Ik keur onder voorwaarden goed dat uitkeringen uit regelingen voor overbruggingspensioenen,
nabestaandenoverbruggingspensioenen en prepensioenen mogen worden uitgekeerd tot uiterlijk
de AOW-leeftijd van de betrokken gerechtigden. Voor uitkeringen uit een overbruggingslijfrente
geldt dat deze uiterlijk mogen eindigen in het jaar waarin een uitkering op grond
van een pensioenregeling ingaat of het jaar van het bereiken van de AOW-leeftijd.
De AOW-leeftijd wordt opgevat met inbegrip van hetgeen hierna wordt opgemerkt.
Deze goedkeuringen kunnen met de stijging van de AOW-leeftijd leiden tot een verlenging
van de uitkeringsperiode. Is eerder een uitkeringsperiode verlengd met toepassing
van de goedkeuring uit het ingetrokken besluit van 17 december 2013, nr. BLKB2013/2201M, dan heeft de invoering van de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd tot gevolg dat die verlengde periode kan worden verkort. Dit volgt uit de voorwaarden
bij de goedkeuring van voornoemd ingetrokken besluit.
Ingeval de AOW-leeftijd na de ingangsdatum van het overbruggingspensioen, nabestaandenoverbruggingspensioen,
prepensioen of de overbruggingslijfrente wordt verlaagd, mag voor de toepassing van
deze goedkeuringen ook worden uitgegaan van de AOW-leeftijd die van toepassing was
vóór deze verlaging.
Bij gebruikmaking van de hiervoor genoemde goedkeuringen worden artikel 19b en artikel 32ba van de Wet op de loonbelasting 1964 en afdeling 3.8 van de Wet IB 2001 louter als gevolg van deze aanpassingen van de looptijd niet van toepassing op de
bedoelde uitkeringen.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende zes voorwaarden.
-
a. De wettelijke voorwaarden voor regelingen voor een overbruggings-, nabestaandenoverbruggings-
of prepensioen dan wel een overbruggingslijfrente blijven van kracht voor zover daarvan
in de volgende voorwaarden niet wordt afgeweken.
-
b. De omvang van de bestaande uitkeringsrechten mag niet worden uitgebreid of verminderd.
De bestaande uitkeringsrechten dienen actuarieel te worden herrekend naar uitkeringen
die over de aan de gewijzigde AOW-leeftijd aangepaste periode plaatsvinden. Deze herrekening
brengt daarom een aanpassing van de uitkering per overeengekomen uitkeringstijdvak
met zich.
-
c. De uiterste wettelijke ingangsdata van de uitkeringen uit een regeling voor overbruggings-
of prepensioen ondergaan door bovenstaande goedkeuringen geen wijziging, met dien
verstande dat voor de uiterste ingangsdatum van de uitkeringen uit een regeling voor
overbruggings- of prepensioen de AOW-leeftijd mag worden gelezen.
-
d. Een reeds lopende uitkering wordt op het moment van aanpassing niet geacht opnieuw
te zijn ingegaan.
-
e. De wettelijke (on)mogelijkheden om uitkeringen in hoogte te variëren ondergaan door
bovenstaande goedkeuringen geen wijziging behoudens de variatie die voortvloeit uit
de aanpassing, bedoeld in voorwaarde b.
-
f. De uitkeringen uit een regeling voor overbruggings-, nabestaandenoverbruggings- of
prepensioen eindigen uiterlijk op het moment dat de uitkeringsgerechtigde de voor
hem of haar geldende AOW-leeftijd bereikt. De uitkeringen uit een overbruggingslijfrente
eindigen uiterlijk in het jaar waarin de lijfrentegerechtigde de voor hem of haar
geldende AOW-leeftijd bereikt of – indien dit tijdstip later is gelegen – in het jaar
waarin een uitkering op grond van een pensioenregeling ingaat.
Ingeval de voor de uitkeringsgerechtigde geldende AOW-leeftijd na de ingangsdatum
van het overbruggings-, nabestaandenoverbruggings- of prepensioen of de overbruggingslijfrente
wordt verlaagd, mag voor de toepassing van voorwaarde f ook worden uitgegaan van de
AOW-leeftijd die van toepassing was vóór deze verlaging.