Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt, tenzij anders vermeld, verstaan onder:
-
SARS-CoV-2 virus: SARS-CoV-2 is het severe acute respiratory syndrome coronavirus 2. De World Health
Organisation heeft deze naam gegeven aan het novel coronavirus 2019-nCoV. Dit novel
coronavirus (2019-nCoV) is aangemerkt als behorende tot groep A, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet publieke gezondheid.
Covid-19 is een infectieziekte veroorzaakt door SARS-CoV-2.
-
cohort-unit: met een cohort-unit wordt een voorziening bedoeld ter cohortverpleging en -verzorging
van cliënten met een COVID-19 besmetting of een verdenking hiervan.
-
zorgaanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent,
als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1°, van de Wmg.
-
productieafspraak: het totaalbedrag van de afspraken met betrekking tot de prestaties en tarieven ten
laste van de contracteerruimte die door de zorgaanbieder en het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder
zijn overeengekomen in de budgetronde of herschikkingsronde.
-
ziekteverzuimpercentage: het ziekteverzuimpercentage is het totaal aantal ziektedagen van de werknemers, in
procenten van het totaal aantal beschikbare (werk-/kalender)dagen van de werknemers
in de verslagperiode. Het ziekteverzuimpercentage is inclusief het verzuim langer
dan een jaar en exclusief zwangerschaps- en bevallingsverlof.
-
Stimuleringsregeling E-health Thuis:
Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 december 2018, kenmerk 1457861-185083, houdende stimulering van activiteiten ten behoeve van het
opschalen en borgen van het gebruik van e-health toepassingen die ondersteuning of
zorg thuis faciliteren. Deze is uitgebreid, met het oog op extra inzet van digitale
zorg op afstand voor mensen thuis vanwege SARS-CoV-2 (SET COVID-19).
Artikel 2. Doel van de beleidsregel
Met deze beleidsregel worden de voorwaarden voor vergoeding en wijze van indiening
bij de NZa van extra kosten die het gevolg zijn van het SARS-CoV-2 virus vastgelegd.
Het gaat hierbij om personele en materiële kosten die het directe gevolg zijn van
de uitbraak van het coronavirus en noodzakelijk zijn om de zorg aan Wlz-cliënten veilig
en verantwoord te kunnen leveren. Deze beleidsregel legt tevens vast op welke wijze
wordt afgeweken van andere, in de beleidsregel nader genoemde, regelgeving. Deze beleidsregel
is de uitwerking van de volgende brieven van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS):
-
– brief d.d. 16 april 2020, onderwerp Financiële zekerheid Wlz zorgaanbieders, met kenmerk 1672600-204097-Z;
-
– brief d.d. 26 juni 2020, onderwerp Financiële zekerheid Wlz: tweede aanvulling met kenmerk 1710203-207338-LZ;
-
– brief d.d. 18 november 2020, onderwerp Financiële maatregelen Wlz a.g.v. corona in 2021, met kenmerk 214244-FEZ;
-
– brief d.d. 19 januari 2021, onderwerp actualisatie beleidsregel corona Wlz, met kenmerk 217154-1813426-LZ;
-
– brief d.d. 15 december 2021 onderwerp Financiële compensatie extra kosten corona Wlz 2022, met kenmerk 3296644-1021813-FEZ;
-
– brief Stand van zakenbrief Covid-19 van Ministerie van VWS aan de Kamer, kenmerk 3306279-1022966-PDC19.
Met daarin het onderwerp: ‘Zelftesten opnemen in meerkostenregelingen Wet langdurige
zorg’.
Deze beleidsregel is van toepassing op de zorg of dienst als omschreven bij of krachtens
de Wet langdurige zorg (Wlz) die wordt geleverd door zorgaanbieders.
Artikel 4. Financiering van extra gemaakte kosten
Zorgaanbieders maken mogelijk extra kosten in verband met het SARS-CoV-2 virus waardoor
de zorg veilig en verantwoord kan worden geleverd. Deze extra kosten worden onderverdeeld
in:
-
– personele kosten;
-
– materiële kosten.
Deze regeling voor het vergoeden van extra kosten ziet op de extra gemaakte kosten
die worden gemaakt in de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.
Op basis van de RIVM-richtlijnen en Rijksbrede maatregelen is het mogelijk een vergoeding
te verkrijgen voor de volgende onderdelen:
-
1. Persoonlijke beschermingsmiddelen;
-
2. Vaccinatiekosten (zowel personele als materiële meerkosten);
-
3. Inzet vervangend personeel bij hoog ziekteverzuim;
-
4. Extra kosten (vervoer naar) dagbesteding volgend uit het afstandscriterium;
-
5. De kosten van zelftesten voor zorgpersoneel en bewoners;
-
6. De extra personele kosten van het personeel dat beschikbaar moet zijn en werkt om
cliënten op de cohort-units te verzorgen en de extra materiële kosten behorende bij
cohort-units;
De mogelijkheden voor vergoeding zijn gekoppeld aan de LCI-richtlijn COVID-19 van het RIVM (de RIVM-richtlijnen) en Rijksbrede maatregelen. Dit betekent dat de
voorwaarden voor vergoeding veranderen indien deze richtlijnen wijzigen of Rijksbrede
maatregelen worden genomen. Indien maatregelen en richtlijnen worden afgeschaald,
worden de voorwaarden voor vergoeding beperkt.
1. Vergoeding extra personele kosten
-
a. Onder personele kosten worden de volgende soorten van kosten verstaan:
Het betreft de daadwerkelijke loonkosten of kosten van inhuur.
Voor de loonkosten mogen de volgende kosten worden meegenomen:
-
– directe loonkosten: salaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en onregelmatigheidstoeslag;
-
– indirecte loonkosten: pensioenkosten, reiskosten, onkostenvergoedingen, secundaire
arbeidsvoorwaarden, zoals inkomenszekerheid bij arbeidsongeschiktheid of een Anw-gatverzekering,
kosten voor eventuele personeelsverzekeringen, zoals een ziekteverzuimverzekering;
-
– verplichte premies en bijdragen: loonbelasting, premie volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz), premies werknemersverzekeringen (WW, WAO, WIA en ZW), inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) (werkgeversheffing en eventuele bijdrage Zvw) of BTW indien er geen vrijstelling
is.
-
b. Onder extra personele kosten worden verstaan de kosten die gemaakt zijn in de periode 1 januari
2022 tot en met 31 december 2022 en het gevolg zijn van de uitbraak van het SARS-CoV-2
virus en samenhangen met de maatregelen van het kabinet of als gevolg van maatregelen
die volgen uit RIVM-richtlijnen.
De mogelijkheden voor vergoeding zijn gekoppeld aan de LCI-richtlijn COVID-19 van het RIVM (de RIVM-richtlijnen) en Rijksbrede maatregelen.
Het gaat hierbij om de extra kosten die nodig zijn om de gebruikelijke en (aanvullend)
noodzakelijke zorg veilig en verantwoord te leveren.
-
c. De personele kosten die voortvloeien uit de volgende omstandigheden komen voor vergoeding
in aanmerking:
-
1° extra personeelsinzet als gevolg van een hoger ziekteverzuim onder personeel ten opzichte
van 2019, waaronder ook wordt verstaan het thuis blijven in afwachting van de uitslag
van een corona-test of in verband met quarantaine. Het gaat hier om het ziekteverzuimpercentage
van geheel 2019 en geheel 2022.
-
2° extra personeelskosten noodzakelijk voor het veilig vaccineren van bewoners en/of
medewerkers/vrijwilligers;
-
3° kosten apothekers (inzet vaccinatie proces);
-
4° extra personeelsinzet dagbesteding volgend uit de afstandsnorm van 1,5 meter omdat
in kleinere en dus meerdere groepen dagbesteding wordt geleverd (in verband met de
Rijksbrede maatregelen of RIVM-richtlijnen);
-
5° de extra personele kosten van het personeel dat beschikbaar moet zijn en werkt om
cliënten op de cohort-units te verzorgen;
2. Vergoeding extra materiële kosten
-
a. Onder materiële kosten worden de volgende soorten van kosten verstaan: kosten van
voeding, hotelmatige kosten, cliënt- en bewonersgebonden kosten, vervoerskosten, algemene
kosten, terrein- en gebouwgebonden kosten, en afschrijvingen/huur.
-
b. Onder extra materiële kosten worden verstaan de kosten die gemaakt zijn in de periode 1 januari
2022 tot en met 31 december 2022 en het gevolg zijn van de uitbraak van het SARS-CoV-2
virus en samenhangen met de maatregelen van het kabinet of als gevolg van maatregelen
die volgen uit RIVM-richtlijnen. Het gaat hierbij om de extra kosten die nodig zijn
om de gebruikelijke en (aanvullend) noodzakelijke zorg veilig, verantwoord te leveren.
De mogelijkheden voor vergoeding zijn gekoppeld aan de LCI-richtlijn COVID-19 van het RIVM (de RIVM-richtlijnen) en Rijksbrede maatregelen.
-
c. De volgende materiële kostenposten komen, voor zover ze samenhangen met de omstandigheden
geformuleerd onder artikel 4, tweede lid, onder b, van deze beleidsregel in elk geval voor vergoeding in aanmerking:
-
– kosten voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) volgens de daarvoor
opgestelde RIVM-richtlijn om besmetting onder zorgpersoneel en kruisbesmetting tussen zorgpersoneel en bewoners
te voorkomen;
-
– extra vervoerskosten dagbesteding volgend uit de afstandsnorm van 1,5 meter;
-
– (Huur)kosten van extra ruimtes voor de dagbesteding om de 1,5 meter te kunnen waarborgen;
-
– de kosten van zelftesten voor zorgpersoneel en bewoners;
-
– extra materiële kosten apothekers (inzet vaccinatie proces);
-
– extra materiële kosten noodzakelijk voor het veilig vaccineren van bewoners en/of
medewerkers/vrijwilligers.
-
– extra diagnostiekkosten bewoners als gevolg van laboratoriumkosten;
-
– extra diagnostiekkosten personeel als gevolg van laboratoriumkosten;
-
– materiële kosten gerelateerd aan de inzet van cohort-units, voorzover deze kosten
niet redelijkerwijs zijn verdisconteerd in bestaande vergoedingen zoals de nhc- en
nic-component van het zzp.
-
d. Indien sprake is van extra kosten waarbij de kosten/investering in meerdere jaren
worden afgeschreven, worden de gebruikelijke afschrijvingstermijnen gehanteerd.
De afschrijvingstermijnen van immateriële en materiële vaste activa worden gebaseerd
op de verwachte economische levensduur van het vast actief. Hierbij zijn de uitgangspunten
van toepassing zoals gesteld in de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ): Richtlijn
212 ‘Materiële vaste activa’.
Waarbij alleen de afschrijvingskosten behorende bij het jaar 2022 voor vergoeding
in aanmerkingen komen.
3. Uitsluiting extra kosten
Een deel van de extra kosten die voortvloeien uit het SARS-CoV-2 virus wordt mogelijk
al vergoed op grond van andere opbrengsten. Deze extra kosten zijn daardoor uitgesloten
van vergoeding.
Alleen extra kosten worden vergoed die noodzakelijk zijn voor een veilige en verantwoorde
levering van de zorg.
Tot de vergoeding van extra kosten worden de volgende kosten in elk geval niet gerekend:
-
– alle kosten die vergoed kunnen worden als gevolg van een door de zorgaanbieder afgesloten
verzekering. Bijvoorbeeld de kosten van ziekteverzuim waarvoor de zorgaanbieder een
(loondoorbetalings)vergoeding ontvangt als gevolg van een afgesloten ziekteverzuimverzekering;
-
– het deel van de kosten waarvoor een subsidie is aangevraagd en toegekend, bijvoorbeeld
op grond van de Stimuleringsregeling E-health Thuis of de Subsidieregeling coronabanen
in de zorg (COZO);
-
– het deel van de kosten dat op grond van andere wet- en regelgeving of door een andere
instantie wordt vergoed, omdat de cliënt dit vanwege de gekozen leveringsvorm niet
op grond van de Wlz bekostigd krijgt. Bijvoorbeeld geneesmiddelen bij afname van een modulair pakket
thuis (mpt), vpt of zzp exclusief behandeling.
4. Contracteerruimte
De vergoeding van extra gemaakte kosten is geen onderdeel van de productieafspraak.
5. Sluittarief
De NZa zal de vergoeding voor de extra kosten als gevolg van het SARS-CoV-2 virus
opnemen in het sluittarief.
Artikel 5. Berekening en verantwoording
De berekening van de onder artikel 4 van deze beleidsregel genoemde kosten en de verantwoording/verslaglegging hiervan
steunt zoveel als mogelijk op de handreiking die in samenwerking door brancheorganisaties
en Fizi wordt gepubliceerd.
Voor de toerekening van de financiering van extra gemaakte kosten in artikel 4 van deze beleidsregel naar de producten/prestaties van diverse domeinen (Wlz, Zvw, Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo), Subsidieregeling behandeling, etcetera) worden verdeelsleutels gehanteerd.
Voor de toerekening van de financiering van extra gemaakte kosten in artikel 4 van deze beleidsregel naar de verschillende zorgkantoorregio’s worden verdeelsleutels
gehanteerd.
-
1 Opgave extra kosten 2022 in herschikking
De zorgaanbieder kan de extra gemaakte kosten die het gevolg zijn van het SARS-CoV-2
virus gezamenlijk met het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder opnemen in de herschikkingsronde
2022.
De NZa stelt binnen het herschikkingsformulier 2022 een afzonderlijk onderdeel beschikbaar
voor extra kosten 2022 ten gevolge van SARS-CoV-2 virus. Hierbij wordt aangesloten
bij de kostencategorieën. Hiermee kunnen Wlz-zorgaanbieders een aanvraag doen voor
een voorlopige vergoeding inzake de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus. Het gebruik hiervan
is verplicht.
In artikel 4 van deze beleidsregel staan de extra gemaakte kosten die als gevolg van het SARS-CoV-2
virus voor vergoeding in aanmerking komen, vermeld.
Een aanvraag om vergoeding van extra gemaakte kosten kan uitsluitend tweezijdig bij
de NZa worden ingediend.
De zorgaanbieder moet voor genoemde onderdelen in het formulier de kosten opgeven
en specificeren conform beschreven in artikel 4 van deze beleidsregel.
Het totaalbedrag van deze onderdelen zal als voorlopige mutatie SARS-CoV-2 worden
verwerkt in de aanvaardbare kosten 2022 en in het sluittarief worden opgenomen.
Het formulier, waarin het verzoek om vergoeding van extra kosten is vastgelegd (herschikkingsformulier)
moet vóór 1 november 2022 (herschikkingsronde) bij de NZa worden ingediend.
Extra kosten door zorgaanbieder gemaakt na of bij de NZa opgegeven na de uiterste
indieningsdatum van 31 oktober 2022 kunnen niet meer worden meegenomen in de herschikkingsronde.
Deze kosten zullen moeten worden opgegeven bij de nacalculatie-opgave 2022.
-
2 Nacalculatie
De zorgaanbieder kan de kosten die het gevolg zijn van het SARS-CoV-2 virus gezamenlijk
met het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder opnemen in de nacalculatie-opgave 2022.
De NZa stelt binnen het nacalculatieformulier 2022 een afzonderlijk onderdeel beschikbaar
voor extra kosten SARS-CoV-2 virus 2022. Het gebruik hiervan is verplicht.
In artikel 4 van deze beleidsregel staan de kosten vermeld die als extra gemaakte kosten als gevolg
van het SARS-CoV-2 virus voor vergoeding in aanmerking komen.
De nacalculatie-opgave kan op dit onderdeel uitsluitend tweezijdig bij de NZa worden
ingediend.
De NZa zal bij de nacalculatie-opgave in ieder geval de volgende informatie uitvragen:
-
a. Naam en NZa-nummer van de instelling die vergoeding verzoekt voor kosten als gevolg
van het SARS-CoV-2 virus;
-
b. Naam contactpersoon indien er vragen zijn over de ingevulde kosten of beschrijvingen;
-
c. Indien van toepassing omvang van de extra gemaakte kosten, zoals omschreven in artikel 4 van deze beleidsregel met daarbij uitsplitsing naar:
-
1. Vergoeding personele kosten zoals omschreven in artikel 4, eerste lid, van deze beleidsregel uitgesplitst naar:
-
2. Vergoeding materiële kosten zoals omschreven in artikel 4, tweede lid, van deze beleidsregel.
De NZa kan ter zake deskundigen vragen om te adviseren over de effectiviteit en efficiëntie
van uitgevoerde werkzaamheden en de mate waarin dit overeenstemt met de geldende richtlijnen.
De NZa kan tevens ter zake deskundigen vragen om te adviseren over de berekening/toerekening
van de kosten. Het advies van deze deskundigen zal door de NZa worden gebruikt bij
de beoordeling van de in de nacalculatie-opgave opgenomen werkzaamheden en kosten
met betrekking tot het SARS-CoV-2 virus.
De NZa zal de voor vergoeding in aanmerking bevonden (extra) gemaakte kosten opnemen
in het sluittarief/vereffeningbedrag.
-
3 Wijze van indienen; twee- en eenzijdige aanvragen; gevolgen eenzijdige aanvragen
Waar in deze beleidsregel wordt gesproken van een tweezijdige indiening van zowel
een opgave van de herschikking als de nacalculatie bedoelt de NZa:
-
a. zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder dienen gezamenlijk eensluidend in; zorgaanbieder
en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder hebben overeenstemming;
-
b. zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder dienen ieder afzonderlijk in en de indieningen
zijn eensluidend; zorgaanbieder en zorgkantoor/Wlz-uitvoerder hebben overeenstemming.
Een anders dan tweezijdig ingediende opgave beschouwt de NZa als eenzijdig.
Tweezijdige indiening is van belang om de volgende redenen.
Het gaat om een uitzonderlijke situatie, waarbij in theorie sprake is van een (gedeeltelijk)
open einde bekostiging.
Door tweezijdige indiening kan enige balans worden bereikt tussen wensen van partijen,
nut, noodzakelijkheid, rechtmatigheid en doelmatigheid van het verzoek tot vergoeding
als gevolg van het SARS-CoV-2 virus. In de brief van het Ministerie van VWS aan de
NZa d.d. 16 april 2020, kenmerk 1672600-204097-Z, is de voorwaarde dat de aanvraag
voor een vergoeding wordt ingediend door de zorgaanbieder en Wlz-uitvoerder gezamenlijk
ook benoemd.
Waar de NZa tweezijdige indiening tot uitgangspunt neemt, kunnen zorgaanbieder en
zorgkantoor/Wlz-uitvoerder niet volstaan met eenzijdige indiening.
Indien een eenzijdige opgave wordt ingediend, vergewist de NZa zich van de grondslag
van de weigering van het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder of de zorgaanbieder om de opgave
mede te ondertekenen. Een eenzijdige opgave wijst de NZa af, tenzij de NZa de weigering
van het zorgkantoor/de Wlz-uitvoerder of de zorgaanbieder kennelijk onredelijk acht.
Bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden, past de NZa haar regelingen toe.
Voor zover in het kader van deze beleidsregel daarvan wordt afgeweken, is dat in dit
artikel beschreven.
Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking
Wlz 2022
In afwijking op de hieronder genoemde artikelen, geldt voor zorgaanbieders voor de
toepassing van deze beleidsregel het volgende:
Artikel 1 en 10 Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking
Wlz 2022
Het nacalculatieformulier en de nacalculatie-opgave bevatten tevens de onderdelen
zoals genoemd in artikel 4 van deze beleidsregel.
Artikel 9 Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking
Wlz 2022
In aanvulling op het genoemde artikel, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing
van deze beleidsregel het volgende met betrekking tot extra kosten:
De zorgaanbieder registreert de extra kosten zoals genoemd in artikel 4 van deze beleidsregel duidelijk identificeerbaar in zijn administratie.
Wanneer een zorgaanbieder gebruik maakt van een verdeelsleutel, zoals bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregel legt de zorgaanbieder de gehanteerde uitgangspunten vast in
zijn administratie.
Artikel 9 en 10 Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking
Wlz 2022
In aanvulling op de genoemde artikelen, geldt voor zorgaanbieders voor de toepassing
van deze beleidsregel het volgende:
Controleprotocol nacalculatie 2022 Wlz-zorgaanbieders
In aanvulling op de Regeling declaratievoorschriften, administratievoorschriften en informatieverstrekking
Wlz 2022 zal de nacalculatie-opgave 2022 tevens de onderdelen zoals genoemd in artikel 4 van deze beleidsregel bevatten. In de toelichting op de vragenlijst controleprotocol
neemt de zorgaanbieder de aansluiting op tussen de [bijlage in de jaarrekening] en
de nacalculatie-opgave. De accountant waarmerkt de toelichting bij de vragenlijst
controleprotocol. Deze werkwijze zal worden beschreven in het nog te publiceren Controleprotocol
nacalculatie 2022 Wlz-zorgaanbieders.
Artikel 9. Intrekken/vervallen oude beleidsregel
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregel, wordt de Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz 2022, met kenmerk BR/REG-22159, ingetrokken.
De Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz 2021, met kenmerk BR/REG-21149b,
die een geldigheidsduur heeft tot en met 31 mei 2022, komt op laatstgenoemde datum
van rechtswege te vervallen.
Artikel 10. Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel, bekendmaking, inwerkingtreding,
terugwerkende kracht en citeertitel
Toepasselijkheid voorafgaande beleidsregel
De Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten Wlz 2021, met kenmerk BR/REG-21149b,
blijft van toepassing op besluiten en aangelegenheden die hun grondslag vinden in
die beleidsregel en die betrekking hebben op de periode waarvoor die beleidsregel
gold.
Inwerkingtreding/bekendmaking
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin de beleidsregel ingevolge artikel 5, aanhef en onder e, van de Bekendmakingswet, wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022 en vervalt met ingang van
1 januari 2024.
De beleidsregel ligt ter inzage bij de NZa en is te raadplegen op www.nza.nl.
Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel SARS-CoV-2 virus extra kosten
Wlz 2022.