Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 08-07-2022 t/m heden

Regeling van de Minister van Financiën van 24 juni 2022 (2022-163738), houdende regels inzake de taakuitoefening en bevoegdheden van de inspectie belastingen, toeslagen en douane (Regeling taakuitoefening en bevoegdheden IBTD)

De Minister van Financiën,

Gelet op artikel 41c van het Organisatiebesluit Ministerie van Financiën 2020;

Besluit:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Paragraaf 2. Taakuitoefening en bevoegdheden

Artikel 2. Werkprogramma

  • 1 De inspectie richt haar werkzaamheden in op basis van een werkprogramma, waarin de risicoanalyse, aandachtsvelden en, voor zover mogelijk, de geplande onderzoeken, alsmede het voor het volgende kalenderjaar in de rijksbegroting vastgestelde budget voor de inspectie zijn opgenomen.

  • 2 De inspecteur-generaal stelt het werkprogramma vast en biedt het door hem vastgestelde werkprogramma jaarlijks vóór 1 november ter goedkeuring aan de minister aan.

  • 3 De minister biedt het door hem nog goed te keuren werkprogramma onverkort en terstond na ontvangst aan beide Kamers der Staten-Generaal aan.

  • 4 De minister verleent zijn goedkeuring aan het werkprogramma niet eerder dan vier weken nadat het door hem aan beide Kamers der Staten-Generaal is aangeboden, maar uiterlijk op 31 december. De minister doet onverwijld mededeling van de goedkeuring aan beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 5 De minister onthoudt zijn goedkeuring aan het werkprogramma van de inspectie slechts indien het werkprogramma op ondeugdelijke wijze tot stand is gekomen. Indien de minister zijn goedkeuring aan het werkprogramma onthoudt doet hij daarvan zo spoedig mogelijk, onder vermelding van zijn overwegingen, mededeling aan beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 6 Indien de minister zijn goedkeuring aan het werkprogramma onthoudt, stelt de inspecteur-generaal het werkprogramma opnieuw vast met inachtneming van de opmerkingen van de minister over de wijze van totstandkoming en het bepaalde in het tweede tot en met het vijfde lid, waarbij de inspecteur-generaal en de minister nadere afspraken maken over de in deze leden genoemde data.

Artikel 3. Uitvoering werkprogramma

  • 1 De inspecteur-generaal informeert de minister over ontwikkelingen die voor hem aanleiding zijn om het werkprogramma aan te passen of als er andere aangelegenheden van invloed zijn op de uitvoering van het werkprogramma.

  • 2 De minister kan de inspecteur-generaal verzoeken de inspectie onderzoeken uit te laten voeren die niet zijn opgenomen in het door de inspecteur-generaal vastgestelde werkprogramma. Over de budgettaire consequenties van dergelijke verzoeken treedt de inspecteur-generaal in overleg met de minister.

  • 3 Op wijzigingen in het werkprogramma van de inspectie zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, is het bepaalde in artikel 2, tweede tot en met het zesde lid, van overeenkomstige toepassing, waarbij nadere afspraken worden gemaakt over de in deze leden genoemde data.

Artikel 4. Onderzoeksprotocol

  • 1 De inspecteur-generaal stelt een protocol vast waarin de werkwijze van de inspectie bij onderzoeken wordt vastgelegd.

  • 2 Een interviewprotocol maakt onderdeel uit van het onderzoeksprotocol.

  • 3 Na vaststelling wordt het onderzoeksprotocol openbaar gemaakt.

Artikel 5. Jaarverslag

  • 1 De inspecteur-generaal stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop in het voorgaande kalenderjaar toezicht is gehouden en de resultaten daarvan en biedt het jaarverslag nadat het door hem is vastgesteld aan de minister aan.

  • 2 De minister biedt het vastgestelde jaarverslag onverkort en terstond aan beide Kamers der Staten-Generaal aan, inclusief de eventuele reactie van het ministerie op het ontwerp daarvan en eventuele aanpassingen die de inspecteur-generaal op basis daarvan heeft doorgevoerd.

Artikel 6. Rapporten

  • 1 De inspectie legt bevindingen en daarop gebaseerde conclusies en aanbevelingen vast in een rapport.

  • 2 De inspecteur-generaal stelt het rapport vast en biedt het rapport aan de minister en eventuele andere beleidsinhoudelijk verantwoordelijke ministers aan.

  • 3 Een wederhoortabel met betrekking tot de bevindingen van de inspectie maakt onderdeel uit van het rapport en wordt opgenomen als bijlage bij het rapport.

  • 4 De minister biedt het rapport onverkort en terstond na ontvangst aan beide Kamers der Staten-Generaal aan.

  • 5 De minister biedt beide Kamers der Staten-Generaal binnen zes weken na aanbieding van het rapport een beleidsreactie op het rapport aan.

Artikel 7. Communicatie

De inspecteur-generaal is verantwoordelijk voor het met de taken van de inspectie samenhangende communicatiebeleid.

Artikel 8. Medewerkingsplicht en informatiebevoegdheid

  • 1 De medewerkers van het ministerie zijn verplicht:

Artikel 9. Geheimhouding

  • 1 Indien medewerkers van de inspectie bij de uitoefening van hun taken de beschikking krijgen over gegevens waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, zijn zij verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens in gevallen waarbij zij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift tot mededeling zijn verplicht.

  • 2 De geheimhoudingsplicht geldt evenzeer voor personen die in het kader van toezicht of onderzoek aan de medewerkingsplicht zijn onderworpen of uit anderen hoofde kennis dragen van feiten of gegevens betreffende toezicht of onderzoek door de inspectie.

Artikel 10. Contact met de Staten-Generaal

  • 1 Aan de inspecteur-generaal wordt toestemming verleend om op verzoek vanwege een of beide Kamers der Staten-Generaal betreffende het werkterrein van de inspectie met een of beide Kamers der Staten-Generaal in contact te treden.

  • 2 De inspecteur-generaal kan een of beide Kamers der Staten-Generaal in gevallen als bedoeld in het eerste lid niet alleen feitelijke informatie verstrekken, maar ook zijn oordelen op basis van door de inspectie afgerond en openbaar gemaakt onderzoek bespreken.

  • 3 De inspecteur-generaal informeert de minister vooraf indien hij in contact zal treden met een of beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 11. Informatie aan de minister

De inspecteur-generaal informeert de minister rechtstreeks over zijn bevindingen, oordelen, adviezen en andere relevante gegevens.

Artikel 12. Aanwijzingen van de minister

  • 1 De minister kan aan de inspecteur-generaal uitsluitend in schriftelijke vorm algemene en bijzondere aanwijzingen geven.

  • 2 Een algemene aanwijzing wordt in de Staatscourant geplaatst.

  • 3 Een bijzondere aanwijzing wordt door de minister onverwijld aan beide Kamers der Staten-Generaal gezonden.

  • 4 Een bijzondere aanwijzing ziet niet op:

    • a. het weerhouden van de inspectie om een specifiek onderzoek te verrichten of te voltooien;

    • b. de wijze waarop de inspectie een specifiek onderzoek verricht;

    • c. iedere vorm van bevindingen, oordelen en aanbevelingen van de inspectie.

  • 5 De inspecteur-generaal informeert de minister in een schriftelijke reactie over de wijze waarop hij opvolging geeft aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid. De minister biedt de reactie van de inspecteur-generaal onverkort en terstond na ontvangst aan beide Kamers der Staten Generaal aan.

  • 6 De bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing wordt niet gemandateerd.

Artikel 13. Beheersmatige verantwoordelijkheid

  • 1 De inspecteur-generaal is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de inspectie.

  • 2 De werkzaamheden uit het werkprogramma dienen binnen het voor de inspectie opgenomen budget in de rijksbegroting voor het ministerie te worden uitgevoerd, tenzij andere afspraken zijn gemaakt met de secretaris-generaal van het ministerie.

  • 3 De inspectie besteedt het beschikbare budget naar eigen inzicht, met inachtneming van de Comptabiliteitswet 2016, de voor het ministerie geldende interne regelingen en, indien van toepassing, specifieke afspraken die daarover door de secretaris-generaal met de inspecteur‑generaal zijn gemaakt.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2022, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

S.A.M. Kaag

Naar boven