Besluit experiment onderwijszorgarrangementen

Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Besluit van 8 november 2022, houdende voorschriften voor een experiment op het terrein van onderwijszorgarrangementen, met het oog op verbetering van de toegankelijkheid van het onderwijs (Besluit experiment onderwijszorgarrangementen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 27 juni 2022, nr. WJZ/33128811 (ID12955), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 172 van de Wet op de expertisecentra, artikel 180 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 9.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 8, vierde lid, van de Wet register onderwijsdeelnemers;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 september 2022, nr. W05.22.00075/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 november 2022, nr. WJZ/34193494 (ID12955), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en in de op dit besluit berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2. Doel experiment

Het doel van het experiment is te onderzoeken:

  • a. of het experiment de toegankelijkheid van het onderwijs vergroot door een ruimer aanbod van maatwerk op het gebied van onderwijs en zorg te faciliteren; en

  • b. welk effect het experiment heeft op leerlingen die dreigen gedurende een langere tijd te verzuimen, leerlingen die langdurig verzuimen naar school te gaan, leerplichtige jongeren die niet staan ingeschreven op een school en jongeren van wie de ouders op grond van artikel 5, onder a, van de Leerplichtwet 1969 zijn vrijgesteld van de inschrijfplicht.

Artikel 3. Afwijkingen van de wet door bevoegd gezag

Artikel 4. Afwijkingen van de wet door samenwerkingsverband

Artikel 5. Samenwerkingsovereenkomst

  • 1 Voor het inrichten van een onderwijszorgarrangement sluit het bevoegd gezag onderscheidenlijk het samenwerkingsverband een samenwerkingsovereenkomst met het samenwerkingsverband onderscheidenlijk het bevoegd gezag, de gemeente, het zorgkantoor of de zorgverzekeraar en de jeugdhulp- of zorgaanbieder en stelt met hen een projectplan op.

  • 2 In de samenwerkingsovereenkomst worden in elk geval afspraken gemaakt over:

    • a. de financiering van het onderwijs, de zorg en de kosten die verband houden met zowel onderwijs als zorg; en

    • b. de taken en verantwoordelijkheden van de betrokkenen bij het onderwijszorgarrangement.

Artikel 6. Projectplan

Het projectplan, bedoeld in artikel 5, eerste lid, bevat ten minste:

  • a. het doel en de visie van het onderwijszorgarrangement, waaronder in elk geval de doelgroep op wie het onderwijszorgarrangement betrekking heeft;

  • b. de wettelijke knelpunten die worden ervaren bij het bieden van maatwerk op het gebied van onderwijs en zorg voor jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte;

  • c. van welke wettelijke voorschriften, bedoeld in de artikelen 3 en 4, in het onderwijszorgarrangement wordt afgeweken;

  • d. in hoeverre door afwijking van de desbetreffende wettelijke bepalingen het doel kan worden bereikt;

  • e. een uitwerking van de wijze waarop het onderwijszorgarrangement wordt vormgegeven, waarbij in elk geval wordt ingegaan op:

    • 1°. de organisatorische en onderwijskundige inrichting van het onderwijszorgarrangement, waaronder de betrokken docenten en zorg- of jeugdhulpverleners;

    • 2°. de waarborgen voor de kwaliteit van het onderwijs en de zorg;

    • 3°. de locatie van het onderwijs;

    • 4°. de wijze van samenwerking met in ieder geval de ouders, het samenwerkingsverband, gemeenten, zorgaanbieders, jeugdhulpaanbieders, zorgverzekeraars of zorgkantoren;

    • 5°. de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het ontwikkelingsperspectief, bedoeld in de artikelen 41a van de Wet op de expertisecentra, 40a van de Wet op het primair onderwijs of 2.44 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, het jeugdhulpverleningsplan of het zorgplan van de jongeren en hoe de samenhang tussen de twee plannen wordt geborgd.

Artikel 7. Ontwikkelingsperspectief

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde deel van het ontwikkelingsperspectief wordt vastgesteld in overeenstemming met de ouders en de leerling.

  • 3 Het ontwikkelingsperspectief wordt in ieder geval bij aanvang en na afloop van de deelname aan het onderwijszorgarrangement geëvalueerd met de ouders en de leerling.

Artikel 8. Toestemming deelname aan het experiment

  • 1 Onze Minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag of het samenwerkingsverband toestemming verlenen om deel te nemen aan het experiment.

  • 2 Het bevoegd gezag van de school of het bestuur van het samenwerkingsverband overlegt bij de aanvraag:

    • a. de samenwerkingsovereenkomst, bedoeld in artikel 5;

    • b. het projectplan, bedoeld in artikel 6; en

    • c. de adviezen van de medezeggenschapsraad van de school en de medezeggenschapsraad van het samenwerkingsverband of het blijk van instemming van de ondersteuningsplanraad, bedoeld in artikel 4a van de Wet medezeggenschap op scholen, omtrent de deelname aan het experiment.

Artikel 9. Selectie

  • 1 Onze Minister geeft ten hoogste 80 onderwijszorgarrangementen toestemming om deel te nemen aan het experiment.

  • 2 Onze Minister kan de aanvragen overigens toewijzen of afwijzen op basis van:

    • a. de verwachte bijdrage aan het doel van het experiment;

    • b. een evenwichtige verdeling tussen de soorten onderwijszorgarrangementen, de onderwijssectoren en de doelgroepen;

    • c. de regionale spreiding van deelnemende onderwijszorgarrangementen;

    • d. de spreiding over de samenwerkingsverbanden.

  • 3 Onze Minister wijst de aanvraag in elk geval af, indien bij het onderwijszorgarrangement een niet van rijkswege bekostigde school betrokken is.

  • 4 Onze Minister kan in aanvulling op het tweede lid loting toepassen.

  • 5 Dit artikel is slechts van toepassing bij de aanvang van het experiment.

Artikel 10. Duur van het experiment

  • 1 Het experiment vangt aan met ingang van 1 januari 2023 en eindigt met ingang van 1 januari 2028.

  • 2 Uiterlijk een jaar voor het eind van het experiment informeert het bevoegd gezag de leerling en de ouders over de afloop van het experiment.

  • 3 Het bevoegd gezag overlegt met de leerling en de ouders over het vervolg op het experiment.

Artikel 11. Monitoring en evaluatie

  • 1 Onze Minister monitort de onderwijszorgarrangementen van 1 januari 2023 tot 1 januari 2026.

  • 2 Onze Minister onderzoekt voor het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk in elk geval of het experiment leidt tot een:

    • a. toename van het aantal jongeren met een complexe ondersteuningsbehoefte die onderwijs volgen;

    • b. afname van het aantal leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte die uitvallen van school;

    • c. verbetering van de mate waarin onderwijs en zorg aansluiten bij de behoeften van leerlingen met een complexe ondersteuningsbehoefte.

  • 3 Het bevoegd gezag, het samenwerkingsverband en de jeugdhulp- of zorgaanbieder werken mee aan de monitoring van het experiment door Onze Minister en aan de totstandbrenging van het verslag, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Onze Minister kan de resultaten van de monitoring van het experiment in het belang van informatie-uitwisseling tussen en lering door onderwijszorgarrangementen delen met onderwijszorgarrangementen. De resultaten bevatten geen gegevens die direct of indirect tot natuurlijke personen herleidbaar zijn.

  • 5 Indien Onze Minister besluit het experiment niet om te zetten in een structurele wettelijke regeling, worden geen nieuwe leerlingen toegelaten tot het experiment.

Artikel 12. Verwerking van persoonsgegevens

  • 1 Voor zover noodzakelijk kunnen ten behoeve van de monitoring en evaluatie van het experiment persoonsgegevens worden verwerkt, waaronder persoonsgegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming.

Artikel 13. Beëindiging deelname aan het experiment

Onze Minister kan de toestemming voor deelname aan het experiment geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

  • a. het bevoegd gezag van de school de voorschriften, gesteld bij of krachtens dit besluit niet naar behoren naleeft; of

  • b. het onderwijszorgarrangement naar het oordeel van Onze Minister te weinig bijdrage levert aan de kwaliteit, de toegankelijkheid of de doeltreffendheid van het onderwijs.

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 november 2022, met uitzondering van artikel 14, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2023.

  • 2 Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 15 november, treedt het besluit, met uitzondering van artikel 14, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 15 november.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit experiment onderwijszorgarrangementen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 8 november 2022

Willem-Alexander

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

A.D. Wiersma

Uitgegeven de veertiende november 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid,

D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven