De Belastingdienst heft naast de loonbelasting en premie volksverzekeringen ook de
premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. De heffing vindt plaats door middel van het voldoen en inhouden en afdragen van
loonheffingen waarvoor de werkgever één gecombineerde aangifte indient. Deze aangifte,
met onder meer loongegevens van werknemers, is een belangrijke leverancier voor de
zogenoemde polisadministratie. De polisadministratie is een bron van gegevens over
arbeids- en uitkeringsverhoudingen voor verschillende partijen, zoals de Sociale Verzekeringsbank,
het UWV, de Belastingdienst en het CBS. Dit betekent dat de polisadministratie zoveel
mogelijk de juiste en actuele gegevens moet bevatten per werknemer per tijdvak. Om
dit te bewerkstelligen is het nodig dat de werkgever onjuistheden of onvolledigheden
in de loonaangifte corrigeert. Dit moet de werkgever doen via zogenoemde correctieberichten
(zie artikel 28a, eerste en tweede lid, Wet LB). Het kan gaan om correcties op individueel werknemers (nominatief) niveau maar ook
om correcties op werkgevers (collectief) niveau. In bepaalde gevallen zijn correcties,
zowel op individueel werknemersniveau als op collectief niveau, niet eenvoudig te
maken. Het (geïndividualiseerd) corrigeren kan dan gepaard gaan met hoge regeldrukkosten
voor de werkgever die niet in verhouding staan tot het belang van de correctie voor
de werknemer en, in verband daarmee, ook niet voor de afnemers van de gegevens uit
de polisadministratie.
In de praktijk blijkt daarom behoefte te bestaan aan beleid in welke gevallen correctieberichten,
al dan niet op werknemersniveau, achterwege kunnen blijven. Als een correctiebericht
op basis van dit besluit achterwege blijft dan heeft dit voor een werknemer geen invloed
op het recht op inzage in de polisadministratie en de correctie van eventuele onjuistheden.
Evenmin beïnvloedt dit de wettelijke plicht van de werknemer om eventuele onjuistheden
aan het UWV te melden (zie artikel 33c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen).
In onderdeel 2 van dit besluit geef ik aan wanneer de Belastingdienst correctieverplichtingen oplegt
en onder welke omstandigheden dat niet nodig is. In verband hiermee bevat onderdeel 3 een goedkeuring onder voorwaarden voor bepaalde situaties waarin werkgevers geen
correctiebericht hoeven in te dienen. Hierbij staat voorop dat correctie wel nodig
is als anders onevenredige voor- of nadelen zouden optreden voor de betrokken werknemers
en in verband daarmee ook voor de afnemers van de gegevens uit de polisadministratie.
De Belastingdienst legt een correctieverplichting op na een afweging van de belangen
in het concrete geval volgens de beleidsregels in dit besluit.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 8 maart 2010, nr. DGB2010/565M (Stcrt. 2010, nr. 3990). Het betreft voornamelijk verduidelijkingen.
In onderdeel 3 is de ambtshalve vermindering of teruggaaf expliciet genoemd en zijn er enkele voorbeelden
toegevoegd. Het voorbeeld dat een correctie, na afweging van de voorwaarden, achterwege
kan blijven bij het maximum premieloon is niet langer opgenomen omdat dit in de praktijk
voor onduidelijkheid zorgde. Inhoudelijk is geen wijziging beoogd. De toelichting
aan het eind van onderdeel 3 is uitgebreid. Het nieuwe onderdeel 3.1 gaat in op de verhouding tot het Besluit Fiscaal Bestuursrecht, paragraaf 23 Ambtshalve verminderen of teruggeven. Tot slot maak ik in onderdeel 4 gebruik van de gelegenheid om twee besluiten die hun belang hebben verloren in te
trekken. De overige wijzigingen zijn van redactionele aard en hebben geen inhoudelijke
betekenis.