Vrijstellingsregeling vroegtijdige toepassing rVDM-systeem

[Regeling vervallen per 01-01-2023.]
Geraadpleegd op 03-05-2024.
Geldend van 01-06-2022 t/m 31-12-2022

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 mei 2022, nr. WJZ/ 22144208, houdende vrijstelling van de regels voor het vroegtijdig toepassen van de regels over het digitaal verantwoorden van het vervoer van dierlijke mest (Vrijstellingsregeling vroegtijdige toepassing rVDM-systeem)

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Vrijstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer en de hoeveelheidbepaling van:

    • a. mestkorrels als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet;

    • b. substraat als bedoeld in artikel 67, onderdeel c, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet;

    • c. mengsels van vaste meststoffen met ten hoogste 10% dierlijke meststoffen of 10% champost;

    • d. dierlijke meststoffen die vanuit uit een andere staat rechtstreeks, zonder tussenopslag, in doorvoer buiten Nederland worden gebracht;

    • e. dierlijke meststoffen die worden vervoerd vanaf een tuincentrum of hovenier naar een afnemer, niet zijnde een landbouwer of een ondernemer die geen bedrijf of een onderneming voert in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld; en

    • f. dierlijke meststoffen afkomstig van paarden of pony’s van een bedrijf in de gemeente Vlieland naar een ander bedrijf in de gemeente Vlieland.

Artikel 3. Voorlopige beperking reikwijdte vrijstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 2 is niet van toepassing op:

  • a. het vervoer van dierlijke meststoffen die buiten Nederland worden gebracht; en

  • b. het vervoer van dierlijke meststoffen die in Nederland worden gebracht.

Artikel 4. Storingen in de bereikbaarheid en beschikbaarheid

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien er gedurende een bepaalde tijd voor het vervoer van een vracht dierlijke meststoffen geen gebruik kan worden gemaakt van het systeem voor het vervoer van dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van bijlage 1, vanwege een gebrek aan netwerkverbinding of vanwege tijdelijke niet-beschikbaarheid van dat systeem, de vervoerder geen gebruik kan maken van de applicatie, bedoeld in de artikel 69o van bijlage 2, en er aan een vracht dierlijke meststoffen nog geen nummer als bedoeld in artikel 54, elfde lid, van bijlage 2 is verstrekt, is artikel 2, eerste lid, in dat tijdsbestek niet van toepassing op de desbetreffende vracht.

Artikel 5. Aanmelding vrijstelling vroegtijdige toepassing rVDM-systeem

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 3 Bij de melding, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, van het besluit, verstrekken de leverancier, vervoerder en afnemer de volgende gegevens:

    • a. naam, adres, e-mailadres en woonplaats van de betreffende natuurlijke persoon, dan wel het bedrijf of de onderneming; en

    • b. het aan de leverancier, vervoerder of afnemer verstrekte unieke nummer, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 of het door de minister verstrekte relatienummer.

  • 4 De ontvangstbevestiging van de melding, bedoeld in artikel 73a, eerste lid, van het besluit, bevat het tijdstip met ingang waarvan de nieuwe regels voor het eerst van toepassing kunnen zijn op degenen die zich gemeld hebben.

Artikel 6. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2022. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 mei 2022, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Artikel 7. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling vroegtijdige toepassing rVDM-systeem.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 27 mei 2022

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

H. Staghouwer

Bijlage 1. als bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Toepasselijke artikelen vroegtijdige toepassing rVDM-systeem Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 48b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het vervoer van een vracht drijfmest door een intermediair geschiedt met een transportmiddel dat is uitgerust met de krachtens artikel 70, vierde lid, onderdeel b, voorgeschreven apparatuur die op naam van de intermediair is geregistreerd.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de apparatuur, bedoeld in het eerste lid, is bevestigd en op welke wijze deze apparatuur is verbonden met de apparatuur, bedoeld in artikel 49, eerste lid.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Vervoer van dierlijke meststoffen geschiedt met behulp van een satellietvolgsysteem en apparatuur voor gegevensregistratie.

  • 2. Door middel van de in het eerste lid bedoelde apparatuur worden gegevens betreffende het vervoer van de vracht dierlijke meststoffen langs elektronische weg vastgelegd in het systeem, bedoeld in artikel 51.

  • 3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:

    • a. de eisen waaraan de apparatuur, bedoeld in het eerste lid, moet voldoen, waaronder de eis dat de apparatuur behoort tot een type dat is gekeurd door een door Onze Minister aangewezen instelling;

    • b. de wijze waarop de apparatuur, bedoeld in het eerste lid, is bevestigd; en

    • c. de gegevens die met de apparatuur, bedoeld in het eerste lid, moeten worden vastgelegd en de wijze waarop die gegevens moeten worden vastgelegd, bewaard en verstrekt.

  • 4. De krachtens het derde lid te stellen regels kunnen voor verschillende categorieën vervoerders, mestsoorten, herkomst of beoogde bestemming verschillend worden vastgesteld.

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Voorafgaand aan het vervoer van dierlijke meststoffen doet de vervoerder langs elektronische weg daarvan mededeling aan de minister.

  • 2. Ten behoeve van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, worden langs elektronische weg gegevens verstrekt die betrekking hebben op dat vervoer van dierlijke meststoffen, waaronder:

    • a. gegevens die betrekking hebben op de vervoerder;

    • b. gegevens die betrekking hebben op de leverancier;

    • c. gegevens die betrekking hebben op de vracht dierlijke meststoffen;

    • d. gegevens die betrekking hebben op de afnemer;

    • e. het geplande moment van vervoer van de vracht dierlijke meststoffen.

  • 3. Voor de mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van het systeem, bedoeld in artikel 51.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de gegevens die moeten worden verstrekt bij de mededeling alsmede over het moment waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, door de vervoerder wordt gedaan. Deze regels kunnen voor verschillende gevallen verschillend worden vastgesteld.

  • 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de mogelijkheid tot het wijzigen, aanvullen dan wel intrekken van de mededeling en de gegevens die daarbij zijn verstrekt en het moment waarop dit kan plaatsvinden.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Bij het vervoer van dierlijke meststoffen wordt gebruik gemaakt van een door de minister beschikbaar gesteld systeem.

  • 2. Gegevens worden in het systeem, bedoeld in het eerste lid, verzameld, vastgelegd en verwerkt met het oog op de verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen en de controle op de naleving van de meststoffenregelgeving teneinde water te beschermen tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.

  • 3. Ten behoeve van het systeem, bedoeld in het eerste lid, worden langs elektronische weg gegevens verstrekt die zien op elke afzonderlijke fase in het vervoer van dierlijke meststoffen, waaronder:

    • a. een melding op een bij ministeriële regeling te bepalen moment voorafgaand aan het laden waarmee de vervoerder de gegevens van de mededeling, bedoeld in artikel 50, eerste lid, bevestigt;

    • b. gegevens die betrekking hebben op het laden van de vracht dierlijke meststoffen;

    • c. gegevens die betrekking hebben op het wegen van de vracht dierlijke meststoffen;

    • d. gegevens die betrekking hebben op de bemonstering van de vracht dierlijke meststoffen;

    • e. gegevens die betrekking hebben op de hoeveelheidsbepaling van de vracht dierlijke meststoffen;

    • f. gegevens die betrekking hebben op het vervoer van de vracht dierlijke meststoffen;

    • g. gegevens die betrekking hebben op het lossen van de vracht dierlijke meststoffen.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het derde lid, worden voor elke fase onverwijld verstrekt en stemmen te allen tijde overeen met de actuele omstandigheden van het vervoer.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het derde lid, worden volledig en naar waarheid verstrekt.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over wie de gegevens, bedoeld in het derde lid, verstrekt.

  • 7. Bij ministeriële regeling kan in afwijking van het vierde lid worden bepaald dat voor aldaar omschreven gevallen de verstrekking van gegevens op een ander moment kan plaatsvinden.

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen zo nodig in afwijking van het vierde lid regels worden gesteld over de mogelijkheid tot het wijzigen dan wel aanvullen dan wel verwijderen van de gegevens die zijn verstrekt en het moment waarop dit kan plaatsvinden.

  • 9. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze en het tijdstip waarop de gegevens die worden verstrekt worden opgemaakt en ondertekend.

  • 10. De regels, bedoeld in het zesde tot en met negende lid kunnen voor verschillende gevallen verschillend worden vastgesteld.

  • 11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop toegang tot het systeem kan worden verkregen.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor situaties waarin het niet mogelijk is om gebruik te maken van dan wel gegevens te verstrekken aan het door de minister beschikbaar gestelde systeem, bedoeld in artikel 51, eerste lid.

  • 2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen betrekking hebben op:

    • a. een voorziening, bestaande uit een software-applicatie waarmee het mogelijk is om gegevens vast te leggen ingeval er geen netwerkverbinding is of het systeem, bedoeld in artikel 51, eerste lid, tijdelijk niet beschikbaar is;

    • b. een voorziening voor het op andere wijze verstrekken van gegevens dan langs elektronische weg voor het geval waarin naar het oordeel van de minister sprake is van een uitzonderlijke situatie, waarbij de voorziening, bedoeld in onderdeel a, niet toereikend is;

    • c. een verplichting tot het doen van een melding langs elektronische weg via het systeem, bedoeld in artikel 51, eerste lid, na gebruik van een voorziening als bedoeld in de onderdelen a of b.

  • 3. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorts zien op:

    • a. een nadere omschrijving van situaties waarin gebruik gemaakt kan worden van de voorzieningen zoals omschreven in het tweede lid;

    • b. de eisen die aan de voorziening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, worden gesteld, waaronder eisen over het bewaren en op een later moment verstrekken van gegevens aan het systeem, bedoeld in artikel 51, eerste lid, alsmede eisen aan de voor deze voorziening te gebruiken apparatuur en applicaties;

    • c. de eisen die aan de andere wijze van verstrekken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, worden gesteld;

    • d. een omschrijving van de gevallen waarin de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, is vereist, alsmede de eisen aan die melding, waaronder het moment waarop deze melding uiterlijk plaatsvindt;

    • e. een procedure om:

      • 1.° vast te stellen dat er sprake is van een situatie waarin de voorziening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan worden toegepast, en

      • 2.° vast te stellen dat de aanleiding voor het toepassen van de voorziening, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, niet langer aanwezig is, en

      • 3.° de wijze van communiceren over het moment van openstellen van de voorziening alsmede over het moment waarop deze voorziening niet meer kan worden toegepast.

Artikel 52a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de artikelen 48, 48b, 49, 50 en 51 geheel of gedeeltelijk niet van toepassing zijn.

  • 2. De krachtens het eerste lid te stellen regels kunnen voor verschillende categorieën vervoerders, mestsoorten, herkomst of beoogde bestemming verschillend worden vastgesteld.

Bijlage 2. als bedoeld in artikel 2, eerste en derde lid

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Geconsolideerde Uitvoeringsregeling Meststoffenwet inclusief toepasselijke artikelen vroegtijdige toepassing rVDM-systeem

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

NB:

  • 1) In sommige gevallen is er geen sprake van een doorlopende nummering van artikelen. De artikelen opgenomen in deze geconsolideerde Uitvoeringsregeling Meststoffenwet hebben betrekking op het nog in werking te treden rVDM-systeem dat met deze vrijstellingsregeling wordt getest in een pilot. De ontbrekende artikelen stonden wel in de van 2 april 2022 tot en met 30 april 2022 geconsulteerde wijzigingsregeling over de digitale verantwoording van het vervoer van dierlijke meststoffen. Ze zijn niet opgenomen in deze bijlage, omdat zij niet van belang zijn met het oog op het testen van het rVDM-systeem in de pilot.

  • 2) Daar waar bij artikelen een ‘*’ is vermeld, betekent dit dat deze artikelen zijn opgenomen met het oog op het weergeven van een integraal beeld over het vervoer van meststoffen. De vrijstellingsregeling is op basis van artikel 2 niet van toepassing op het vervoer van meststoffen waarop deze artikelen betrekking hebben. De artikelen luidden hetzelfde als de artikelen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, maar hebben slechts een ander artikelnummer gekregen in verband met doorlopende vormgeving van deze bijlage of deze artikelen zijn met het oog op het testen van het rVDM-systeem gedeeltelijk van toepassing.

Hoofdstuk 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur: apparatuur als bedoeld in artikel 48b, eerste lid, van het besluit in samenhang met artikel 78, onderscheidenlijk 79;

    • bedrijfslocatie: elke afzonderlijke locatie van de locaties, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, en artikel 38, tweede lid, onderdeel a, van het besluit;

    • besluit: Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;

    • centrale zandgronden: zandgronden gelegen in de provincies Overijssel, Gelderland of Utrecht;

    • champost: product van paardenmest, ponymest, pluimveemest of een mengsel daarvan waarop champignons zijn geteeld;

    • combinatienummer: nummer dat door de minister ter identificatie van een transportmiddel voor drijfmest is verstrekt en dat bij vervoer middels een transportvoertuig is samengesteld uit de op grond van artikel 45, vierde en zesde lid, verstrekte gegevens en in het geval van vervoer door middel van een pijpleiding is samengesteld uit de op grond van artikel 45, vierde lid, verstrekte gegevens;

    • derogatiebeschikking: beschikking van de Europese Commissie tot verlening van een door Nederland gevraagde derogatie op grond van Bijlage III, punt 2, onder b, van richtlijn 91/676/EEG op grond waarvan onder voorwaarden een grotere hoeveelheid dierlijke mest op of in de bodem mag worden gebracht dan bepaald in punt 2, tweede alinea, inleidende zinnen en onder a) van Bijlage III bij richtlijn 91/676/EEG;

    • diereenheid: één varkenseenheid of 14,8 pluimvee-eenheden;

    • dikke fractie: vaste mest, bestaande uit koek na mestscheiding met mestcode 13 of 43, genoemd in bijlage I, of een mengsel van vaste mest waarin koek na mestscheiding met mestcode 13 of 43 is opgenomen;

    • erkend laboratorium: laboratorium dat beschikt over een accreditatie van de Raad voor de uitvoering en kwaliteitsborging van analyses van stikstof en fosfaat in dierlijke mest op grond van het accreditatieprogramma AP05, dat is opgenomen in bijlage H, en is erkend als bedoeld in artikel 80a;

    • eutrofiëring: een verrijking van het water door stikstof- en fosfaatverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit;

    • gewasperceel: perceel of deel van een perceel met een minimale omvang van twee hectare waarop één en hetzelfde gewas als bedoeld in bijlage A, wordt geteeld;

    • GR-apparatuur: apparatuur als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van het besluit;

    • hovenier: ondernemer, niet zijnde een landbouwer of intermediair die zich beroepsmatig met de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenobjecten bezighoudt;

    • hypotheekhouder: degene ten gunste van wie een recht van hypotheek is gevestigd op een registergoed behorende tot een bedrijf;

    • kennisgeving van overgang: kennisgeving van overgang van een productierecht, of een gedeelte daarvan, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet;

    • mengvoeders: mengvoeders als bedoeld in artikel 3.1 van het Besluit diervoeders 2012;

    • mestkorrels: dierlijke meststoffen die in een overeenkomstig artikel 24, eerste lid, onderdeel f of g, van verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU L 300) erkende inrichting of bedrijf zodanig zijn bewerkt dat het drogestofgehalte ervan ten minste 90% bedraagt;

    • mineralenconcentraat: door middel van ultrafiltratie of gelijkwaardige industriële technieken, gevolgd door omgekeerde osmose uit dierlijke meststoffen als eindproduct vervaardigd concentraat;

    • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • noordelijke zandgronden: zandgronden gelegen in de provincies Friesland, Groningen of Drenthe;

    • monsternemende organisatie: organisatie die beschikt over een accreditatie van de Raad voor de bemonstering van dierlijke mest overeenkomstig het accreditatieprogramma dierlijke mest AP06, dat is opgenomen in bijlage Ea, en is erkend als bedoeld in artikel 78c;

    • opmerkingscode: code overeenkomend met een omstandigheid die zich ter zake van het vervoer van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost voordoet, genoemd in bijlage F en bijlage G, onderdeel B;

    • productielocatie: gebouw of afgescheiden gedeelte daarvan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de wet, dat onderdeel uitmaakt van een bedrijf;

    • Raad: Raad voor Accreditatie te Utrecht, dan wel een andere nationale accreditatie-instantie, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218);

    • richtlijn 91/676/EEG: Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PbEU L 324);

    • rVDM: systeem voor het vervoer van dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 51, eerste lid, van het besluit;

    • rVDM-nummer: uniek nummer als bedoeld in artikel 54, elfde lid;

    • startmelding: melding als bedoeld in artikel 51, derde lid, onderdeel a, van bijlage 1;

    • tuincentrum: onderneming, niet zijnde een bedrijf of intermediair die met de activiteit ‘tuincentra’ met SBI-code 47.76.2 staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel;

    • vaste mest: dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn;

    • verordening (EG) nr. 1069/2009: verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PbEU L 300);

    • verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (diergezondheidswetgeving) (PbEU 2016, L84);

    • Verordening (EU) 2019/1009: Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PbEU 2019, L170);

    • verordening (EU) nr. 2019/2035: verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314);

    • vervoersbewijs zuiveringsslib en compost: vervoersbewijs als bedoeld in artikel 55 van het besluit in samenhang met artikel 69r*;

    • vervreemder van een productierecht: landbouwer van wiens bedrijf een productierecht, of een gedeelte daarvan, afkomstig is;

    • verwerver van een productierecht: landbouwer naar wiens bedrijf een productierecht, of een gedeelte daarvan, moet overgaan; en

    • vloeibaar zuiveringsslib: zuiveringsslib dat verpompbaar is;

    • vooraanmelding: mededeling als bedoeld in artikel 50 van het besluit;

    • weegmelding: melding die betrekking heeft op de gewichtsbepaling van de dierlijke meststoffen als bedoeld in artikel 59, vierde lid;

    • weegwerktuig: niet-automatisch weegwerktuig als bedoeld in artikel 1 van het Besluit meetinstrumenten en marktdeelnemers dat voldoet aan de bij of krachtens dat besluit gestelde regels;

    • westelijke zandgronden: zandgronden gelegen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland of Zeeland;

    • wet: Meststoffenwet;

    • zuidelijke zandgronden: zandgronden gelegen in de provincies Limburg of Noord-Brabant.

  • 2. Voor de toepassing van hoofdstuk 3 wordt onder graasdieren, perceel, zuiveringsslib en compost verstaan hetgeen daaronder in artikel 1 van het besluit wordt verstaan.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voor de toepassing van deze regeling, met uitzondering van hoofdstuk 4, worden de hoeveelheden meststoffen en de hoeveelheden diervoeders uitgedrukt in kilogrammen of liters alsmede in kilogrammen stikstof en kilogrammen fosfaat, tenzij in artikelen wordt aangegeven dat de aanduiding van hoeveelheden op andere wijze wordt uitgedrukt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als grond waarop bosbouw wordt uitgeoefend die aan bij ministeriële regeling gestelde regels voldoet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de wet wordt aangemerkt grond met een houtopstand die valt onder artikel 4.1, aanhef en onderdeel h, van de Wet natuurbescherming of een ontheffing of vrijstelling als bedoeld in artikel 4.5, derde respectievelijk vierde lid, van de Wet natuurbescherming.

Hoofdstuk 2. Verhandelen van meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voor zover zij voldoen aan de artikelen 9 tot en met 15 van het besluit zijn aangewezen:

  • a. als afvalstoffen of reststoffen die als meststof kunnen worden verhandeld, de in bijlage Aa, onder I, opgenomen stoffen;

  • b. als afvalstoffen of reststoffen die als meststof kunnen worden verhandeld, de stoffen die behoren tot de in bijlage Aa, onder II, opgenomen categorieën afvalstoffen of reststoffen;

  • c. als afvalstoffen of reststoffen die bij de productie van de daarbij genoemde meststoffen kunnen worden gebruikt, de in bijlage Aa, onder III, opgenomen stoffen; en

  • d. als eindproducten die als meststof kunnen worden verhandeld, de in bijlage Aa, onder IV, opgenomen eindproducten van de aldaar omschreven bewerkingsprocédés.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Gereserveerd

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het is niet toegestaan zuiveringsslib, de in bijlage Aa, onder I en II, opgenomen stoffen of de in bijlage Aa, onder IV, opgenomen eindproducten van de aldaar omschreven bewerkingsprocédés, onderling of met andere meststoffen te mengen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is het toegestaan verschillende partijen vloeibaar zuiveringsslib onderling te mengen, mits de gehalten stikstof en fosfaat in de afzonderlijke partijen zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 92a en 92b en deze afzonderlijke partijen overigens voldoen aan de bij of krachtens hoofdstuk III van het besluit ter zake van zuiveringsslib gestelde regels.

  • 3. Het is slechts toegestaan andere dan in het eerste lid bedoelde meststoffen te mengen, indien deze meststoffen afzonderlijk voldoen aan de bij of krachtens hoofdstuk III van het besluit ter zake van die meststoffen gestelde regels en het mengsel voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk III van het besluit ter zake van die meststoffen gestelde regels.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is het toegestaan de in bijlage Aa, onder IV, opgenomen eindproducten van de aldaar omschreven bewerkingprocedés, die zijn gebruikt als strooisel in stallen te mengen met dierlijke mest in de mestkelder.

  • 5. In afwijking van het eerste lid is het toegestaan de dunne fractie die is ontstaan op het eigen bedrijf door scheiding van ‘covergiste mest’ als bedoeld in bijlage Aa, onder IV, te gebruiken om niet verpompbare covergistingsmaterialen te verdunnen.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Herwonnen fosfaten uit rioolzuiveringsslib worden behandeld langs biologische, chemische of thermische weg, door langdurige opslag of volgens enig ander geschikt procedé, dat tot gevolg heeft dat het grootste deel van de in het zuiveringsslib aanwezige pathogene organismen afsterft.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Overige anorganische meststoffen die hoofdzakelijk zijn bedoeld om secundaire nutriënten te leveren, bevatten ten minste één van de volgende nutriënten, in de daarbij vermelde minimale hoeveelheid, uitgedrukt in gewichtsprocenten van de droge stof:

    • a. magnesiumoxide (MgO): ten minste 15%;

    • b. calciumoxide (CaO): ten minste 25%;

    • c. zwaveltrioxide (SO3): ten minste 25%;

    • d. natriumoxide (Na2O): ten minste 50%.

  • 2. Overige anorganische meststoffen die hoofdzakelijk zijn bedoeld om micronutriënten te leveren, bevatten ten minste één van deze micronutriënten, in de in Bijlage 1, Hoofdstuk E, van de meststoffenverordening voorgeschreven minimale gehalten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Overige anorganische meststoffen die hoofdzakelijk zijn bedoeld om secundaire nutriënten te leveren, overschrijden niet de in bijlage Ab, onder tabel 1, opgenomen maximale waarden voor zware metalen, uitgedrukt in milligrammen per kilogram van het desbetreffende waardegevende bestanddeel.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Overige anorganische meststoffen die hoofdzakelijk zijn bedoeld om secundaire nutriënten te leveren en die organisch materiaal van dierlijke of plantaardige oorsprong bevatten, overschrijden niet de in bijlage Ab, onder tabel 2, opgenomen maximale waarden voor organische microverontreinigingen, uitgedrukt in milligrammen per kilogram van het desbetreffende waardegevende bestanddeel.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

In geval het betreft anorganische meststoffen die niet alleen hoofdzakelijk zijn bedoeld om primaire of secundaire nutriënten te leveren, maar ook om de micronutriënten koper en zink te leveren, is artikel 14 van het besluit, voor zover het betreft de in bijlage II, onder tabel 1 van het besluit, opgenomen maximale waarden voor koper en zink onderscheidenlijk artikel 8, voor zover het betreft de in bijlage Ab, onder tabel 1, opgenomen maximale waarden voor koper en zink, niet van toepassing, voor zover:

  • a. de meststoffen overeenkomstig artikel 14 zijn voorzien van de gehalten aan koper onderscheidenlijk zink; en

  • b. zowel de hoeveelheden primaire of secundaire nutriënten als de hoeveelheden koper of zink die met de desbetreffende meststof worden opgebracht, passen binnen het totale bemestingsadvies.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Overige anorganische meststoffen die hoofdzakelijk zijn bedoeld om micronutriënten te leveren zijn voorzien van een gebruiksaanwijzing die past bij de bodemgesteldheid en de teelt waarvoor de meststof wordt gebruikt.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gehalten stikstof en fosfaat in meststoffen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel d van het besluit, worden voor stikstof uitsluitend in de vorm van het element (N) en voor fosfaat in de vorm van het oxide (P2O5) en desgewenst in de vorm van het element (P) uitgedrukt

  • 2. De waardegevende bestanddelen in meststoffen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel e, van het besluit, met uitzondering van stikstof en fosfaat behoeven uitsluitend te worden vermeld voor zover deze de in de artikelen 9 tot en met 12 van het besluit en de in artikel 7 van deze regeling bedoelde minimale hoeveelheden te boven gaan.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde gegevens worden voor kalium, calcium, magnesium, natrium en zwavel in de vorm van het oxide (K2O; CaO; MgO; Na2O; onderscheidenlijk SO3) en desgewenst in de vorm van het element (K; Ca; Mg; Na onderscheidenlijk S) uitgedrukt.

  • 4. De hoeveelheid van de meststoffen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel f, van het besluit, wordt uitgedrukt in kilogrammen of in tonnen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het besluit zijn overige organische meststoffen en overige anorganische meststoffen die bestaan uit de in bijlage Aa opgenomen stoffen, voorzien van het nummer waaronder de desbetreffende stof op deze bijlage is vermeld.

  • 2. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het besluit zijn mengsels van meststoffen voorzien van gegevens over de meststoffen waaruit het mengsel bestaat en de verhouding waarin deze in het mengsel voorkomen.

  • 3. Indien het mengsel mede bestaat uit ingevolge artikel 4, onderdeel c, aangewezen stoffen, wordt bij de in het tweede lid bedoelde vermelding over de samenstelling en verhouding tevens vermeld het nummer waaronder de desbetreffende stof op bijlage Aa, onder III, is vermeld.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

In geval het betreft anorganische meststoffen die niet alleen primaire of secundaire nutriënten, maar ook de micronutriënten koper of zink leveren, zijn de meststoffen voorzien van gegevens inzake de gehalten aan koper onderscheidenlijk zink.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gehalten aan stikstof, fosfor en kalium in EG-meststoffen worden voor stikstof uitsluitend in de vorm van het element (N) en voor fosfor en kalium in de vorm van het oxide (P2O5 onderscheidenlijk K 2O), en desgewenst in de vorm van het element (P onderscheidenlijk K) uitgedrukt.

  • 2. De gehalten aan calcium, magnesium, natrium en zwavel in EG-meststoffen worden in de vorm van het oxide (CaO; MgO; Na2O; onderscheidenlijk SO3) en desgewenst in de vorm van het element (Ca; Mg; Na onderscheidenlijk S) uitgedrukt.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gehalten stikstof en fosfaat in meststoffen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel d van het besluit, worden in gewichtsprocenten vermeld en komen overeen met de gehalten stikstof en fosfaat zoals deze voor de desbetreffende meststof overeenkomstig artikel 17, dan wel artikel 92a tot en met 92b voor zover het zuiveringsslib of compost betreft, zijn vastgesteld

  • 2. De waardegevende bestanddelen in meststoffen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel e, van het besluit, met uitzondering van stikstof en fosfaat worden in gewichtsprocenten of op gewichtsbasis vermeld en komen overeen met:

    • a. de gehalten aan overige nutriënten zoals deze voor de desbetreffende meststof overeenkomstig artikel 17 zijn vastgesteld;

    • b. het organischestofgehalte zoals dit voor de desbetreffende meststof overeenkomstig artikel 18 is vastgesteld; of

    • c. de neutraliserende waarde zoals deze voor de desbetreffende meststof overeenkomstig artikel 19 is vastgesteld.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in meststoffen, niet zijnde zuiveringsslib of compost, alsmede de gehalten aan overige nutriënten in meststoffen worden vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster.

  • 2. De analyse van het monster geschiedt overeenkomstig het protocol, dat voor de te onderscheiden categorieën meststoffen is opgenomen in bijlage Ac, onderdeel I, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het organischestofgehalte in meststoffen wordt vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster.

  • 2. De analyse van dit monster geschiedt overeenkomstig het protocol, dat voor de te onderscheiden categorieën meststoffen is opgenomen in bijlage Ac, onderdeel II, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De neutraliserende waarde van meststoffen wordt vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster.

  • 2. De analyse van dit monster geschiedt overeenkomstig het protocol, dat voor de te onderscheiden categorieën meststoffen is opgenomen in bijlage Ac, onderdeel III, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het drogestofgehalte in meststoffen wordt vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster.

  • 2. De analyse van dit monster geschiedt overeenkomstig het protocol, dat voor de te onderscheiden categorieën meststoffen is opgenomen in bijlage Ac, onderdeel IV, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De hoeveelheden zware metalen in meststoffen worden vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster.

  • 2. De bemonstering van zuiveringsslib geschiedt ten minste in de frequentie, bedoeld in artikel 9, in samenhang met bijlage IIA, van richtlijn nr. 86/278/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1986, betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PbEG L 181).

  • 3. De analyse van het monster geschiedt overeenkomstig het protocol, dat voor de te onderscheiden categorieën meststoffen is opgenomen in bijlage Ac, onderdeel V, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De hoeveelheden organische microverontreinigingen in meststoffen wordt vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster.

  • 2. De analyse van dit monster geschiedt overeenkomstig het protocol, dat voor de te onderscheiden categorieën meststoffen is opgenomen in bijlage Ac, onderdeel VI, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het tijdstip, bedoeld in artikel 77 van het besluit bedraagt voor alle meststoffen 1 januari 2011.

Hoofdstuk 3. Gebruiksnormen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

§ 1. Derogatie

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 23a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-05-2014]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de wet, is 250 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de wet 230 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke mest beschikbaar is, indien de landbouwgrond is gelegen op zand- of lössgrond, bedoeld in Bijlage I bij het besluit, in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant of Limburg.

  • 3. De in het eerste lid en tweede lid bedoelde gebruiksnormen zijn uitsluitend van toepassing:

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar waarin de landbouwer de gebruiksnormen, bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, voornemens is toe te passen, vraagt de landbouwer een vergunning aan bij de minister voor het op zijn bedrijf mogen toepassen van artikel 24, eerste en tweede lid.

  • 2. Bij de aanvraag verklaart de landbouwer dat hij voldoet aan de voorwaarden in de derogatiebeschikking en het bepaalde in deze paragraaf en verklaart hij ermee in te stemmen dat het meststoffengebruik, alsmede het bemestingsplan en de mestboekhouding onderwerp kunnen zijn van controle.

  • 3. Bij de aanvraag verklaart de landbouwer dat hij de gebruiksnormen, bedoeld in artikel 8 van de wet, de bij of krachtens de hoofdstukken 5 en 9 in samenhang met de hoofdstukken IV, VI en X van het besluit gestelde regels, het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4b, 5 en 8a van het Besluit gebruik meststoffen en de voorschriften die uit hoofde van deze paragraaf aan hem worden gesteld naleeft.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in behandeling genomen, nadat de landbouwer een bedrag van € 50,– heeft voldaan.

  • 5. De landbouwer betaalt ten behoeve van ’s Rijks kas een geldsom ter dekking van de kosten die samenhangen met monitoringswerkzaamheden, bedoeld in artikel 9 van de derogatiebeschikking, ter hoogte van het bij zijn oppervlakte landbouwgrond behorende tarief, bedoeld in Bijlage Ad. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, stelt de landbouwer door middel van het afgeven van een machtiging tot betaling de minister in staat dit bedrag te innen.

  • 6. De landbouwer kan de aanvraag voor een vergunning voor de toepassing op zijn bedrijf van artikel 24, eerste en tweede lid, tot 16 mei intrekken, zonder dat de geldsom, bedoeld in het vijfde lid, in rekening wordt gebracht.

Artikel 25a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister verleent een vergunning, indien de landbouwer tijdig een aanvraag, bedoeld in artikel 25, eerste lid, heeft gedaan en daarbij de verklaringen, bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, heeft gedaan.

  • 2. De vergunning wordt verleend voor één kalenderjaar.

  • 3. De vergunning wordt overgedragen ingeval van erfopvolging. De opvolger voldoet aan het bepaalde in deze paragraaf en dient de verklaringen in, bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid.

  • 4. Onverminderd het derde lid, is de vergunning overdraagbaar ingeval van bedrijfsoverdracht. De betrokken landbouwers doen gezamenlijk een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de vergunning. De landbouwer op wiens naam de vergunning komt te staan voldoet aan het bepaalde in deze paragraaf en dient de verklaringen in, bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid.

  • 5. Geen vergunning wordt verleend aan een landbouwer die zich voor de tot zijn bedrijf behorende landbouwgrond heeft aangemeld voor deelname aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Vrijstellingsregeling bovengronds aanwenden runderdrijfmest 2019–2023.

Artikel 25b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister kan een vergunning intrekken, indien de landbouwer niet voldoet aan het bepaalde in deze paragraaf.

  • 2. De minister trekt een vergunning voorts in, indien de landbouwer dit verzoekt.

  • 3. Indien de minister de vergunning voor een bepaald kalenderjaar heeft ingetrokken op grond van het eerste lid, is de landbouwer voor het daaropvolgende kalenderjaar uitgesloten van het kunnen doen van een aanvraag, bedoeld in artikel 25, eerste lid.

Artikel 25c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De landbouwer voldoet aan de gebruiksnormen, bedoeld in artikel 8 van de wet, en de bij of krachtens de hoofdstukken 5 en 9 in samenhang met de hoofdstukken IV, VI en X van het besluit gestelde regels. Op de tot het bedrijf van de landbouwer behorende oppervlakte landbouwgrond wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4b, 5 en 8a van het Besluit gebruik meststoffen.

  • 2. In het kalenderjaar waarin de gebruiksnormen, bedoeld in artikel 24, eerste en tweede lid, worden toegepast, wordt gedurende de periode van 15 mei tot en met 15 september ten minste tachtig procent van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, die voor het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen beschikbaar is, onafgebroken beteeld met gras dat is bestemd om te worden gebruikt als ruwvoer.

  • 3. De landbouwer gebruikt geen fosfaat uit kunstmest.

  • 4. De landbouwer verleent desgevraagd zijn medewerking aan monitoringswerkzaamheden als bedoeld in artikel 10 van de derogatiebeschikking, in opdracht van de minister of de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel 25d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 18-02-2021]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-05-2014]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De landbouwer stelt vóór 1 februari van het kalenderjaar waarin de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, eerste lid, wordt toegepast, voor het desbetreffende jaar een bemestingsplan op dat voldoet aan artikel 7, derde en vierde lid, van de derogatiebeschikking.

  • 2. De landbouwer herziet het bemestingsplan uiterlijk zeven dagen nadat zich een wijziging in de landbouwpraktijk heeft voorgedaan, indien dat noodzakelijk is om de consistentie van het bemestingsplan te waarborgen.

  • 3. De landbouwer bewaart het bemestingsplan als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit.

  • 4. De landbouwer houdt een mestboekhouding bij die voldoet aan artikel 7, vijfde en zesde lid, van de derogatiebeschikking.

  • 5. De landbouwer verstrekt elk kalenderjaar uiterlijk op 31 januari aan de minister gegevens uit de mestboekhouding.

  • 6. De landbouwer bewaart de mestboekhouding als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit.

Artikel 27a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Ten hoogste vier jaren voorafgaand aan 1 februari van het kalenderjaar waarin de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, eerste lid, wordt toegepast, zijn de waarde van de fosfaattoestand en de waarde van het stikstofleverende vermogen van de bodem van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond vastgesteld en vastgelegd in een analyserapport door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

  • 2. Het laboratorium stelt de fosfaattoestand van de bodem vast door middel van bemonstering en analyse van de bodem van de desbetreffende percelen overeenkomstig artikel 103a, eerste tot en met derde lid.

  • 3. De landbouwer bewaart het analyserapport als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit.

  • 4. Indien een perceel door de landbouwer in gebruik wordt genomen na 1 februari en vóór 16 mei van het kalenderjaar waarin de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, eerste lid, wordt toegepast, vindt de waardevaststelling, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk 7 dagen na de ingebruikname plaats.

  • 5. In afwijking van het eerste lid zijn voor 2020 de waarde van de fosfaattoestand en de waarde van het stikstofleverende vermogen van de bodem ten hoogste vijf jaren voorafgaand aan 4 september 2020 vastgesteld en vastgelegd.

Artikel 27b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als vaststelling van de fosfaattoestand van de bodem, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, wordt tevens aangemerkt de vaststelling van de fosfaattoestand van de bodem:

  • a. die tot en met 31 oktober 2009 is verricht overeenkomstig artikel 27 zoals dit artikel luidde op 31 december 2009; of

  • b. bemonstering en analyse van de bodem overeenkomstig het in bijlage L opgenomen protocol met uitzondering van de in onderdeel I, paragraaf 1, voorgeschreven vastlegging van de omvang en vorm van het te bemonsteren perceel dan wel perceelsdeel met een Global Positioning System, voor zover het monsters betreft die in de periode van 1 november 2009 tot 1 januari 2010 uit de desbetreffende bodem zijn genomen.

Artikel 27c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien niet wordt voldaan aan elk van de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 25, 25c, 27 en 27a, is de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet van toepassing.

§ 2. Stikstofgebruiksnorm

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als hoeveelheid stikstof als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet wordt vastgesteld de hoeveelheid stikstof die in bijlage A, tabel 1, bij het desbetreffende gewas onder het desbetreffende jaar is vermeld, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, zoals deze in voorkomend geval is onderscheiden naar de grondsoort van het perceel waarop de teelt plaatsvindt, het aantal voorafgaande teelten van hetzelfde gewas in het desbetreffende jaar, de in het desbetreffende jaar aan de betrokken teelt voorafgaande of op de betrokken teelt volgende teelt van andere gewassen, het tijdstip waarop het desbetreffende perceel is beteeld, alsmede de bij de teelt toegepaste landbouwpraktijk, met dien verstande dat:

    • a. de hoeveelheid stikstof die bij ‘tijdelijk grasland’ en bij ‘groenbemesters’ is vermeld, niet geldt voor tijdelijk grasland dat wordt, onderscheidenlijk groenbemesters die worden geteeld aansluitend op de teelt van maïs;

    • b. de hoeveelheid stikstof die bij de onder de gewasgroep ‘groenbemesters’ onderscheiden gewassen is vermeld, uitsluitend van toepassing is indien de groenbemester:

      • 1°. wordt geteeld vóór 16 september en is geploegd na 1 december, voor zover de groenbemester wordt geteeld op zand-, löss- of veengrond;

      • 2°. wordt geteeld vóór 16 september en aantoonbaar ten minste acht weken wordt geteeld alvorens te worden geploegd, voor zover de groenbemester wordt geteeld op kleigrond; of

      • 3°. gedurende een periode van ten minste tien weken wordt geteeld in het groeiseizoen en aansluitend daarop een volggewas wordt geteeld.

    • c. de hoeveelheid stikstof die bij ‘Consumptieaardappelen Vroeg’ is vermeld, uitsluitend geldt indien het loof voor 15 juli van het desbetreffende jaar wordt vernietigd;

    • d. de hoeveelheid stikstof die bij ‘Pootaardappelen Uitgroeiteelt’ is vermeld, uitsluitend geldt indien het loof na 15 augustus van het desbetreffende jaar wordt vernietigd; en

    • e. de hoeveelheid stikstof die onder ‘lössgrond’ is vermeld, uitsluitend geldt indien het grond betreft die is ontstaan in eolisch materiaal en binnen 80 cm van het maaiveld voor meer dan de helft bestaat uit leem met een kleinere fractie dan 50 µm.

  • 2. Indien het gewogen gemiddelde van de hoeveelheid stikstof van alle op de tot een bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond geteelde gewassen of gewasgroepen uit Bijlage A, tabel 1, in een kalenderjaar ten minste 100 kilogram en ten hoogste 110 kilogram stikstof per hectare is, bedraagt de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet in het desbetreffende kalenderjaar, in afwijking van het eerste lid, 110 kilogram stikstof per hectare van de tot dat bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond.

Artikel 28a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, wordt voor onderstaande gewassen vermeerderd met de hoeveelheid stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, voor zover de teelt van deze gewassen op kleigrond plaatsvindt:

    • a. voor zover het gewas suikerbieten betreft, 15 kilogrammen stikstof, indien de gemiddelde opbrengst van het totale areaal suikerbieten dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ten minste 75 ton per hectare bedroeg;

    • b. voor zover het de in bijlage A, tabel 5, genoemde consumptieaardappelrassen betreft, 30 kilogrammen stikstof, indien de gemiddelde opbrengst van het totale areaal van deze consumptieaardappelrassen dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ten minste 50 ton per hectare bedroeg;

    • c. voor zover het gewas wintertarwe betreft, 15 kilogrammen stikstof, indien de gemiddelde opbrengst van het totale areaal wintertarwe dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ten minste 9 ton per hectare bedroeg;

    • d. voor zover het gewas zomertarwe betreft, 20 kilogrammen stikstof, indien de gemiddelde opbrengst van het totale areaal zomertarwe dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ten minste 8 ton per hectare bedroeg;

    • e. voor zover het gewas wintergerst betreft, 20 kilogrammen stikstof, indien de gemiddelde opbrengst van het totale areaal wintergerst dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ten minste 9 ton per hectare bedroeg;

    • f. voor zover het gewas zomergerst betreft, 30 kilogrammen stikstof, indien de gemiddelde opbrengst van het totale areaal zomergerst dat op het desbetreffende bedrijf op kleigrond werd geteeld, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren, ten minste 7 ton per hectare bedroeg.

  • 2. De landbouwer die gebruik maakt van de verhoging van de stikstofgebruiksnorm, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. de landbouwer heeft de afnemers, bedoeld in het derde lid, gemachtigd om desgevraagd gegevens over de afgenomen hoeveelheden te verstrekken aan de minister;

    • b. de landbouwer heeft het desbetreffende bedrijf uiterlijk op 15 mei van het kalenderjaar waarin gebruik gemaakt wordt van de verhoging van de stikstofgebruiksnorm aangemeld bij de minister;

    • c. de landbouwer heeft bij de melding, bedoeld in onderdeel b, verklaard dat ten aanzien van het desbetreffende bedrijf is voldaan aan het eerste lid, onderdelen a tot en met f, in samenhang met het derde lid, en aan het tweede lid, onderdeel a;

    • d. de landbouwer als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit, gegevens bewaart waaruit in voorkomend geval ter zake van elk van de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren blijkt:

      • 1°. welke gewassen en rassen op zijn bedrijf werden geteeld;

      • 2°. het aantal hectaren kleigrond dat met de desbetreffende gewassen en rassen was beteeld;

      • 3°. de hoogte van de gewasopbrengst; en

      • 4°. de afnemers van de desbetreffende gewassen.

  • 3. Voor de bepaling van de gewasopbrengst, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f, wordt uitsluitend in aanmerking genomen de hoeveelheid die door de desbetreffende landbouwer rechtstreeks dan wel door tussenkomst van een daartoe gespecialiseerd bedrijf dat zich toelegt op het sorteren van de betreffende gewassen, is afgeleverd aan afnemers die de suikerbieten respectievelijk de consumptieaardappelen tot voor menselijke consumptie dan wel de gewassen, bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met f, tot voor menselijke of dierlijke consumptie geschikte producten verwerken.

Artikel 28b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

In afwijking van artikel 28 bedraagt de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet op bouwland voor een gewasperceel 125 procent van de hoeveelheid stikstof die in bijlage A, tabel 1, voor de desbetreffende grondsoort bij het desbetreffende gewas onder het desbetreffende jaar is vermeld, indien voor dat betreffende gewasperceel:

  • a. de betrokken landbouwer schade leidt of dreigt te leiden uit opbrengstderving of kwaliteitsverlies, veroorzaakt door het optreden van een neerslaghoeveelheid die uitgaat boven 50 millimeter in de 24 uur na 08.00 uur of 60 millimeter in de 48 uur na 08.00 uur;

  • b. de te verwachten financiële opbrengst van het betreffende gewasperceel zonder bijbemesting tenminste 25 procent lager is;

  • c. neerslag en opbrengstderving in een rapport door een geregistreerd schade-expert zijn bevestigd, waarin ook melding gemaakt wordt van ligging en areaal van het betreffende gewasperceel;

  • d. de hoeveelheid stikstof die boven 100 procent van de in bijlage A, tabel 1, genoemde hoeveelheid uitgaat, wordt toegediend in de vorm van anorganische meststoffen;

  • e. de landbouwer het voornemen tot bijbemesting vooraf heeft gemeld bij de minister;

  • f. de landbouwer bij de melding, bedoeld in onderdeel e, heeft verklaard dat ten aanzien van het desbetreffende bedrijf wordt voldaan aan de onderdelen a tot en met d;

  • g. de landbouwer als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit, het rapport, bedoeld onder c, bewaart.

Artikel 28c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, wordt vermeerderd met de in bijlage A, tabel 1a, vermelde hoeveelheid stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond indien een bedrijf de in bijlage A, tabel 1a, gemiddelde gewasopbrengst heeft van het totale areaal van een gewas als bedoeld in tabel 1a, gemeten over de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren.

  • 2. De landbouwer die gebruik maakt van de verhoging van de stikstofgebruiksnorm, bedoeld in het eerste lid:

    • a. heeft, voor zover het de gewassen genoemd in artikel 28a, eerste lid, betreft, de afnemers, bedoeld in het derde lid, gemachtigd om desgevraagd gegevens over de afgenomen hoeveelheden van het desbetreffende gewas te verstrekken aan de minister;

    • b. beschikt, voor zover het de andere gewassen dan die genoemd in artikel 28a, eerste lid, betreft, over schriftelijk bewijs waaruit blijkt dat het gewas aan een afnemer is geleverd en waaruit blijkt wat de gewasopbrengst is die aan een afnemer is geleverd. Onder schriftelijk bewijs wordt in ieder geval facturen en afleverbewijzen van de gewassen en historische financiële informatie verstaan;

    • c. beschikt, voor zover het andere gewassen dan die genoemd in artikel 28a, eerste lid, betreft, over een samenstellingsverklaring van een accountant waaruit blijkt dat de gewasopbrengst die aan een afnemer zou zijn geleverd in overeenstemming is met het door de landbouwer verstrekte schriftelijk bewijs, bedoeld in onderdeel b;

    • d. stelt de minister uiterlijk op 1 juni van het kalenderjaar ervan in kennis dat het desbetreffende bedrijf gebruik maakt van de verhoging van de stikstofgebruiksnorm;

    • e. bewaart als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit, gegevens waaruit ter zake van elk van de drie aan het desbetreffende jaar voorafgaande jaren blijkt:

      • 1°. welke gewassen en rassen op het bedrijf werden geteeld;

      • 2°. het aantal hectaren grond dat met de desbetreffende gewassen en rassen was beteeld;

      • 3°. de hoogte van de gewasopbrengst;

      • 4°. welke mestsoorten zijn gebruikt op het bedrijf; en

      • 5°. de afnemers van de desbetreffende gewassen;

    • f. gebruikt op het bedrijf:

      • 1°. voor zover het zuidelijke zandgronden en lössgronden betreft, maximaal 75 kilogram stikstof per hectare per jaar in de vorm van drijfmest en waarbij geldt dat de overige bemesting met stikstof uitsluitend plaats vindt door het gebruik van kunstmest;

      • 2°. voor zover het kleigrond, noordelijke, westelijk en centrale zandgronden of veengrond betreft, maximaal 100 kilogram stikstof per hectare per jaar in de vorm van drijfmest en waarbij geldt dat de overige bemesting met stikstof uitsluitend plaatsvindt door het gebruik van kunstmest;

    • g. bemest op het bedrijf na 1 juli de percelen met de gewassen, bedoeld in bijlage A, bijlage 1a, niet met drijfmest;

    • h. verleent medewerking aan de monitoring door de minister van de milieueffecten van de toegestane vermeerdering van de hoeveelheid stikstof op grond van het eerste lid.

  • 3. Voor de bepaling van de gewasopbrengst, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend in aanmerking genomen de hoeveelheid die door de desbetreffende landbouwer rechtstreeks is afgeleverd aan afnemers.

Artikel 28d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 18-02-2021]

Artikel 28e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Een landbouwer die een verhoging van een stikstofgebruiksnorm toepast als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, kan niet tevens een verhoging van de stikstofgebruiksnorm toepassen, bedoeld in artikel 28c, eerste lid.

Artikel 28f

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Onverminderd artikel 28, eerste lid, onderdelen a tot en met e, wordt de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, verminderd met:

    • a. 65 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte voormalig grasland, gelegen op zand- of lössgrond, indien direct aansluitend aan het vernietigen van de graszode op deze grond in het zelfde kalenderjaar de teelt van maïs, consumptieaardappelen of fabrieksaardappelen aanvangt;

    • b. 50 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte grasland, gelegen op zand- of lössgrond, indien na het vernietigen van de graszode in de periode van 1 juni tot en met 31 augustus op deze grond direct aansluitend de teelt van gras aanvangt;

    • c. 50% indien direct voorafgaand aan de teelt van een groenbemester op bouwland, gelegen op zand- of lössgrond, een gewas, niet zijnde graan, koolzaad, zomerpeen, blauwmaanzaad, karwij of vlas, wordt geteeld.

  • 2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing indien:

  • 3. Bij de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt van het bepaalde in artikel 4b, vierde lid, van het Besluit gebruik meststoffen vrijstelling verleend.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt in 2022 de hoeveelheid stikstof, bedoeld in artikel 28, eerste lid, aanhef, verminderd met 85 kilogram stikstof per hectare van de tot het bedrijf behorende oppervlakte voormalig grasland, gelegen op zand- of lössgrond, indien direct aansluitend aan het vernietigen van de graszode op deze grond in hetzelfde kalenderjaar de teelt van maïs aanvangt.

  • 5. Het vierde lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Bij de bepaling van de in artikel 12, tweede lid, van de wet bedoelde hoeveelheid meststoffen wordt de hoeveelheid stikstof in dierlijke en andere in bijlage B vermelde organische meststoffen slechts in aanmerking genomen voor het percentage dat in de tabel van die bijlage is vermeld voor de desbetreffende meststof en, indien sprake is van dierlijke meststoffen die op bouwland op kleigrond of veengrond op of in de bodem zijn gebracht, voor de desbetreffende periode waarin de meststoffen op of in de bodem zijn gebracht, met dien verstande dat het bij de omstandigheid ‘op bedrijf met beweiding’ of ‘op bedrijf zonder beweiding’ vermelde percentage uitsluitend geldt indien op het desbetreffende bedrijf de in bijlage A, tabel 1, bij ‘grasland met beweiden’ onderscheidenlijk ‘grasland met volledig maaien’ vermelde hoeveelheid stikstof als stikstofgebruiksnorm wordt toegepast.

  • 2. Indien het mengsels van organische meststoffen betreft, wordt bij de bepaling van de in artikel 12, tweede lid, van de wet bedoelde hoeveelheid meststoffen de hoeveelheid stikstof in dat mengsel in aanmerking genomen voor het hoogste percentage dat in bijlage B is vermeld bij de meststoffen die het mengsel bevat.

§ 3. Fosfaattoestand van de bodem en fosfaatgebruiksnormen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 29a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De indicator voor de fosfaattoestand van grasland en bouwland is de combinatie van:

  • a. het P-CaCl2-getal dat wordt uitgedrukt in milligrammen P2O5 per kilogram grond; en

  • b. het P-AL-getal dat wordt uitgedrukt in milligrammen P2O5 per 100 gram grond.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De fosfaattoestand van grasland wordt, overeenkomstig de indeling genoemd in artikel 21a, eerste lid, van het besluit, gekwalificeerd volgens tabel I en de fosfaattoestand van bouwland wordt gekwalificeerd volgens tabel II waarbij het P-AL-getal wordt afgerond in gehele getallen en het P-CaCl2-getal wordt afgerond in decimalen.

Tabel I Grasland

Indeling klassen P-CaCl2-getal (mg P/kg)

Fosfaatgebruiksnormen (kg P2O5/ha) grasland

Indeling klassen P-AL-getal (mg P2O5/100 g)

<21

21 tot en met 30

31 tot en met 45

46 tot en met 55

>55

<0,8

arm

laag

laag

neutraal

ruim

0,8 tot en met 1,4

arm

laag

neutraal

ruim

ruim

1,5 tot en met 2,4

laag

neutraal

ruim

ruim

hoog

2,5 tot en met 3,4

neutraal

ruim

ruim

hoog

hoog

>3,4

ruim

ruim

hoog

hoog

hoog

Tabel II Bouwland

Indeling klassen P-CaCl2-getal (mg P/kg)

Fosfaatgebruiksnormen (kg P2O5/ha) bouwland

Indeling klassen P-AL-getal (mg P2O5/100 g)

<21

21 tot en met 30

31 tot en met 45

46 tot en met 55

>55

<0,8

arm

arm

arm

laag

laag

0,8 tot en met 1,4

arm

arm

arm

laag

neutraal

1,5 tot en met 2,4

arm

arm

laag

neutraal

ruim

2,5 tot en met 3,4

arm

laag

neutraal

ruim

hoog

>3,4

laag

laag

neutraal

ruim

hoog

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand arm bedraagt 120 kilogram fosfaat per hectare grasland of bouwland.

  • 2. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand laag bedraagt 105 kilogram fosfaat per hectare grasland of 80 kilogram per hectare bouwland.

  • 3. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand neutraal bedraagt 95 kilogram fosfaat per hectare grasland of 70 kilogram per hectare bouwland.

  • 4. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand ruim bedraagt 90 kilogram fosfaat per hectare grasland of 60 kilogram per hectare bouwland.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede, derde en vierde lid, is uitsluitend van toepassing gedurende het kalenderjaar waarin de melding, bedoeld in artikel 103b, tweede lid, is gedaan, en indien wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 103b, derde lid.

  • 2. Indien de percelen dan wel de gewaspercelen, in de in het eerste lid bedoelde periode in gebruik zijn genomen door een andere landbouwer, is de desbetreffende fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede, derde of vierde lid, gedurende het restant van die periode van toepassing, indien de landbouwer de ingebruikneming van de percelen dan wel de gewaspercelen onder opgave van de oppervlakte en de ligging ervan uiterlijk de eerstvolgende 15 mei na de datum van ingebruikneming heeft gemeld aan de minister.

  • 3. Het tweede en derde lid van artikel III van de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december 2019 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling

  • Meststoffenwet in verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Stcrt. 2019, 70977) vervallen met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Op percelen waarvoor een melding als bedoeld in artikel 103b, tweede lid, is gedaan op basis van een geldig analyserapport met een datum van monstername gelegen voor 1 januari 2021 zijn de normen ter bepaling van de fosfaattoestand van de bodem en zijn de fosfaatgebruiksnormen van toepassing zoals deze golden op 31 december 2020.

  • 2. In afwijking van artikel 103a, derde lid, is een analyserapport met een datum van monstername als bedoeld in dat lid, gelegen tussen 15 mei 2016 en 15 mei 2017 geldig tot vijf jaar na de datum van monstername.

  • 3. Op percelen waarvoor voor 1 januari 2021 een melding is gedaan op grond van zowel artikel 33, eerste lid, zoals dit luidde op 31 december 2020, als artikel 103b, tweede lid, is tot het verstrijken van de termijnen van vier jaren, bedoeld in artikel 32, eerste lid, zoals dit luidde op 31 december 2020 of, indien dat eerder is, tot het moment waarop een nieuwe melding is gedaan, gebaseerd op een geldig analyserapport, bedoeld in artikel 103a, tweede lid, met een datum van de monstername na 1 januari 2021, de fosfaatgebruiksnorm, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van toepassing.

  • 3. Op percelen waarvoor een melding als bedoeld in artikel 103b, tweede lid, is gedaan op basis van een geldig analyserapport dat is opgesteld voor 1 januari 2021 en waaruit blijkt dat indicator voor de fosfaattoestand van grasland een PAL-getal van minder dan 16 of de indicator voor de fosfaattoestand van bouwland een Pw-getal van minder dan 25 heeft, terwijl ten aanzien van desbetreffende percelen geen melding als bedoeld in artikel 33, eerste lid, zoals het luidde op 31 december 2020, is gedaan, is de fosfaatgebruiksnorm, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van toepassing.

  • 4. In afwijking van het eerste lid zijn op percelen waarvoor een melding als bedoeld artikel 103b, tweede lid, is gedaan op basis van een geldig analyserapport met een datum van monstername gelegen voor 1 januari 2021 de normen in verband met de fosfaattoestand van de bodem, bedoeld in artikel 30, en de fosfaatgebruiksnormen, bedoeld in artikel 31, van toepassing indien:

    • a. in het desbetreffende analyserapport de fosfaattoestand tevens is vastgesteld met gebruikmaking van de indicator voor de fosfaattoestand van grasland en bouwland, bedoeld in artikel 29a; en

    • b. de landbouwer daarvan melding heeft gedaan bij de melding, bedoeld in de aanhef.

Artikel 33a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een landbouwer kan in enig jaar een verhoging van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen op bouwland, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet of artikel 31, eerste, tweede, derde of vierde lid, van deze regeling toepassen, indien de hoeveelheid fosfaat waarmee de geldende fosfaatgebruiksnorm is overschreden, in het navolgende jaar volledig wordt gecompenseerd.

  • 2. De compensatie geschiedt door de hoeveelheid fosfaat waarmee de fosfaatgebruiksnorm in het voorgaande jaar is overschreden in mindering te brengen op de in het navolgende jaar geldende fosfaatgebruiksnorm.

  • 3. De hogere gebruiksnorm, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste 20 kilogram fosfaat per hectare per jaar meer dan de fosfaatgebruiksnorm die geldt ingevolge artikel 11, eerste lid, van de wet of artikel 31, eerste, tweede, derde of vierde lid, van deze regeling.

  • 4. De landbouwer, bedoeld in het eerste lid, meldt de toepassing van de verhoging van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin de verhoging wordt toegepast aan de minister.

Artikel 33b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet voor grond met de fosfaattoestand hoog bedraagt 45 kilogram fosfaat per hectare bouwland of op een bedrijf als bedoeld in artikel 72a, tweede lid, onderdeel a, 50 kilogram fosfaat per hectare bouwland, indien de landbouwer op de desbetreffende percelen ten minste 20 kg fosfaat per hectare toepast die aantoonbaar afkomstig is van één of meer van de volgende mestvormen:

    • a. strorijke vaste mest van rundvee;

    • b. in geval van een bedrijf als bedoeld in artikel 72a, tweede lid, onderdeel a, strorijke vaste mest van varkens;

    • c. strorijke vaste mest van schapen;

    • d. strorijke vaste mest van geiten;

    • e. strorijke vaste mest van paarden;

    • f. dikke fractie van meststoffen van rundvee;

    • g. champost;

    • h. gft-compost; of

    • i. groencompost.’

  • 2. De landbouwer, bedoeld in het eerste lid, meldt het perceel of gewasperceel waarop de verhoging van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarin de verhoging wordt toegepast aan de minister.

§ 4. Fosfaatvrije voet

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Bij de bepaling van de in artikel 12, vierde lid, van de wet bedoelde hoeveelheid meststoffen, wordt:

  • a. 50 procent van de hoeveelheid fosfaat in compost niet in aanmerking genomen, tot een maximum van 3,5 kilogram fosfaat per 1.000 kilogram droge stof;

  • b. in de jaren 2006 tot en met 2009 50 procent van de hoeveelheid fosfaat in schuimaarde niet in aanmerking genomen.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-01-2020]

§ 5. Tijdelijke vrijstelling mineralenconcentraat

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 35a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. In de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2022 vindt een onderzoek plaats naar de landbouwkundige en milieukundige effecten met betrekking tot de productie, de afzet en het gebruik van mineralenconcentraat.

  • 2. Aan het onderzoek kan worden deelgenomen door ten hoogste tien producenten van mineralenconcentraat.

  • 3. Een producent van mineralenconcentraat die wil deelnemen aan het onderzoek kan zich hiertoe, onder vermelding van het door de minister ter identificatie van het bedrijf of de onderneming van de producent verstrekte relatienummer, vanaf 1 januari 2015 aanmelden bij de minister.

  • 4. [Vervallen.]

  • 5. Bij de aanmelding overlegt de producent gegevens over:

    • a. de naam, het correspondentie- en e-mailadres van de contactpersoon;

    • b. het adres van de bedrijfsgebouwen waar mineralenconcentraat wordt geproduceerd;

    • c. de kadastrale aanduiding van de onderscheiden locaties van de tot het bedrijf behorende opslagruimten voor mineralenconcentraat, dan wel, ingeval de producent een intermediair is, het registratienummer van de opslagruimte voor mineralenconcentraat, bedoeld in artikel 49.

  • 6. Bij de aanmelding overlegt de producent voorts:

    • a. een beschrijving van de installatie, waaruit blijkt dat deze tenminste een omgekeerde osmosestap omvat;

    • b. een beschrijving van de mestsoorten die worden behandeld, de hoeveelheden daarvan uitgedrukt in tonnen en in kilogrammen stikstof en fosfaat per jaar, en de hoeveelheid, de aard en de samenstelling van de eventueel tezamen met de dierlijke meststoffen behandelde stoffen;

    • c. een beschrijving van het productieproces, waaronder de gebruikte technieken, de volgorde waarin deze worden toegepast en de capaciteit per uur van de desbetreffende apparatuur en de wijze waarop de omvang van de productie wordt gemonitord;

    • d. een beschrijving van de eindproducten van het productieproces, de hoeveelheden daarvan, uitgedrukt in tonnen per jaar, en de verwachte samenstelling daarvan, onderscheiden naar de verschillende eindproducten;

    • e. een analyse waaruit blijkt dat aan de kwaliteitseisen voor het product mineralenconcentraat kan worden voldaan. De kwaliteitseisen zijn de volgende:

      • 1°. minimale gehalte aan NH4-N is 90 procent;

      • 2°. verhouding stikstof-fosfaat is minimaal 15, en

      • 3°. geleidbaarheid van het product uitgedrukt als EC is minimaal 50;

    • f. een opgave van de maximale behandelingscapaciteit van de installatie in tonnen per jaar.

  • 7. Voor zover de in het zesde lid bedoelde beschrijvingen zijn verstrekt op grond van de wet en niet zijn gewijzigd, behoeven deze niet opnieuw te worden verstrekt.

Artikel 35b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister wijst een producent van mineralenconcentraat aan als deelnemer indien:

    • a. de producent zich overeenkomstig artikel 35a, derde tot en met zevende lid, heeft aangemeld;

    • b. de producent de volledige zeggenschap over de gehele installatie en het productieproces heeft;

    • c. de bedrijfsgebouwen waar het mineralenconcentraat wordt geproduceerd, behoren tot het bedrijf of de onderneming van de producent;

    • d. de installatie volledig operationeel is;

    • e. de producent daadwerkelijk mineralenconcentraat produceert, overeenkomstig de beschrijvingen, bedoeld in artikel 35a, zesde lid.

  • 2. De minister kan aan de aanwijzing nadere voorschriften verbinden. De aan de aanwijzing verbonden voorschriften kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

Artikel 35c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien meer dan tien producenten, bedoeld in artikel 35a, derde lid, voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 35b, eerste lid, wijst de minister ten hoogste tien producenten aan. De aanwijzing geschiedt op volgorde van aanmelding.

Artikel 35d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een aangewezen producent verleent indien door of namens de minister daartoe verzocht alle noodzakelijke medewerking aan het in artikel 35a, eerste lid, bedoelde onderzoek.

  • 2. Een aangewezen producent produceert overeenkomstig de op grond van artikel 35a, vijfde tot en met zevende lid, overgelegde gegevens en beschrijvingen.

  • 3. De aangewezen producent meldt de wijzigingen in de gegevens, bedoeld in artikel 35a, vijfde lid, binnen 30 dagen aan de minister.

  • 4. Wijzigingen in de elementen, bedoeld in artikel 35a, zesde lid, vinden niet plaats dan na instemming van de minister.

  • 5. De aangewezen producent draagt er zorg voor dat op het vervoersbewijs dierlijke mest uitsluitend de in bijlage I voor mineralenconcentraat opgenomen mestcode wordt vermeld, indien het mineralenconcentraat is vervaardigd overeenkomstig de op grond van artikel 35a, zesde lid, overgelegde beschrijving van het productieproces, en indien het mineralenconcentraat wordt afgevoerd naar een gebruiker waarmee hij een overeenkomst tot afname van het mineralenconcentraat heeft gesloten.

  • 6. Het gewicht van en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de van het bedrijf of van de onderneming van de producent afgevoerde hoeveelheid mineralenconcentraat wordt bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig onderscheidenlijk door middel van analyse van een uit de desbetreffende hoeveelheid genomen monster. Het nemen van dit monster en de analyse van dit monster geschieden overeenkomstig de artikelen 78 tot en met 81.

  • 7. Ingeval de aangewezen producent een intermediair is, heeft de in artikel 14, eerste lid, van de Meststoffenwet bedoelde verantwoording betrekking op zowel de hoeveelheid fosfaat als de hoeveelheid stikstof.

  • 8. Indien de aangewezen producent niet voldoet aan dit artikel of aan de ingevolge artikel 35b, tweede lid, gestelde voorschriften, kan de minister de aanwijzing als deelnemer voor een bepaalde periode schorsen of intrekken.

Artikel 35e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De landbouwer die op zijn bedrijf mineralenconcentraat gebruikt, is voor wat betreft het gebruik van het mineralenconcentraat, voor de jaren 2009 tot en met 2022 vrijgesteld van artikel 7 van de wet, voor zover het gebruik van de totale hoeveelheid meststoffen op zijn bedrijf de stikstofgebruiksnorm, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, van de wet, en de fosfaatgebruiksnorm, bedoeld in artikel 8, onderdeel c, van de wet, niet overschrijdt, en indien is voldaan aan elk van de voorwaarden, bedoeld in artikel 35f.

Artikel 35f

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De landbouwer heeft met een overeenkomstig artikel 35b aangewezen producent van mineralenconcentraat een schriftelijke overeenkomst gesloten tot afname van het mineralenconcentraat.

  • 2. Het desbetreffende bedrijf van de landbouwer is voor de toepassing van artikel 35e elektronisch bij de minister aangemeld, onder vermelding van het door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummer. Deze aanmelding geschiedt voordat de eerste vracht mineralenconcentraat op het bedrijf wordt aangevoerd.

  • 3. Het mineralenconcentraat is rechtstreeks vanaf het bedrijf of de onderneming van de in het eerste lid bedoelde producent op het bedrijf van de landbouwer aangevoerd.

  • 4. Het gewicht van en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op het bedrijf van de landbouwer aangevoerde hoeveelheid mineralenconcentraat worden bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig onderscheidenlijk door middel van analyse van een uit de desbetreffende hoeveelheid genomen monster. Het nemen van dit monster en de analyse van dit monster geschieden overeenkomstig de artikelen 78 tot en met 81.

  • 5. Bij de vooraanmelding wordt de in bijlage I voor mineralenconcentraat opgenomen mestcode vermeld.

  • 6. De landbouwer houdt in de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit, de gegevens bij over de oppervlakte en de ligging van de percelen van zijn bedrijf waarop mineralenconcentraat op of in de bodem is gebracht.

  • 7. De landbouwer verleent indien door of namens de minister daartoe verzocht alle noodzakelijke medewerking aan het in artikel 35a, eerste lid, bedoelde onderzoek.

  • 8. Bij de bepaling van de in artikel 12, tweede lid, van de wet bedoelde hoeveelheid meststoffen wordt voor het desbetreffende bedrijf de hoeveelheid stikstof in het mineralenconcentraat voor 100 procent in aanmerking genomen.

Artikel 35g

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze paragraaf vervalt met ingang van 1 januari 2023.

Hoofdstuk 4. Opslagcapaciteit dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als forfaitaire productienormen als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel b, en vierde lid, van het besluit, worden voor de onderscheiden diersoorten en diercategorieën de normen vastgesteld die zijn vermeld in bijlage D, tabel IA, kolom A.

  • 2. Voor zover het dieren betreft die worden gehouden op een bedrijf waarvoor een inkennisstelling heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten, en die behoren tot de in bijlage D, tabel IB, deel 1, onderscheiden categorieën dieren, zijn in afwijking van het eerste lid de normen van toepassing die zijn vermeld in kolom A van die tabel.

Hoofdstuk 5. Administratieve verplichtingen landbouwers

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De aanmelding, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het besluit, geschiedt binnen 30 dagen na inwerkingtreding van deze regeling bij de minister.

  • 2. Indien een landbouwbedrijf wordt opgericht na 1 januari 2006, geschiedt de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk 30 dagen na oprichting.

  • 3. De gegevens, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, betreffen mede:

    • a. het adres van de bedrijfsgebouwen waar dierlijke mest wordt geproduceerd; en

    • b. het correspondentieadres van de landbouwer, indien dit afwijkt van het adres, bedoeld in onderdeel a.

  • 4. Wijzigingen in de ingevolge artikel 31 van het besluit verstrekte gegevens worden uiterlijk 30 dagen na de datum van de wijziging, onder vermelding van het door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummer, gemeld aan de minister.

Artikel 37a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De landbouwer stelt in Nederland zijn administratie voor controle beschikbaar aan de krachtens artikel 129 aangewezen ambtenaren.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 32, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, betreffen uitsluitend die percelen landbouwgrond die bij het bedrijf in het kader van normale bedrijfsvoering in gebruik zijn en die al dan niet gedeeltelijk zijn gelegen in Duitsland of in België, tot 20, onderscheidenlijk tot 25 kilometer uit de Nederlandse grens.

  • 2. De gegevens, bedoeld in artikel 32, tweede lid, onderdeel e, van het besluit, worden onderscheiden naar diersoorten en diercategorieën per soort overeenkomstig de omschrijvingen in bijlage D, tabel IA.

  • 3. De gegevens, bedoeld in artikel 32, tweede lid, onderdeel i, van het besluit, worden per afzonderlijke opslagruimte weergegeven.

  • 4. Indien op een bedrijf ‘covergiste mest’ als bedoeld in bijlage Aa, onder IV wordt geproduceerd, worden de gegevens, bedoeld in artikel 33, derde lid, onderdeel c, van het besluit, onderscheiden naar de tezamen met de dierlijke meststoffen vergiste stoffen overeenkomstig de aanduiding en de daarbij behorende omschrijving van de desbetreffende stof in bijlage Aa, onder IV, en bevat de administratie behalve de gegevens, bedoeld in artikel 33, derde lid, van het besluit, gegevens over het bedrijf of de onderneming waar de desbetreffende stof als reststof is vrijgekomen.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van het besluit, bevat de administratie van de landbouwer gegevens over:

    • a. de hoeveelheid dierlijke meststoffen die in de periode van 1 januari tot en met 31 januari of van 16 september tot en met 31 december, op zijn bedrijf op bouwland op kleigrond of veengrond op of in de bodem is gebracht; en

    • b. de oppervlakte en de ligging van de percelen van zijn bedrijf waarop zuiveringsslib op of in de bodem is gebracht.

  • 2. Ingeval van een overdracht van een opslagruimte voor meststoffen door een landbouwer aan een intermediair of door een intermediair aan een landbouwer, bevat de administratie tevens het bewijs van overdracht.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Wijzigingen in de aantallen op het bedrijf gehouden dan wel anderszins aanwezige varkens, kippen, kalkoenen en runderen, worden binnen drie dagen na de datum waarop de wijziging zich heeft voorgedaan, onder vermelding van de datum waarop deze wijziging zich heeft voorgedaan, in de administratie opgenomen.

  • 2. Wijzigingen in de overige gegevens die de administratie ingevolge de artikelen 32, tweede lid, en 33 van het besluit en de artikelen 38 en 39 bevat, worden binnen 30 dagen na de datum waarop de wijziging zich heeft voorgedaan, onder vermelding van de datum waarop deze wijziging zich heeft voorgedaan, in de administratie opgenomen.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De landbouwer die in de periode van 16 mei tot en met 31 oktober van een kalenderjaar een perceel landbouwgrond in gebruik neemt dat voor deze periode in gebruik was bij een ander bedrijf of een derde, doet hiervan binnen 30 dagen melding aan de minister.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De landbouwer, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van het besluit, de landbouwer op wiens bedrijf in het voorgaande kalenderjaar de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, eerste lid, is toegepast of de landbouwer wiens bedrijf daartoe voor het huidige kalenderjaar is aangemeld bij de minister overeenkomstig artikel 25, eerste lid, verstrekt jaarlijks vóór 1 februari aan de minister met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar gegevens uit de administratie over:

    • a. de aan het eind van het kalenderjaar op het bedrijf aanwezige hoeveelheid meststoffen, onderscheiden naar:

      • 1°. vaste mest;

      • 2°. drijfmest;

      • 3°. zuiveringsslib en compost; en

      • 4°. meststoffen, anders dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib en compost;

    • b. de hoeveelheden meststoffen, anders dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib en compost, die op of van het bedrijf zijn aangevoerd, onderscheidenlijk zijn afgevoerd;

    • c. het gemiddelde aantal in het kalenderjaar op het bedrijf gehouden dieren, anders dan varkens, schapen, geiten en runderen, onderscheiden naar diersoort en diercategorieën per soort voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in bijlage D, tabel IA; en

    • d. het aantal aan- of afgevoerde staldieren, anders dan varkens of vleeskalveren, onderscheiden naar diersoort en diercategorieën per soort, voor zover dit onderscheid wordt gemaakt in bijlage D, tabel IA.

  • 2. De landbouwer op wiens bedrijf op 31 december 2005 pluimveerechten, varkensrechten of niet-gebonden mestproductierechten rustten of wiens bedrijf overeenkomstig artikel 25, eerste lid, is aangemeld voor toepassing in 2006 van de gebruiksnorm, bedoeld in artikel 24, eerste lid, verstrekt vóór 1 februari 2006 aan de minister gegevens uit de administratie over de op 1 januari 2006 op het bedrijf aanwezige hoeveelheid meststoffen, onderscheiden naar meststoffen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°.

  • 3. De landbouwer die op het eigen bedrijf geproduceerde koemelk zelf verwerkt tot eindproducten en die 50 procent of meer van de geproduceerde koemelk levert aan een koper als bedoeld in de Regeling superheffing 2008, verstrekt aan de minister gegevens met betrekking tot de op het bedrijf geproduceerde hoeveelheid koemelk.

  • 4. Ingeval van overdracht van een opslagruimte voor meststoffen door een landbouwer aan een intermediair of door een intermediair aan een landbouwer, doet de landbouwer hiervan binnen 30 dagen na de overdracht melding.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De artikelen 26 en 31 tot en met 35 van het besluit en de artikelen 37 tot en met 42 zijn niet van toepassing ten aanzien van een bedrijf, indien op elk moment in het desbetreffende kalenderjaar wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

    • a. de som van de tot dan toe in dat jaar op het bedrijf aangevoerde dierlijke meststoffen en de productie van meststoffen door de op dat moment op het bedrijf gehouden dan wel anderszins aanwezige dieren op jaarbasis is ten hoogste 350 kilogram stikstof;

    • b. de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is niet groter dan drie hectare;

    • c. het bedrijf beschikt over een uniek nummer als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 of een door de minister verstrekt relatienummer in het geval dierlijke meststoffen worden aangevoerd op dan wel afgevoerd van het bedrijf.

  • 2. De artikelen 32, tweede lid, onderdelen d, e, f en h en 33 van het besluit en de artikelen 40, eerste lid, en 42, eerste lid, onderdelen a, c en d, zijn niet van toepassing ten aanzien van diersoorten als bedoeld in bijlage D, tabel IA, waarvan de op enig moment op het bedrijf gehouden of anderszins aanwezige dieren tezamen op jaarbasis ten hoogste 350 kilogram stikstof produceren, onderscheidenlijk ten aanzien van de door deze dieren geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen.

  • 3. De productie van dierlijke meststoffen op jaarbasis, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, wordt bepaald op basis van het aantal op het desbetreffende moment gehouden dieren, onderscheiden naar diersoorten en diercategorieën per soort, en op basis van de voor de onderscheiden diersoorten en diercategorieën in bijlage D, tabel IA, kolom B, en tabellen IIA en IIB vermelde forfaitaire productienormen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar.

  • 4. Voor zover het dieren betreft die worden gehouden op een bedrijf waarvoor een inkennisstelling heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten, en die behoren tot de in bijlage D, tabel IB, deel 2, onderscheiden categorieën dieren, zijn in afwijking van het derde lid de normen van toepassing die zijn vermeld in deel 2 van die tabel.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De artikelen 32, tweede lid, onderdelen e, g, en h, van het besluit en de artikelen 40 en 42, eerste lid, onderdelen a en c, zijn niet van toepassing ten aanzien van de in enig kalenderjaar op het bedrijf ingeschaarde schapen, onderscheidenlijk de door deze schapen geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, indien ten aanzien van dat bedrijf wordt voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal in dat kalenderjaar ingeschaarde schapen is niet groter dan 450;

  • b. inscharing van de schapen vindt slechts gedurende één aaneengesloten periode van ten hoogste vier weken in het kalenderjaar plaats in de periode van 1 januari tot 1 maart of in de periode van 1 oktober tot en met 31 december.

Hoofdstuk 6. Administratieve verplichtingen intermediairs

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 45

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De aanmelding, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het besluit, geschiedt binnen 30 dagen na inwerkingtreding van deze regeling bij de minister.

  • 2. Indien een intermediaire onderneming wordt opgericht na 1 januari 2006, geschiedt de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk 30 dagen na oprichting.

  • 3. De gegevens, bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, betreffen mede:

    • a. de GPS-gegevens van de onderscheiden locaties van de opslagruimten voor meststoffen; en

    • b. het correspondentieadres van de onderneming.

  • 4. De gegevens, bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdelen f en g, van het besluit, betreffen mede de serienummers van de automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur en de GR-apparatuur alsmede een aanduiding van het type waartoe deze apparatuur behoort, het versienummer en de fabrikant van deze apparatuur.

  • 5. De gegevens, bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel h, van het besluit, worden, voor zover het opslagruimten voor drijfmest of vaste mest betreft, mede uitgedrukt in kubieke meters onderscheidenlijk in vierkante meters.

  • 6. In aanvulling op de gegevens, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het besluit, verstrekt de intermediair ter zake van de transportmiddelen die voor het vervoer van dierlijke mest exclusief bij de desbetreffende onderneming in gebruik zijn, tevens de volgende gegevens:

    • a. ofwel het kenteken en de meldcode van het betrokken transportmiddel of aanhangwagen, zoals deze zijn vermeld op het voor het betrokken voertuig afgegeven, geldige kentekenbewijs, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover het een motorrijtuig of aanhangwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c onderscheidenlijk d, van die wet betreft, waarop overeenkomstig Bijlage E, onderdeel D, onder 4.6, automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur is bevestigd, danwel het chassisnummer van het betrokken transportmiddel waarop overeenkomstig Bijlage E, onderdeel D, onder 4.6, automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur is bevestigd, voor zover het een ander transportmiddel betreft;

    • b. ofwel het kenteken en de meldcode van het betrokken transportmiddel en van iedere aanhangwagen, zoals deze zijn vermeld op het voor het betrokken voertuig afgegeven, geldige kentekenbewijs, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover het een motorrijtuig of aanhangwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c onderscheidenlijk d, van die wet betreft dat gebruikt wordt voor het vervoer van vaste mest, danwel het chassisnummer van het betrokken transportmiddel en het chassisnummer van de aanhangwagen, voor zover het een ander transportmiddel betreft dat gebruikt wordt voor het vervoer van vaste mest; en

    • c. de koppeling tussen de geregistreerde GR-apparatuur, bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel g, van het besluit, en de in onderdeel b bedoelde kentekens en chassisnummers, onder vermelding van het serienummer van de GR-apparatuur.

  • 7. Indien op een onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt behandeld, verstrekt de intermediair behalve de gegevens, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het besluit, tevens een omschrijving van de in artikel 16, eerste lid, van het besluit bedoelde behandelingsmethode voor zuiveringsslib.

  • 8. Wijzigingen in de ingevolge artikel 38 van het besluit of het zesde of zevende lid geregistreerde gegevens worden uiterlijk 30 dagen na de datum van de wijziging, onder vermelding van het door de minister ter identificatie van de onderneming verstrekte relatienummer, gemeld aan de minister.

  • 9. De artikelen 38 en 39 van het besluit zijn niet van toepassing op tuincentra en hoveniers voor zover deze meststoffen afvoeren naar een afnemer, die geen bedrijf of een onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld, voert, met dien verstande dat het tuincentrum of de hovenier wel beschikt over een uniek nummer als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 of een door de minister verstrekt relatienummer.

  • 10. Het zesde lid is niet van toepassing, indien het vervoer van drijfmest van een bedrijf naar een intermediaire onderneming plaatsvindt met behulp van een pijpleiding.

Artikel 45a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De intermediair stelt in Nederland zijn administratie voor controle beschikbaar aan de krachtens artikel 129 aangewezen ambtenaren.

Artikel 46

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, worden bijgehouden op het daartoe door de minister verstrekte formulier.

  • 2. In plaats van het in het eerste lid bedoelde formulier kunnen andere gegevensdragers worden gebruikt, onder de voorwaarde dat daarbij dezelfde berekeningswijze wordt gehanteerd als bij gebruik van het in het eerste lid bedoelde formulier, het geval zou zijn geweest.

  • 3. Voor zover het hoeveelheden dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost betreft, worden de gegevens, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, ingevuld zoals deze voor de desbetreffende hoeveelheid ook zijn opgenomen in rVDM, onderscheidenlijk zoals deze ook zijn vermeld op het op de desbetreffende hoeveelheid betrekking hebbende vervoersbewijs zuiveringsslib en compost en op het ter zake door het laboratorium verstrekte overzicht van de analyseresultaten.

  • 4. Voor zover het hoeveelheden mestkorrels, overige organische meststoffen en anorganische meststoffen betreft, worden de gegevens, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderdeel b, van het besluit, overgenomen van het etiket op de verpakking, dan wel van het begeleidend document bij de meststoffen.

  • 5. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 39, tweede en derde lid, van het besluit, bevat de administratie met betrekking tot de overdracht van een opslagruimte voor meststoffen, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderdeel c, van het besluit, het door de minister ter identificatie verstrekte relatienummer van de bij deze overdracht betrokken intermediaire onderneming.

  • 6. Indien op een onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt behandeld, bevat de administratie behalve de gegevens, bedoeld in artikel 39, tweede en derde lid, van het besluit tevens gegevens over:

    • a. de in artikel 16, eerste lid, van het besluit bedoelde behandelingsmethode voor zuiveringsslib;

    • b. de hoeveelheid geproduceerd, behandeld zuiveringsslib; en

    • c. de gehalten aan droge stof, fosfaat en stikstof, de pH-waarde, het organisch stofgehalte en de hoeveelheden van de in bijlage II, onder tabel 2, bij het besluit opgenomen zware metalen in het zuiveringsslib alsmede de resultaten van de uitgevoerde bemonsteringen en analyses, bedoeld in artikel 21.

  • 7. Indien op een onderneming compost wordt geproduceerd of anderszins wordt behandeld, bevat de administratie behalve de gegevens, bedoeld in artikel 39, tweede en derde lid, van het besluit tevens gegevens over:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde, behandelde compost; en

    • b. de gehalten aan droge stof, fosfaat en stikstof, het organisch stofgehalte en de hoeveelheden van de in bijlage II, onder tabel 3, bij het besluit opgenomen zware metalen.

  • 8. Indien op een onderneming ‘covergiste mest’ als bedoeld in bijlage Aa, onder IV wordt geproduceerd, worden de gegevens, bedoeld in artikel 39, derde lid, onderdeel c, van het besluit, onderscheiden naar de tezamen met de dierlijke meststoffen vergiste stoffen overeenkomstig de aanduiding en de daarbij behorende omschrijving van de desbetreffende stof in bijlage Aa, onder IV, en bevat de administratie behalve de gegevens, bedoeld in artikel 39, derde lid, van het besluit, gegevens over het bedrijf of de onderneming waar de desbetreffende stof als reststof is vrijgekomen.

  • 9. Ingeval van overdracht van een opslagruimte voor meststoffen door of aan een intermediair, bevat de administratie van de intermediair tevens het bewijs van overdracht en de gegevens, bedoeld in artikel 48a, tweede lid.

Artikel 47

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De intermediair verstrekt jaarlijks vóór 1 februari aan de minister met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar gegevens uit de administratie over:

    • a. de hoeveelheden meststoffen, anders dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib en compost, die in het kader van de onderneming zijn aan- en afgevoerd;

    • b. [vervallen; en]

    • c. de aan het eind van het kalenderjaar op de onderneming aanwezige hoeveelheid meststoffen onderscheiden naar meststoffen als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°.

  • 2. De ondernemer in het kader van wiens onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt behandeld, verstrekt jaarlijks vóór 1 februari aan de minister gegevens uit de administratie over de in het voorgaande kalenderjaar in het zuiveringsslib gemiddeld aanwezige hoeveelheden van de in bijlage II, onder tabel 2, van het besluit opgenomen zware metalen.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de in het tweede lid bedoelde gegevens zijn verstrekt door het laboratorium dat de analyses heeft verricht.

  • 4. De minister is bevoegd de op grond van het tweede of derde lid verstrekte gegevens door te geven aan gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de desbetreffende onderneming is gevestigd.

  • 5. De intermediair die verschillende partijen vloeibaar zuiveringsslib, waarvoor op grond van artikel 92b een verschillend analysenummer is verstrekt, in één opslagruimte opslaat, verstrekt op elektronische wijze aan de minister het stikstofgehalte, het fosfaatgehalte en het drogestofgehalte zoals dat voor de in de desbetreffende opslag aanwezige hoeveelheid zuiveringsslib met gebruikmaking van het in artikel 46, eerste lid, bedoelde formulier, of de in artikel 46, tweede lid, genoemde andere gegevensdragers is berekend.

Artikel 48a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Ingeval van overdracht van een opslagruimte voor meststoffen door of aan een intermediair doet de intermediair hiervan binnen 30 dagen na de overdracht melding.

  • 2. Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de hoeveelheid mest in tonnen die wordt overgedragen;

    • b. de hoeveelheid stikstof en fosfaat in kilogrammen die wordt overgedragen;

    • c. de soort mest die wordt overgedragen, onderscheiden naar meststoffen als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderdeel a, onder 1° tot en met 4°.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Op de opslagruimten voor meststoffen, bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel a, van het besluit, worden de door de minister verstrekte registratienummers ter identificatie van de afzonderlijke opslagruimten aangebracht, op zodanige wijze dat het nummer steeds duidelijk zichtbaar en leesbaar is.

  • 2. De opslagruimten voor meststoffen worden in de administratie en bij de verstrekking van gegevens mede aangeduid met het registratienummer van de opslagruimte, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 7. Administratieve verplichtingen overige leveranciers en afnemers

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 50

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De aanmelding door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van het besluit, geschiedt binnen 30 dagen na oprichting van deze onderneming bij de minister.

  • 2. De aanmelding door de ondernemer in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt behandeld, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van het besluit, geschiedt binnen 30 dagen na oprichting van deze onderneming, overeenkomstig de krachtens artikel 118 gestelde regels.

  • 3. De aanmelding door de ondernemer in het kader van wiens onderneming meststoffen worden verhandeld, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van het besluit, geschiedt binnen 30 dagen na 1 januari 2008 bij de minister. Indien een onderneming als bedoeld in de vorige volzin wordt opgericht na 1 januari 2008, geschiedt de aanmelding uiterlijk 30 dagen na oprichting.

  • 4. Indien op een onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt behandeld, verstrekt de ondernemer behalve de gegevens, bedoeld in artikel 43, derde lid, van het besluit, tevens een omschrijving van de in artikel 16, eerste lid, van het besluit bedoelde behandelings methode voor zuiveringsslib.

  • 5. Wijzigingen in de ingevolge artikel 43 van het besluit of het vierde lid geregistreerde gegevens worden door de desbetreffende ondernemer, uiterlijk 30 dagen na de datum van de wijziging onder vermelding van het door de minister ter identificatie van de onderneming verstrekte relatienummer, gemeld aan de minister.

  • 6. De artikelen 43 en 44 van het besluit zijn niet van toepassing op tuincentra en hoveniers, voor zover deze meststoffen afvoeren naar een afnemer, die geen bedrijf of een onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld, voert, met dien verstande dat het tuincentrum of de hovenier wel beschikt over een uniek nummer als bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 of een door de minister verstrekt relatienummer.

Artikel 50a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De ondernemer, bedoeld in artikel 50, eerste tot en met derde lid, stelt in Nederland zijn administratie voor controle beschikbaar aan de krachtens artikel 129 aangewezen ambtenaren.

Artikel 51

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 44, tweede lid, van het besluit, bevat de administratie van de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van het besluit, gegevens over:

    • a. de resultaten van de uitgevoerde bemonsteringen en analyses, bedoeld in artikel 98, eerste en tweede lid; en

    • b. de op het etiket of het begeleidend document, bedoeld in artikel 99, eerste lid, vermelde droge stofgehalte dan wel het vochtgehalte en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de droge stof.

  • 2. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 44, vierde lid, van het besluit, bevat de administratie van de ondernemer, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van het besluit voor zover hij compost produceert of anderszins behandelt, gegevens over:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde, behandelde compost; en

    • b. de gehalten aan droge stof, fosfaat en stikstof, het organisch stofgehalte en de hoeveelheden van de in bijlage II, onder tabel 3, bij het besluit opgenomen zware metalen in de compost.

  • 3. De gegevens, bedoeld in artikel 44, vijfde lid, onderdeel c, van het besluit, betreffen de gehalten aan droge stof, fosfaat en stikstof, de pH-waarde, het organisch stofgehalte en de hoeveelheden van de in bijlage II, onder tabel 2, bij het besluit opgenomen zware metalen in het zuiveringsslib.

  • 4. Behalve de gegevens, bedoeld in artikel 44, vierde lid, van het besluit, bevat de administratie van de ondernemer, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van het besluit voor zover hij verschillende partijen vloeibaar zuiveringsslib waarvoor op grond van artikel 92b een verschillend analysenummer is verstrekt, in één opslagruimte opslaat, de hoeveelheden vloeibaar zuiveringsslib die in iedere afzonderlijke opslagruimte zijn aangevoerd en de hoeveelheden vloeibaar zuiveringsslib die uit die opslagruimte zijn afgevoerd, zodanig dat steeds blijkt welke hoeveelheid vloeibaar zuiveringsslib zich in de opslagruimte bevindt.

  • 5. De gegevens, bedoeld in het vierde lid, worden bijgehouden op het daartoe door de minister verstrekte formulier en worden overgenomen van het op de desbetreffende hoeveelheid betrekking hebbende vervoersbewijs zuiveringsslib en compost en op het ter zake door het laboratorium verstrekte overzicht van de analyseresultaten. Artikel 46, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Wijzigingen in de gegevens die de administratie ingevolge artikel 44 van het besluit of het eerste tot en met het derde lid bevat, worden binnen 30 dagen na de datum waarop de wijziging zich heeft voorgedaan in de administratie opgenomen.

  • 7. Wijzigingen in de gegevens, die de administratie ingevolge het vierde lid bevat, worden binnen 24 uur na het tijdstip waarop de wijziging zich heeft voorgedaan op het in het vijfde lid bedoelde formulier verwerkt.

Artikel 51a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Op de opslagruimten voor vloeibaar zuiveringsslib, bedoeld in artikel 51, vierde lid, worden de door de minister verstrekte registratienummers ter identificatie van de afzonderlijke opslagruimten aangebracht, op zodanige wijze dat het nummer steeds duidelijk zichtbaar en leesbaar is.

  • 2. De opslagruimten voor vloeibaar zuiveringsslib worden in de administratie en bij de verstrekking van gegevens mede aangeduid met het registratienummer van de opslagruimte, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 52

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De ondernemer, bedoeld in artikel 50, eerste lid, verstrekt jaarlijks vóór 1 februari aan de minister per bedrijf met staldieren of runderen waaraan diervoeders worden geleverd, met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar elektronisch gegevens uit de administratie over:

    • a. de naam, het adres en het door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummer van het bedrijf, waaraan diervoeder is geleverd;

    • b. de hoeveelheid geleverd mengvoeders bestemd voor staldieren of runderen, onderscheiden naar diersoort; en

    • c. de hoeveelheid geleverd ruwvoer en enkelvoudig diervoeder.

  • 2. De ondernemer in het kader van wiens onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt behandeld, verstrekt jaarlijks vóór 1 februari aan de minister gegevens uit de administratie over de in het voorgaande kalenderjaar in het zuiveringsslib gemiddeld aanwezige hoeveelheden van de in bijlage II, onder tabel 2, van het besluit opgenomen zware metalen.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de in het tweede lid bedoelde gegevens zijn verstrekt door het laboratorium dat de analyses heeft verricht.

  • 4. De minister is bevoegd de op grond van het tweede of derde lid verstrekte gegevens door te geven aan gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de desbetreffende onderneming is gevestigd.

  • 5. De ondernemer, bedoeld in artikel 43, tweede lid, van het besluit die verschillende partijen vloeibaar zuiveringsslib waarvoor op grond van artikel 92b een verschillend analysenummer is verstrekt, in één opslagruimte opslaat, verstrekt op elektronische wijze aan de minister het stikstofgehalte, het fosfaatgehalte en het drogestofgehalte zoals dat voor de in de desbetreffende opslag aanwezige hoeveelheid zuiveringsslib met gebruikmaking van het in artikel 51, vijfde lid, bedoelde formulier, of de in artikel 51, vijfde lid in samenhang met artikel 46, tweede lid, genoemde andere gegevensdragers is berekend.

Hoofdstuk 8. Vervoer van meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

§ 1. Apparatuur ten behoeve van het vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 53

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het vervoer van dierlijke meststoffen vindt uitsluitend plaats indien de GR-apparatuur adequaat functioneert en voldoet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel D, en voor zover de GR-apparatuur, bedoeld in bijlage E, onderdeel D, onder 4, behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR, te Wageningen is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, vindt het vervoer van drijfmest uitsluitend plaats indien de automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang met de GR-apparatuur adequaat functioneert.

  • 3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien een storing van de apparatuur van een intermediair op een transportmiddel gedurende het vervoer van dierlijke meststoffen is ontstaan en door de vervoerder terstond elektronisch is gemeld aan rVDM.

  • 4. Het transportmiddel waarvoor een melding als bedoeld in het derde lid is gedaan, wordt na afloop van het betreffende vervoer van dierlijke meststoffen niet voor het vervoer van een nieuwe vracht dierlijke meststoffen gebruikt zolang de melding, bedoeld in het derde lid, niet met toestemming van de minister door de vervoerder is ingetrokken.

§ 2. Vooraanmelding bij het vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 54

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Ten behoeve van de vooraanmelding worden de volgende gegevens aan rVDM verstrekt:

    • a. namen, adressen, en de door de minister ter identificatie verstrekte relatienummers of de unieke nummers, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, van de Handelsregisterwet 2007 van de betrokken leverancier, vervoerder en afnemer;

    • b. indien de leverancier of afnemer een intermediaire onderneming is, het registratienummer van de opslag;

    • c. van de laad- en losplaats van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen, voor zover de leverancier of afnemer geen intermediaire onderneming is, het unieke registratienummer, bedoeld in artikel 93, slot, van verordening (EU) nr. 2016/429, het unieke erkenningsnummer, bedoeld in artikel 2, onderdeel 16, van verordening (EU) nr. 2019/2035, of de postcode;

    • d. de mestcode dan wel de mestcodes, bedoeld in bijlage I, van de mestsoort of mestsoorten van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen;

    • e. indien de vracht dierlijke meststoffen uit meerdere mestcodes bestaat, het percentage van elke mestsoort in de betreffende vracht;

    • f. het geschat gewicht uitgedrukt in tonnen van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen;

    • g. indien van toepassing: het kenteken van het motorrijtuig, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, indien daarvan afwijkend tevens het kenteken van het getrokken voertuig, het identificatienummer of combinatienummer van het voertuig;

    • h. de datum waarop het laden van de dierlijke meststoffen aanvangt;

    • i. de opmerkingscode dan wel de opmerkingscodes zoals opgenomen in bijlage F die van toepassing is of zijn op het vervoer van de vracht dierlijke meststoffen;

    • j. indien van toepassing en voor zover reeds bekend: de code van het laboratorium dat de analyse van de dierlijke meststoffen uit zal voeren.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet eerder verstrekt dan twee weken voorafgaand aan de datum, genoemd in het eerste lid, onderdeel h.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid, wordt ingeval van export van dierlijke meststoffen het referentienummer van het gezondheidscertificaat of handelsdocument, bedoeld in artikel 21, van verordening (EG) nr. 1069/2009 dat betrekking heeft op dezelfde vracht dierlijke meststoffen aan rVDM verstrekt.

  • 4. De vervoerder doet ingeval van export van dierlijke meststoffen, waarvoor ingevolge verordening (EG) nr. 1069/2009 een gezondheidscertificaat is voorgeschreven, de vooraanmelding ten minste twee werkdagen voordat de vracht dierlijke meststoffen wordt geladen en verstrekt daarbij de gegevens, bedoeld in het eerste lid. De gegevens, bedoeld in het derde lid, worden uiterlijk direct voorafgaand aan de startmelding verstrekt.

  • 5. Ingeval van import van dierlijke meststoffen worden ten behoeve van de vooraanmelding de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de gegevens die opgenomen staan in het eerste lid; en

    • b. het referentienummer van het gezondheidscertificaat of handelsdocument, bedoeld in artikel 21 van verordening (EG) nr. 1069/2009 dat betrekking heeft op dezelfde vracht dierlijke meststoffen.

  • 6. In het geval van export respectievelijk import van dierlijke meststoffen behoeft in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, geen relatienummer van de afnemer respectievelijk de leverancier te worden verstrekt.

  • 7. De gegevens, bedoeld in dit artikel, kunnen bij vervoer van dierlijke meststoffen binnen Nederland tot de startmelding worden gewijzigd.

  • 8. In afwijking van het zevende lid, kunnen:

    • a. de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, voor zover het betreft de gegevens van het kenteken van het motorrijtuig, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994, indien daarvan afwijkend tevens het kenteken van het getrokken voertuig, en de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, voor zover het betreft de gegevens van de geregistreerde opslag van de leverancier, d en e, worden gewijzigd tot het tijdstip van het laden, bedoeld in artikel 56;

    • b. de gegevens bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, indien het de opmerkingscodes 31, 39, 50, 61, 71 of 72 betreft, worden toegevoegd of verwijderd tot het tijdstip van lossen, bedoeld in artikel 60.

  • 9. Bij export of import van dierlijke meststoffen kunnen de volgende gegevens worden gewijzigd:

    • a. de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, h, i, en j, alsmede de gegevens, bedoeld in het derde lid, tot de startmelding worden gewijzigd

    • b. het gegeven, bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, tot het tijdstip van laden.

  • 10. In afwijking van het zevende lid, kunnen bij vervoer van dierlijke meststoffen binnen Nederland de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a voor zover het betreft de gegevens van de afnemer, onderdeel b, voor zover het betreft de gegevens van de geregistreerde opslag van de afnemer, en onderdeel c, voor zover het betreft de locatie van de losplaats, worden gewijzigd tot het tijdstip van lossen, bedoeld in artikel 60.

  • 11. Na ontvangst en controle van de vooraanmelding, bedoeld in het eerste lid, kent de minister via rVDM na bevestiging van de verstrekte gegevens een uniek nummer toe aan dat vervoer van dierlijke meststoffen.

§ 3. Het vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 55

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Niet eerder dan twee werkdagen voorafgaand aan de in de vooraanmelding verstrekte datum waarop het laden van de dierlijke meststoffen aanvangt, maar uiterlijk zodra de vervoerder bij de leverancier gereed is om dierlijke meststoffen te laden, worden bij de startmelding de gegevens van de vooraanmelding bevestigd en onder vermelding van het rVDM-nummer en het tijdstip van de melding onverwijld aan rVDM gezonden.

Artikel 56

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De vervoerder draagt er zorg voor dat op het tijdstip van het laden van de dierlijke meststoffen door de GR-apparatuur de gegevens inzake het rVDM-nummer, de locatie, de datum en het tijdstip van het laden van het transportmiddel, alsmede het serienummer, bedoeld in bijlage E, onderdeel D, onder 4.7, worden vastgelegd en zo spoedig mogelijk aan rVDM worden gezonden.

  • 2. De vervoerder draagt er zorg voor dat op het tijdstip, bedoeld in het eerste lid, tevens de gegevens, bedoeld in artikel 58, vierde lid, worden vastgelegd en aan rVDM worden gezonden.

§ 4. Bemonsteren bij vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 57

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf of intermediaire onderneming aangevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, de van een bedrijf of intermediaire onderneming afgevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende meststoffen genomen monster.

  • 2. Indien een vracht vaste mest bestemd is om te worden geëxporteerd, geschiedt de bemonstering tijdens het laden van het transportmiddel.

  • 3. Indien een vracht vaste mest is geïmporteerd, geschiedt de bemonstering tijdens het lossen van het transportmiddel.

Artikel 58

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De bemonstering van een vracht drijfmest vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de vervoerder.

  • 2. De bemonstering van een vracht vaste mest geschiedt door de vervoerder.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, geschiedt de bemonstering van een vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, door een monsternemende organisatie op verzoek van de leverancier of de vervoerder.

  • 4. De vervoerder draagt er zorg voor dat de volgende gegevens aan rVDM worden gezonden:

    • a. het rVDM-nummer van de vracht dierlijke meststoffen die is bemonsterd;

    • b. het nummer van het deksel van de monsterpot en het nummer van de monsterpot of de monsterverpakking; en

    • c. het combinatienummer.

§ 5. Wegen bij vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 59

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het gewicht van de op een bedrijf of intermediaire onderneming aangevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, de van een bedrijf of intermediaire onderneming afgevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van het besluit, wordt door de vervoerder van de desbetreffende meststoffen onverwijld na aanvang van het vervoer bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig.

  • 2. De bepaling van het gewicht van dierlijke meststoffen die van een bedrijf of intermediaire onderneming worden afgevoerd en worden geëxporteerd, geschiedt in Nederland.

  • 3. De bepaling van het gewicht van dierlijke meststoffen die worden geïmporteerd en op een bedrijf of intermediaire onderneming worden aangevoerd, geschiedt uiterlijk onverwijld nadat het vervoer op Nederlands grondgebied is aangevangen.

  • 4. De vervoerder draagt er zorg voor dat de volgende gegevens onverwijld na het wegen aan rVDM worden gezonden:

    • a. het rVDM-nummer van de vracht dierlijke meststoffen die is gewogen;

    • b. de datum en het tijdstip van de gewichtsbepaling;

    • c. het vastgestelde gewicht uitgedrukt in kilogrammen van de vracht dierlijke meststoffen; en

    • d. de locatie waar de gewichtsbepaling heeft plaatsgevonden, bestaande uit hetzij het adres, hetzij de bij de locatie behorende gps-gegevens.

§ 6. Voltooien van het vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 60

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De vervoerder draagt er zorg voor dat op het tijdstip van het lossen van de dierlijke meststoffen door de GR-apparatuur op basis van het rVDM-nummer, de locatie, de datum en het tijdstip van het lossen van het transportmiddel worden vastgelegd en zo spoedig mogelijk aan rVDM worden gezonden.

Artikel 61

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Uiterlijk zeven dagen na de melding, bedoeld in artikel 60, bevestigen de leverancier en de afnemer de door rVDM ontvangen gegevens van het transport.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer van dierlijke meststoffen binnen Nederland, voor zover de afnemer geen bedrijf of intermediaire onderneming voert, noch een bedrijf als bedoeld in artikel 43, eerste lid, voert.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer van dierlijke meststoffen binnen Nederland, voor zover de leverancier een bedrijf voert als bedoeld in artikel 43, eerste lid.

  • 4. Bij de import of export van dierlijke meststoffen is het eerste lid niet van toepassing op respectievelijk de leverancier en de afnemer.

§ 7. Bijzondere situaties – Maatwerk

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 62

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een ander bedrijf, kunnen de in een kalenderjaar van het bedrijf afgevoerde dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. het product van enerzijds het aantal hectaren landbouwgrond dat in dat kalenderjaar tot het bedrijf waarvan de meststoffen afkomstig zijn behoort en anderzijds het per hectare van die landbouwgrond bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met derde lid, van de wet, voor dierlijke meststoffen vastgestelde deel van de fosfaatgebruiksnorm, bedraagt ten minste 75 procent van de totale hoeveelheid op dat bedrijf in dat kalenderjaar geproduceerde dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat;

    • b. de van het bedrijf afgevoerde dierlijke meststoffen worden rechtstreeks, zonder tussenopslag, vervoerd; en

    • c. de afstand tussen de productielocatie van het bedrijf waarvan de dierlijke meststoffen afkomstig zijn en de locatie van het bedrijf waar de dierlijke meststoffen gelost worden bedraagt hemelsbreed ten hoogste tien kilometer.

  • 2. De overeenkomstig het eerste lid te bepalen hoeveelheid bedraagt ten hoogste 25 procent van de totale hoeveelheid in dat kalenderjaar op het desbetreffende bedrijf geproduceerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat.

  • 3. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 5. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het vierde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 6. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 7. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 63

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen van een bedrijf als bedoeld in artikel 43, eerste lid, worden afgevoerd naar een ander bedrijf, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. de hoeveelheid dierlijke meststoffen is afkomstig van de op het bedrijf gehouden, dan wel anderszins aanwezige dieren;

    • b. de dierlijke meststoffen worden rechtstreeks, zonder tussenopslag, vervoerd; en

    • c. de afstand tussen de desbetreffende bedrijven bedraagt hemelsbreed ten hoogste tien kilometer.

  • 2. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 4. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het derde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 5. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 6. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 64

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen van een bedrijf of intermediaire onderneming worden afgevoerd naar een afnemer, die geen bedrijf of onderneming voert, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen die in een kalenderjaar naar afnemers die geen bedrijf of onderneming voeren wordt afgevoerd bedraagt ten hoogste 250 kilogram fosfaat; en

    • b. de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen die in een kalenderjaar naar een afnemer die geen bedrijf of onderneming voert wordt afgevoerd bedraagt ten hoogste 20 kilogram fosfaat per afnemer; en

    • c. de afstand tussen het bedrijf of de intermediaire onderneming en de afnemer bedraagt hemelsbreed ten hoogste tien kilometer.

  • 2. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 4. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het derde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 5. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 6. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een natuurterrein of overige grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, onderscheidenlijk onderdeel g, van het Besluit gebruik meststoffen, waarvan de desbetreffende landbouwer het exclusieve gebruiksrecht heeft, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen die in een kalenderjaar naar het natuurterrein wordt afgevoerd, bedraagt uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, ten hoogste het product van het aantal hectaren natuurterrein en de hoeveelheid fosfaat die ingevolge artikel 2, derde en vierde lid, van het Besluit gebruik meststoffen per hectare van dat natuurterrein mag worden gebruikt; en

    • b. de afstand tussen de productielocatie van het bedrijf waarvan de dierlijke meststoffen afkomstig zijn en het desbetreffende natuurterrein bedraagt hemelsbreed ten hoogste twintig kilometer.

  • 2. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 4. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het derde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 5. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 6. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 67

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een perceel dat voor de duur van ten hoogste één jaar in gebruik is gegeven aan een ander bedrijf, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen die in een kalenderjaar naar de uit gebruik gegeven percelen wordt afgevoerd bedraagt, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, ten hoogste het product van enerzijds het aantal hectaren landbouwgrond dat in dat kalenderjaar uit gebruik is gegeven en anderzijds het per hectare van die landbouwgrond bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met derde lid, van de wet, voor dierlijke meststoffen vastgestelde deel van de fosfaatgebruiksnorm;

    • b. de afstand tussen de productielocatie van het bedrijf waarvan de dierlijke meststoffen afkomstig zijn en het desbetreffende perceel bedraagt hemelsbreed ten hoogste tien kilometer;

    • c. het perceel behoorde de voorafgaande twee jaren tot het bedrijf waarvan de dierlijke meststoffen afkomstig zijn;

    • d. het perceel is overeenkomstig artikel 41 aangemeld als behorend tot het bedrijf dat het perceel tijdelijk in gebruik heeft; en

    • e. de overeenkomst tot ingebruikgeving is schriftelijk aangegaan.

  • 2. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 4. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het derde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 5. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 6. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 68

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een perceel landbouwgrond dat, al dan niet gedeeltelijk, is gelegen in Duitsland of in België, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen die in een kalenderjaar naar de in het eerste lid bedoelde percelen wordt afgevoerd bedraagt, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, ten hoogste het product van het aantal hectaren in Duitsland of in België gelegen landbouwgrond en het indien de landbouwgrond in Nederland zou zijn gelegen per hectare van die landbouwgrond bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met derde lid, van de wet, voor dierlijke meststoffen vastgestelde deel van de fosfaatgebruiksnorm;

    • b. de afstand tussen het in Nederland gelegen perceel en de grens met België onderscheidenlijk de grens met Duitsland bedraagt ten hoogste 25 kilometer onderscheidenlijk 20 kilometer;

    • c. het perceel is in het kader van een normale bedrijfsvoering daadwerkelijk bij het bedrijf waarvan de meststoffen afkomstig zijn, in gebruik;

    • d. indien het perceel in België is gelegen, behoort dit perceel ingevolge eigendom of ingevolge een in België geregistreerde pachtovereenkomst toe aan het bedrijf en is dit perceel, voor wat betreft het Vlaamse gedeelte van België, geregistreerd bij de Vlaamse Mestbank ingevolge de aangifte op basis van artikel 23, paragraaf 5, onder 6° en 7°, van het Mestdecreet; en

    • e. indien het perceel in Duitsland is gelegen, behoort dit perceel ingevolge eigendom of ingevolge een in Duitsland geregistreerde pachtovereenkomst toe aan het bedrijf.

  • 2. Indien dierlijke meststoffen worden afgevoerd van een bedrijf dat, al dan niet gedeeltelijk, is gelegen in Duitsland of België, naar een perceel landbouwgrond dat is gelegen in Nederland, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

    • a. de totale hoeveelheid dierlijke meststoffen die in een kalenderjaar naar de in de aanhef van dit lid bedoelde percelen wordt afgevoerd bedraagt, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, ten hoogste het product van het aantal hectaren van die percelen en het bij of krachtens artikel 11, eerste tot en met derde lid, van de wet, voor dierlijke meststoffen vastgestelde deel van de fosfaatgebruiksnorm;

    • b. de afstand tussen het in Nederland gelegen perceel en de grens met België onderscheidenlijk de grens met Duitsland bedraagt ten hoogste 25 kilometer onderscheidenlijk 20 kilometer;

    • c. het perceel is in het kader van een normale bedrijfsvoering daadwerkelijk bij het bedrijf waarvan de meststoffen afkomstig zijn, in gebruik; en

    • d. het perceel behoort blijkens registratie bij de minister toe aan het bedrijf in België, dan wel Duitsland.

  • 3. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 2 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid en tweede lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 5. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het vierde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 6. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 7. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 69a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen afkomstig van paarden of pony's van een bedrijf worden afgevoerd naar een intermediaire onderneming waar tussenopslag van maximaal 48 uur van deze meststoffen plaatsvindt voordat deze meststoffen worden afgevoerd naar een onderneming waar deze meststoffen worden gebruikt voor de productie van substraat voor de teelt van champignons of van een grondstof voor de productie van dat substraat, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel II, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde dierlijke meststoffen die in tussenopslag hebben gelegen van de intermediaire onderneming worden afgevoerd naar een onderneming waar deze meststoffen worden gebruikt voor de productie van het in het eerste lid bedoelde substraat of in het eerste lid bedoelde grondstof, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel II, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 3. Indien dierlijke meststoffen afkomstig van paarden of pony's van een bedrijf worden afgevoerd naar een onderneming waar deze meststoffen worden gebruikt voor de productie van substraat voor de teelt van champignons of van een grondstof voor de productie van substraat, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel II, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 4. Indien champost van een bedrijf wordt afgevoerd naar een ander bedrijf, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel II, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 5. Indien champost van een bedrijf wordt geëxporteerd, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel II, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 6. Artikel 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.

  • 7. De artikelen 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het vijfde en zesde lid.

  • 8. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 9. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het tiende lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 10. In afwijking van artikel 60 hoeft bij vervoer van dierlijke meststoffen overeenkomstig het eerste, tweede en derde lid de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 11. De vervoerder meldt in de gevallen, genoemd in het eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

  • 12. Indien naar het oordeel van de minister de juiste naleving van de regels inzake de gewichtsbepaling bij het vervoer van dierlijke meststoffen, bedoeld in het vijfde en zesde lid, door een vervoerder onvoldoende verzekerd is, kan de minister bepalen dat in die gevallen in afwijking van het negende lid, artikel 59, eerste lid, gedurende een door hem nader te bepalen periode van toepassing is.

  • 13. Naleving is in ieder geval onvoldoende verzekerd, indien ten minste één keer door middel van een weging op een weegbrug ter controle van het geschatte gewicht door krachtens artikel 47, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren een afwijking van 10% of meer is vastgesteld ten opzichte van het geschatte gewicht.

Artikel 69d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien dierlijke meststoffen afkomstig van konijnen, met een drogestofgehalte van ten hoogste 2,5 procent naar of van een bedrijf of onderneming worden aangevoerd, onderscheidenlijk worden afgevoerd, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 2. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, eerste lid, en 59, eerste lid, zijn niet van toepassing op vervoer van dierlijke meststoffen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen.

  • 4. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het derde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 5. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 6. De vervoerder meldt, indien voor de betreffende mestcodes in de vracht geen forfaitaire gehalten zijn vastgesteld, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de betreffende vracht, onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer aan de minister.

Artikel 69e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en artikel 56 zijn niet van toepassing op de afvoer van kalvergier van een bedrijf dat rechtstreeks, zonder tussenopslag, wordt vervoerd naar een kalvergierbewerkingsinstallatie in beheer bij de Stichting Mestverwerking Gelderland op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de leverancier en de afnemer die is afgesloten voordat het vervoer van de desbetreffende vracht plaatsvond.

  • 2. Bij vervoer van kalvergier overeenkomstig het eerste lid, geschiedt de bemonstering en de verpakking van de genomen monsters, in afwijking van artikel 76, eerste lid, in samenhang met de artikelen 58, eerste lid, 78, onderscheidenlijk 79, door de afnemer met behulp van op de kalvergierbewerkingsinstallatie aangebrachte automatische bemonsteringsapparatuur en automatische verpakkingsapparatuur als bedoeld in artikel 78 onderscheidenlijk artikel 79, eerste lid.

  • 3. Het gewicht van de hoeveelheid kalvergier, vervoerd overeenkomstig het eerste lid, wordt in afwijking van artikel 59, eerste lid, door de vervoerder bepaald met behulp van een op de locatie van de kalvergierbewerkingsinstallatie aangebracht weegwerktuig.

  • 4. Bij het vervoer van kalvergier overeenkomstig het eerste lid, geschiedt de weegmelding, in afwijking van artikel 59, onverwijld na de melding, bedoeld in artikel 60.

  • 5. In afwijking van artikel 60 hoeft de locatie van het lossen niet te worden vastgelegd en aan rVDM te worden gezonden.

  • 6. De afnemer stuurt het overeenkomstig het tweede lid verkregen monster onder vermelding van het rVDM-nummer en het nummer van het deksel van de monsterpot en het nummer van de monsterpot of de monsterverpakking, uiterlijk tien werkdagen na bemonstering aan een door de minister erkend laboratorium als bedoeld in artikel 80a.

  • 7. Artikel 80, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 69f

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Meststoffen kunnen door middel van een pijpleiding worden vervoerd:

    • a. indien de meststoffen bestaan uit kalvergier, met behulp van een pijpleiding, in beheer bij de Stichting Beheer en Aanleg Kalvergierpersleiding enclave Uddel-Elspeet en Omstreken of bij de Stichting Kalvergierpersleiding Stroe, naar de kalvergierbewerkingsinstallatie Elspeet onderscheidenlijk naar de kalvergierbewerkingsinstallatie Stroe, beide in beheer bij de Stichting Mestverwerking Gelderland;

    • b. indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een intermediaire onderneming en er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

      • 1°. de pijpleiding en de in artikel 53 genoemde apparatuur die wordt gebruikt bij het vervoer behoort tot de intermediaire onderneming;

      • 2°. de pijpleiding wordt uitsluitend gebruikt voor de afvoer van meststoffen van één bedrijf, en

      • 3°. de grootte van een vracht wordt voorafgaand aan het vervoer bepaald en is ten hoogste één lading van 36 ton en wordt binnen 24 uur vervoerd.

  • 2. Artikelen 48 van het besluit, artikel 49 van bijlage 1 en artikel 56 zijn niet van toepassing op het vervoer, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 3. Bij vervoer overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, geschiedt de bemonstering en verpakking van de genomen monsters, in zoverre in afwijking van artikel 76, eerste lid, in samenhang met de artikelen 58, eerste lid, 78, onderscheidenlijk 79, door de afnemer met behulp van op de kalvergierbewerkingsinstallatie aangebracht automatische bemonsteringsapparatuur waarmee uit het totale van één leverancier aangevoerde volume kalvergier een representatief monster wordt genomen.

  • 4. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, vervoerd overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, wordt, in zoverre in afwijking van artikel 59, door de afnemer bepaald met behulp van een in de kalvergierbewerkingsinstallatie aangebracht apparaat ter bepaling van het volume dat voldoet aan de bij of krachtens de Metrologiewet gestelde regels, waarbij één kubieke meter kalvergier overeenkomt met 1.000 kilogram.

  • 5. Bij vervoer van dierlijke meststoffen, overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, geschiedt de bemonstering en de verpakking van de genomen monsters, in afwijking van artikel 76, eerste lid, in samenhang met artikel 58, eerste lid, 78, onderscheidenlijk 79, door de vervoerder, met behulp van op de pijpleiding aangebrachte automatische bemonsteringsapparatuur, waarmee uit het totale van één leverancier aangevoerde volume drijfmest van maximaal 36 ton dat wordt vervoerd door de pijpleiding, een representatief monster wordt genomen.

  • 6. Bij vervoer van dierlijke meststoffen overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, kan het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 59, eerste lid, door de intermediair ook worden bepaald met behulp van een in de pijpleiding aangebracht apparaat ter bepaling van het volume dat voldoet aan de bij of krachtens de Metrologiewet gestelde regels, waarbij het gemeten volume naar gewicht omgerekend wordt aan de hand van de dichtheid.

  • 7. Bij het vervoer van dierlijke meststoffen overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, geschiedt de weegmelding, in afwijking van artikel 59, onverwijld na de melding, bedoeld in artikel 60.

  • 8. De afnemer, tevens optredend als vervoerder, is verantwoordelijk voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 54, 55 en 58 tot en met 60.

  • 9. De afnemer, tevens optredend als vervoerder stuurt, het overeenkomstig het derde en vijfde lid verkregen monster onder vermelding van het rVDM-nummer uiterlijk tien werkdagen na bemonstering aan een door de minister erkend laboratorium als bedoeld in artikel 80a.

  • 10. Artikel 80, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 69g

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Vaste meststoffen kunnen door middel van een transportband worden vervoerd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de transportband is zodanig ingericht dat vervuiling van de getransporteerde mest uitgesloten is;

    • b. de transportband heeft een vaste standplaats;

    • c. de transportband en de in artikel 53 genoemde apparatuur die wordt gebruikt bij het vervoer behoort tot de intermediaire onderneming;

    • d. de transportband wordt uitsluitend gebruikt voor de afvoer van meststoffen van één bedrijf; en

    • e. de grootte van een vracht wordt vooraf aan het vervoer bepaald en is ten hoogste één lading van 36 ton en wordt binnen 24 uur vervoerd.

  • 2. De intermediaire onderneming, bedoeld in eerste lid, onderdeel c, is verantwoordelijk voor de meldingen, bedoeld in de artikelen 54 tot en met 56 en 58 tot en met 60.

Artikel 69h

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien dezelfde vracht vaste dierlijke meststoffen binnen zeven dagen twee maal wordt vervoerd van of naar een bedrijf of een onderneming, kan de hoeveelheid meststoffen van het eerste vervoer, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid van het besluit, gelijkgesteld worden aan de hoeveelheid meststoffen van het tweede vervoer, onder voorwaarde dat tijdens het laden van het tweede vervoer, de gegevens ter identificatie van de monsterverpakking als bedoeld in artikel 58, vierde lid, onderdeel b, van het eerste vervoer worden ingelezen en gemeld aan de minister onder vermelding van het desbetreffende rVDM-nummer.

Artikel 69j

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien de dierlijke meststoffen, bedoeld in de artikelen 62 tot en met 69a en 69d, bestaan uit filtraat na mestscheiding of koek na mestscheiding, zijn, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 62 tot en met 69a en 69d, artikel 48 van het besluit, de artikelen 48b en 49 van bijlage 1 en de artikelen 56, 57, 58 en 59, eerste lid, onverkort van toepassing op het vervoer van die soorten dierlijke meststoffen.

Artikel 69ja

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien in de situaties zoals beschreven in de artikelen 62 tot en met 64, 66 tot en met 69, 69d en 69e, het vervoer wordt verricht door een geregistreerde intermediair, is in afwijking van het bepaalde in die artikelen niet de leverancier, tevens optredend als vervoerder, maar de geregistreerde intermediair verantwoordelijk voor het doen van de meldingen, bedoeld in de artikelen 54, 55, 59, vierde lid, en 60.

Artikel 69k

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien in de in deze paragraaf beschreven situaties, met uitzondering van de situatie zoals beschreven in artikel 69a, eerste en derde lid, bij het vervoer van dierlijke meststoffen, in afwijking van het in deze paragraaf bepaalde, toch gebruik wordt gemaakt van een geregistreerde intermediair en de in artikel 53 bedoelde apparatuur die op naam van deze intermediair is geregistreerd, gelden onverkort de bij het gebruik van deze GR-apparatuur behorende verplichtingen overeenkomstig de situaties waarin het gebruik van een geregistreerde intermediair en apparatuur die op diens naam is geregistreerd is voorgeschreven.

Artikel 69l

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een vooraanmelding en startmelding kan betrekking hebben op alle vrachten dierlijke meststoffen, bedoeld in de artikelen 62 tot en met 64, 66 tot en met 68, 69a, tweede lid, en 69d, die op dezelfde dag plaatsvinden indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. bij elke vracht dierlijke meststoffen zijn dezelfde leverancier, vervoerder en afnemer betrokken;

    • b. de vrachten dierlijke meststoffen hebben betrekking op één mestcode als bedoeld in bijlage I, of gemengde mest van één of meer diersoorten uit één opslagruimte;

    • c. de vrachten dierlijke meststoffen worden vervoerd door hetzelfde voertuig;

    • d. het unieke registratienummer, bedoeld in artikel 93, slot, van verordening (EU) nr. 2016/429, het unieke erkenningsnummer, bedoeld in artikel 2, onderdeel 16, van verordening (EU) nr. 2019/2035, of de postcode van de laadplaats is bij elke vracht dierlijke meststoffen gelijk;

    • e. de postcode van de losplaats is bij elke vracht dierlijke meststoffen gelijk;

    • f. het vervoer vindt niet plaats door een geregistreerde intermediair met behulp van een transportmiddel met op diens naam geregistreerde GR-apparatuur; en

    • g. de vervoerder die het transport uitvoert kan het betreffende rVDM-nummer tonen.

  • 2. Ten behoeve van een vooraanmelding als bedoeld in het eerste lid verstrekt de vervoerder:

    • a. de gegevens, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e, g, h, en i;

    • b. het aantal vrachten dat op dezelfde dag wordt verreden naar dezelfde afnemer; en

    • c. in afwijking van artikel 54, eerste lid, onderdeel f: het geschatte totale gewicht van alle vrachten, bedoeld in onderdeel b.

  • 3. In afwijking van artikel 55, wordt de startmelding enkel gegeven op het moment waarop de eerste vracht gereed is om geladen te worden, waarbij artikel 55 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het gewicht van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op basis van het totale volume en het soortelijk gewicht van de meststoffen van alle vrachten tezamen.

  • 5. In afwijking, van artikel 59, vierde lid, onderdeel c, wordt bij de weegmelding het gewicht dat overeenkomstig het vierde lid is bepaald, bevestigd, indien dit overeenkomt met het bij de vooraanmelding geschatte totale gewicht van alle vrachten, dan wel aangepast, indien dit afwijkt van het bij de vooraanmelding geschatte totale gewicht, en aan rVDM gezonden.

  • 6. In afwijking van artikel 60 worden de gegevens, met uitzondering van de gegevens betreffende de locatie, aan rVDM gezonden, onverwijld na het lossen van enkel de laatste vracht.

  • 7. De bevestiging door leverancier en afnemer, bedoeld in artikel 61, vindt plaats nadat de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, aan rVDM zijn gezonden.

  • 8. Het rVDM-nummer dat de minister verstrekt, heeft betrekking op elk transport dat op dezelfde dag plaatsvindt, onder de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid.

§ 8. Voorzieningen ingeval van storingen in de bereikbaarheid of beschikbaarheid van rVDM

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 69m

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien en voor zover er sprake is van een situatie waarin geen netwerkverbinding aanwezig is dan wel indien rVDM tijdelijk niet beschikbaar is, wordt gebruik gemaakt van een applicatie om gegevens vast te leggen.

Artikel 69n

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. In de situaties, bedoeld in artikel 69m, worden ten behoeve van de vooraanmelding via de applicatie de gegevens, bedoeld in artikel 54, eerste lid, vastgelegd.

  • 2. Een vooraanmelding, bedoeld in het eerste lid, kan slechts betrekking hebben op het transport van dierlijke meststoffen dat op dezelfde dag als de vooraanmelding plaatsvindt dan wel uiterlijk een dag daarna.

  • 3. Na controle en bevestiging door de vervoerder van de gegevens van de vooraanmelding, wordt door de applicatie een door de minister voor dit doel beschikbaar gesteld uniek nummer verstrekt, dat voor het betreffende transport geldt als rVDM-nummer.

  • 4. Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de bij het betreffende transport behorende startmelding.

  • 5. De vervoerder vermeldt in de applicatie de reden waarom de vooraanmelding en de startmelding op deze wijze zijn gedaan.

Artikel 69o

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als applicatie waarmee gegevens worden vastgelegd, bedoeld in artikel 69m wordt, indien beschikbaar, een door een derde beschikbaar gestelde applicatie gebruikt.

  • 2. De applicatie:

    • a. beschikt over rVDM-nummers als bedoeld in artikel 69n, derde lid, dan wel is in staat om deze nummers in te lezen;

    • b. stelt het rVDM-nummer beschikbaar, opdat de GR-apparatuur dit nummer op elektronische wijze kan inlezen;

    • c. legt de gegevens, bedoeld in artikel 69n, vast en bewaart deze gegevens;

    • d. beschikt over een voorziening waarmee de datum en het tijdstip waarop de vooraanmelding en de startmelding zijn verricht onmiddellijk worden vastgelegd;

    • e. beschikt over een voorziening waarmee de bewaarde gegevens en de datum en het tijdstip, bedoeld in onderdeel d, onmiddellijk worden verzonden aan rVDM, nadat de netwerkverbinding weer is hersteld dan wel nadat rVDM weer beschikbaar is, onder vermelding van het rVDM-nummer en de datum en het tijdstip van de verzending aan rVDM;

    • f. legt de reden van het gebruik van de applicatie, bedoeld in artikel 69n, vijfde lid, vast en verstrekt deze reden tegelijk met de verzending, bedoeld in onderdeel e;

    • g. bewaart de gegevens, bedoeld in de onderdelen c tot en met f, in ieder geval tot en met het moment waarop de gegevens met succes zijn verzonden aan rVDM, en

    • h. maakt de gegevens, bedoeld in de onderdelen c tot en met f, gedurende het transport raadpleegbaar en op een overzichtelijke wijze toonbaar aan de ambtenaren, bedoeld in artikel 129.

  • 3. De apparatuur waarop de applicatie is geïnstalleerd beschikt over een voorziening waarmee inzichtelijk kan worden gemaakt of de netwerkverbinding of het mobiele dataverkeer handmatig is uitgeschakeld.

Artikel 69q

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. In afwijking van artikel 61, bevestigen de leverancier en de afnemer uiterlijk zeven dagen na de laatst ontvangen melding die betrekking heeft op het betreffende transport, de door rVDM ontvangen gegevens van het transport.

  • 2. Artikel 61, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 3. Vervoersbewijs zuiveringsslib en compost

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 69r*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als vervoersbewijs als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het besluit wordt vastgesteld het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost dat overeenkomt met het model dat is opgenomen in bijlage G, onderdeel A.

  • 2. Het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost wordt door de minister verstrekt en is voorzien van een uniek nummer.

Artikel 69s*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Uiterlijk bij het laden van meststoffen worden de onderdelen 1, 3a, 3b en 3c, met uitzondering van het gewicht van de vracht, de hoeveelheden fosfaat en stikstof en het drogestofgehalte, van het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost ingevuld en wordt het vervoersbewijs door de leverancier ondertekend. In voorkomend geval wordt bij onderdeel 1 het registratienummer van de desbetreffende opslag ingevuld.

  • 2. Bij onderdeel 3c wordt als analysenummer ingevuld het bij de desbetreffende vracht behorende analysenummer, bedoeld in artikel 92b, derde lid, dan wel indien het een vracht vloeibaar zuiveringsslib betreft die afkomstig is uit een opslagruimte voor vloeibaar zuiveringsslib als bedoeld in artikel 39, tweede lid, van het besluit of in artikel 51, vierde lid, het ter zake van de ontvangst van de overeenkomstig artikel 48, vijfde lid, of 52, vijfde lid, verstrekte gegevens door de minister uitgegeven samenstellingnummer.

  • 3. Het netto gewicht van de vracht wordt terstond na de weging bij onderdeel 3 van het op de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs zuiveringsslib en compost ingevuld.

  • 4. Uiterlijk bij het lossen van de meststoffen worden de onderdelen 3d en 5 van het op die vracht betrekking hebbende en overeenkomstig het eerste lid ingevulde vervoersbewijs zuiveringsslib en compost ingevuld en wordt het vervoersbewijs door de vervoerder en de afnemer ondertekend. Ingeval de afnemer een intermediair is, wordt bij onderdeel 5, in voorkomend geval, het registratienummer van de desbetreffende opslag ingevuld.

  • 5. Met de ondertekening verklaren de leverancier en de vervoerder dat de desbetreffende vracht zuiveringsslib of compost voldoet aan artikel 16 onderscheidenlijk artikel 17 van het besluit.

  • 6. Indien zich ter zake van het vervoer één of meer van de in bijlage G, onderdeel B, vermelde omstandigheden voordoen, worden de hiermee corresponderende codes terstond bij onderdeel 4 van het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost ingevuld.

  • 7. In zoverre in afwijking van de voorgaande leden, kunnen de gegevens op het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost worden vermeld door het printen van deze gegevens in een aan de invulvelden gerelateerde volgorde binnen de daarvoor op het vervoersbewijs bestemde vrije ruimte.

Artikel 69t*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De vervoerder van een vracht zuiveringsslib of compost verstrekt uiterlijk tien werkdagen na het vervoer de leverancier en de afnemer een afschrift van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs.

  • 2. De op het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost ingevulde gegevens worden door de vervoerder uiterlijk tien werkdagen na het vervoer van de vracht zuiveringsslib of compost op elektronische wijze bij de minister ingediend.

  • 3. In afwijking van artikel 55, vierde lid, van het besluit, kunnen de leverancier of de afnemer, de vervoerder ter zake van de ondertekening van het vervoersbewijs zuiveringsslib en compost machtigen. Artikel 65 is op deze machtiging van overeenkomstige toepassing.

Artikel 69u*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 55 van het besluit is niet van toepassing op het vervoer van:

  • a. compost verpakt in eenheden van ten hoogste 25 kilogram; en

  • b. compost naar een particulier in leveringen tot een maximum van 3.000 kilogram per levering.

Hoofdstuk 8a. Mestverwerking

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als eindproduct als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel dd, onder 1°, van de wet, voldoet:

  • a. as waarin maximaal 10% organische stof aanwezig is;

  • b. mestkorrels;

  • c. mengsel van gedroogd digestaat en verwerkt categorie 1-materiaal, bedoeld in artikel 8 van verordening (EG) nr. 1069/2009.

Artikel 71

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het verwerkingspercentage, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, van de wet, bedraagt voor:

    • a. het in bijlage I bij de wet als gebied II omschreven gebied: 59 procent;

    • b. het in bijlage I bij de wet als gebied I omschreven gebied: 52 procent;

    • c. het deel van Nederland dat niet behoort tot de gebieden, bedoeld in de onderdelen a en b: 10 procent.

  • 2. Indien een bedrijf bestaat uit verschillende productielocaties die zijn gelegen in verschillende gebieden als bedoeld in het eerste lid, geldt in een kalenderjaar voor het bedrijf het hoogste verwerkingspercentage.

Artikel 72

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, bedoeld in artikel 33a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, bedraagt 100 kilogram.

Artikel 72a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als categorieën landbouwers als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 2° en artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet worden aangewezen:

    • a. landbouwers die een veehouderijbedrijf exploiteren voor dierlijke productie, als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150) en de dierlijke meststoffen overdragen of laten overdragen aan een afnemer die behoort tot de categorie afnemers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a;

    • b. landbouwers die op hun bedrijf dierlijke meststoffen afkomstig van paarden, pony’s of pluimvee produceren, en deze dierlijke meststoffen overdragen of laten overdragen aan een afnemer die behoort tot de categorie afnemers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, waarbij de afvoer als bedoeld in artikel 89, eerste lid, tevens wordt beschouwd als het overdragen of laten overdragen aan een afnemer die behoort tot de categorie afnemers, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

  • 2. Als categorieën afnemers als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 2° en artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet worden aangewezen:

    • a. landbouwers die een bedrijf exploiteren voor plantaardige productie, als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

    • b. ondernemers die champignonsubstraat bereiden.

  • 3. Een afnemer als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, die in een kalenderjaar ingevolge artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 2° en artikel 33a, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet, een hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, ontvangt, gebruikt in het desbetreffende kalenderjaar die hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, voor de bereiding van champignonsubstraat.

Artikel 72b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 72c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als voorwaarden, bedoeld in artikel 21, tweede lid, onderdeel d, onder 4° en artikel 33a, tweede lid, onderdeel e, van de wet gelden dat:

  • a. het bedrijfsoverschot van de landbouwer in het desbetreffende kalenderjaar maximaal 25% van de totale mestproductie van zijn bedrijf in dat jaar bedraagt, en

  • b. de overgedragen dierlijke meststoffen direct en zonder tussenopslag op landbouwgrond worden aangewend.

Artikel 72d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als soort dierlijke meststoffen als bedoeld in artikel 58 van het besluit, is champost aangewezen.

Artikel 72e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De periode, bedoeld in artikel 57 van het besluit, bedraagt het kalenderjaar waarvoor de mestverwerkingsovereenkomsten zijn gesloten.

Artikel 72f

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Hoofdstuk 9. Hoeveelheidbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

§ 1. Mestproductie

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 73

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als forfaitaire productienormen als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van het besluit worden voor de onderscheiden diersoorten en diercategorieën de normen vastgesteld, die zijn vermeld in bijlage D, tabel IA, kolommen B en C.

  • 2. De begripsbepalingen van boerderijmelk, ontvanger van boerderijmelk en leverantie van boerderijmelk, bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit dierlijke producten en de begripsbepaling van melkcontrolestation, bedoeld in artikel 2.10 van de Regeling dierlijke producten, zijn van overeenkomstige toepassing in deze paragraaf.

  • 3. Voor zover het dieren betreft die worden gehouden op een bedrijf waarvoor een inkennisstelling heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten, en die behoren tot de in bijlage D, tabel IB, deel 1 of deel 2, onderscheiden categorieën dieren, zijn in afwijking van het eerste lid de normen van toepassing die zijn vermeld in deel 1, kolom C, onderscheidenlijk deel 2 van die tabel.

Artikel 74

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als forfaitaire productienormen per melkkoe als bedoeld in artikel 66, tweede lid, van het besluit worden voor de naar de gemiddelde melkproductie en naar het gemiddelde ureumgehalte in de geproduceerde melk onderscheiden melkkoeien vastgesteld de normen die zijn vermeld in bijlage D, tabellen IIA en IIB.

  • 2. De gemiddelde melkproductie per melkkoe, bedoeld in artikel 66, tweede lid, van het besluit, wordt bepaald door de hoeveelheid in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf geproduceerde koemelk te delen door het gemiddeld aantal in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden melkkoeien.

  • 3. De totale hoeveelheid in een kalenderjaar op het bedrijf geproduceerde koemelk en het gemiddelde ureumgehalte, bedoeld in artikel 66, tweede lid, van het besluit, worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 75a tot en met 75d.

  • 4. In afwijking van het tweede en het derde lid zijn de gemiddelde melkproductie en het gemiddelde ureumgehalte van koemelk van melkkoeien van landbouwers die op het eigen bedrijf geproduceerde melk zelf verwerken tot eindproducten en die minder dan 50 procent van de geproduceerde melk leveren aan een koper als bedoeld in de Regeling superheffing 2008, 7.500 kilogram onderscheidenlijk 26 milligram per 100 gram.

  • 5. In afwijking van het derde lid is het gemiddelde ureumgehalte in koemelk van melkkoeien van bedrijven die meer dan 50 procent van de geproduceerde koemelk leveren aan ondernemingen waar maximaal 500.000 kilogram koemelk per jaar wordt verwerkt 26 milligram per 100 gram.

Artikel 74a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voor zover het dieren betreft die worden gehouden op een bedrijf waarvoor een inkennisstelling heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten, en die behoren tot de in bijlage D, tabel IB, deel 2, onderscheiden categorieën dieren, zijn de in artikel 66, eerste en tweede lid, van het besluit bedoelde forfaitaire productienormen, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, in afwijking van artikel 74, de normen die zijn vermeld in deel 2 van die tabel.

Artikel 75

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De artikelen 44, eerste, derde en vierde lid, en 45, eerste en vijfde lid, van het besluit zijn niet van toepassing op ondernemers in het kader van wier onderneming maximaal 500.000 kilogram afgenomen koemelk wordt verwerkt, voor zover de gegevens betrekking hebben op het ureumgehalte van de afgenomen koemelk.

Artikel 75a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een ontvanger van boerderijmelk draagt er zorg voor dat een melkcontrolestation het ureumgehalte vaststelt van een representatief monster als bedoeld in artikel 2.39, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten.

  • 2. Een melkcontrolestation stelt het ureumgehalte vast volgens de methode NEN-ISO 14637:2004.

Artikel 75b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Op basis van de vaststelling van een melkcontrolestation berekent een ontvanger van boerderijmelk het gewogen gemiddelde ureumgehalte van de leverantie van boerderijmelk van een melkveehouder in een kalenderjaar.

  • 2. Een ontvanger van boerderijmelk verstrekt de berekening vóór 1 februari van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop de berekening betrekking heeft aan de minister.

Artikel 75c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het ureumgehalte als bedoeld in de artikelen 75a en 75b, eerste lid, wordt uitgedrukt in milligrammen ureum per 100 gram melk, waarbij de verkregen waarden worden afgerond op hele getallen.

Artikel 75d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De minister stelt op basis van de berekening, bedoeld in artikel 75b, tweede lid, het gewogen gemiddelde ureumgehalte vast van een landbouwer in een kalenderjaar.

Artikel 75e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De minister draagt er zorg voor dat aan de landbouwer die 50 procent of meer van de geproduceerde koemelk levert aan een koper als bedoeld in de Regeling superheffing 2008, jaarlijks vóór 1 februari gegevens over de totale hoeveelheid in het voorafgaande kalenderjaar op het bedrijf geproduceerde koemelk en het gemiddelde ureumgehalte van deze hoeveelheid koemelk worden verstrekt

§ 2. Afgevoerde en aangevoerde dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 76

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het nemen van een monster uit een hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 57, eerste lid, en de analyse van dit monster geschieden overeenkomstig de artikelen 78 tot en met 81.

  • 2. Indien een vervoerder binnen een periode van ten hoogste zeven dagen van één leverancier meerdere vrachten dierlijke meststoffen afvoert naar één afnemer kan het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van deze vrachten worden vastgesteld door middel van analyse van een mengmonster dat op verzoek van de vervoerder door het betrokken laboratorium uit de uit deze vrachten genomen monsters is samengesteld, onder de volgende voorwaarden:

    • a. het mengmonster bestaat uit ten hoogste twaalf monsters; en

    • b. het verschil in gewicht tussen de grootste en de kleinste vracht bedraagt bij drijfmest ten hoogste tien procent en bij vaste mest ten hoogste twintig procent.

  • 3. In het geval van een mengmonster, bedoeld in het tweede lid, vermeldt de vervoerder dit op het bij het mestmonster behorende begeleidingsformulier.

Artikel 77

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het bepalen van het gewicht, bedoeld in artikel 59, eerste lid, geschiedt door middel van weging met behulp van een weegwerktuig.

  • 2. Het bepalen van het gewicht geschiedt rechtstreeks of op zodanige wijze dat daarbij het gewicht van het transportmiddel of van de container buiten beschouwing blijft. Indien de gewichtsbepaling plaatsvindt door weging op een weegbrug wordt per vracht dierlijke meststoffen het gewicht van het geladen transportmiddel verminderd met het gewicht van het ledige transportmiddel zoals dat direct voorafgaande aan het vervoer is bepaald. Indien een vracht dierlijke meststoffen wordt afgevoerd of aangevoerd in een container, kan het gewicht van die meststoffen worden bepaald door het gewicht van de gevulde container te verminderen met het gewicht van de lege container dat eenmalig is bepaald en dat duidelijk zichtbaar en niet verwijderbaar op de container is aangebracht.

  • 3. De vervoerder beschikt over een door een of meer weegwerktuigen gegenereerd bewijs van bepaling van het gewicht van de vracht dierlijke meststoffen, dat gedurende het vervoer van de betreffende vracht in het transportmiddel aanwezig is en de volgende gegevens bevat:

    • a. datum en tijdstip van de gewichtsbepaling; en

    • b. identificatie van het weegwerktuig.

  • 4. In het geval de gewichtsbepaling plaatsvindt door weging op een weegbrug bevat het bewijs van de gewichtsbepaling, naast de in het vorige lid genoemde gegevens, ook het kenteken van het betreffende transportmiddel.

  • 5. De vervoerder bewaart de bewijsstukken, bedoeld in het derde en vierde lid, na het vervoer als onderdeel van zijn administratie.

Artikel 78

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De bemonstering van een vracht drijfmest, bedoeld in artikel 58, eerste lid, geschiedt automatisch tijdens het laden van het transportmiddel met behulp van bemonsteringsapparatuur die voldoet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel A, en behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR te Wageningen of door een vergelijkbare instelling, is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken.

Artikel 78b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister verleent op aanvraag een erkenning aan een organisatie, indien deze beschikt over:

    • a. een accreditatie van de Raad op grond van het accreditatieprogramma AP06, dat is opgenomen in bijlage Ea, en

    • b. een gedragscode, waaraan de organisatie zich committeert.

  • 2. Een erkenning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 3. De beschikking waarmee de erkenning wordt verleend vermeldt ten minste de naam van de instelling en de vestigingsplaats van de organisatie.

  • 4. Een erkenning is niet overdraagbaar.

Artikel 78d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Een monsternemende organisatie:

  • a. neemt op actieve wijze deel aan het harmonisatieoverleg, bedoeld in paragraaf 8.4 van AP06, opgenomen in bijlage Ea;

  • b. registreert gegevens, afwijkingen en bijzonderheden, bedoeld in paragraaf 6 van AP06, opgenomen in bijlage Ea;

  • c. meldt bijzonderheden die kunnen duiden op frauduleus handelen aan de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel;

  • d. zorgt voor een organisatie van de bemonstering op een wijze die de onafhankelijkheid van degene die het monster neemt garandeert overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 8 van AP06, opgenomen in bijlage Ea; en

  • e. draagt zorg voor bemonstering overeenkomstig het bepaalde in de paragrafen 4 en 5 van AP06, opgenomen in bijlage Ea.

Artikel 78e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Voor de aanvraag van een erkenning als bedoeld in artikel 78c wordt gebruik gemaakt van het door de minister daartoe ter beschikking gestelde middel.

  • 2. Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam, adres en de vestigingsplaats van de aanvragende organisatie; en

    • b. bewijs dat aan de eisen, bedoeld in artikel 78c, eerste lid, wordt voldaan.

Artikel 78f

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister kan een erkenning intrekken:

    • a. op verzoek van de monsternemende organisatie;

    • b. indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en kennis van de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • c. indien de accreditatie, bedoeld in artikel 78c, eerste lid, onderdeel a, is ingetrokken of niet meer geldig is;

    • d. indien de gedragscode, bedoeld in artikel 78c, eerste lid, onderdeel b, wordt geschonden;

    • e. indien de verplichtingen, bedoeld in artikel 78d, niet worden nageleefd;

    • f. indien wijzigingen, bedoeld in artikel 78g, niet of niet tijdig worden gemeld;

    • g. indien de melding, bedoeld in artikel 78l, niet, niet tijdig of onjuist geschiedt;

    • h. indien de verplichtingen, bedoeld in artikel 78m, 78q en 78r, niet worden nageleefd.

  • 2. De minister kan een erkenning schorsen indien:

    • a. de accreditatie, bedoeld in artikel 78c, eerste lid, onderdeel a, geheel of gedeeltelijk is geschorst;

    • b. sprake is van een van de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en d tot en met h.

Artikel 78g

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een monsternemende organisatie meldt wijzigingen in de gegevens, bedoeld in artikel 78e, binnen 30 dagen aan de minister.

  • 2. Voor de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruikt gemaakt van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 78h

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De vervoerder, bedoeld in artikel 58, tweede lid, stelt een representatief monster samen met een gewicht van minimaal 500 gram en maximaal 800 gram, bestaande uit deelmonsters die evenredig verspreid worden genomen uit de betrokken vracht meststoffen.

Artikel 78i

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De bemonstering van een vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 5 van AP06, opgenomen in bijlage Ea.

  • 2. De monsternemende organisatie, bedoeld in artikel 58, derde lid, stelt een representatief monster samen met een gewicht van minimaal 500 gram en maximaal 800 gram, bestaande uit deelmonsters die evenredig verspreid worden genomen uit de betrokken vracht mest, bestaande uit dikke fractie.

Artikel 78j

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78k

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78l

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De monsternemende organisatie meldt namens en op verzoek van de leverancier de planning van de bemonstering aan de minister dagelijks uiterlijk om 15:00 uur op de werkdag voorafgaand aan de bemonstering.

  • 2. De melding bevat de volgende gegevens:

    • a. de datum van de geplande bemonstering en het tijdvak van ten hoogste twee uur waarbinnen de geplande bemonstering plaatsvindt;

    • b. de locatie waar de vracht bemonsterd wordt;

    • c. het identificatienummer van de persoon die de bemonstering zal uitvoeren; en

    • d. de namen, adressen en de door de minister ter identificatie verstrekte relatienummers van de leverancier, vervoerder en afnemer.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, c en d, kunnen worden gewijzigd.

  • 4. Een wijziging kan tot uiterlijk drie uur voorafgaand aan het begin van het reeds gemelde tijdvak worden gemeld.

  • 5. Een melding kan tot uiterlijk drie uur voorafgaand aan het begin van het gemelde tijdvak worden ingetrokken.

  • 6. Voor de melding, bedoeld in het eerste lid, de wijziging, bedoeld in het vierde lid, en de intrekking, bedoeld in het vijfde lid, wordt gebruik gemaakt van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 78la

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. In afwijking van artikel 78l, tweede lid, onderdeel a, bedraagt het aan te melden tijdvak waarbinnen de geplande bemonstering plaatsvindt ten hoogste een dagdeel indien deze bemonstering plaatsvindt bij een intermediaire onderneming waar sprake is van een concentratie van ten minste vijf monsternames in het betreffende dagdeel. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder een dagdeel verstaan de periode tussen 06:00 uur en 12:00 uur dan wel de periode tussen 12:00 uur en 18:00 uur.

  • 2. In afwijking van artikel 78l, tweede lid, onderdeel a, bedraagt het aan te melden tijdvak waarbinnen de geplande bemonstering plaatsvindt ten hoogste een dag indien deze bemonstering plaatsvindt bij een intermediaire onderneming waar sprake is van een concentratie van ten minste tien monsternames op de betreffende dag. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder een dag verstaan de periode tussen 06:00 uur en 18:00 uur.

  • 3. Indien naar het oordeel van de minister de juiste naleving van de regels inzake de bemonstering en aanmelden van de planning van bemonstering bij een intermediaire onderneming waar sprake is van een concentratie van monsternames als bedoeld in dit artikel onvoldoende verzekerd is, kan de minister de toepassing van het eerste en tweede lid uitsluiten voor bemonsteringen die plaatsvinden bij de betreffende intermediaire onderneming.

Artikel 78m

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78n

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78o

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78p

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78q

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De monsternemende organisatie voorziet ieder laboratoriummonster van de gegevens, bedoeld in paragraaf 6 van AP06, opgenomen in bijlage Ea.

Artikel 78r

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78s

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78t

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-02-2019]

Artikel 78u

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Ingeval van bemonstering per vracht, bedoeld in artikel 58, derde lid, zorgt de monsternemende organisatie voor een inzichtelijke administratie die per vracht in ieder geval het volgende bevat:

  • a. datum en tijdvak van de bemonstering;

  • b. het door de minister ter identificatie verstrekte relatienummer van de leverancier van de meststoffen;

  • c. het identificatienummer van de persoon die de bemonstering heeft uitgevoerd;

  • d. beschrijving van eventuele afwijkingen van de werkwijze voor bemonstering, van de strategie en bijzonderheden die kunnen duiden op frauduleus handelen, bedoeld in paragraaf 6 van AP06, opgenomen in bijlage Ea;

  • e. het geschatte volume van de vracht;

  • f. de mestcode;

  • g. het rVDM-nummer; en

  • h. het monsterverpakkingsnummer.

Artikel 78v

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De monsternemende organisatie stelt in Nederland zijn administratie voor controle beschikbaar aan de krachtens 129 aangewezen ambtenaren.

Artikel 79

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een uit een vracht drijfmest genomen monster wordt automatisch verpakt in een monsterverpakking die voldoet aan bijlage E, onderdeel B. De verpakking geschiedt met behulp van verpakkingsapparatuur die voldoet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel C, en behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR, te Wageningen of een vergelijkbare instelling, is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken.

  • 2. Een uit een vracht vaste mest genomen monster wordt door de vervoerder verpakt in een monsterverpakking die voldoet aan bijlage E, onderdeel B.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt een uit een vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, genomen monster door de monsternemende organisatie verpakt in een monsterverpakking die voldoet aan bijlage E, onderdeel B.

Artikel 79a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien het mestmonster voor de overdracht aan het laboratorium verloren is gegaan, meldt de vervoerder dit onverwijld aan de minister.

Artikel 80

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Ingeval van bemonstering, bedoeld in artikel 58, eerste lid, stuurt de vervoerder het uit een vracht dierlijke meststoffen genomen monster, onder vermelding van de betrokken leverancier van meststoffen en de afnemer, alsmede het op deze vracht betrekking hebbende rVDM-nummer, uiterlijk tien werkdagen na bemonstering toe aan een door de minister erkend laboratorium als bedoeld in artikel 80a.

  • 2. Ingeval van bemonstering, bedoeld in artikel 58, tweede lid, stuurt de vervoerder het uit een vracht dierlijke meststoffen genomen monster, onder vermelding van de betrokken leverancier van meststoffen, alsmede het op deze vracht betrekking hebbende rVDM-nummer, uiterlijk tien werkdagen na bemonstering toe aan een door de minister erkend laboratorium als bedoeld in artikel 80a.

  • 3. De vervoerder, bedoeld in het eerste en tweede lid, bewaart de monsters totdat zij aan het erkend laboratorium, bedoeld in artikel 80a, worden toegestuurd zodanig dat zij in goede staat blijven verkeren.

  • 4. Ingeval van bemonstering, bedoeld in artikel 58, derde lid, stuurt de monsternemende organisatie het uit een vracht dierlijke meststoffen genomen monster, onder vermelding van de betrokken leverancier van meststoffen, alsmede van het op deze vracht betrekking hebbende rVDM-nummer, uiterlijk zeven werkdagen na bemonstering toe aan een erkend laboratorium, bedoeld in artikel 80a.

  • 5. Ingeval van bemonstering, bedoeld in artikel 58, derde lid, bewaart de monsternemende organisatie de monsters totdat zij aan een erkend laboratorium, bedoeld in artikel 80a, worden toegestuurd zodanig dat zij in goede staat blijven verkeren.

  • 6. Ingeval van bemonstering van een vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, bevindt de plaats waar het genomen monster wordt bewaard zich niet op het terrein of in een opstal van de betrokken leverancier, vervoerder of afnemer van de vracht.

Artikel 80a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister verleent op aanvraag een erkenning aan een laboratorium, indien deze beschikt over een accreditatie van de Raad op grond van het accreditatieprogramma AP05, dat is opgenomen in bijlage H.

  • 2. Een erkenning wordt verleend voor onbepaalde tijd.

  • 3. De beschikking waarmee de erkenning wordt verleend vermeldt ten minste de naam van de instelling en de vestigingsplaats van het laboratorium.

  • 4. Een erkenning is niet overdraagbaar.

Artikel 80b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Een erkend laboratorium:

  • a. registreert gegevens, bedoeld in paragraaf 7.4 van AP05, opgenomen in bijlage H;

  • b. meldt bijzonderheden die kunnen duiden op frauduleus handelen aan de minister door middel van een daartoe door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 80c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Voor de aanvraag van de erkenning wordt gebruik gemaakt van het door de minister daartoe ter beschikking gestelde middel.

  • 2. Bij de aanvraag worden ten minste de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam, adres en de vestigingsplaats van het aanvragende laboratorium; en

    • b. bewijs dat aan de eis, bedoeld in artikel 80a, eerste lid, wordt voldaan.

Artikel 80d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister kan een erkenning intrekken:

    • a. op verzoek van het erkende laboratorium;

    • b. indien bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en kennis van de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • c. indien de accreditatie, bedoeld in artikel 80a, eerste lid, is ingetrokken door de Raad of niet meer geldig is;

    • d. indien de verplichtingen, bedoeld in artikelen 80b en 81, eerste lid, niet worden nageleefd;

    • e. indien wijzigingen, bedoeld in artikel 80e, niet of niet tijdig worden gemeld.

  • 2. De minister kan een erkenning schorsen, indien:

    • a. de accreditatie, bedoeld in artikel 80a, eerste lid, is geschorst door de Raad;

    • b. de verplichting, bedoeld in artikel 81, eerste lid, niet wordt nageleefd;

    • c. sprake is van een van de gronden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b, d en e.

Artikel 80e

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het erkende laboratorium meldt wijzigingen in de gegevens, bedoeld in artikelen 80a en 80b, binnen 30 dagen aan de minister.

  • 2. Voor de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruikt gemaakt van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

Artikel 81

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een erkend laboratorium analyseert de monsters uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst en zendt de analyseresultaten uiterlijk vijf werkdagen na analyse aan de vervoerder, de leverancier van meststoffen, de afnemer en elektronisch aan de minister.

  • 2. Indien bij ontvangst van een toegezonden monster wordt geconstateerd dat de monsterverpakking is beschadigd, rapporteert een erkend laboratorium aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit door middel van een door de minister beschikbaar gesteld middel de gegevens ter identificatie van de monsterverpakking en het op deze vracht betrekking hebbende rVDM-nummer. Een erkend laboratorium volgt de door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ter zake verstrekte aanwijzingen op.

  • 3. Een erkend laboratorium voldoet aan de eisen van het accreditatieprogramma AP05, dat is opgenomen in bijlage H.

  • 4. Uiterlijk tien werkdagen na verzending van de analyseresultaten door een erkend laboratorium, kan door de betrokkenen heranalyse worden aangevraagd. Er vindt ten hoogste éénmaal een heranalyse plaats die wordt uitgevoerd door het erkende laboratorium dat de analyse heeft uitgevoerd.

  • 5. Indien een erkend laboratorium het fosfaatgehalte of stikstofgehalte van een monster niet kan vaststellen, omdat het monster bij de monsternemende organisatie of na ontvangst door het laboratorium in het ongerede is geraakt, wordt de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste en vijfde lid, van het besluit bepaald op basis van de in bijlage I voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

  • 6. Indien een erkend laboratorium bij ontvangst van een toegezonden monster constateert dat het monster niet voldoet aan de eisen van Hoofdstuk 4, paragraaf 4.2 van het Accreditatieprogramma dierlijke mest (AP05), dat is opgenomen in bijlage H, wordt de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste en vijfde lid, van het besluit bepaald op basis van de in bijlage I voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten, onderscheidenlijk fosfaatgehalten.

§ 3. Afgevoerde en aangevoerde andere meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 82*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 83*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien een vracht bestaat uit mestkorrels, geldt dat het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte, in afwijking van de artikelen 76, eerste lid, onderscheidenlijk 77, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt bepaald op basis van het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte, zoals dat is vermeld op de verpakking van de mestkorrels of het begeleidende document bij de mestkorrels.

Artikel 89*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 89a*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien dierlijke meststoffen afkomstig van paarden of pony’s van een bedrijf in de gemeente Vlieland worden afgevoerd naar een ander bedrijf in de gemeente Vlieland, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, voor de desbetreffende mestsoort vermelde forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de hoeveelheid dierlijke meststoffen is afkomstig van de op het bedrijf gehouden, dan wel anderszins aanwezige dieren;

  • b. de dierlijke meststoffen worden rechtstreeks, zonder tussenopslag vervoerd, en

  • c. bij onderdeel 4 van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen wordt de opmerkingscode ‘37’ ingevuld.

Artikel 91a*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien een hoeveelheid vaste meststoffen die ten hoogste 10% vaste dierlijke meststoffen of 10% champost bevat, van een onderneming wordt afgevoerd naar een bedrijf, een intermediaire onderneming of een afnemer die geen bedrijf of intermediaire onderneming voert, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in zoverre in afwijking van artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald:

  • a. uitgaande van de stikstofgehalten onderscheidenlijk de fosfaatgehalten van de afzonderlijke grondstoffen waaruit het mengsel is bereid en het aandeel van deze stoffen in het eindproduct; of

  • b. uitgaande van de stikstofgehalten onderscheidenlijk de fosfaatgehalten van de partij vaste meststoffen waaruit de afgevoerde hoeveelheid meststoffen afkomstig is, onder voorwaarde dat deze partij niet groter is dan 5.000 m3 en bemonstering van deze partij tenminste éénmaal per twee maanden plaatsvindt.

Artikel 92

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het gewicht van de van een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld afgevoerde, de op een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld aangevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van het besluit, wordt door de vervoerder van de desbetreffende meststoffen bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig.

  • 2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de van een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld, afgevoerde, of de op een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld, aangevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van het besluit, komt overeen met het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte zoals dat voor de hoeveelheid zuiveringsslib of compost waaruit de desbetreffende vracht afkomstig is, overeenkomstig de artikelen 92a en 92b is vastgesteld.

Artikel 92a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in zuiveringsslib en compost, alsmede het droge stofgehalte in zuiveringsslib en compost wordt vastgesteld door middel van analyse van een uit de desbetreffende hoeveelheid genomen monster.

  • 2. De bemonstering van een hoeveelheid zuiveringsslib of compost geschiedt door de producent. Hij stelt per geproduceerde hoeveelheid van ten hoogste 2.000.000 kilogram, een representatief monster samen, bestaande uit deelmonsters die volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes evenredig verspreid uit de betrokken partij worden genomen. Indien de geproduceerde hoeveelheid groter is dan 2.000.000 kilogram, wordt deze allereerst verdeeld in partijen van ten hoogste 2.000.000 kilogram.

  • 3. Indien zuiveringsslib of compost in een continu proces wordt geproduceerd, kan de desbetreffende producent ervoor kiezen dat het stikstofgehalte, het fosfaatgehalte alsmede het drogestof gehalte ervan, in zoverre in afwijking van de voorgaande leden, overeen komen met het over de afgelopen twaalf maanden overeenkomstig artikel 92b, tweede lid, berekende twaalf-maandsgemiddelde stikstof-, fosfaat- en drogestof gehalte, mits:

    • a. de voor de productie van het zuiveringsslib of de compost gebruikte ingangsmaterialen van constante samenstelling zijn;

    • b. de productie van zuiveringsslib of compost onafgebroken gedurende het gehele jaar plaatsvindt; en

    • c. het stikstofgehalte, het fosfaatgehalte alsmede het drogestofgehalte ten minste eenmaal per kalendermaand wordt vastgesteld door middel van analyse van een representatief monster bestaande uit deelmonsters die volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes evenredig verspreid uit de in die kalendermaand geproduceerde hoeveelheid zijn genomen.

  • 4. Het monster wordt verpakt in een monsterverpakking die het monster niet verontreinigt of de samenstelling ervan anderszins beïnvloedt.

  • 5. Het monster wordt door de producent uiterlijk tien werkdagen na bemonstering toegestuurd aan een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025.

  • 6. Indien het monster afkomstig is uit een hoeveelheid die in een continu proces is geproduceerd, geeft de betrokken producent bij het verzenden ervan aan of de analyseresultaten van dit monster gebruikt moeten worden bij de in artikel 92b, tweede lid, bedoelde berekening.

Artikel 92b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het laboratorium, bedoeld in artikel 92a, analyseert de monsters uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst overeenkomstig het protocol, dat is opgenomen in bijlage Ia, onderdeel A, of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat.

  • 2. Indien dit ten aanzien van het monster overeenkomstig artikel 92a, zesde lid, is aangegeven, berekent het laboratorium op basis van de meest recente analyseresultaten, het gemiddelde stikstof-, fosfaat- en drogestofgehalte over de afgelopen twaalf maanden overeenkomstig de in bijlage Ia, onderdeel B, opgenomen berekeningsmethode.

  • 3. Het laboratorium voorziet de analyseresultaten dan wel de overeenkomstig het tweede lid berekende gemiddelde gehalten van een uniek analysenummer van ten hoogste twaalf posities.

  • 4. Indien het monster afkomstig is uit een afzonderlijk geproduceerde partij zendt het laboratorium de analyseresultaten uiterlijk tien werkdagen na analyse elektronisch aan de minister en aan de producent van de desbetreffende meststof, onder vermelding van het unieke analysenummer, bedoeld in het derde lid.

  • 5. Indien het monster afkomstig is uit een hoeveelheid die in een continu proces is geproduceerd, zendt het laboratorium de in het tweede lid bedoelde gehaltes, uiterlijk tien werkdagen na afloop van de desbetreffende kalendermaand elektronisch aan de minister en aan de producent van de desbetreffende meststof, onder vermelding van het unieke analysenummer, bedoeld in het derde lid en het unieke analysenummer dat betrekking heeft op het in voorgaande kalendermaand met betrekking tot de desbetreffende hoeveelheid berekende gemiddelde.

  • 6. Het laboratorium bewaart de monsters totdat tien werkdagen na verzending van de analyseresultaten door het laboratorium zijn verstreken.

Artikel 92c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Ingeval een hoeveelheid vloeibaar zuiveringsslib die afkomstig is uit een opslagruimte voor vloeibaar zuiveringsslib als bedoeld in artikel 39, tweede lid, van het besluit of in artikel 51, vierde lid, en die rechtstreeks van de desbetreffende onderneming wordt afgevoerd naar een bedrijf, komt het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte alsmede het drogestofgehalte van de desbetreffende hoeveelheid zuiveringsslib, in afwijking van artikel 68, eerste lid van het besluit, overeen met het stikstofgehalte, het fosfaatgehalte onderscheidenlijk het drogestofgehalte zoals dat voor de in de desbetreffende opslag aanwezige hoeveelheid zuiveringsslib met gebruikmaking van het in artikel 46, eerste lid, of artikel 51, vijfde lid, bedoelde formulier, of de in artikel 46, tweede lid, genoemde andere gegevensdragers is berekend en zoals dat voordat de afvoer plaatsvond, overeenkomstig artikel 48, vijfde lid, of 52, vijfde lid, aan de minister is verstrekt.

Artikel 93

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het gewicht van de van een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld afgevoerde, de op een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld aangevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid andere meststoffen dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van het besluit, wordt bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig.

  • 2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de van een bedrijf of onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld afgevoerde of de op een bedrijf of intermediaire onderneming aangevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid andere meststoffen dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald overeenkomstig artikel 17 door bemonstering en analyse.

  • 3. In voorkomend geval geldt dat het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte, van de in eerste en tweede lid bedoelde meststoffen overeenkomen met het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte, zoals vermeld op de verpakking van of het begeleidende document bij de desbetreffende meststoffen.

  • 4. Artikel 68, eerste lid, van het besluit in samenhang met het eerste en tweede lid, is niet van toepassing op de van een tuincentrum of een hovenier afgevoerde hoeveelheid meststoffen, anders dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost, naar een afnemer, niet zijnde een landbouwer of een ondernemer.

§ 4. Voorraden meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 94

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het gewicht van de op een bedrijf opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 68, derde lid, van het besluit, wordt bepaald op basis van meting van het volume en het soortelijk gewicht van deze meststoffen.

  • 2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 68, derde lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de best beschikbare gegevens.

  • 3. Het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de op een intermediaire onderneming opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 68, vijfde lid, van het besluit, komt overeen met de onderscheiden hoeveelheden die met gebruikmaking van het in artikel 46, eerste lid, genoemde formulier, respectievelijk in artikel 46, tweede lid, genoemde andere gegevensdragers zijn berekend.

  • 4. Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, is de aan het begin van het kalenderjaar opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen, gelijk aan de aan het einde van het voorafgaande kalenderjaar opgeslagen hoeveelheid dierlijke meststoffen.

Artikel 95

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het gewicht van de op een bedrijf opgeslagen hoeveelheid zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, vierde en vijfde lid, van het besluit, wordt bepaald op basis van meting van het volume en het soortelijk gewicht van deze meststoffen.

  • 2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf opgeslagen hoeveelheid zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, vierde en vijfde lid, van het besluit worden bepaald op basis van de best beschikbare gegevens.

  • 3. Het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de op een onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld opgeslagen hoeveelheid zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, vijfde lid, van het besluit, komen overeen met de onderscheiden hoeveelheden die met gebruikmaking van het in artikel 46, eerste lid, of artikel 51, vijfde lid, bedoelde formulier, of de in artikel 46, tweede lid genoemde andere gegevensdragers zijn berekend.

  • 4. Het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de op een bedrijf of een onderneming in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld opgeslagen meststoffen anders dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost, bedoeld in artikel 68, vierde en vijfde lid, van het besluit, komen overeen met het gewicht onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte, zoals vermeld op de verpakking van of het begeleidende document bij de desbetreffende meststoffen. Ingeval van bulkopslag van de desbetreffende meststoffen wordt het gewicht bepaald op basis van meting van het volume en het soortelijk gewicht van deze meststoffen

  • 5. Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid, is de aan het begin van het kalenderjaar opgeslagen hoeveelheid in deze leden genoemde meststoffen, gelijk aan de aan het einde van het voorafgaande kalenderjaar opgeslagen hoeveelheid in deze leden genoemde meststoffen.

§ 5. Gasvormige verliezen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 96

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als forfaitaire stikstofgehalten als bedoeld in artikel 67, vijfde lid, van het besluit worden vastgesteld de gehalten, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, die in bijlage D, tabel IA, kolom D, voor de onderscheiden diersoorten en diercategorieën en toegepaste huisvestingssysteem zijn vermeld.

  • 2. Voor zover het dieren betreft die worden gehouden op een bedrijf waarvoor een inkennisstelling heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van de Regeling dierlijke producten, en die behoren tot de in bijlage D, tabel IB, deel 1, onderscheiden categorieën dieren, zijn in afwijking van het eerste lid de normen van toepassing die zijn vermeld in kolom D van die tabel.

§ 6. Diervoeders

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 97

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van het besluit:

    • a. bepaalt het gewicht van de desbetreffende hoeveelheid diervoeders door middel van weging met behulp van een weegwerktuig; en

    • b. stelt het stikstofgehalte, het fosfaatgehalte en indien van toepassing het droge stofgehalte in de desbetreffende hoeveelheid diervoeders vast overeenkomstig artikel 98.

  • 2. Indien het ruwvoer en enkelvoudig diervoeder zoals vermeld in bijlage J betreft, kunnen in afwijking van het eerste lid, het gewicht worden bepaald op basis van meting van het volume en het soortelijk gewicht van deze diervoeders en kunnen als het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte worden vastgesteld het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte per kilogram diervoeder, die voor de onderscheiden soorten ruwvoer of enkelvoudig diervoeder zijn vermeld in bijlage J.

Artikel 98

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in diervoeders met een vochtgehalte groter dan veertien procent wordt vastgesteld overeenkomstig het protocol, opgenomen in bijlage K, onderdeel I, op basis van:

    • a. de resultaten van de overeenkomstig het protocol dat is opgenomen in bijlage K, onderdeel II, uitgevoerde bemonstering en analyse van de diervoeders; of

    • b. indien het mengvoeders betreft, de berekeningen uitgaande van de bekende gehalten van de nutriënten in de grondstoffen waaruit de diervoeders zijn bereid en het aandeel van deze stoffen in het eindproduct en rekening houdend met de aard van het productieproces.

  • 2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in diervoeders met een vochtgehalte kleiner dan of gelijk aan veertien procent wordt vastgesteld:

    • a. door middel van analyse van een uit de desbetreffende diervoeders volgens de algemeen geldende bemonsteringsprincipes genomen representatief monster; of

    • b. indien het mengvoeders betreft, de berekeningen uitgaande van de bekende gehalten van de nutriënten in de grondstoffen waaruit de diervoeders zijn bereid en het aandeel van deze stoffen in het eindproduct en rekening houdend met de aard van het productieproces.

  • 3. De analyse, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, geschiedt binnen één week na ontvangst van het monster door een laboratorium dat voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 of een hieraan gelijkwaardige norm, volgens de toepasselijke onderzoekmethode voor de bepaling van het ruw eiwitgehalte, het fosforgehalte en het droge stofgehalte in diervoeders.

  • 4. De in het derde lid bedoelde toepasselijke methoden zijn de methoden die ten minste dezelfde waarborgen bieden als de methoden zijn voorgeschreven in Richtlijn 93/28/EEG van de Commissie van 4 juni 1993 (Pb.EG L 179) tot wijziging van bijlage I bij Derde Richtlijn 72/199/EEG betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoerders, voor het ruw eiwitgehalte en in de Tweede Richtlijn 71/393/EEG van de Commissie van 18 november 1971 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor officiële controle van veevoeders (Pb.EG L 279) voor het fosforgehalte.

  • 5. Het resultaat van de analyse wordt door het laboratorium beoordeeld in het licht van de herhaalbaarheid, aangegeven in de betreffende analysemethode. Indien de norm voor herhaalbaarheid wordt overschreden, voert het laboratorium een herhalingsonderzoek op het monster uit.

  • 6. Het laboratorium zendt de resultaten van de analyse binnen één week na ontvangst van het monster naar de ondernemer, bedoeld in artikel 97, tweede lid.

Artikel 99

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De ondernemer, bedoeld in artikel 97, vermeldt bij aflevering van diervoeders aan een bedrijf op het etiket of het begeleidend document:

    • a. het overeenkomstig artikel 97 in samenhang met artikel 98 vastgestelde stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in het product;

    • b. voor diervoeder met een vochtgehalte groter dan veertien procent, het droge stofgehalte dan wel het vochtgehalte en het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de droge stof van het desbetreffende diervoeder;

    • c. voor mengvoeders de diersoort waarvoor het diervoeder is bestemd;

    • d. de datum van levering;

    • e. de naam, het adres en de woonplaats van de desbetreffende afnemer;

    • f. de naam van de ondernemer die de diervoeders heeft afgeleverd; en

    • g. de hoeveelheid diervoeder in kilogrammen.

  • 2. Het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte worden vermeld met een nauwkeurigheid van tiende grammen per kilogram.

  • 3. Indien het diervoeder met een vochtgehalte groter dan veertien procent betreft, kunnen de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, in afwijking van het eerste lid, schriftelijk binnen twee weken na aflevering aan het desbetreffende bedrijf verstrekt worden.

Artikel 100

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het gewicht, onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de op een bedrijf aan- of afgevoerde, dan wel de aanwezige voorraden diervoeders, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het besluit, anders dan ruwvoer en enkelvoudig diervoeder zoals vermeld in bijlage J, komen overeen met het gewicht onderscheidenlijk het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte, zoals vermeld op de verpakking van of het begeleidende document bij de desbetreffende diervoeders, bedoeld in artikel 99, eerste lid, dan wel met het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte zoals deze ingevolge artikel 99, derde lid, schriftelijk zijn verstrekt. Ingeval van bulkopslag van de desbetreffende diervoeders wordt het gewicht van de aanwezige voorraden diervoeders bepaald op basis van meting van het volume en het soortelijk gewicht van deze diervoeders.

Artikel 101

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het gewicht van het in artikel 67, eerste lid, van het besluit bedoelde op een bedrijf aan- of afgevoerde ruwvoer en enkelvoudig diervoeder zoals vermeld in bijlage J, wordt bepaald door middel van weging met behulp van een weegwerktuig, dan wel door middel van meting van het volume en het soortelijk gewicht.

  • 2. Als het gewicht per hectare van het in artikel 67, tweede lid, van het besluit bedoelde op het bedrijf geproduceerde ruwvoer en enkelvoudig diervoeder zoals vermeld in bijlage J, wordt vastgesteld het gewicht dat voor de onderscheiden soorten ruwvoer en enkelvoudig diervoer in die bijlage is vermeld.

  • 3. Als het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in het op een bedrijf aan- of afgevoerde, dan wel de aanwezige voorraden ruwvoer en enkelvoudig diervoeder, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het besluit, en het op het bedrijf geproduceerde ruwvoer en enkelvoudig diervoeder, bedoeld in artikel 67, tweede lid, van het besluit, worden vastgesteld het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte per kilogram diervoeder, die voor de onderscheiden soorten ruwvoer of enkelvoudig diervoeder zijn vermeld in bijlage J.

§ 7. Staldieren en eieren

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 102

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Als forfaitaire stikstofgehalten en fosfaatgehalten per dier of per kilogram levend gewicht als bedoeld in artikel 67, derde lid, van het besluit worden voor de onderscheiden diersoorten en diercategorieën vastgesteld, de forfaitaire gehalten die zijn vermeld in bijlage D, tabel III.

  • 2. De bepaling van de hoeveelheden stikstof en fosfaat in staldieren, bedoeld in artikel 67, derde lid, van het besluit, wordt gebaseerd op de in het eerste lid bedoelde forfaitaire stikstofgehalten en fosfaatgehalten per kilogram levend gewicht. Ingeval van een dier geen gegevens over het gewicht beschikbaar zijn, worden de hoeveelheden stikstof en fosfaat in dat dier bepaald op basis van de in het eerste lid bedoelde forfaitaire stikstofgehalten en fosfaatgehalten per dier.

Artikel 102a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voor de toepassing van artikel 20 van de Meststoffenwet, worden bij de vaststelling van het dagelijkse aanwezige aantal vleeskalkoenen, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van het besluit, de hanen van een bepaalde mestronde aangemerkt als tegelijk voor de slacht afgeleverd met de laatste voor de slacht afgeleverde hennen van die mestronde.

Artikel 103

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als forfaitaire stikstofgehalten en fosfaatgehalten per kilogram eieren als bedoeld in artikel 67, vierde lid, van het besluit worden voor de onderscheiden soorten eieren vastgesteld, de forfaitaire gehalten die zijn vermeld in bijlage D, tabel IV.

§ 8. Fosfaattoestand van de bodem

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 103a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De fosfaattoestand van de bodem, bedoeld in artikel 21a, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025, door middel van bemonstering en analyse van de bodem overeenkomstig het in bijlage L opgenomen protocol.

  • 2. Het laboratorium stelt ter zake van de bemonstering en analyse een analyserapport op, dat voor ieder bemonsterd perceel in ieder geval de volgende gegevens bevat:

    • a. de naam en het adres van de landbouwer wiens perceel is bemonsterd;

    • b. de datum van de monstername;

    • c. het gehanteerde bemonsteringsprotocol;

    • d. de exacte locatie van het bemonsterde perceel dan wel de delen van het perceel, vastgesteld met behulp van GPS-gegevens;

    • e. het aantal steken dat uit de bodemlaag werd genomen;

    • f. de diepte waarop de bodemmonsters zijn gestoken;

    • g. een schema of een tekening van de locaties waar de bodemmonsters zijn gestoken;

    • h. het codenummer van het mengmonster dan wel de mengmonsters dat is onderscheidenlijk die zijn samengesteld uit de bodemmonsters;

    • i. de waarnemingen tijdens de monstername die mogelijk van invloed zijn op de uitkomsten van de vaststelling;

    • j. de gebruikte analysemethode;

    • k. de analysedatum van het mengmonster dan wel de mengmonsters;

    • l. de resultaten van de analyses;

    • m. bijzondere waarnemingen, die tijdens de analyse van het mengmonster dan wel de mengmonsters zijn gedaan; en

    • n. alle niet in bijlage L voorgeschreven handelingen die het resultaat van de analyse van het mengmonster dan wel de mengmonsters hebben beïnvloed.

  • 3. Het analyserapport is geldig tot vier jaar na de datum van de monstername, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

  • 4. Als vaststelling van de fosfaattoestand van de bodem als bedoeld in het eerste lid, wordt tevens aangemerkt de vaststelling van de fosfaattoestand van de bodem die is verricht door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 door middel van:

    • a. analyse van monsters die in de periode van 16 mei 2006 tot 1 november 2009 uit de desbetreffende bodem zijn genomen door dat laboratorium of onder de verantwoordelijkheid van dat laboratorium door een monsternemer die een onafhankelijke positie heeft ten opzichte van het bedrijf waar de monsters worden genomen; of

    • b. bemonstering en analyse van de bodem overeenkomstig het in bijlage L opgenomen protocol met uitzondering van de in onderdeel I, paragraaf 1, voorgeschreven vastlegging van de omvang en vorm van het te bemonsteren perceel dan wel perceelsdeel met een Global Positioning System, voor zover het betreft monsters die in de periode van 1 november 2009 tot 1 januari 2010 uit de desbetreffende bodem zijn genomen.

Artikel 103b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het laboratorium dat de in artikel 103a bedoelde vaststelling heeft verricht, verstrekt de landbouwer het analyserapport en verstrekt desgevraagd gegevens over die vaststelling aan de minister.

  • 2. De landbouwer meldt de fosfaattoestand van het desbetreffende perceel gebaseerd op het op grond van artikel 103a, derde lid, geldige analyserapport, uiterlijk 15 mei van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 3. De landbouwer bewaart het analyserapport als onderdeel van de administratie, bedoeld in artikel 32 van het besluit.

Artikel 103c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. In afwijking van artikel 103a, eerste en tweede lid, kan het laboratorium het nemen van monsters uit de bodem van een perceel uitbesteden aan een derde indien:

    • a. de monstername geschiedt onder verantwoordelijkheid van het laboratorium dat de analyse uitvoert;

    • b. het laboratorium zorg draagt voor de kwaliteitseisen conform NEN-EN-ISO/IEC 17025;

    • c. de uitbesteding van de werkzaamheden schriftelijk is overeengekomen;

    • d. de derde een onafhankelijke positie heeft ten opzichte van het bedrijf waar de monsters worden genomen;

    • e. degene die de monstername verricht, daartoe is geschoold en door het laboratorium is voorzien van deugdelijke instructies; en

    • f. het laboratorium in het analyserapport de naam vermeldt van degene die de werkzaamheden heeft verricht.

§ 9. Gewasopbrengst

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 103d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De gewasopbrengst in een kalenderjaar wordt bepaald door de hoeveelheid van het gewas die in dat jaar is geoogst van de met het desbetreffende gewas beteelde oppervlakte tot het bedrijf behorende landbouwgrond, te verminderen met het door de afnemer van het desbetreffende gewas vastgestelde tarragewicht.

  • 2. De gewasopbrengst wordt uitgedrukt in tonnen per hectare per jaar.

Hoofdstuk 10. Overgang van een productierecht en de verplaatsing van een varkens-, kippen- of kalkoenhouderij binnen een bedrijf

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

§ 1. Kennisgeving van overgang

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 104

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet geschiedt bij de minister.

  • 2. Bij de kennisgeving van overgang worden door partijen in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummers;

    • b. het aantal varkenseenheden, pluimvee-eenheden, of kilogrammen fosfaat waarop de kennisgeving betrekking heeft;

    • c. het gedeelte van het productierecht, dat in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf van de vervreemder niet wordt benut voor het houden van dieren.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 26, zevende lid, van de Meststoffenwet worden bij de kennisgeving van overgang tevens de volgende gegevens verstrekt:

    • a. een civielrechtelijke titel die het exclusieve gebruiksgenot verschaft van de installatie waarin de mestbehandeling of mestvergisting plaatsvindt;

    • b. de aard en de capaciteit van de installatie waarin de mestbehandeling of mestvergisting plaatsvindt;

    • c. de wijze en het moment waarop de dierlijke meststoffen worden vergist of behandeld en de techniek van de bij de mestbehandeling of mestvergisting gebruikte systemen;

    • d. een volledige beschrijving van het mestbehandelingproces of mestvergistingsproces;

    • e. de hoeveelheid en de aard van de dierlijke meststoffen die zullen worden behandeld;

    • f. een beschrijving van de eindproducten die bij de mestbehandeling of mestvergisting ontstaan en het moment waarop de eindproducten worden afgezet;

    • g. gegevens of bescheiden op grond waarvan is verzekerd dat de producten, bedoeld in onderdeel f, worden afgezet buiten de markt voor dierlijke mest, en

    • h. een afschrift van de omgevingsvergunning voor de behandelingsinstallatie of vergistingsinstallatie, die mede betrekking heeft op de bijbehorende voorzieningen.

  • 4. Indien een productierecht afkomstig is van een bedrijf dat het later gedurende hetzelfde kalenderjaar terugontvangt, kan de kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, worden gedaan door de overgang van het productierecht naar het bedrijf dat het productierecht ontvangt, gelijktijdig te melden met de overgang van het productierecht terug naar het bedrijf waarvan het productierecht afkomstig is.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, wordt de kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 32a, derde lid, van de wet, gedaan door de overgang van het fosfaatrecht naar het bedrijf dat het fosfaatrecht ontvangt, gelijktijdig te melden met de overgang van het fosfaatrecht terug naar het bedrijf waarvan het fosfaatrecht afkomstig is.

Artikel 104a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voor de toepassing van artikel 26, zevende lid, van de wet geeft het bedrijf waarbinnen de verplaatsing van de varkens-, kippen- of kalkoenhouderij plaatsvindt, van de verplaatsing vooraf kennis aan de minister en verstrekt de overeenkomstige gegevens bedoeld, in artikel 104, tweede en derde lid.

§ 2. Blokkaderecht

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 105

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Alvorens de minister een kennisgeving van overgang in behandeling neemt, doet hij van deze kennisgeving schriftelijk mededeling aan iedere hypotheekhouder die het bedrijf van de vervreemder van het productierecht bij de minister voor de toepassing van deze paragraaf ter registratie heeft aangemeld, indien overeenkomstig artikel 106, eerste lid, registratie door de minister daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De minister neemt de kennisgeving van overgang niet in behandeling gedurende 30 dagen na dagtekening van deze mededeling.

  • 2. De termijn van 30 dagen wordt verlengd tot negentig dagen na dagtekening van de mededeling, indien een hypotheekhouder binnen de termijn van 30 dagen een verzoek bij de minister indient.

  • 3. De termijn van negentig dagen wordt eenmalig met negentig dagen verlengd, indien de hypotheekhouder die het in het tweede lid bedoelde verzoek heeft gedaan een verzoek daartoe bij de minister indient onder gelijktijdige overlegging van:

    • a. een rechterlijke uitspraak waaruit blijkt dat degene op wiens bedrijf het verzoek betrekking heeft de desbetreffende overgang geen doorgang kan laten vinden; of

    • b. een schriftelijke verklaring van een notaris, waarin deze stelt dat hij van de hypotheekhouder op grond van artikel 268, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek de opdracht heeft ontvangen om het desbetreffende registergoed, of in voorkomend geval de desbetreffende registergoederen in het openbaar te verkopen.

  • 4. Na afloop van de overeenkomstig het derde lid verlengde termijn wordt de kennisgeving van de overgang onherroepelijk door de minister in behandeling genomen.

  • 5. In afwijking van het eerste lid, onderscheidenlijk het tweede tot en met het vierde lid, wordt de kennisgeving van overgang door de minister in behandeling genomen voordat de termijn van 30 dagen, onderscheidenlijk de verlengde termijn is verstreken, zodra hij van elke hypotheekhouder die het bedrijf heeft laten registreren, onderscheidenlijk elke hypotheekhouder die om verlenging van de desbetreffende termijn heeft verzocht, een verklaring heeft ontvangen waaruit blijkt dat tegen in behandeling neming geen bezwaar bestaat.

  • 6. In afwijking van het eerste lid, doet de minister alvorens hij een kennisgeving van overgang, gedaan op grond van artikel 104, vierde of vijfde lid, in behandeling neemt, van deze kennisgeving schriftelijk mededeling aan iedere hypotheekhouder die het bedrijf waarvan het productierecht afkomstig is en dat het later gedurende hetzelfde kalenderjaar terugontvangt, bij de minister voor de toepassing van deze paragraaf ter registratie heeft aangemeld, indien overeenkomstig artikel 106, eerste lid, registratie door de minister daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De minister neemt de kennisgeving van overgang niet in behandeling gedurende 30 dagen na dagtekening van deze mededeling. De leden 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De aanmelding ter registratie, bedoeld in artikel 105, eerste of zesde lid, geschiedt bij de minister.

  • 2. Bij de aanmelding, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a. het adres waar de hypotheekhouder is gevestigd;

    • b. het door de minister ter identificatie verstrekte relatienummer van het bedrijf waarop het verzoek betrekking heeft; en

    • c. het correspondentieadres van het in onderdeel b bedoelde bedrijf.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aanmelding wordt voor akkoord medeondertekend door degene op wiens bedrijf de registratie betrekking heeft.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Indien de aanmelding, bedoeld in artikel 106, eerste lid, niet voor akkoord is medeondertekend door degene op wiens bedrijf de aanmelding betrekking heeft, wordt het bedrijf slechts geregistreerd, indien de hypotheekhouder bij het verzoek tevens een uittreksel van het in artikel 260, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare register overlegt, waaruit blijkt op welke registergoederen behorend tot het bedrijf een hypotheekrecht is gevestigd.

  • 2. De minister doet van de registratie, bedoeld in het eerste lid, schriftelijk mededeling aan degene op wiens bedrijf de registratie betrekking heeft. Indien deze binnen 30 dagen na dagtekening van deze mededeling aan de minister verklaart dat de geregistreerde gegevens niet juist zijn, gelden in plaats van artikel 105 de volgende leden.

  • 3. De minister neemt een kennisgeving van overgang, gedaan door degene op wiens bedrijf de registratie betrekking heeft, niet in behandeling zolang de hypotheekhouder de registratie niet laat doorhalen, doch hoogstens gedurende negentig dagen na dagtekening van de schriftelijke mededeling, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt eenmalig met negentig dagen verlengd indien de hypotheekhouder daartoe binnen de eerstgenoemde termijn een verzoek doet aan de minister, onder gelijktijdige overlegging van een rechterlijke uitspraak of een verklaring van een notaris als bedoeld in artikel 105, derde lid.

  • 5. De registratie wordt doorgehaald na afloop van de in het derde, dan wel in voorkomend geval in het vierde lid bedoelde termijn.

  • 6. Ter zake van een bedrijf, waarvan overeenkomstig het vijfde lid de registratie is doorgehaald, wordt door de minister geen nieuw verzoek tot registratie van dezelfde hypotheekhouder in behandeling genomen, tenzij deze voor akkoord is medeondertekend door degene op wiens bedrijf de registratie betrekking heeft. Dit voor akkoord medeondertekende verzoek tot registratie geldt tevens als intrekking van het niet-medeondertekende verzoek tot registratie, indien deze registratie nog niet is doorgehaald.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Op verzoek van de hypotheekhouder wordt de registratie van het bedrijf voor de toepassing van deze paragraaf door de minister doorgehaald.

  • 2. Indien het recht van hypotheek op grond waarvan de registratie van het bedrijf plaatsvond is tenietgegaan, wordt de registratie van het bedrijf voor de toepassing van deze paragraaf door de minister doorgehaald.

  • 3. De hypotheekhouder doet van het tenietgaan van het recht van hypotheek binnen 30 dagen mededeling aan de minister.

  • 4. Indien de in het tweede lid bedoelde mededeling niet binnen 30 dagen na het tenietgaan van het recht van hypotheek door de minister is ontvangen, kan de minister ten aanzien van de hypotheekhouder besluiten hem of haar voor de duur van ten hoogste twee jaar van de toepassing van deze paragraaf uit te sluiten.

Artikel 109

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Aan de hypotheekhouder die een bedrijf voor de toepassing van deze paragraaf heeft laten registreren, kunnen ter zake van het bedrijf waarop de registratie betrekking heeft door de minister de volgende gegevens worden verstrekt:

  • a. gegevens over het geregistreerde productierecht;

  • b. gegevens over het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk pluimvee-eenheden, of kilogrammen fosfaat waarop de kennisgeving betrekking heeft;

  • c. de dagtekening van de mededeling, bedoeld in artikel 107, tweede lid; en

  • d. de indiening of het achterwege blijven van de verklaring bedoeld in artikel 107, tweede lid.

§ 3. Vervallen van een productierecht

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 110

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de wet, geschiedt bij de minister.

  • 2. Bij de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a. het door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummer; en

    • b. indien een gedeelte van het productierecht komt te vervallen, het aantal varkenseenheden, onderscheidenlijk pluimvee-eenheden, of kilogrammen fosfaat dat komt te vervallen.

§ 3a. Voorwaarden toepasselijkheid uitzondering op uitbreidingsverbod fosfaatrechten voor jongvee zoogkoeienhouderij

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden]

§ 4. Leges

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 111

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een kennisgeving van overgang, bedoeld in artikel 104, eerste lid, wordt eerst geregistreerd nadat de verwerver een bedrag van € 100 aan de minister heeft voldaan.

  • 2. Een aanmelding ter registratie, bedoeld in artikel 105, eerste lid, wordt voor de toepassing van paragraaf 2 eerst in behandeling genomen nadat een bedrag van € 35 aan de minister is voldaan.

  • 3. Indien de minister op grond van artikel 29, eerste lid, van de wet niet tot registratie overgaat, wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de betaler gerestitueerd.

  • 4. Het bedrag, bedoeld in het tweede lid, geldt per verzoek per bedrijf.

§ 4a. Versoepeling compartimentering bij mestverwerking of mestvergisting

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 111a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Artikel 26, zevende lid, van de Meststoffenwet is van toepassing indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. de mestbehandeling of mestvergisting geschiedt in een installatie die overeenkomstig artikel 23, eerste lid, of 24, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1069/2009 geregistreerd respectievelijk erkend is;

    • b. ten aanzien van de installatie is een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven;

    • c. de mestbehandeling of mestvergisting van de dierlijke meststoffen geschiedt in een installatie op een naar het oordeel van de minister adequate wijze;

    • d. de installatie waarin de dierlijke meststoffen worden behandeld of vergist, heeft naar het oordeel van de minister voldoende capaciteit om de met de overgang of verplaatsing gemoeide hoeveelheid dierlijke meststoffen te behandelen, onderscheidenlijk te vergisten;

    • e. de hoeveelheid in een kalenderjaar op het bedrijf geproduceerde dierlijke meststoffen, in verband met de overgang of verplaatsing, wordt uiterlijk in het daarop volgende kalenderjaar in de installatie behandeld of vergist en uiterlijk in het daarop volgende kalenderjaar worden de eindproducten die bij de mestbehandeling of de mestvergisting ontstaan, afgezet;

    • f. de geproduceerde hoeveelheid dierlijke mestststoffen, in verband met de overgang of verplaatsing, wordt behandeld door middel van mestbehandeling of mestvergisting in een mestbehandelingsinstallatie of mestvergistingsinstallatie die behoort tot het bedrijf waarnaar het productierecht, of gedeelte daarvan, zal overgaan, of waarbinnen de varkens-, kippen- of kalkoenhouderij zal worden verplaatst;

    • g. de eindproducten die bij de mestbehandeling of mestvergisting ontstaan, worden niet binnen de markt voor dierlijke mest afgezet;

    • h. indien de mestbehandeling of de vergisting van de dierlijke meststoffen niet op een adequate wijze kan geschieden als gevolg van een storing van de installatie, doet de landbouwer hiervan binnen drie dagen melding aan de minister, en

    • i. wijzigingen in de ingevolge artikel 104 verstrekte gegevens worden uiterlijk 30 dagen na de datum van de wijziging, onder vermelding van het door de minister ter identificatie van het bedrijf verstrekte relatienummer, gemeld aan de minister.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in het eerste lid, wordt van het op dat bedrijf rustende varkensrecht onderscheidenlijk pluimveerecht dat deel buiten beschouwing gelaten dat volgens artikel 26, zevende lid, van de Meststoffenwet is overgegaan van een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen buiten dat concentratiegebied naar een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gelegen binnen het concentratiegebied.

Artikel 111b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Een productierecht, of een gedeelte daarvan, dat is overgegaan ingevolge het bepaalde in artikel 26, zevende lid, van de wet kan niet overgaan naar een ander bedrijf binnen het concentratiegebied.

§ 5. Uitbreiding buiten rechten

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 112

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de artikelen 19, eerste lid, en 20, eerste lid van de wet.

  • 2. De minister kan een ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken indien een houder van een ontheffing niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in deze paragraaf.

Artikel 113

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het aantal varkenseenheden waarvoor ontheffing kan worden verleend bedraagt 121.622.

  • 2. Het aantal pluimvee-eenheden waarvoor ontheffing kan worden verleend bedraagt 1.200.000.

Artikel 114

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een aanvraag voor ontheffing kan worden ingediend in de periode van 5 januari 2015, 9:00 uur, tot 30 januari 2015, 17:00 uur.

  • 2. Een aanvraag kan worden ingediend voor:

    • a. ontheffing waarbij de varkens of het pluimvee waarop de uitbreiding betrekking heeft worden gehouden in een integraal duurzame stal, of

    • b. ontheffing waarbij de varkens of het pluimvee waarop de uitbreiding betrekking heeft niet in een integraal duurzame stal worden gehouden.

  • 3. Per bedrijf waarop een productierecht rust, kan maximaal één aanvraag voor een ontheffing voor varkenseenheden en maximaal één aanvraag voor een ontheffing voor pluimvee-eenheden worden ingediend.

  • 4. Een aanvraag die niet compleet is moet uiterlijk op 13 februari 2015 compleet zijn.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Een aanvraag voor ontheffing wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2. Indien een aanvraag als bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel a, wordt ingediend en de aanvrager met een stalcertificaat als bedoeld in artikel 117, tweede lid, onderdeel c, wil aantonen dat de varkens of het pluimvee waarop de uitbreiding betrekking heeft in een integraal duurzame stal worden gehouden, gaat de aanvraag vergezeld van een kopie van dat stalcertificaat.

Artikel 116

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister verdeelt het aantal beschikbare varkenseenheden in de volgorde van rangschikking, waarbij de aanvragen, bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel a, hoger worden gerangschikt dan de aanvragen, bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel b.

  • 2. Indien er meer aanvragen voor varkenseenheden worden ingediend dan het aantal, genoemd in artikel 113, eerste lid, verdeelt de minister het aantal beschikbare varkenseenheden door middel van loting tussen de aanvragen die op grond van de rangschikking voor verdeling in aanmerking komen.

  • 3. De minister verdeelt het aantal beschikbare pluimvee-eenheden in de volgorde van rangschikking, waarbij de aanvragen, bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel a, hoger worden gerangschikt dan de aanvragen, bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel b.

  • 4. Indien er meer aanvragen voor pluimvee-eenheden worden ingediend dan het aantal, genoemd in artikel 113, tweede lid, verdeelt de minister het aantal beschikbare pluimvee-eenheden door middel van loting tussen de aanvragen die op grond van de rangschikking voor verdeling in aanmerking komen.

Artikel 117

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De aanvrager die een aanvraag als bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel a, heeft ingediend, houdt de varkens of het pluimvee waarop de uitbreiding betrekking heeft in een integraal duurzame stal.

  • 2. De aanvrager kan aantonen dat hij beschikt over een integraal duurzame stal indien hij beschikt over:

    • a. een beschikking tot subsidievaststelling op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-inkomstensteun 2006,

    • b. een beschikking tot subsidievaststelling op grond van artikel 2.37, eerste lid, van de

    • Regeling LNV-subsidies juncto bijlage 2, hoofdstuk 4, bij de Regeling LNV-subsidies, die hoger is dan € 0,00, of

    • c. een stal ontwerp certificaat of een definitief stalcertificaat Maatlat Duurzame Veehouderij afgegeven door de Stichting Milieukeur.

Artikel 118

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 119

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De minister verleent ontheffing voor 50% van de uitbreiding met een maximum van 2.500 varkenseenheden of 20.000 pluimvee-eenheden per ontheffing.

  • 2. Een landbouwer verwerft de overige varkenseenheden of pluimvee-eenheden die vereist zijn voor de uitbreiding uiterlijk op 31 december 2015.

  • 3. Een landbouwer heeft de uitbreiding niet voor 28 september 2011 gerealiseerd en realiseert de uitbreiding uiterlijk 31 december 2015.

Artikel 120

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien het gehele bedrijf ongewijzigd wordt voortgezet door een andere landbouwer gaan de rechten en voorschriften verbonden aan de ontheffing op hem over indien partijen zulks ter zake van de registratie van de overgang van het op dat bedrijf rustende productierecht aan de minister hebben gemeld. De ontheffing is in andere gevallen niet overdraagbaar.

Artikel 120a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De ontheffing wordt verleend tot en met 31 december 2017.

Artikel 121

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Hoofdstuk 10a. Regelen betreffende de wijze van uitvoering van het controleprogramma

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 121a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het controleprogramma, bedoeld in artikel 5, zesde lid, van richtlijn 91/676/EEG beoordeelt de doeltreffendheid van het opgestelde actieprogramma, bedoeld in artikel 5 van richtlijn 91/676/EEG, door:

    • a. op landbouwbedrijven de nitraat-, stikstof- en fosfaatconcentratie in het grondwater en slootwater te meten, en

    • b. de invloed van het landbouwmanagement op de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, waaronder het slootwater, te monitoren.

  • 2. Bij de beoordeling van het actieprogramma worden de nitraatconcentratie van grondwater op diepten van 5 tot 15 meter onder het grondoppervlak en de nitraat-, stikstof- en fosforconcentratie en de mate van eutrofiëring van oppervlaktewater, anders dan slootwater, meegewogen.

Artikel 121b

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Het controleprogramma onderscheidt ten minste:

  • a. de veenregio, de kleiregio, de zandregio en de lössregio, waarvan de indeling gebaseerd is op de meest in die regio voorkomende grondsoort;

  • b. de bedrijfstypen melkveehouderij, akkerbouw en overige bedrijven.

Artikel 121c

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De nitraat-, stikstof- en fosfaatconcentratie in het grondwater wordt gemeten door op landbouwbedrijven monsters te nemen van:

    • a. de bovenste meter van het grondwater, indien het grondwater zich op minder dan 5 meter onder het maaiveld bevindt;

    • b. het bodemvocht dat zich in de onverzadigde zone onder de wortelzone tussen 1,5 en 3 meter onder het maaiveld bevindt, indien het grondwater zich dieper dan 5 meter onder het maaiveld bevindt; of

    • c. het overtollige drainagewater dat uitspoelt uit de wortelzone, indien het drainagewater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater via drainagebuizen of greppels.

  • 2. De resultaten van de metingen kunnen worden gecorrigeerd voor de invloed van omgevingsfactoren, zoals neerslagoverschot en veranderingen van de grondwaterstand, en veranderingen in de steekproef, zoals verandering in het aantal bedrijven, bedrijfstypen en grondsoort.

Artikel 121d

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De resultaten van het controleprogramma worden opgenomen in het verslag, bedoeld in artikel 10 van richtlijn 91/676/EEG, dat de Europese Commissie vierjaarlijks ontvangt.

Hoofdstuk 11. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Artikel 122

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De in artikel 26, eerste lid, van het besluit, en de in de artikelen 25, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, 25a, vierde lid, 25b, tweede lid, 33a, vierde lid, 33b, tweede lid, 35a, derde, vierde en vijfde lid, 37, eerste, tweede en vierde lid, 41, 42, 45, eerste, tweede en achtste lid, 48, 48a, 50, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 52, 62, zevende lid, 63, zesde lid, 64, zesde lid, 66, zesde lid, 67, zesde lid, 68, zevende lid, 69a, elfde lid, 69d, zesde lid, 79a, 103b, tweede lid, 104, eerste, vierde en vijfde lid, 105, eerste en zesde lid, 110, eerste lid, 114, 115, en 119, tweede lid, bedoelde meldingen, verklaringen, verstrekking van gegevens, kennisgevingen, aanmeldingen ter registratie, aanvragen tot vergunning dan wel een verzoek tot intrekking van de vergunning, verzoeken tot wijziging van een tenaamstelling en aanvragen tot ontheffing geschieden door indiening bij de minister van het ingevulde en ondertekende daartoe door de minister ter beschikking gestelde middel.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde handelingen op elektronische wijze geschieden, wordt gebruik gemaakt van het door de minister daartoe ter beschikking gestelde elektronische portaal.

  • 3. De in artikel 33b, vijfde lid, van de wet bedoelde elektronische verstrekking van gegevens, de in de artikelen 81, eerste lid, en 92b, vierde en vijfde lid, bedoelde elektronische verzending van gegevens, de in de artikelen 48, vijfde lid, en 52 bedoelde elektronische mededelingen en verstrekkingen van gegevens, de in de artikelen 28a, onderdeel e, en 35f, tweede lid, bedoelde elektronische aanmelding en artikel 69t*, tweede lid, bedoelde elektronische indiening van gegevens geschieden met gebruikmaking van het door de minister daartoe ter beschikking gestelde elektronische portaal.

  • 4. De elektronische verzending wordt door de vervoerder ondertekend door middel van een persoonlijke gebruikerscode, die overeenkomstig artikel 123 door de minister op naam van de desbetreffende vervoerder is geregistreerd.

Artikel 123

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De aanvraag tot registratie van een persoonlijke gebruikerscode als bedoeld in artikel 122, derde lid, geschiedt bij de minister.

  • 2. De minister zendt de aanvrager een bevestiging van de registratie.

Artikel 124

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Degene die ingevolge deze regeling gegevens in de administratie moet opnemen of uit de administratie moet verstrekken, doet dit volledig en naar waarheid.

  • 2. Het opnemen in of verstrekken uit de administratie van de in het eerste lid bedoelde gegevens geschiedt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, onverwijld nadat de gegevens bekend zijn bij degene die ze ingevolge deze regeling moet opnemen in of verstrekken uit de administratie.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden niet gewijzigd in de administratie en worden bewaard als onderdeel van de administratie, bedoeld in de artikelen 32, 39 of 44 van het besluit.

Artikel 124a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag, bedoeld in de artikelen 78e en 80c, voldoet de aanvrager een bedrag van € 1.312,–.

Artikel 124a*

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

[Vervallen per 01-01-2019]

Artikel 125

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Met een laboratorium als bedoeld in de artikelen 17, tweede lid, 18, tweede lid, 19, tweede lid, 20, tweede lid, 21, derde lid, 22, tweede lid, 27, eerste lid, 33, eerste lid, 81, derde lid, 92a, vijfde lid, 99, derde lid, en 103a, eerste lid wordt gelijk gesteld een vergelijkbare instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan wel in een andere staat die partij is bij een daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitsborgingniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

Artikel 126

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 7 van de wet, is niet van toepassing op bedrijven, waarop artikel 3.65 of 3.70 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing is.

  • 2. Op het bedrijf, of deel van het bedrijf, bedoeld in het eerste lid, wordt ten hoogste 170 kilogram stikstof in de vorm van dierlijke meststoffen op of in de bodem gebracht.

Artikel 127

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De voldoening aan de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 33, 33a, 33b, 43, 44, 92a, derde lid, en 126, tweede lid, wordt desgevraagd ten genoegen van de minister gestaafd met bewijsstukken.

Artikel 127a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De melding, bedoeld in artikel 23, vierde tot en met zesde lid, van de wet, kan tot 1 april 2018 worden ingediend.

Artikel 128

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Een bedrijf dat voor 1 februari 2016 conform artikel 70a, derde lid, van het besluit een verzoek heeft ingediend, is voor het kalenderjaar 2016 vrijgesteld van artikel 70a, eerste lid, van het besluit.

Artikel 128a

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. Van artikel 21, eerste lid, van de wet wordt in zoverre vrijstelling verleend dat in enig kalenderjaar op verzoek van de landbouwer bij de bepaling van het melkveefosfaatoverschot van dat jaar, de productie van dierlijke meststoffen door melkvee op het bedrijf in kilogrammen fosfaat wordt verminderd met:

    • 1°. de fosfaatruimte,

    • 2°. het aantal kilogrammen fosfaat, genoemd in de melkveefosfaatreferentie van dat bedrijf,

    • 3°. het aantal kilogrammen fosfaat, genoemd in overeenkomsten als bedoeld in artikel 21, elfde lid en

    • 4°. de hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, die in een kalenderjaar ingevolge artikel 8, onderdeel c, aantoonbaar op landbouwgrond had mogen worden gebracht, als de realisatie van een natuurgebied of de aanleg van of onderhoud van publieke infrastructuur dit niet tijdelijk had belet.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt voor het betreffende kalenderjaar voor 16 mei ingediend met gebruikmaking van een door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 129

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Meststoffenwet zijn belast de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 130

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De hoogte van de bestuurlijke boete die overeenkomstig artikel 51 van de Meststoffenwet kan worden opgelegd, wordt vastgesteld overeenkomstig het bedrag dat in bijlage M voor de desbetreffende overtreding is vermeld.

Artikel 131

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden op grond van de Meststoffenwet en de Wet bodembescherming baseert de minister zich op de gegevens van de basiskaart Agrarisch Areaal Nederland voor de grenzen van percelen landbouwgrond.

Artikel 133

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Indien een hypotheekhouder een bedrijf voor 1 januari 2006 heeft aangemeld overeenkomstig artikel 5 van de Regeling leges en blokkade Wet herstructurering varkenshouderij of artikel 3 van de Regeling leges en blokkade pluimveerechten, zoals deze artikelen luidden op 31 december 2005, wordt dit bedrijf in afwijking van artikel 106, eerste lid, voor de toepassing van artikel 105, zonder voorafgaand verzoek daartoe geregistreerd bij de minister.

Artikel 134

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Als aanmeldende autoriteit bedoeld in artikel 21, eerste lid, van Verordening (EU) 2019/1009 wordt aangewezen de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

Artikel 135

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006, met uitzondering van artikel 134, dat in werking treedt met ingang van 1 december 2005.

Artikel 136

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 4 november 2005

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.P. Veerman

Voor de bijlage, bijlage Aa, bijlage Ab, bijlage Ac, bijlage Ad, bijlage A, bijlage B en bijlage D wordt verwezen naar de bijlage, bijlage Aa, bijlage Ab, bijlage Ac, bijlage Ad, bijlage A, bijlage B en bijlage D bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

Bijlage E. Behorende bij de artikelen 53, 78, en 79

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

A. Prestatiekenmerken bemonsteringsapparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De bemonsteringsapparatuur is zichtbaar voorzien van een typeaanduiding, een versienummer, een uniek serienummer en een identificatie van de fabrikant.

  • 2. De bemonstering geschiedt door het geautomatiseerd nemen van een monster met behulp van bemonsteringsapparatuur die voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a. per vracht wordt een monster verzameld van ten minste 650 milliliter;

    • b. de samenstelling van het monster ten aanzien van fosfor en stikstof wijkt niet systematisch af van de gemiddelde samenstelling van de vracht;

    • c. de toevallige afwijking ten aanzien van fosfor en stikstof tussen de samenstelling van het monster en de gemiddelde samenstelling van de vracht vloeibare dierlijke meststoffen bedraagt minder dan 15% (2s-interval);

    • d. bij vervoer middels een transportvoertuig kan zowel bij het laden als bij het lossen een monster worden genomen;

    • e. de vracht dierlijke meststoffen passeert de bemonsteringsapparatuur bij het laden en lossen;

    • f. gedurende de bemonstering garanderen fysieke of elektronische voorzieningen dat andere in- en uitstroomopeningen dan waarop de bemonsteringsapparatuur is aangesloten, zijn gesloten.

  • 3. Het monster wordt bij vervoer door middel van een transportvoertuig genomen door evenredig verdeeld over de laadtijd minimaal vijf en maximaal negen deelmonster samen te voegen tot een totale hoeveelheid van minimaal 650 milliliter en maximaal 1.000 milliliter af te tappen uit de vracht door middel van bemonsteringsapparatuur bij een vullingsgraad van vanaf 10% en voor 90% van de tank.

  • 4. Het monster wordt bij vervoer door middel van een pijpleiding genomen door evenredig verdeeld over de hoeveelheid minimaal vijf en maximaal negen deelmonsters samen te voegen tot een totale hoeveelheid van minimaal 650 milliliter en maximaal 1.000 milliliter af te tappen uit de vracht door middel van bemonsteringsapparatuur. Voorafgaand aan het transport wordt bepaald hoeveel vervoerd gaat worden zodat de juiste monstermomenten bepaald kunnen worden, vergelijkbaar met het vulpercentage bij een tankauto.

  • 5. Ingeval van vervoer door een geregistreerde intermediair dient de bemonsteringsapparatuur op naam van deze intermediair te zijn geregistreerd als bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel f, van het besluit.

B. Eisen monsterverpakking

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

De monsterverpakking voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:

  • a. de met meststoffen gevulde monsterverpakking is zodanig gesloten dat deze niet zonder herkenbare beschadiging kan worden geopend en aan de inhoud ervan zonder herkenbare beschadiging niets toegevoegd, afgenomen of anderszins veranderd kan worden;

  • b. de monsterverpakking heeft een minimale inhoud van 750 milliliter;

    (zie C, tweede lid, onderdeel b)

  • c. de monsterverpakking, dan wel de onderdelen waaruit de monsterverpakking bestaat, zijn voorzien van een unieke barcode die zich ten hoogste eenmaal in de drie jaar herhaald.

C. Prestatiekenmerken verpakkingsapparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1. De verpakkingsapparatuur is zichtbaar voorzien van een typeaanduiding, een versienummer, een uniek serienummer en een identificatie van de fabrikant.

  • 2. De apparatuur die wordt gebruikt voor de verpakking van het door de bemonsteringsapparatuur genomen monster voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:

    • a. een technische voorziening waarborgt dat de verpakkingsapparatuur tijdens de bemonstering verbonden is met de bemonsteringsapparatuur;

    • b. een voorziening waarborgt dat de monsterverpakking schoon en droog is op het moment dat het monster wordt genomen;

    • c. het proces van bemonstering door middel van de bemonsteringsapparatuur en verpakking van het monster door middel van de verpakkingsapparatuur is geheel geautomatiseerd en technische voorzieningen waarborgen dat beïnvloeding van buitenaf niet mogelijk is en dat uitsluitend meststoffen afkomstig uit de bemonsteringsapparatuur worden verpakt; en

    • d. de verpakkingsapparatuur levert de met meststoffen gevulde monsterverpakking zodanig gesloten af dat deze niet zonder herkenbare beschadiging kan worden geopend en aan de inhoud ervan zonder herkenbare beschadiging niets toegevoegd, afgenomen of anderszins veranderd kan worden.

  • 3. Ingeval van vervoer door een geregistreerde intermediair dient de verpakkingsapparatuur op naam van deze intermediair te zijn geregistreerd als bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel f, van het besluit.

D. Prestatiekenmerken GR-apparatuur voor het vervoer van dierlijke meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

1. Inlezen gegevens

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 1.1. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee het identificatienummer van de GR-apparatuur automatisch aan elk elektronisch databericht wordt meegegeven dat verzonden wordt naar rVDM.

  • 1.2. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee het rVDM-nummer van het transport op elektronische wijze wordt ingelezen.

2. Koppeling GR-apparatuur aan satellietvolgapparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 2.1. De GR-apparatuur en de satellietvolgapparatuur zijn elektronisch met elkaar verbonden.

3. Automatische positiebepaling van het transportmiddel met satellietvolgapparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 3.1. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee de door de satellietvolgapparatuur gegenereerde gegevens inzake de positie van het transportmiddel alsmede de datum en het tijdstip waarop de positiegegevens zijn bepaald voortdurend en automatisch kunnen worden vastgelegd.

  • 3.2. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee de door de satellietvolgapparatuur gegenereerde gegevens inzake de positie van het transportmiddel alsmede de datum en het tijdstip waarop de positiegegevens zijn bepaald, onmiddellijk kunnen worden vastgelegd op specifieke momenten zoals die voor het rechtmatige vervoer van dierlijke meststoffen zijn vastgesteld.

4. Additionele voorwaarden voor vervoer van dierlijke meststoffen door een geregistreerde intermediair

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 4.1. De GR-apparatuur van een geregistreerde intermediair beschikt over een voorziening waarmee de door de satellietvolgapparatuur gegenereerde gegevens inzake de positie van het transportmiddel alsmede de datum en het tijdstip waarop de positiegegevens zijn bepaald voortdurend en automatisch worden vastgelegd en in geval er sprake is van vervoer van vaste mest beschikt de GR-apparatuur van een geregistreerde intermediair eveneens over een voorziening waarmee het track- en tracingsysteem de bovengenoemde gegevens beschikbaar kan stellen aan de bedrijfsadministratie.

  • 4.2. Het sensordeel van de GR-apparatuur, dat continu communiceert via een unieke elektronische of bedrade verbinding tijdens het vervoer van meststoffen met de overige betrokken fysieke onderdelen van de GR apparatuur en dat automatisch een signaal geeft als de unieke verbinding tijdens het vervoer hiermee wordt verbroken, is onlosmakelijk verbonden met de vaste as van het chassis van het transportmiddel of de aanhangwagen.

  • 4.3. Bij het vervoer van vaste mest is de GR-apparatuur onlosmakelijk aan het chassis van het transportmiddel, en voor zover van toepassing aan het chassis van de aanhangwagen verbonden, met dien verstande dat bij het vervoer van meerdere laadbakken per vracht dierlijke meststoffen ieder chassis waarop een laadbak is of wordt bevestigd over eigen GR-apparatuur beschikt.

  • 4.4. De GR-apparatuur van een geregistreerde intermediair beschikt bij vervoer van drijfmest over een voorziening waarmee het combinatienummer op elektronische wijze uit de verpakkingsapparatuur wordt ingelezen.

  • 4.5. De GR-apparatuur van een geregistreerde intermediair beschikt over een voorziening waarmee de unieke identificatie van de monsterverpakking, dan wel de onderdelen waaruit de monsterverpakking bestaat op elektronische wijze uit de verpakkingsapparatuur of vanaf de monsterverpakking wordt ingelezen.

  • 4.6. Bij het vervoer van drijfmest is de automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur, bedoeld in de onderdelen A en C van deze bijlage, onlosmakelijk op het transportmiddel bevestigd en zijn de GR-apparatuur elektronisch aan de bemonsterings- en verpakkingsapparatuur verbonden.

  • 4.7. De GR-apparatuur is zichtbaar voorzien van een typeaanduiding, een versienummer, een uniek serienummer en een identificatie van de fabrikant. Indien de GR-apparatuur uit verschillende onderdelen bestaat is ieder te onderscheiden onderdeel zichtbaar voorzien van deze kenmerken.

  • 4.8. De GR-apparatuur dient op naam van de intermediair te zijn geregistreerd als bedoeld in artikel 38, tweede lid, onderdeel g, van het besluit.

5. Versturen van mesttransportgegevens

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 5.1. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee terstond nadat de gegevens in de GR-apparatuur zijn vastgelegd een elektronisch databericht naar rVDM kan worden verstuurd met, voor zover dat voor het transport is vereist, de volgende gegevens:

    • het rVDM-nummer van het transport van dierlijke meststoffen;

    • het unieke identificatienummer van de GR-apparatuur;

    • het combinatienummer;

    • de gegevens ter identificatie van de monsterverpakking, dan wel de onderdelen waaruit de monsterverpakking bestaat;

    • de door de satellietvolgapparatuur gegenereerde gegevens, bedoeld in de onderdelen 3.1. en 3.2.;

    • een indicatie of er tijdens het laden een storing is opgetreden.

  • 5.2. De GR-apparatuur verstuurt gegevens, overeenkomstig de technische specificaties die op verzoek door de minister worden verstrekt, aan het systeem, bedoeld in artikel 51 van bijlage 1.

  • 5.3. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee elektronische databerichten behouden blijven indien er een storing optreedt in de mobiele datacommunicatie en waarmee de elektronische databerichten alsnog worden verstuurd zodra de storing is opgeheven.

6. Opslag van gegevens van de GR-apparatuur

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 6.1. De door de GR-apparatuur geregistreerde gegevens blijven ten minste in deze apparatuur vastgelegd tot het moment waarop deze gegevens succesvol met het elektronisch databericht zijn verzonden.

7. Signalering van storingen

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 7.1. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee zichtbaar wordt gemaakt of elke te onderscheiden functie van de GR-apparatuur en de satellietvolgapparatuur correct functioneert.

  • 7.2. De GR-apparatuur beschikt over een voorziening waarmee een bericht dat betrekking heeft op het lossen van mest automatisch wordt aangegeven of er gedurende het desbetreffende transport een storing is opgetreden.

8. Vervoer van dierlijke meststoffen met een vaste pijpleiding of een vaste transportband

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

  • 8.1. In het geval van vervoer met een vaste pijpleiding beschikt de GR-apparatuur over een voorziening waarmee, indien de hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald met behulp van het apparaat, als bedoeld in artikel 69f, zesde lid, en de dichtheid van de mest niet gelijk is aan 1, de meetwaarde van de debietmeter gecorrigeerd kan worden. Deze correctie kan automatisch uitgevoerd worden door en vastgelegd worden in de GR-apparatuur. Voor het bepalen van de dichtheid wordt gebruik gemaakt van de publicatie van de Wageningen Universiteit uit de Kwantitatieve Informatie voor de Veehouderij (KWIN) (www.livestockresearch.wur.nl).

  • 8.2. In het geval van vervoer met een vaste pijpleiding beschikt de GR-apparatuur over een voorziening waarmee de bemonsterings- en verpakkingsapparatuur de in het leidingstelsel opgenomen afsluitkleppen alsmede de satellietvolgapparatuur elektronisch aan de GR-apparatuur verbonden zijn.

  • 8.3. In het geval van vervoer met een vaste pijpleiding of vaste transportband kunnen de onder 3.2. bedoelde positiegegevens voorgeprogrammeerd zijn.

Voor bijlage Ea wordt verwezen naar bijlage Ea bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet met dien verstande dat:

  • 1. in onderdeel 5.1, tweede alinea, ‘schrijft artikel 78a, derde en vierde lid, van de regeling’ wordt gelezen als ‘schrijft artikel 57, tweede en derde lid, van de regeling’; en

  • 2. in onderdeel 6 ‘Nummer vervoersbewijs dierlijke meststoffen’ wordt gelezen als ‘rVDM-nummer’.

Bijlage F. Behorende bij de artikelen 1 en 54

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Opmerkingscodes
 

Code

Grensoverschrijdend

 

Export België

11

Export Duitsland

12

Verklaring eigen gebruik

13

Export Frankrijk

14

Export overige landen

19

Import België

21

Import Duitsland

22

Erkenning als grensoverschrijdend veeteeltbedrijf

23

Import Frankrijk

24

Import Overige landen

29

Hoeveelheidbepaling

 

Levering aan particulier

31

Boer-boer

32

Afvoer naar uitgebruik gegeven grond

33

Afvoer naar natuurterrein

34

Afvoer van kleine bedrijven (< 350 kg N < 3ha)

35

Aanvoer naar kleine bedrijven

39

Konijnengier (drogestof < 2,5%)

36

Keten paardenmest – substraat – champost

37

Vervoer spoor 2

38

Vervoer per schip of per trein

45

Gesplitst vervoer van vaste mest

46

Afvoer naar tuincentrum of hovenier

47

Afvoer uit covergistingsinstallatie

93

Afgekeurd digestaat

96

Verwerking

 

Indien elke voorgeschreven melding aan rVDM heeft plaatsgevonden, dan is er sprake van een mestverwerkingsovereenkomst: afvoer direct naar verwerker of export, in het kader van de verwerkingsplicht

61

Uitzonderingen verwerkingsplicht

 

– Regionale afzet

71

– Afvoer naar champignonsubstraatbereider

72

– Huisvestingssysteem strorijke mest

73

Bemonstering

 

Mestmonster verloren gegaan

50

Partijbemonstering

58

Bijzonderheden transport

 

Geen wegtransport (bijv. pijpleiding KGBI)

42

Wegtransport KGBI

44

Voor bijlage G wordt verwezen naar bijlage G bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

Voor bijlage H wordt verwezen naar bijlage H bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet met dien verstande dat:

  • 1. in paragraaf 7.2 ‘Nummers(s) en datum(data) van de vervoersbewijzen’ wordt gelezen als ‘rVDM-nummer(s) en de datum (data) van de laadmelding’; en

  • 2. in paragraaf 7.4 ‘Nummer vervoersbewijs’ wordt gelezen als ‘rVDM-nummer’ en onderdeel B vervalt.

Voor de bijlage I, bijlage Ia, bijlage J, bijlage K en bijlage L wordt verwezen naar de bijlage I, bijlage Ia, bijlage J, bijlage K en bijlage L van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Bijlage M. Behorend bij artikel 130

[Regeling vervallen per 01-01-2023]

Wettelijke bepaling

Meststoffenwet (Mw)

Uitvoeringsbesluit (UB), (NB bij de artt 48b, 49, 50, 51, 52 en 52a in deze kolom gaat het om de gelijkgenummerde artikelen in bijlage 1 bij deze vrijstellingsregeling)

Uitvoeringsregeling (UR) (NB bij de artikelen in deze kolom gaat het om de gelijkgenummerde artikelen in bijlage 2 bij deze vrijstellingsregeling)

Omschrijving regelovertreding

Feitcode

Hoogte bestuurlijke boete

Administratieve verplichtingen landbouwers

 

Art. 33b lid 5

Art. 34

Art. 72f

Niet tijdig melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet

M096

€ 100

     

Niet volledig melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet

M097

€ 200

     

Niet naar waarheid melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet

M098

€ 300

     

Niet melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst of de overeenkomst als bedoeld in artikel 33a, derde lid, onderdeel c, van de wet

M099

€ 300

           

Art. 34 en 35

Art. 26 lid 1 en 2

Art. 3,

art. 124 lid 1

Niet verstrekken van gegevens over oppervlakte, gewasteelt en ligging van percelen op de verzamelaanvraag door de landbouwer

M100

€ 300

     

Niet tijdig verstrekken van gegevens over oppervlakte, gewasteelt en ligging van percelen op de verzamelaanvraag (opgave uiterlijk vóór 15 mei) door de landbouwer

M101

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van gegevens over oppervlakte, gewasteelt en ligging van percelen op verzamelaanvraag door de landbouwer

M102

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van gegevens over oppervlakte, gewasteelt en ligging van percelen op de verzamelaanvraag door de landbouwer

M103

€ 300

           
 

Art. 26 lid 2

Art. 41

Niet melden van een wijziging in de oppervlakte grond in de periode van 16 mei t/m 31 oktober door de landbouwer

M104

€ 300

     

Niet binnen 30 dagen melden van een wijziging in de oppervlakte grond door de landbouwer

M105

€ 100

     

Niet volledig melden van een wijziging in de oppervlakte grond door de landbouwer

M106

€ 200

     

Niet naar waarheid melden van een wijziging in de oppervlakte grond door de landbouwer

M107

€ 300

           
 

Art. 31 lid 1 en lid 2 onderdeel a t/m f, art. 36 onderdeel a

Art. 37 lid 1 t/m 4,

art. 124 lid 1

Niet aanmelden van een bedrijf ter registratie door de landbouwer

M108

€ 300

     

Niet binnen 30 dagen aanmelden van een bestaand of nieuw bedrijf ter registratie door de landbouwer, dan wel niet binnen 30 dagen doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M109

€ 100

     

Niet volledig aanmelden van een bedrijf ter registratie door de landbouwer, dan wel niet volledig doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M110

€ 200

     

Niet naar waarheid aanmelden van een bedrijf ter registratie door de landbouwer, dan wel het niet of niet naar waarheid doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M111

€ 300

           
 

Art. 32 lid 1 en 2, art. 33, art. 34, art. 36 onderdeel b en c

Art. 37a, art. 38, art. 39

Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie per bedrijf door de landbouwer (incl. wijzigingen in de administratie) of niet in Nederland ter controle beschikbaar stellen

M116

€ 300

           
 

Art. 34 lid 1, art. 36 onderdeel b,

art. 69

Art. 40, art. 124 lid 1

Niet tijdig bijhouden van een inzichtelijke administratie door de landbouwer (incl. wijzigingen in de administratie)

M117

€ 100

     

Niet volledig bijhouden van een inzichtelijke administratie door de landbouwer (incl. wijzigingen in de administratie)

M118

€ 200

     

Niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie door de landbouwer (incl. wijzigingen in de administratie)

M119

€ 300

           
 

Art. 35 lid 1 en 2,

art. 36 onderdeel d

Art. 42,

art. 124 lid 1

Niet verstrekken van de gevraagde gegevens door de landbouwer

M120

€ 300

     

Niet verstrekken van de gevraagde gegevens vóór de gestelde uiterlijke inzenddatum of binnen de daartoe gestelde termijn door de landbouwer

M121

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van de gevraagde gegevens door de landbouwer

M122

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de gevraagde gegevens door de landbouwer

M123

€ 300

           

Administratieve verplichtingen intermediairs

 

Art. 33b lid 5

Art. 34

Art. 72f

Niet tijdig melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst

M146

€ 100

     

Niet volledig melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst

M147

€ 200

     

Niet naar waarheid melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst

M148

€ 300

     

Niet melden van gegevens inzake de mestverwerkingsovereenkomst

M149

€ 300

           

Art. 34, art. 35

Art. 38 lid 1 en lid 2 onderdeel a t/m i, art. 41 onderdeel a

Art. 45 lid 1 t/m 6,

art. 124 lid 1

Niet aanmelden van een intermediaire onderneming ter registratie door de intermediair

M150

€ 300

           

Art. 34, art. 35

Art. 38 lid 1 en lid 2 onderdeel a t/m i, art. 41 onderdeel a

Art. 45 lid 1 t/m 6, art. 48a,

art. 124 lid 1

Niet binnen 30 dagen aanmelden van een na 1 januari 2006 opgerichte intermediaire onderneming ter registratie door de intermediair, dan wel niet binnen 30 dagen doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M151

€ 100

     

Niet volledig aanmelden van een intermediaire onderneming ter registratie door de intermediair, dan wel niet volledig doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M152

€ 200

     

Niet naar waarheid aanmelden van een intermediaire onderneming ter registratie door de intermediair, dan wel het niet of niet naar waarheid doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M153

€ 300

           
 

Art. 39, art. 41 onderdeel b en c, art. 34 lid 1

Art. 2, art. 45a, 46, art. 47. art. 94 lid 3, art. 95 lid 3, art. 124 lid 1

Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie per onderneming door de intermediair (incl. wijzigingen in de administratie) of niet in Nederland ter controle beschikbaar stellen

M158

€ 300

     

Niet tijdig bijhouden van een inzichtelijke administratie per onderneming door de intermediair (incl. wijzigingen in de administratie)

M159

€ 100

     

Niet volledig bijhouden van een inzichtelijke administratie per onderneming door de intermediair (incl. wijzigingen in de administratie)

M160

€ 200

     

Niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie per onderneming door de intermediair (incl. wijzigingen in de administratie)

M161

€ 300

           
 

Art. 40, art. 41 onderdeel d

Art. 48, art. 124 lid 1

Niet verstrekken van de gevraagde gegevens door de intermediair

M162

€ 300

     

Niet verstrekken van de gevraagde gegevens vóór de gestelde uiterlijke inzenddatum of binnen de daartoe gestelde termijn door de intermediair

M163

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van de gevraagde gegevens door de intermediair

M164

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de gevraagde gegevens door de intermediair

M165

€ 300

           
 

art. 41 onderdeel f

Art. 49 lid 1, art. 124 lid 1 en 2

Niet aanbrengen of aanbrengen van onjuist registratienummer per opslagruimte voor meststoffen door de intermediair

M166

€ 300

     

Niet op juiste of deugdelijke wijze aanbrengen van het registratienummer per opslagruimte voor meststoffen door de intermediair

M168

€ 200

           
   

Art. 49 lid 2, art. 124 lid 2

Niet aanduiden van opslagruimten voor meststoffen d.m.v. de registratienummers in de administratie van de intermediair en bij gegevensverstrekking door de intermediair

M169

€ 300

           

Administratieve verplichtingen overige leveranciers en afnemers bedrijven

 

Art. 34, 35 en 37

Art. 43 lid 1 en lid 2 en 3 onderdelen a t/m e,

art. 46 lid 1 onderdeel a

Art. 50 lid 1 t/m 4

Niet aanmelden ter registratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden geproduceerd, verhandeld of anderszins bewerkt of verwerkt

M200

€ 300

     

Niet binnen 30 dagen aanmelden ter registratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt, dan wel niet binnen 30 dagen doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M201

€ 100

     

Niet volledig aanmelden ter registratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt, dan wel niet volledig doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M202

€ 200

     

Niet naar waarheid aanmelden ter registratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren of runderen, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt, dan wel het niet of niet naar waarheid doorgeven van wijzigingen in de verstrekte registratiegegevens

M203

€ 300

           
 

Art. 44 lid 1, 2, 6, 7, art. 46 lid 1 onderdeel b en c, art. 34

Art. 50a, art. 51, art. 124 lid 1

Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, runderen of in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt (incl. wijzigingen in de administratie) of niet in Nederland ter controle beschikbaar stellen

M208

€ 300

           
 

Art. 44 lid 2

 

Niet tijdig bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, runderen of in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt (incl. wijzigingen in de administratie)

M209

€ 100

           
 

Art. 44 lid 2

 

Niet volledig bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, runderen of in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt (incl. wijzigingen in de administratie)

M210

€ 200

           
 

Art. 44 lid 2

 

Niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, runderen of in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt (incl. wijzigingen in de administratie)

M211

€ 300

           
 

Art. 44 lid 3 t/m 7,

art. 46 lid 1 onderdeel b en c,

art. 34

 

Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld of in het kader waarvan staldieren aan bedrijven worden afgeleverd, dan wel staldieren of eieren van bedrijven worden afgenomen (incl. wijzigingen in de administratie)

M212

€ 300

           
   

Art. 51, art. 124 lid 1

Niet tijdig bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld of in het kader waarvan staldieren aan bedrijven worden afgeleverd, dan wel staldieren of eieren van bedrijven worden afgenomen (incl. wijzigingen in de administratie)

M213

€ 100

     

Niet volledig bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld of in het kader waarvan staldieren aan bedrijven worden afgeleverd, dan wel staldieren of eieren van bedrijven worden afgenomen (incl. wijzigingen in de administratie)

M214

€ 200

     

Niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie door de ondernemer die een of meer ondernemingen voert, niet zijnde een bedrijf of een intermediaire onderneming, in het kader waarvan meststoffen worden verhandeld of in het kader waarvan staldieren aan bedrijven worden afgeleverd, dan wel staldieren of eieren van bedrijven worden afgenomen (incl. wijzigingen in de administratie)

M215

€ 300

           
 

Art. 45 lid 1 en 5,

art. 46 lid 1 onderdeel d

Art. 52, art. 124 lid 1

Niet verstrekken van de jaarlijkse gegevens door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of in het kader van wiens onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt

M216

€ 300

     

Niet verstrekken van de jaarlijkse gegevens vóór de gestelde uiterlijke inzenddatum of binnen de daartoe gestelde termijn door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of in het kader van wiens onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt

M217

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van de jaarlijkse gegevens door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of in het kader van wiens onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt

M218

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de jaarlijkse gegevens door de ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, in het kader van wiens onderneming van bedrijven afgenomen koemelk wordt verwerkt of in het kader van wiens onderneming zuiveringsslib wordt geproduceerd of anderszins wordt bewerkt of verwerkt

M219

€ 300

           
 

Art. 45 lid 2

 

Niet verstrekken aan een landbouwer van een begeleidend document door de buitenlandse ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren, met vermelding van het gewicht en de samenstelling van de diervoeders

M220

€ 300

     

Niet tijdig verstrekken aan een landbouwer van een begeleidend document door de buitenlandse ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren

M221

€ 100

           
   

Art. 124 lid 1

Verstrekken aan een landbouwer van een niet volledig begeleidend document door de buitenlandse ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren

M222

€ 200

     

Verstrekken aan een landbouwer van een niet naar waarheid opgemaakt begeleidend document door de buitenlandse ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren

M223

€ 300

           
 

Art. 45 lid 3

 

Niet aanwezig zijn van het begeleidend document tijdens het vervoer van diervoeders door een buitenlandse ondernemer in het kader van wiens onderneming diervoeders worden afgeleverd aan een bedrijf met staldieren

M224

€ 300

 

Vervoer van dierlijke meststoffen

 

Art. 15 en 34

Art. 48

 

Vervoer van dierlijke meststoffen door een niet-geregistreerde of geschorste intermediair

M250

€ 300

           
 

art. 48a

 

Laten aanvoeren van dierlijke meststoffen bij een intermediaire onderneming zonder dat deze is geregistreerd of het laten aanvoeren van dierlijke meststoffen bij een intermediaire onderneming terwijl deze is geschorst

M249

€ 300

           
 

Art. 48b lid 1 en 2,

art. 70 lid 4 onderdeel b

art. 53 lid 1 en lid 2, art. 78, art. 79

Transportmiddel voor drijfmest niet uitgerust met op naam van de intermediair geregistreerde GR-apparatuur, automatische bemonstering- en verpakkingsapparatuur die onlosmakelijk is bevestigd op het transportmiddel, die voldoet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel A, C en D, en voor zover de GR-apparatuur, bedoeld in bijlage E, onderdeel D, onder 4, en de automatische bemonstering- en verpakkingsapparatuur behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR, te Wageningen is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken

M251

€ 300

           
 

Art. 48b, art. 49, art. 70 lid 4 onderdeel b

Art. 53 lid 1 en lid 2

GR-apparatuur of automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur functioneert niet adequaat of de GR-apparatuur voldoet niet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel D, en voor zover de GR-apparatuur, bedoeld in bijlage E, onderdeel D, onder 4, behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR, te Wageningen is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken

M262

€ 300

           
 

Art. 49 lid 1 t/m 4

Art. 53 lid 1

Vervoer van vaste dierlijke meststoffen geschiedt niet met behulp van een satellietvolgsysteem dat en apparatuur voor gegevensregistratie die voldoet aan de prestatiekenmerken die zijn vermeld in bijlage E, onderdeel D, en voor zover de GR-apparatuur, bedoeld in bijlage E, onderdeel D, onder 4, behoort tot een type waarvan bij keuring door Livestock Research, onderdeel van Wageningen UR, te Wageningen is vastgesteld dat het voldoet aan die prestatiekenmerken

M258

€ 300

 

Art. 48b en 49

Art. 53 lid 3

Niet tijdig melden van een storing in de apparatuur

M225

€ 100

     

Niet volledig melden van een storing in de apparatuur, waaronder de benodigde gegevens voor de bepaling van de kg fosfaat en stikstof

M226

€ 200

     

Niet of niet naar waarheid melden van een storing in de apparatuur

M227

€ 300

           
   

Art. 53 lid 4

Vervoer van dierlijke meststoffen aangevangen, voordat de storingsmelding met toestemming van de minister is ingetrokken

M228

€ 300

         
 

Art. 50 lid 2 t/m 4

Art. 54 lid 1, 3, 4 en 5, art. 69l lid 2

Niet volledig verstrekken van de gegevens van de vooraanmelding door de vervoerder aan rVDM

M229

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de gegevens van de vooraanmelding door de vervoerder aan rVDM

M230

€ 300

           
 

Art. 50 lid 5

Art. 54 lid 7 t/m 9

Niet tijdig melden van een wijziging van de gegevens van de vooraanmelding door de vervoerder aan rVDM

M231

€ 100

     

Niet naar waarheid melden van een wijziging van de gegevens van de vooraanmelding door de vervoerder aan rVDM

M232

€ 300

           
 

Art. 50 lid 1, art. 51 lid 3 onderdeel a

Art. 54, art. 55

Geen gebruik maken van rVDM

M233

€ 1.500

           
 

Art. 51 lid 3 t/m 5

Art. 56

Niet tijdig verstrekken van de op het tijdstip van laden van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M234

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van de op het tijdstip van laden van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M235

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de op het tijdstip van laden van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M236

€ 300

     

Niet of niet op juiste wijze verstrekken van de op het tijdstip van laden van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M237

€ 300

           
 

Art. 51 lid 3 t/m 5

Art. 59 lid 4

Niet tijdig verstrekken van de na het wegen van dierlijke meststoffen onverwijld te verstrekken gegevens aan rVDM

M238

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van de na het wegen van dierlijke meststoffen onverwijld te verstrekken gegevens aan rVDM

M239

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de na het wegen van dierlijke meststoffen onverwijld te verstrekken gegevens aan rVDM

M240

€ 300

     

Niet of niet op juiste wijze verstrekken van de na het wegen van dierlijke meststoffen onverwijld te verstrekken gegevens aan rVDM

M241

€ 300

           
 

Art. 51 lid 3 t/m 5

Art. 60

Niet tijdig verstrekken van de op het tijdstip van lossen van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M242

€ 100

     

Niet volledig verstrekken van de op het tijdstip van lossen van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M243

€ 200

     

Niet naar waarheid verstrekken van de op het tijdstip van lossen van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M244

€ 300

     

Niet of niet op juiste wijze verstrekken van de op het tijdstip van lossen van dierlijke meststoffen vast te leggen en zo spoedig mogelijk aan rVDM te verstrekken gegevens

M245

€ 300

           
 

Art. 51 lid 3, 4, 5 en 9

Art 61 lid 1

Niet tijdig bevestigen van de gegevens opgenomen in rVDM

M246

€ 100

     

Niet bevestigen van de gegevens opgenomen in rVDM

M247

€ 300

     

Het bevestigen van gegevens die niet naar waarheid zijn vastgelegd en opgenomen in rVDM

M248

€ 300

           
   

Art. 56, art. 60, bijlage E

Niet op voorgeschreven wijze vastleggen of elektronisch verzenden van GR- en GPS-gegevens door de vervoerder bij het vervoer van dierlijke mest

M280

€ 300

           
   

Art. 69n

Vastleggen van de gegevens geschiedt niet met de applicatie, bedoeld in artikel 69m, eerste lid, die voldoet aan de kenmerken die zijn vermeld in artikel 69o

M320

€ 300

           
   

Art. 69p

Niet tijdig doen van een namelding rechtstreeks aan rVDM

M321

€ 100

           
   

Art. 69t

Niet volledig vermelden van de gegevens op de voorziening, bedoeld in artikel 69r

M322

€ 200

     

Niet naar waarheid vermelden van gegevens met betrekking tot het transport via een door de minister beschikbaar middel door de vervoerder, indien er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 69r

M323

€ 300

           
   

Art. 69u

Niet tijdig doen van een namelding of weegmelding aan rVDM

M324

€ 100

           

Hoeveelheidsbepaling

           
   

Art. 57 lid 1

Niet of niet op juiste wijze (laten) bepalen van het stikstof- en fosfaatgehalte van de op een bedrijf of intermediaire onderneming aangevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen, de van een bedrijf of intermediaire onderneming afgevoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid dierlijke meststoffen d.m.v. een analyse van het monster

M419

€ 300

           
   

Art. 57 lid 2

Niet of niet laten bemonsteren tijdens het laden van een vracht vaste mest onder verantwoordelijkheid van de vervoerder indien deze vracht buiten Nederland wordt gebracht

M419

€ 300

           
   

Art. 57 lid 3

Niet of niet laten bemonsteren tijdens het lossen van een vracht vaste mest onder verantwoordelijkheid van de vervoerder, indien deze vracht binnen Nederland wordt gebracht

M620

€ 300

           

Art. 35 t/m 37

Art. 66 t/m 70

Art. 58 lid 1, art. 78

Niet of niet op juiste wijze bemonsteren van een vracht drijfmest tijdens het laden van het transportmiddel onder verantwoordelijkheid van de vervoerder

M505

€ 300

           
   

Art. 58 lid 2, art. 78h

Niet of niet op juiste wijze bemonsteren van een vracht vaste mest door de vervoerder

M507

€ 300

           
   

Art. 58 lid 3, art. 78i

Niet of niet op de juiste wijze of niet tijdig door de monsternemende organisatie laten bemonsteren van een vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, door de leverancier of de vervoerder

M580

€ 300

           
   

Art. 59 lid 1, art. 77 lid 1 en lid 2

Niet of niet op de juiste wijze of niet onverwijld na aanvang van het vervoer wegen van een vracht dierlijke meststoffen door de vervoerder

M430

€ 300

           
   

Art. 59 lid 2

Niet voorafgaand aan de export in Nederland wegen van de vracht dierlijke meststoffen door de vervoerder

M431

€ 300

           
   

Art. 59 lid 3

Niet uiterlijk onverwijld nadat het vervoer op Nederlands grondgebied is aangevangen wegen van de vracht dierlijke meststoffen door de vervoerder bij import

M431

€ 300

           
   

Art. 62 lid 1, art. 63 lid 1, art. 64 lid 1, art. 66 lid 1, art. 67 lid 1, art. 68 lid 1 en lid 2, art. 69d lid 1, art. 69a lid 1 t/m 5, art. 76 lid 1

Niet of niet op de juiste wijze (laten) bepalen van het stikstof- en fosfaatgehalte van aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen d.m.v. analyse van het monster door een laboratorium zonder dat de voorwaarden gesteld aan de afvoer worden nageleefd

M432

€ 300

           
   

Art. 62 lid 4, art. 63 lid 3, art. 64 lid 3, art. 66 lid 3, art. 67 lid 3, art. 68 lid 4, art. 69a lid 8, art. 69b lid 4, art. 69d lid 3, art. 69l lid 4

Niet op juiste wijze bepalen van het gewicht van een vracht dierlijke meststoffen door de vervoerder op basis van het volume en het soortelijk gewicht van de dierlijke meststoffen

M433

€ 300

           
   

Art. 62 lid 7, art. 63 lid 6, art. 64 lid 6, art. 66 lid 6, art. 67 lid 6, art. 68 lid 7, art. 69a lid 11, art. 69d lid 6

Niet of niet op de juiste wijze melden door de vervoerder van het stikstof- en fosfaatgehalte van aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen indien er sprake is van een mengsel waarin een mestcode zit waar geen forfait voor is vastgesteld

M434

€ 300

           
   

Art. 69b lid 1

Niet of niet op de juiste wijze (laten) bepalen van het stikstof- en fosfaatgehalte van aan- en afgevoerde vaste meststoffen die ten hoogste 10% vaste dierlijke meststoffen of 10% champost bevat

M436

€ 300

           
   

69c

Niet of niet op juiste wijze bepalen van het gewicht en het stikstof- en fosfaatgehalte op basis van de verpakking of het begeleidende document bij een vracht mestkorrels

M437

€ 300

           
   

Art. 69c, lid 3

Niet aanwezig zijn van het begeleidende document tijdens het vervoer van een vracht mestkorrels

M438

€ 300

           
   

art. 80 lid 1, art 80 lid 2, art. 80 lid 4, art 124 lid 1

Niet meesturen van de juiste gegevens van de betrokken leverancier en afnemer en het nummer van het vervoersbewijs bij het toezenden van het mestmonster aan een erkend of gelijkwaardig laboratorium door de vervoerder dan wel door de afnemer indien het vervoer van kalvergier betreft

M439

€ 300

     

Niet meesturen van de volledige gegevens van de betrokken leverancier en afnemer en van het vervoersbewijs bij het toezenden van het mestmonster aan een erkend of gelijkwaardig laboratorium door de vervoerder dan wel door de afnemer indien het vervoer van kalvergier betreft

M440

€ 200

     

Niet meesturen van de juiste gegevens van de betrokken leverancier van meststoffen en het vervoersbewijs dierlijke meststoffen bij het toezenden van het mestmonster aan een erkend of gelijkwaardig laboratorium door de monsternemende organisatie

M441

€ 300

     

Niet meesturen van de volledige gegevens van de betrokken leverancier van meststoffen en het vervoersbewijs dierlijke meststoffen bij het toezenden van het mestmonster aan een erkend of gelijkwaardig laboratorium door de monsternemende organisatie

M442

€ 200

           
   

Art 69e lid 6

Niet toezenden van het mestmonster ter analyse door een erkend of gelijkwaardig laboratorium door de afnemer bij het vervoer van kalvergier

M443

€ 300

     

Niet uiterlijk 10 werkdagen na bemonstering toezenden van het mestmonster aan een erkend of gelijkwaardig laboratorium door de afnemer bij het vervoer van kalvergier

M444

€ 100

           
   

Art 69f lid 3 en lid 5

Niet op juiste wijze uitvoeren door de afnemer van de bemonstering en verpakking van monsters drijfmest die met behulp van een pijpleiding wordt vervoerd

M445

€ 300

           
   

Art. 69f lid 4 en lid 6

Niet op juiste wijze bepalen door de afnemer van het gewicht van drijfmest die met behulp van een pijpleiding wordt vervoerd

M446

€ 300

           
   

Art. 69h

Niet of niet op de juiste wijze (laten) bepalen van het stikstof- en fosfaatgehalte van aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen d.m.v. analyse van het monster door een erkend laboratorium bij gesplitst vervoer

M447

€ 300

           
   

Art. 77 lid 3 en lid 4

Niet gedurende het vervoer beschikken over een juist bewijs van bepaling van het gewicht van de betreffende vracht dierlijke meststoffen

M448

€ 300

           
   

Art. 78l lid 1

Niet of niet tijdig melden van de planning van de monstername namens de leverancier of niet of niet tijdig laten melden van de planning door de leverancier

M557

€ 300

           
   

Art. 78l lid 2 en lid 6

Niet juist of onvolledig melden van de planning van de monstername namens de leverancier of niet juist of onvolledig laten melden van de planning door de leverancier

M558

€ 200

           
   

Art. 78l lid 4 en lid 5

Niet of niet tijdig wijzigen of intrekken van de melding namens de leverancier of niet of niet tijdig laten wijzigen of intrekken van de melding door de leverancier

M449

€ 300

           
   

Art. 78u

Niet bijhouden van een inzichtelijke administratie per vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, door de monsternemende organisatie

M589

€ 300

     

Niet volledig bijhouden van een inzichtelijke administratie per vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, door de monsternemende organisatie

M590

€ 200

     

Niet naar waarheid bijhouden van een inzichtelijke administratie per vracht vaste mest, bestaande uit dikke fractie, door de monsternemende organisatie

M591

€ 300

           
   

Art. 79 lid 2 en lid 3

Niet of niet op de juiste wijze verpakken van een monster vaste mest in een voorgeschreven monsterverpakking

M511

€ 300

           
   

Art. 79a

Niet onverwijld melden door de vervoerder indien het mestmonster voor de overdracht aan het laboratorium verloren is gegaan

M492

€ 200

           
   

Art. 80 lid 1, lid 2 en lid 4, art. 81 lid 3, art 124 lid 1, art. 125

Niet toezenden door de vervoerder of monsternemende organisatie, van het mestmonster ter analyse door een erkend of gelijkwaardig laboratorium

M512

€ 300

     

Niet uiterlijk 10 werkdagen na bemonstering toezenden van het mestmonster aan een geaccrediteerd of gelijkwaardig laboratorium door de vervoerder, dan wel niet uiterlijk binnen 7 werkdagen na bemonstering toezenden van het mestmonster aan een geaccrediteerd of gelijkwaardig laboratorium door de monsternemende organisatie

M513

€ 100

           
   

Art. 80 lid 3, lid 5 en lid 6

Niet in goede staat of op de juiste plaats bewaren van mestmonsters door de vervoerder of de monsternemende organisatie

M517

€ 300

           
   

Art. 80 lid 3 en lid 5, art. 69e lid 7, art. 69f lid 9

Niet in goede staat bewaren van mestmonsters door de afnemer indien er sprake is van het vervoer van kalvergier

M493

€ 300

           
   

Art. 81 lid 1

Niet na ontvangst van het mestmonster analyseren van het monster door het laboratorium

M518

€ 300

     

Niet uiterlijk 5 werkdagen na ontvangst van het mestmonster analyseren van het monster door het laboratorium

M519

€ 100

     

Niet na analyse van het mestmonster toezenden van de analyseresultaten door het laboratorium aan de vervoerder, de leverancier, de afnemer en elektronisch aan de minister

M520

€ 300

     

Niet uiterlijk 5 werkdagen na analyse van het mestmonster toezenden van de analyseresultaten door het laboratorium aan de vervoerder, de leverancier, de afnemer en elektronisch aan de minister

M521

€ 100

           
   

Art. 81 lid 2

Niet rapporteren van beschadigingen m.b.t. de monsterverpakking door het laboratorium aan de NVWA

M522

€ 300

     

Niet opvolgen van de door de NVWA verstrekte aanwijzingen door het laboratorium

M523

€ 300

           
   

Art. 81 lid 3,

art. 125

Niet voldoen door het laboratorium aan de in het accreditatieprogramma AP05 gestelde eisen

M524

€ 300

           
   

Art. 81 lid 7

Niet tijdig verzenden van de gegevens door het laboratorium aan de minister gelijktijdig met het verzenden van de analyseresultaten van de gevraagde gegevens

M494

€ 100

     

Niet volledig verzenden van de gegevens door het laboratorium aan de minister gelijktijdig met het verzenden van de analyseresultaten van de gevraagde gegevens

M495

€ 200

     

Niet verzenden van de gegevens door het laboratorium aan de minister gelijktijdig met het verzenden van de analyseresultaten van de gevraagde gegevens

M496

€ 300

           
   

Art. 92 lid 1

Niet of niet op juiste wijze bepalen door de vervoerder van het gewicht van de aan- en afgevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid zuiveringsslib of compost d.m.v. weging

M536

€ 300

           
   

Art. 92 lid 2

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf of de onderneming van het stikstof- en fosfaatgehalte van de aan- en afgevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid zuiveringsslib of compost overeenkomstig de artikelen 92a en 92b op basis van gewichtsprocenten in de droge stof

M537

€ 300

           
   

Art. 92a lid 1

Niet of niet op de juiste wijze bepalen door het bedrijf of de onderneming van het stikstof- en fosfaatgehalte of het droge stofgehalte in zuiveringsslib of compost d.m.v. analyse van een monster

M562

€ 300

           
   

Art. 92a lid 2

Niet of niet op de juiste wijze bemonsteren van zuiveringsslib of compost door de producent

M563

€ 300

           
   

Art. 92a lid 4

Niet of niet op de juiste wijze verpakken van een monster zuiveringsslib of compost in een voorgeschreven monsterverpakking door de producent

M564

€ 300

           
   

Art. 92a lid 5

Niet toezenden van het monster aan of niet laten analyseren van het monster door een geaccrediteerd laboratorium door de producent

M565

€ 300

           
   

Art. 92b lid 1

Niet of niet op de juiste wijze na ontvangst van het monster analyseren van het monster door het laboratorium

M566

€ 300

     

Niet uiterlijk 5 werkdagen na ontvangst van het monster analyseren van het monster door het laboratorium

M567

€ 100

           
   

Art. 92b lid 2

Niet of niet op de juiste wijze berekenen van het stikstof-, fosfaat- en drogestofgehalte indien het monster betrekking heeft op een hoeveelheid die door middel van een continu proces geproduceerd wordt

M569

€ 300

           
   

Art. 92b lid 3

Niet of niet op de juiste wijze voorzien van een analysenummer van de analyseresultaten door het laboratorium

M568

€ 300

           
   

Art. 92b lid 4 en lid 5

Niet na analyse van het monster toezenden van de analyseresultaten dan wel de overeenkomstig het tweede lid berekende gemiddelde gehalten door het laboratorium aan de producent en elektronisch aan de minister

M570

€ 300

     

Niet binnen 10 werkdagen na analyse dan wel 10 werkdagen na afloop van de kalendermaand toezenden van de analyseresultaten door het laboratorium aan de producent en elektronisch aan de minister

M571

€ 100

           
   

Art. 92b lid 6

Niet of niet lang genoeg bewaren van de monsters na verzending van de analyseresultaten

M572

€ 300

           
   

Art. 93 lid 1

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf of de onderneming van het gewicht van de aan- en afgevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid andere meststoffen dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost d.m.v. weging

M538

€ 300

           
   

Art. 93 lid 2

Niet of niet op juiste wijze d.m.v. bemonstering en analyse laten bepalen door het bedrijf of de onderneming van het stikstof- en fosfaatgehalte van de aan- en afgevoerde en de binnen een intermediaire onderneming vervoerde hoeveelheid andere meststoffen dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost

M539

€ 300

   

Art. 94 lid 1,

art. 94 lid 4

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf van het gewicht van de voorraad dierlijke meststoffen op basis van het gemeten volume en soortelijk gewicht

M540

€ 300

           
   

Art. 94 lid 2,

art. 94 lid 4

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf van het stikstof- en fosfaatgehalte van de voorraad dierlijke meststoffen

M541

€ 300

           
   

Art. 95 lid 1 en 5

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf van het gewicht van de voorraad zuiveringsslib of compost op basis van het gemeten volume en het soortelijk gewicht

M542

€ 300

           
   

Art. 95 lid 2 en 5

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf van het stikstof- en fosfaatgehalte van de voorraad zuiveringsslib of compost op basis van de best beschikbare gegevens

M543

€ 300

           
   

Art. 95 lid 4 en 5

Niet of niet op juiste wijze bepalen door het bedrijf of de onderneming van het gewicht van de in bulk opgeslagen andere meststoffen dan dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of compost op basis van het gemeten volume en soortelijk gewicht

M544

€ 300

           
   

Art. 2, art. 97 lid 1,

art. 100

Niet of niet op juiste wijze bepalen door de leverancier van de diervoeders van het gewicht en het stikstof- en fosfaatgehalte van diervoeders afgeleverd aan een bedrijf met staldieren

M545

€ 300

           
   

Art. 2, art. 97 lid 2,

art. 101

Niet of niet op juiste wijze bepalen door de leverancier van het ruwvoer en enkelvoudig diervoeder van de hoeveelheden ruwvoer en enkelvoudig diervoeder, zowel in gewicht of volume als in kilogrammen stikstof en fosfaat

M546

€ 300

           
   

Art. 98 lid 1 en 2

Niet of niet op juiste wijze vaststellen van het stikstof- en fosfaatgehalte in diervoeders

M547

€ 300

           
   

Art. 98 lid 3 en 4,

art. 125

Analyse van het diervoedermonster op het stikstof- en fosfaatgehalte niet uitgevoerd door een geaccrediteerd of gelijkwaardig laboratorium, volgens de voorgeschreven of een gelijkwaardige onderzoeksmethode

M549

€ 300

           
   

Art. 98 lid 3 en 4

Niet binnen één week na ontvangst van het diervoedermonster analyseren van het diervoeder op het stikstof- en fosfaatgehalte volgens de voorgeschreven of een gelijkwaardige onderzoeksmethode

M551

€ 100

           
   

Art. 98 lid 6

Niet verzenden van de (juiste) analyseresultaten van het diervoedermonster door het laboratorium naar de leverancier van het diervoeder

M552

€ 300

     

Niet binnen één week na ontvangst van het diervoedermonster verzenden van de analyseresultaten door het laboratorium naar de leverancier van het diervoeder

M553

€ 100

           
   

Art. 98 lid 6,

art. 124 lid 1

Verzenden van niet volledige analyseresultaten van het diervoedermonster door het laboratorium naar de leverancier van het diervoeder

M554

€ 200

     

Verzenden van niet naar waarheid opgemaakte analyseresultaten van het diervoedermonster door het laboratorium naar de leverancier van het diervoeder

M555

€ 300

           
   

Art. 99

Niet vermelden of bekendmaken van gegevens van de afgeleverde diervoeders op het etiket of begeleidend document door de leverancier van de diervoeders

M556

€ 300

     

Niet volledig of niet naar waarheid vermelden van gegevens van de diervoeders op het etiket of begeleidend document door de leverancier van de diervoeders

M560

€ 300

           

Overige bepalingen

 

Art. 34 en 37

 

Art. 122 lid 1

Niet op voorgeschreven wijze doorgeven van gegevens en wijzigingen in gegevens aan de minister d.m.v. indiening van het daartoe bestemde formulier

M600

€ 50

           
 

Art. 60 onderdeel b

Art. 122 lid 2 en 3

Niet op voorgeschreven wijze elektronisch doorgeven van gegevens en wijzigingen in gegevens aan de minister d.m.v. het daartoe ter beschikking gestelde elektronische portaal

M601

€ 50

           
 

Art. 60 onderdeel b

Art. 122 lid 4

Niet ondertekenen van de elektronische verzending d.m.v. een persoonlijke gebruikerscode door de vervoerder

M602

€ 50

           
   

Art. 124 lid 2

Niet onverwijld gegevens opnemen in de administratie nadat deze bekend zijn geworden door degene die gegevens in de administratie moet opnemen, voor zover geen andere termijn is gesteld

M603

€ 100

     

Niet onverwijld gegevens verstrekken uit de administratie nadat deze bekend zijn geworden door degene die gegevens uit de administratie moet verstrekken, voor zover geen andere termijn is gesteld

M604

€ 100

           
 

Art 32,

art. 34 lid 2,

art. 39 lid 4,

art. 44 lid 7

Art. 124 lid 3

Niet bewaren van documenten, gegevensdragers, administratie en bijbehorende bewijsstukken gedurende 5 jaren na afloop van het betreffende kalenderjaar

M605

€ 300

           
 

Art. 32, art. 39 en art. 44

Art. 124 lid 3

Wijzigen van (oorspronkelijke) gegevens in de administratie

M606

€ 300

1. Handheld, desktop of laptop.

2. NEN 5741 (2003), Bodem – Boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment, grondwater, die worden toegepast bij bodemverontreinigingsonderzoek. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

3. Indien bij lossen bemonsterd wordt, moet bij het laden (net als momenteel het geval is) op het VDM de monsterverpakking ingescand worden. Dat kan door de verpakking fysiek bij het laden beschikbaar te hebben, maar ook doordat de OMN de barcode digitaal beschikbaar stelt aan de mesteigenaar/vervoerder.

4. NEN 5741 (2003), Bodem – Boorsystemen en monsternemingstoestellen voor grond, sediment, grondwater, die worden toegepast bij bodemverontreinigingsonderzoek. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.

Naar boven