Regeling Vernieuwen van cultuurmaken

[Regeling vervalt per 01-09-2025.]
Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 25-01-2022 t/m 12-04-2023

Regeling Vernieuwen van cultuurmaken

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 10 januari 2022.

besluit:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1.1. Gebruikte begrippen

  • 1 In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.

    • a. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    • b. Website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

    • c. Ministerie van OCW: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

    • d. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.

    • e. Culturele Codes: Code Diversiteit en Inclusie, Fair Practice Code, Governance Code Cultuur.

    • f. Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • g. Europees deel van Nederland: Nederland, zonder de drie openbare lichamen en zonder de landen van het Koninkrijk in het Caribisch deel.

    • h. Caribisch deel van het Koninkrijk: Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

    • i. Cultuurparticipatie: het actief in de vrije tijd beoefenen van kunstzinnige of erfgoedactiviteiten.

    • j. Cultuurmaker: persoon die aan cultuurparticipatie doet.

    • k. Cultuureducatie: het doelbewust leren over en door middel van kunst en erfgoed binnen de school.

    • l. Cultureel professional: zelfstandige professional op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie die bij de Kamer van Koophandel, of bij een vergelijkbare organisatie in het Caribisch Deel van het Koninkrijk, ingeschreven staat als eenmanszaak.

    • m. Culturele instelling: culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden.

    • n. Adviescommissie: een interne of externe adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

    • o. Materiële investeringen: aanschaf van materialen voor een project die aanvrager na dat project nog langere tijd kan gebruiken.

    • p. Materiaalkosten: kosten voor aanschaf van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.

    • q. CET: Central European Time, ofwel Midden Europese Tijd.

  • 2 In hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken staat wat wordt verstaan onder de begrippen die in het bijzonder bij het desbetreffende hoofdstuk behoren.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten die zorgen voor vernieuwing van cultuurparticipatie. Die activiteiten sluiten aan bij de vraag of behoefte van de betrokken cultuurmakers, en leveren een bijdrage aan hun creatieve ontwikkeling.

Artikel 1.3. Samenstelling van de regeling

Vanaf hoofdstuk 2 zijn de verbijzonderde bepalingen terug te vinden ten aanzien van de in artikel 1.2 bedoelde stimulering.

Artikel 1.4. Weigeringsgronden

  • 1 Het Fonds weigert subsidie als:

    • a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend:

      • door het Fonds;

      • door een van de andere rijkscultuurfondsen;

      • op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of

      • op grond van de Erfgoedwet.

    • b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;

    • d. de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige producties, waardoor het unieke en experimentele karakter van het project niet meer aanwezig is;

    • e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt; of

    • f. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling.

  • 2 Het Fonds weigert subsidie aan derden als die in opdracht werken van natuurlijke personen of rechtspersonen die niet aanmerking komen voor een subsidie.

  • 3 Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 4 Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende weigeringsgronden bevatten.

Artikel 1.5. Voorwaarden en beperkingen

  • 1 Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.

  • 2 Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:

    • a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;

    • b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en

    • c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.

  • 3 Het Fonds kan beperkingen verbinden aan de omvang van bepaalde begrotingsposten ten opzichte van de totale kosten van projecten of activiteiten, zoals de posten onvoorzien en materiële investeringen. Als daarvan sprake is, wordt dat vermeld in het desbetreffende hoofdstuk van deze regeling.

  • 5 Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende voorwaarden en beperkingen bevatten.

Artikel 1.6. Bijzondere verplichtingen

  • 1 Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.

  • 2 Gehonoreerde aanvragers starten binnen zes maanden na honorering met de uitvoering van hun project.

  • 3 De aanvrager is verplicht om in de aanvraag de codes te onderschrijven die van toepassing zijn op de culturele sector, waaronder minstens de sectorcodes, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie. Hierbij worden de volgende indeling en daarmee samenhangende verplichtingen gehanteerd voor rechtspersonen:

    • a. aangevraagd bedrag tot € 5.000: neem kennis van en pas de codes toe en indien daar sprake van is, leg uit waar dit nog niet lukt;

    • b. aangevraagd bedrag van € 5.000 tot € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar dit nog niet lukt, en benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteiten Inclusie;

    • c. aangevraagd bedrag vanaf € 25.000: onderschrijf de codes, pas ze toe, leg uit waar en waarom dit nog niet lukt, benoem de ambitie op de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie, en reflecteer achteraf in de verantwoording.

  • 4 Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.

  • 5 Aanvragers delen hun ervaringen op social media en noemen daarbij het Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • 6 Hoofdstuk 2 en de daaropvolgende hoofdstukken kunnen voor de in dat hoofdstuk opgenomen subsidies aanvullende bijzondere verplichtingen bevatten.

Artikel 1.7. Beoordelen aanvragen

  • 1 Het Fonds beoordeelt de aanvragen en neemt daarover een besluit.

  • 2 Over aanvragen boven de € 25.000 geeft een externe adviescommissie advies aan het bestuur.

  • 3 Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.

  • 4 Als aanvragen worden aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als ontvangstdatum en als moment van het indienen van de aanvraag.

  • 5 Als aanvragen voldoen aan de indieningsvereisten, neemt het Fonds deze in behandeling en neemt het een beslissing over de aanvraag.

  • 6 Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk beschreven op welke manier de beoordeling van de aanvragen verder plaatsvindt.

Artikel 1.8. Subsidieplafonds

Vanaf hoofdstuk 2 is per hoofdstuk aangegeven of er sprake is van een subsidieplafond. Het Fonds kan onder meer besluiten de budgetten die per hoofdstuk aan de subsidieplafonds zijn verbonden, in onderling verband te wijzigen of herverdelen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Hoofdstuk 2. Ontwikkeling

Dit hoofdstuk gaat over ontwikkeling en vernieuwing van cultuurmaken. Het Fonds streeft naar een actueel en aansprekend cultuuraanbod, en daartoe ligt in dit hoofdstuk de focus op wat cultuurmakers daarvoor geacht worden te doen.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1. Doel en doelgroep

Artikel 2.1. Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers hun cultuurmaken verbreden en nieuwe ervaringen opdoen, zodat zij zich kunnen ontwikkelen op het gebied van cultuurparticipatie.

Artikel 2.2. Wie kan aanvragen

Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden;

  • b. cultureel professional met aantoonbaar minstens drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie; of

  • c. natuurlijk persoon van achttien jaar of ouder met een geldige verblijfstitel, die cultuurmaker is, namens een groep van minimaal drie cultuurmakers.

Artikel 2.3. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project:

    • a. dat kleinschalig is;

    • b. waarin cultuurmakers een ontwikkelstap maken op het gebied van cultuurparticipatie;

    • c. waarbij het gaat om het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten om een artistiek-inhoudelijke ontwikkeling of ontwikkelstap te realiseren; en

    • d. dat gebaseerd is op een behoefte van de betrokken cultuurmakers.

  • 2 Het project:

    • a. start niet eerder dan acht weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. kan echter wel starten op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat binnen dertien weken via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt;

    • c. heeft een looptijd van maximaal een jaar;

    • d. start binnen zes maanden na het indienen van de aanvraag.

Artikel 2.4. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 3.740.000.

  • 2 Het Fonds kan dit subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 2.5. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie is maximaal € 10.000 per project.

  • 2 Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.

Artikel 2.6. Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van

dit hoofdstuk ook afgewezen als:

  • a. de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of op activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager; of

  • b. het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 2.7. Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. de subsidie van het Fonds bedraagt maximaal 80% van de totale projectkosten;

  • b. aanvragers uit Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • c. aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en

  • d. de post Onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.

Artikel 2.8. Bijzondere verplichtingen

  • 1 Als het Fonds daarom vraagt, is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie van zijn project in relatie tot de regeling.

  • 2 Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Een subsidieontvanger is verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Paragraaf 2. De aanvraag

Artikel 2.9. Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024, 17:00 uur CET.

Artikel 2.10. Indieningsvereisten

  • 1 Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds. Deze is bereikbaar via de website van het Fonds.

  • 2 Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3 Bij een aanvraag wordt minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.

  • 4 Als een natuurlijk persoon aanvraagt namens een groep van minimaal drie cultuurmakers, wordt een samenwerkingsovereenkomst toegevoegd aan de aanvraag. Het verplichte model daarvoor is beschikbaar via de website van het Fonds. Ook wordt van ieder persoon in deze groep een curriculum vitae toegevoegd.

  • 5 Als een aanvraag wordt ingediend door een cultureel professional, dan voegt deze het eigen curriculum vitae aan de aanvraag toe.

  • 6 Het projectplan omvat maximaal 3.000 woorden.

Artikel 2.11. Beoordelingscriteria

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is beschreven hoe het Fonds daaraan toetst:

    • a. de inhoudelijke kwaliteit, waaronder de inhoud van het plan in relatie tot het doel van dit hoofdstuk; en

    • b. organisatorische kwaliteit, waaronder de organisatie van het project en de wijze van samenwerken.

  • 2 Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.12. Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 2.13. Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen acht weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

Hoofdstuk 3. Samenwerking

Dit hoofdstuk richt zich op het stimuleren van samenwerkingsverbanden en kennisuitwisseling die leiden tot vernieuwing. De focus ligt op de partners voor die samenwerking en uitwisseling, in het kader van cultuurparticipatie.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1. Doel van de aanvraag

Artikel 3.1. Doel

Met de bepalingen in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat cultuurmakers door co-creatie en samenwerking zowel elkaar als andere betrokkenen verrijken met kennis, ervaring en expertise. Hierdoor zijn zij in staat om verdieping, en daarmee vernieuwing aan te brengen in hun cultuurmaken.

Artikel 3.2. Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele stichting of vereniging zonder commercieel winstoogmerk, die zich inzet voor cultuurparticipatie of -educatie, gehuisvest in het Koninkrijk der Nederlanden of

  • b. cultureel professional, met aantoonbaar minimaal drie jaar werkervaring in het domein van cultuurparticipatie of cultuureducatie.

Artikel 3.3. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een project:

    • a. gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten op het gebied van kunst-, cultuur- en erfgoedbeoefening in de vrije tijd, waarbij sprake is van co-creatie, samenwerking, uitwisseling of kennisoverdracht met nieuwe partners; en

    • b. waarin wordt samengewerkt tussen:

      • professionals en cultuurmakers; of

      • cultuurmakers onderling.

  • 2 Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een looptijd van maximaal twee jaar; en

    • c. start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.

  • 3 Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan dertien weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 3.4. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 2.056.000.

  • 2 Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden die wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 3.5. Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie per project is minimaal € 10.000 en maximaal € 25.000.

  • 2 Bij de honorering van de aanvraag wordt 100% van de subsidie verstrekt.

Artikel 3.6. Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van

dit hoofdstuk ook afgewezen als:

  • a. de aanvraag gericht is op reguliere of terugkerende activiteiten, of activiteiten die redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere taakstellingsbudget van de aanvrager;

  • b. het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 3.7. Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. de subsidie voor het Europees deel van Nederland is maximaal 50% van de totale projectkosten;

  • b. voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;

  • c. aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • d. aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project; en

  • e. de post onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.

Artikel 3.8. Bijzondere verplichtingen

  • 1 Als het Fonds daarom vraagt is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie over hun project in relatie tot de regeling.

  • 2 Het Fonds voert een of meerdere steekproeven uit om te controleren of de subsidieontvanger heeft voldaan aan de subsidieverplichtingen en om te kijken of de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Subsidieontvangers zijn verplicht om het Fonds nadere informatie over het project te verstrekken, als de aanvraag in de steekproef valt.

  • 3 De subsidieontvanger is verplicht direct een schriftelijke melding te doen bij het Fonds, zodra aannemelijk is dat niet of niet geheel aan de aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan.

Paragraaf 2. De aanvraag

Artikel 3.9. Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 28 augustus 2024, 17:00 uur CET.

Artikel 3.10. Indieningsvereisten

  • 1 Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2 Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3 Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend. Het projectplan omvat maximaal 5.000 woorden.

  • 4 Cultureel professionals voegen bij hun aanvraag ook een curriculum vitae toe.

Artikel 3.11. Beoordelingscriteria

  • 1 Aanvragen worden getoetst aan de hand van de volgende criteria, waarvan de wijze waarop het Fonds dat doet in de toelichting is beschreven:

    • a. inhoudelijke kwaliteit;

    • b. organisatorische kwaliteit; en

    • c. samenwerking

  • 2 Alleen aanvragen die voldoen aan al de beoordelingscriteria komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.12. Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 3.13. Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

Hoofdstuk 4. Meemaakpodia

Dit hoofdstuk richt zich op de organisatievorm van ontwikkeling en vernieuwing van cultuurparticipatie binnen en via instellingen met een doorlopende programmeerfunctie.

De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbijzonderde bepalingen ten aanzien van de artikelen in hoofdstuk 1.

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 4.1. Gebruikte begrippen

In aanvulling op artikel 1.1 worden in dit hoofdstuk onderstaande begrippen gehanteerd.

  • a. Community: lokale doelgroepen die bestaan uit amateurcultuurmakers, zoals bewoners, publiek, verenigingen en initiatieven uit de omgeving van de instelling die de aanvraag indient.

  • b. MeeMaakPodium: een culturele vereniging of stichting, zoals een theater, podium, presentatie-instelling, museum of bibliotheek die doorlopend een programmeer – of podiumfunctie vervult op een fysieke locatie, gedurende het gehele jaar meerdere dagen per week geopend en toegankelijk is, en die het eigenaarschap deelt met lokale doelgroepen op het vlak van organisatievorming, programmering en communityvorming.

  • c. Communityvorming: de manier waarop een MeeMaakPodium lokale doelgroepen uit de omgeving aan zich verbindt en uiteindelijk zeggenschap over de programmering deelt met deze community.

  • d. Outcome: de beoogde effecten in kennis en werkwijze en de route die wordt afgelegd om dat te realiseren.

  • e. Output: het concrete resultaat van de activiteiten.

Artikel 4.2. Doel

Met de subsidie in dit hoofdstuk stimuleert het Fonds dat culturele instellingen:

  • a. zich aan de hand van het in onderdeel b en c genoemde proces ontwikkelen tot een plek waar zij met cultuurmakers samenwerken aan meer en diverse soorten eigentijdse cultuurbeoefening, waarbij de cultuurparticipatie zoals beoefend door de community in de MeeMaakpodia zorgt voor de gewenste ontwikkeling;

  • b. waarbij geldt voor de instellingen die de community al structureel betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, dat zij verder toewerken naar borging van hun meemaakactiviteiten;

  • c. waarbij geldt voor de instellingen die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van hun programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze, dat zij zich verder ontwikkelen tot een MeeMaakpodium door stappen te zetten in:

    • het in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;

    • het delen van eigenaarschap van programmering en podiumfunctie met de community, waaronder wordt verstaan: co-creatie en democratisering van de podiumfunctie; en

    • het opzetten van nieuwe organisatievormen als podium.

Artikel 4.3. Wie kan aanvragen

Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde:

  • a. culturele instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en de behoefte heeft om die werkwijze verder te borgen, in beginsel vallen hieronder de instellingen die eerder gehonoreerd zijn in de Regeling MeeMaakPodia;

  • b. culturele instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, en dit wil intensiveren en structureel borgen in haar werkwijze; of

  • c. organisatie uit het Caribische deel van het Koninkrijk die vergelijkbaar is met de in onderdelen a en b genoemde organisaties.

Artikel 4.4. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1 Culturele instellingen met een programmeer- of podiumfunctie kunnen onder meer subsidie aanvragen voor:

    • a. het door communitybuilding in beweging brengen van en samenwerking stimuleren met de community van cultuurmakers;

    • b. het delen van het eigenaarschap van de programmering om zo de podiumfunctie te democratiseren door middel van co-creatie;

    • c. de ontwikkeling van hun werkwijze en activiteiten om MeeMaakPodium te worden;

    • d. borging en verduurzaming van het delen van deze podiumfunctie in een vaste werkwijze;

    • e. het inrichten van nieuwe organisatievormen als podium, door middel van een interne organisatieverandering om MeeMaakPodium te worden en borging daarvan in het DNA van de organisatie.

  • 2 De aanvraag kan gericht zijn op output, outcome of beide. De aanvrager beschrijft daarom in de aanvraag:

    • a. de output: de activiteiten die worden uitgevoerd, uitgedrukt in concrete opbrengsten; of

    • b. de outcome: de stappen die worden gezet om het gewenste doel te realiseren.

  • 3 Het project:

    • a. start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag;

    • b. heeft een minimale looptijd van twee jaar en een maximale looptijd van drie jaar;

    • c. start binnen zes maanden na honorering van de aanvraag.

  • 4 Het project kan beginnen op het moment dat het Fonds de aanvraag heeft gehonoreerd en dat via een besluit aan de aanvrager heeft bekendgemaakt. In afwijking van het derde lid, onderdeel a, is dit ook van toepassing als het besluit eerder is verstrekt dan 13 weken na het indienen van de aanvraag.

Artikel 4.5. Subsidieplafond

  • 1 Het subsidieplafond in het kader van dit hoofdstuk is € 5.000.000.

  • 2 Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen. Als dat gebeurt, worden wijzigingen bekendgemaakt op de website van het Fonds.

Artikel 4.6. Hoogte van de subsidie

De subsidie is minimaal € 50.000 en maximaal € 100.000 per project.

Artikel 4.7. Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van artikel 1.4 worden aanvragen voor subsidie op grond van dit hoofdstuk ook afgewezen als het plan niet of niet voldoende aansluit bij het doel van dit hoofdstuk.

Artikel 4.8. Voorwaarden en beperkingen

Naast de in artikel 1.5 genoemde voorwaarden en beperkingen geldt:

  • a. voor aanvragers uit het Europees deel van Nederland is de subsidie maximaal 50% van de totale projectkosten;

  • b. voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk is de subsidie maximaal 80% van de totale projectkosten;

  • c. aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 10% van de totale projectkosten gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • d. aanvragers uit het Caribisch Deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 20% van de subsidie gebruiken voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project;

  • e. de post onvoorzien is maximaal 7% van de totale projectkosten; en

  • f. er kan maximaal één aanvraag per instelling worden gedaan.

Artikel 4.9. Bijzondere verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a. actief deel te nemen aan een begeleidingstraject;

  • b. kennis te delen over de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, onder meer door deelname aan intervisiebijeenkomsten die het Fonds organiseert; en

  • c. deel te nemen aan een monitoring- en evaluatietraject.

Paragraaf 2. De aanvraag

Artikel 4.10. Indieningstermijnen

Aanvragen op basis van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend vanaf maandag 14 februari 2022 om 09.00 uur tot woensdag 6 april 2024, 17.00 uur CET.

Artikel 4.11. Indieningsvereisten

  • 1 Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier op de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.

  • 2 Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds nodig. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.

  • 3 Bij een aanvraag worden minstens een projectplan en een sluitende begroting ingediend.

Artikel 4.12. Beoordelingscriteria

  • 1 Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van drie criteria: inhoudelijke kwaliteit van het project in relatie tot het doel van dit hoofdstuk, organisatorische kwaliteit en de duurzame samenwerking met de community.

  • 2 De inhoudelijke kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de visie van de instelling op het meemaken door de community;

    • b. wat betreft de instelling die de community al structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3 onderdeel a, geldt dat ook wordt beschreven:

      • de resultaten van de ingezette verandering;

      • de interne omslag in de manier van werken die heeft plaatsgevonden en de plek die deze in de organisatie heeft gekregen;

      • de mate waarin meemakers al eigenaar zijn van de huidige meemaakactiviteiten; en

      • de wijze van borging en verankering, en eventuele kwesties waaraan de organisatie wil werken;

    • c. wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat ook wordt beschreven:

      • de verhouding tussen het meemaken en de rest van de programmering van het podium én het denken over kunst en cultuur in de cultuursector;

      • de aanpassingen aan haar interne organisatievorm om de nieuwe manier van werken te verankeren;

      • de manier waarop de instelling zorgt voor het benodigde interne draagvlak onder directie en uitvoerend personeel; en

      • de mate waarin de instelling de huidige manier van werken, verwachtingen en kaders wil loslaten bij het meemaken.

  • 3 De organisatorische kwaliteit wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de helderheid en haalbaarheid van het projectplan en de doelstellingen;

    • b. de beschrijving van de activiteiten of uitwerking van het proces en de mate waarin die passen bij het doel van het project;

    • c. de mate waarin de begroting inclusief het dekkingsplan, inzichtelijk, redelijk en realistisch is;

    • d. de haalbaarheid van de planning, en de aandacht voor monitoring en evaluatie;

    • e. de beschrijving van de benodigde kennis en kunde om het plan te realiseren en de wijze waarop daarvoor wordt gezorgd; en

    • f. de visie op financiële verduurzaming van de meemaakactiviteiten en op voortzetting en financiering van deze manier van werken na wegvallen van de subsidie van het Fonds.

  • 4 De duurzame samenwerking met community wordt beoordeeld op grond van de deelcriteria:

    • a. de beschrijving van de community, haar behoeften, en de wijze waarop de instelling daarop inspeelt in relatie tot het meemaken;

    • b. de maatregelen die de instelling treft voor doorontwikkeling en borging, om op langere termijn eigenaarschap te blijven delen;

    • c. wat betreft de instelling die de community structureel betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre het plan bijdraagt aan een hechter lokaal cultuurnetwerk;

    wat betreft de instelling die de community incidenteel of in beperkte mate betrekt bij de invulling van haar programmeer- of podiumfunctie, zoals bedoeld in artikel 4.3, onderdeel b, geldt dat zij ook beschrijft in hoeverre de inhoud van het meemaakproject in samenspraak met de community tot stand is gekomen.

  • 5 Alleen aanvragen die voldoen aan alle beoordelingscriteria kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 4.1. Beoordelingswijze

Het Fonds beoordeelt aanvragen op volgorde van ontvangst.

Artikel 4.13. Beslistermijn

Het Fonds neemt binnen dertien weken een beslissing over aanvragen die op grond van dit hoofdstuk worden ingediend.

Artikel 4.14. Voorschotten

  • 1 Als een aanvraag voor subsidie op grond van dit hoofdstuk is gehonoreerd, ontvangt de aanvrager 90% van het verleende bedrag als voorschot.

  • 2 Aanvragers leggen na afloop van het project financiële en inhoudelijke verantwoording af aan het Fonds. Na de goedkeuring daarvan wordt de resterende 10% van de subsidie verstrekt.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. Hardheidsclausule

Het Fonds kan afwijken van de rechten en plichten in deze regeling. Dat kan alleen in het voordeel van de aanvrager, in bijzondere gevallen die een onredelijke uitwerking hebben waarmee geen rekening is gehouden bij het opstellen van dit reglement.

Artikel 5.2. Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing. Dit is terug te vinden op de website van het Fonds.

Artikel 5.3. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1 Deze regeling treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd.

  • 2 Deze regeling vervalt met ingang van 1 september 2025. Deze regeling blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond.

Artikel 5.4. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Vernieuwen van cultuurmaken.

Namens het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

H. Verhoeven

directeur-bestuurder

Naar boven