2.1. Matiging van de terugvordering van toeslagen
[Regeling vervallen per 17-07-2024]
Als sprake is van een terug te vorderen bedrag aan onverschuldigd betaalde toeslagen,
ontstaat een betalingsverplichting voor de belanghebbende ter grootte van dit bedrag
aan de Belastingdienst/Toeslagen. Het uitgangspunt in artikel 26 Awir is dat het volledige bedrag aan toeslag dat te veel is betaald of verrekend, wordt
teruggevorderd. In dit artikel is echter niet dwingend voorgeschreven dat de Belastingdienst/Toeslagen
altijd het volledige bedrag dat te veel is betaald, van de belanghebbende moet terugvorderen.
Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 13b, eerste lid, Awir de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere
omstandigheden van terugvordering moet afzien of het terug te vorderen bedrag moet
matigen. Op grond van artikel 13b, tweede lid, Awir mogen de nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit niet onevenredig zijn in
verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Alleen bijzondere omstandigheden kunnen zich verzetten tegen gehele terugvordering.
Als bij de aanwezigheid van dergelijke omstandigheden gehele terugvordering onevenredig
is, kan de Belastingdienst/Toeslagen afzien van de terugvordering of het bedrag van
de terugvordering matigen.
Van bijzondere omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn als:
-
– een derde (bijvoorbeeld een kinderopvangorganisatie) fraudeert zonder medeweten en
(directe) betrokkenheid van de belanghebbende;
-
– een derde identiteitsfraude pleegt en op naam en buiten medeweten van de belanghebbende
de toeslag aanvraagt en de toeslag aantoonbaar – geheel of gedeeltelijk – niet ten
gunste van de belanghebbende komt;
-
– een door belanghebbende redelijkerwijze niet (meer) te herstellen geringe formele
tekortkoming (zoals het ontbreken van een handtekening in een contract) heeft geleid
tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het recht op toeslagen, terwijl aan alle
materiële eisen voor de betreffende toeslag is voldaan. Er is geen sprake van een
bijzondere omstandigheid als de belanghebbende na herhaalde verzoeken van de Belastingdienst/Toeslagen
de geringe formele tekortkoming niet heeft hersteld, terwijl hij daartoe wel in de
gelegenheid was.
Deze opsomming is niet limitatief. Op basis van ervaringen uit de praktijk kan deze
opsomming worden aangevuld.
Van bijzondere omstandigheden is geen sprake als:
-
– de belanghebbende te kwader trouw is;
-
– de terugvordering het gevolg is van een afwijking tussen het daadwerkelijk afgenomen
aantal uren kinderopvang en het aantal uren kinderopvang op basis waarvan het voorschot
kinderopvangtoeslag is berekend in dat berekeningsjaar;
-
– de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijke over het
berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen
op basis waarvan het voorschot is berekend;
-
– de terugvordering het gevolg is van het overschrijden van een vermogensgrens.
Ook deze opsomming is niet limitatief. Op basis van ervaringen uit de praktijk kan
deze opsomming worden aangevuld. Het uitgangspunt bij bovenstaande situaties is dat
deze op zichzelf niet tot matiging van de terugvordering leiden. Afhankelijk van de
specifieke omstandigheden van het geval kan er bij de aanwezigheid van aanvullende
omstandigheden die – op zichzelf of in samenhang – wel zijn aan te merken als bijzondere
omstandigheden, na een belangenafweging echter toch reden zijn de terugvordering te
matigen.
Indien sprake is van een bijzondere omstandigheid beoordeelt de Belastingdienst/Toeslagen
door middel van een individuele belangenafweging of de nadelige gevolgen van de terugvorderingsbeschikking
in het specifieke geval niet onevenredig zijn voor de belanghebbende in verhouding
tot de met de terugvorderingsbeschikking te dienen doelen.
Overigens zullen de financiële situatie of financiële problemen van belanghebbende
die terugbetaling van toeslagen verhinderen, in het algemeen niet leiden tot een matiging
van de terugvordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling.
Als de Belastingdienst/Toeslagen op de hoogte is van de bijzondere omstandigheden,
moet hiermee – waar passend – bij de vaststelling van de terugvordering rekening worden
gehouden door af te zien van de terugvordering of door de terugvordering te matigen.
De Belastingdienst/Toeslagen zal de belanghebbende, indien de omstandigheden daartoe
noodzaken, de gelegenheid bieden om zijn zienswijze te geven ten aanzien van het voorgenomen
besluit tot matiging van de terugvordering. Het uitgangspunt is dat de belanghebbende
de bijzondere omstandigheden voor matiging moet aandragen en bewijzen.