Beleidsregel vergoeding meerkosten aardbevingsbestendig bouwen Groningen 2022

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 01-10-2022 t/m heden

Beleidsregel van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 6 juli 2022, nr. DGKE-PDG/ 22285713, betreffende de vergoeding van meerkosten van aardbevingsbestendig bouwen in Groningen 2022

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • aardbevingsbelasting: belasting op een gebouw door een aardbeving als bedoeld in NPR 9998;

  • basisontwerp: ontwerp van een gebouw dat binnen een bouwproject één of meerdere malen, eventueel met kleine niet-constructieve variaties, wordt gebouwd en waarvan de berekeningen of het voldoet aan de veiligheidsnorm ook wanneer het meerdere keren wordt gebouwd éénmaal volledig hoeven te worden gemaakt;

  • gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet;

  • grondgebonden woning: een gebouw met een woonfunctie dat geheel of gedeeltelijk voor permanente bewoning is ontworpen en gebouwd, en waarvan de constructie bestendig met de grond verbonden is;

  • Minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • NPR 9998: praktijkrichtlijn NPR 9998 uitgave NPR 9998:2020, van de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut;

  • NPR-webtool: webtool die behoort bij NPR 9998, versie 6;

  • piekgrondversnelling: amplitude van de grootste absolute versnelling geregistreerd op een locatie tijdens een aardbeving op maaiveldniveau;

  • projectonderdeel met gelijke piekgrondversnelling: onderdeel van een bouwproject dat ziet op de bouw van één of meerdere gebouwen door één partij op één locatie met dezelfde piekgrondversnelling en dezelfde voor de NPR 9998 relevante grondomstandigheden;

  • veiligheidsnorm: veiligheidsnorm, bedoeld in artikel 1.3a.3, eerste lid, van de Mijnbouwregeling;

  • versterkingsprogramma: bouwkundig versterkingsprogramma als gevolg van de gaswinning in het Groningenveld;

  • windbelasting: belasting op een gebouw door de wind zoals bedoeld in NEN-EN 1991-1-4+A1+C2/2011 en NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011/NB:2019.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1 Deze beleidsregel is van toepassing op nieuw te bouwen gebouwen, waaronder begrepen een constructief zelfstandige uitbouw of aanbouw van een bestaand gebouw.

  • 2 Deze beleidsregel is niet van toepassing op:

    • a. nieuw te bouwen gebouwen waarop de Beleidsregel vergoeding kosten aardbevingsbestendige industrie Groningen van toepassing is;

    • b. nieuw te bouwen gebouwen die dienen ter vervanging van gebouwen die in het versterkingsprogramma zijn opgenomen en waarvoor de eigenaar middelen heeft ontvangen of nog zal ontvangen van de Minister om het gebouw te laten voldoen aan de veiligheidsnorm; en

    • c. verbouw van bestaande panden.

Artikel 3. Vergoeding voor aardbevingsbestendig bouwen

  • 1 De Minister verstrekt op aanvraag van degene die verantwoordelijk is voor de bouw een vergoeding voor de extra kosten in verband met het ontwerpen en bouwen van een nieuw gebouw dat voldoet aan NPR 9998, bij toepassing van de grenstoestand ‘Near Collapse’, indien de piekgrondversnelling op de locatie van het nieuwe gebouw tenminste 0,05 g is.

  • 2 De piekgrondversnelling wordt berekend met de NPR-webtool op het moment van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, voor de datum van verwachte oplevering van het gebouw bij een herhalingstijd van 475 jaar.

Artikel 4. Aanvraag voor vergoeding

  • 1 Een aanvraag om een vergoeding wordt voor de start van de bouwwerkzaamheden ingediend.

  • 2 Een aanvraag wordt per projectonderdeel met gelijke piekgrondversnelling ingediend.

  • 3 Een aanvraag bevat per basisontwerp binnen het projectonderdeel met gelijke piekgrondversnelling:

    • a. de locatie van het nieuw te bouwen gebouw of de nieuw te bouwen gebouwen;

    • b. de datum van verwachte oplevering;

    • c. een vergelijking tussen de wind- en aardbevingsbelasting;

    • d. de bij het ontwerp toegepaste versie van de NPR 9998;

    • e. de piekgrondversnelling bij een herhalingstijd van 475 jaar;

    • f. de piekgrondversnelling bij een herhalingstijd van 2.475 jaar;

    • g. de op basis van de NPR 9998 gehanteerde rekenmethodiek;

    • h. de ductiliteitsklasse;

    • i. de q-factor;

    • j. de gevolgklasse zoals omschreven in de NPR 9998;

    • k. de bouwkundige tekeningen;

    • l. de constructieve tekeningen;

    • m. de statische berekeningen;

    • n. de seismische berekeningen.

    • o. het geotechnisch onderzoek.

    • p. een verklaring van de hoofdconstructeur dat het ontwerp voldoet aan de eisen van de NPR 9998;

    • q. een verklaring en rapport van een tweede constructeur dat de hoofdconstructeur een juiste methode van berekening heeft gekozen, in de in het derde lid, onder a tot en met o en vierde lid, genoemde elementen van de berekeningen de juiste parameters heeft gehanteerd en dat op basis hiervan aannemelijk is dat het ontwerp voldoet aan de eisen van de NPR 9998.

  • 4 Een aanvraag bevat indien van toepassing:

    • a. het funderingsadvies;

    • b. de paalberekening;

    • c. de verwekingsanalyse.

Artikel 5. Hoogte vergoeding wanneer de aardbevingsbelasting maatgevend is

  • 1 De hoogte van de vergoeding, bedoelt in artikel 3, eerste lid, bedraagt voor een grondgebonden woning, niet zijnde een gebouw dat op basis van de NPR 9998 valt in de gevolgklasse CC2, CC3, CC4 of CC1a of een constructief zelfstandige uitbouw of aanbouw van een bestaand gebouw, indien de aardbevingsbelasting van het gebouw hoger is dan de windbelasting, voor:

    • a. het ontwerpen van het gebouw, het bedrag dat is berekend op grond van de volgende formule:

    • Bijlage 268818.png

      n = het aantal woningen waarop de aanvraag betrekking heeft; en

    • c. het treffen van maatregelen voor zover deze noodzakelijk zijn om te voldoen aan de NPR 9998 voor:

      • I. een rijwoning: € 6.339;

      • II. een twee-onder-een-kap grondgebonden woning: € 8.436; en

      • III. een vrijstaande grondgebonden woning: € 10.064.

  • 2 De hoogte van de vergoeding, bedoelt in artikel 3, eerste lid, bedraagt voor een gebouw dat op basis van de NPR 9998 valt in de gevolgklasse CC2, CC3 of CC4, indien de aardbevingsbelasting van het gebouw hoger is dan de windbelasting, voor het ontwerp en het treffen van maatregelen voor zover deze noodzakelijk zijn om te voldoen aan de NPR 9998: € 61 per vierkante meter bruto vloeroppervlak.

  • 3 De hoogte van de vergoeding, bedoelt in artikel 3, eerste lid, bedraagt voor een gebouw dat op basis van de NPR 9998 valt in de gevolgklasse CC1a of een constructief zelfstandige uitbouw of aanbouw van een bestaand gebouw is, indien de aardbevingsbelasting van het gebouw hoger is dan de windbelasting, voor:

    • a. het ontwerp: € 1.724; en

    • b. het treffen van maatregelen voor zover deze noodzakelijk zijn om te voldoen aan de NPR 9998: de daadwerkelijke kosten van de maatregelen.

Artikel 6. Hoogte vergoeding wanneer de windbelasting maatgevend is

  • 1 De hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt indien de aardbevingsbelasting van het gebouw lager is dan de windbelasting: de daadwerkelijk gemaakte kosten:

    • a. per basisontwerp: voor het opstellen van de vergelijking van de aardbevingsbelasting met de windbelasting, met een maximum van € 4.142; en

    • b. per gebouw: voor de detailleringskosten met een maximum van € 16.905 voor volgens de NPR noodzakelijke maatregelen indien op de locatie van het nieuwe gebouw geen sprake is van lage seismiciteit, zoals gedefinieerd in de NPR 9998.

Artikel 7. Vergoeding voor toetsing van de berekeningen

  • 1 De hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt aangevuld met een vergoeding voor de toetsing van het ontwerp van de hoofdconstructeur door de tweede constructeur, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel q, en bedraagt de daadwerkelijk gemaakte kosten met een maximum per gebouw:

    • a. voor grondgebonden woningen of gedeelte daarvan dat op basis van de NPR 9998 valt in de gevolgklasse CC1a of CC1b, van:

      Bijlage 268819.png

      n = het aantal woningen waarop de aanvraag betrekking heeft; en

    • b. voor een gebouw dat op basis van de NPR 9998 valt in de gevolgklasse CC2, CC3 of CC4, van: € 4.790.

Artikel 8. Verhoging vergoedingen met omzetbelasting en prijsindexatie

  • 1 De vergoedingen, geregeld in de artikelen 5, 6 en 7, worden verhoogd met het hoge tarief van de omzetbelasting, tenzij de aanvrager de omzetbelasting in aftrek kan brengen.

  • 2 De hoogte van de vergoeding die een aanvrager ontvangt op grond van de artikelen 5, 6 en 7 wordt elk kwartaal aangepast met de ontwikkelingen in het prijspeil zoals vastgesteld voor de versterkingsoperatie ten opzichte van april 2022.

Artikel 9. Voorschriften bij besluit

  • 2 Aan een besluit tot toekenning van een vergoeding worden de volgende voorschriften verbonden:

    • a. de Minister wordt in staat gesteld om op de bouwlocatie te controleren of de maatregelen, vereist op grond van NPR 9998, zijn genomen;

    • b. aan de Minister wordt na oplevering van het gebouw aangeleverd:

      • 1°. foto’s waaruit blijkt dat de maatregelen, genomen ter voldoening aan NPR 9998, genomen zijn; en

      • 2°. een verklaring van de hoofdconstructeur en de aannemer dat de bij de aanvraag vermelde maatregelen ter voldoening aan NPR 9998 zijn genomen; en

      • 3°. indien een vergoeding wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b, artikel 6, eerste lid, onderdeel b of artikel 7, eerste lid: een overzicht van daadwerkelijk gemaakte kosten onderbouwd met facturen.

  • 3 Indien de aanvrager aan de voorschriften van het tweede lid, onderdeel b, heeft voldaan, vult hij een door de Minister beschikbaar gesteld formulier ‘verzoek tot uitbetaling’ in en overlegt dat aan de Minister.

Artikel 10. Betaling en verlaging van de subsidie

  • 1 De vergoeding wordt uitbetaald binnen 6 weken nadat het formulier, bedoeld in artikel 9, derde lid, is aangeleverd aan de Minister.

  • 2 Indien niet is voldaan aan de in deze beleidsregel opgenomen voorwaarden of aan de aan het besluit verbonden voorschriften, kan de Minister besluiten de vergoeding te verlagen of op nihil vaststellen.

Artikel 11. Intrekking en overgangsrecht

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 6 juli 2022

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

J.A. Vijlbrief

Naar boven