Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
-
a.
bekostiging: bekostiging als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 100, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES, artikel 5.4, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 114, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 2.2.1 en 2.2a.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 1.9, 1.14 en 1.17 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel 2.2.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES;
-
b.
minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs;
-
c.
onderwijsinstelling: instelling of school in de zin van een onderwijswet als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet op het onderwijstoezicht waar onderwijs wordt verzorgd;
-
d.
subsidie: subsidie, verstrekt aan een onderwijsinstelling op grond van of krachtens een of
meer van de artikelen, genoemd in artikel 9.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.
Deze beleidsregel regelt de wijze waarop de minister ten aanzien van onderwijsinstellingen
gebruik maakt van zijn bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 155 en 169 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 123 en 129 van de Wet primair onderwijs BES, de artikelen 133 en 145, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 5.49, tweede lid, en 10.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 2.5.9, tweede lid, en 11.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 2.9, derde lid, en 15.1 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de artikelen 2.3.11, tweede lid, en 10.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en de artikelen 4:46, 4:48, 4:49, 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3. Terugvordering bij onrechtmatige verkrijging of besteding
-
3 De minister kan bij herhaaldelijk onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostiging
of subsidie het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, verhogen. Hiervan
is sprake, indien een dergelijke verkrijging of besteding meer dan eenmaal plaatsvindt
binnen een periode van vier jaar.
Artikel 4. Sancties bij tekortkomingen basisonderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs
-
2 De minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift
direct een hoger inhoudingspercentage dan dat genoemd in het eerste lid, onder a of
b, toepassen. Hiervan is sprake indien een dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke
voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt binnen een periode van vier jaar.
Artikel 5. Sancties bij tekortkomingen middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs
-
1 Bij het niet naleven van een wettelijk voorschrift door het bevoegd gezag van een
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1.1. van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, of, voor het hoger onderwijs, door een of meer organen binnen een instelling als
bedoeld in de artikelen 1.4, 1.5 of 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, kan de minister:
-
a. in de eerste drie maanden van het verzuim maandelijks ten minste 10 en ten hoogste
25 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar
opschorten;
-
b. in de vierde tot en met zesde maand van het verzuim maandelijks ten minste 15 en ten
hoogste 50 procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende
kalenderjaar inhouden;
-
c. in de zevende en daaropvolgende maanden van het verzuim maandelijks ten hoogste 100
procent van een twaalfde deel van de bekostiging voor het desbetreffende kalenderjaar
inhouden.
-
2 De minister kan bij het herhaaldelijk niet naleven van hetzelfde wettelijk voorschrift
direct overgaan tot inhouden of een hoger percentage van opschorting of inhouding
dan genoemd in het eerste lid, onder a of b, toepassen. Hiervan is sprake indien een
dergelijk niet naleven van hetzelfde wettelijke voorschrift meer dan eenmaal plaatsvindt
binnen een periode van vier jaar.
Artikel 6. Spoedaanwijzing en aanwijzing
Artikel 8. Hardheidsclausule
De minister kan de terugvordering, lagere vaststelling, opschorting of inhouding,
bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 achterwege laten, matigen, of overgaan tot opschorten in plaats van inhouden indien
strikte toepassing van die artikelen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende
aard.
Artikel 9. Overgangsrecht
Op de toepassing van bevoegdheden als bedoeld in artikel 2, naar aanleiding van tekortkomingen geconstateerd in inspectierapporten die zijn
vastgesteld voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel, blijft de Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde onderwijsinstellingen, zoals die gold onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel,
van toepassing.
Artikel 11. Inwerkingtreding
-
1 Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2023. Indien de Staatscourant
waarin deze beleidsregel wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2022, treedt
hij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin hij wordt geplaatst.
-
2 In afwijking van het eerste lid treden, indien het bij koninklijke boodschap van 29 september
2021 aanhangig gemaakte voorstel van wet houdende wijziging van een aantal onderwijswetten
in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium
(Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs) tot wet is of wordt verheven
en artikel I, onderdeel B, van die wet in werking treedt, artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en artikel 6, tweede lid, onderdeel a, op het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel I, onderdeel B, van die wet in werking. De vorige volzin is niet van toepassing
indien het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, bedoeld in het eerste
lid, is gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van
de wet, genoemd in de vorige volzin.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel financiële sancties bij bekostigde
onderwijsinstellingen 2022.