de zin van een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet op het onderwijstoezicht waar onderwijs wordt verzorgd;
[d.] samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
[e.] subsidie: subsidie, verstrekt aan een onderwijsinstelling op grond van of krachtens een of meer van de artikelen, genoemd in artikel 9.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
1 Deze beleidsregel regelt de wijze waarop de minister ten aanzien van onderwijsinstellingen gebruik maakt van zijn bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 155 en 169 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 123 en 129 van de Wet primair onderwijs BES, de artikelen 133 en 145, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 5.49, tweede lid, en 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 2.5.9, tweede lid, en 11.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 2.9, derde lid, en 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de artikelen 2.3.11, tweede lid, en 10.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholen en de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Deze beleidsregel regelt in aanvulling op het eerste lid de wijze waarop de Minister ten aanzien van samenwerkingsverbanden gebruik maakt van zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 155 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 38 van de Wet medezeggenschap op scholen en de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
1 Onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostiging of subsidie, wordt volledig teruggevorderd.
2 Het eerste lid is onverminderd van toepassing op subsidie waarvan de vaststelling nog niet heeft plaatsgevonden.
3 De minister kan bij herhaaldelijk onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostiging of subsidie het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, verhogen. Hiervan is sprake, indien een dergelijke verkrijging of besteding meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.
4 De verhoging, bedoeld in het derde lid, bedraagt ten hoogste 25 procent van het onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostigings- of subsidiebedrag.
1 Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020, de Wet primair onderwijs BES of de Wet medezeggenschap op scholen door het bevoegd gezag van een school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 1 van de Wet primair onderwijs BES of artikel 1 van de Experimentenwet onderwijs kan de Minister:
a. in de eerste drie maanden van het verzuim maandelijks ten minste 0 en ten hoogste 15 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;
b. in de vierde tot en met zesde maand van het verzuim maandelijks ten minste 16 en ten hoogste 75 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;
c. in de zevende en daaropvolgende maanden van het verzuim maandelijks ten hoogste 100 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden.
2 Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift gesteld bij of krachtens de Wet op het primair onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs 2020 of de Wet medezeggenschap op scholen door een samenwerkingsverband kan de Minister:
3 De Minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift direct een hoger inhoudingspercentage toepassen dan genoemd in het eerste lid, onder a of b, of het tweede lid, onder a of b,. Hiervan is sprake indien een dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.
1 Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift door het bevoegd gezag van een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, of, voor het hoger onderwijs, door een of meer organen binnen een instelling als bedoeld in de artikelen 1.4, 1.5 of 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, kan de minister:
a. in de eerste drie maanden van het verzuim maandelijks ten minste 10 en ten hoogste 25 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar opschorten;
b. in de vierde tot en met zesde maand van het verzuim maandelijks ten minste 15 en ten hoogste 50 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar inhouden;
2 De minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift direct overgaan tot inhouden of een hoger percentage van opschorting of inhouding dan genoemd in het eerste lid, onder a of b, toepassen. Hiervan is sprake indien een dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.
1 In afwijking van artikel 4 kan de minister een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar direct met 100% inhouden indien het bevoegd gezag of het samenwerkingsverband niet voldoet aan een:
a. spoedaanwijzing als bedoeld in artikel 153a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 122a van de Wet primair onderwijs BES, artikel 132a van de Wet op de expertisecentra of artikel 3.38a van de Wet voortgezet onderwijs 2020; of
b. aanwijzing als bedoeld in artikel 153 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 122 van de Wet primair onderwijs BES, artikel 132 van de Wet op de expertisecentra of artikel 3.38 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
2 In afwijking van artikel 5 kan de minister de bekostiging direct met 100% opschorten of inhouden indien het bevoegd gezag of, voor het hoger onderwijs, de raad van toezicht niet voldoet aan een:
a. spoedaanwijzing als bedoeld in artikel 3.1.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 10.1a van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of de artikelen 9.9b, 10.3e1 of 11.7b van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; of
b. aanwijzing als bedoeld in artikel 3.1.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 10.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of de artikelen 9.9a, 10.3e of 11.7a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
De minister neemt een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, of tweede lid, onder a, of artikel 5, eerste lid, onder a, slechts nadat het bevoegd gezag of het samenwerkingsverband, of voor het hoger onderwijs, het instellingsbestuur een redelijke termijn heeft gekregen om de tekortkoming te herstellen.
De minister kan de terugvordering, lagere vaststelling, opschorting of inhouding, bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 achterwege laten, matigen, of overgaan tot opschorten in plaats van inhouden indien strikte toepassing van die artikelen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Op de toepassing van bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, naar aanleiding van tekortkomingen geconstateerd in inspectierapporten die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel, blijft de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen, zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel, van toepassing.
De Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen wordt ingetrokken.
1 Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Indien de Staatscourant waarin deze beleidsregel wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2022, treedt hij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.
2 In afwijking van het eerste lid treden, indien het bij koninklijke boodschap van 29 september 2021 aanhangig gemaakte voorstel van wet houdende wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium (Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet in werking treedt, artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6, tweede lid, onderdeel a, op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van die wet in werking. De vorige volzin is niet van toepassing indien het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, bedoeld in het eerste lid, is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de wet, genoemd in de vorige volzin.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen 2022", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.