Wet van 22 december 2021, houdende goedkeuring en uitvoering van het op 23 juli 2018
te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom
Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking (Trb. 2018,
160)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 23 juli 2018 te Brussel tot stand
gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het
Koninkrijk der Nederlanden inzake politiesamenwerking ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden, en dat het voorts noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering
van het genoemde Verdrag, in hoofdzaak door middel van wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze: