Regeling stimulering deelname Europees Defensiefonds

[Regeling vervalt per 29-11-2026.]
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 02-12-2021 t/m 30-05-2023

Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 29 november 2021, nr. WJZ/ 21294511, houdende de vaststelling van subsidie-instrumenten ter stimulering van de deelname van ondernemingen aan acties in het kader van het Europees Defensiefonds (Regeling stimulering deelname Europees Defensiefonds)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • actie: subsidiabele actie als bedoeld in artikel 10 van de EDF Verordening;

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014 L 187);

  • consortium: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van de EDF Verordening;

  • EDF Verordening: Verordening (EU) nr. 2021/697 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PbEU 2021, L 170);

  • entiteit uit een niet-geassocieerd derde land: entiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel 24, van de EDF verordening;

  • Europees Defensiefonds: fonds, genoemd in artikel 1 van de EDF Verordening;

  • Europese ranglijst: ranglijst van door de Europese Commissie voor financiering uit het Europees Defensiefonds geselecteerde acties;

  • experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en paragraaf 1.3, onderdeel j, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie nr. 2014/C 198/01 (PbEU 2014, C 198);

  • juridische entiteit: entiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de EDF Verordening;

  • kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • middelgrote onderneming: middelgrote onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingverordening;

  • MKB-ondernemer: ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in stand houdt;

  • minister: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • niet-geassocieerd derde land: een land dat geen lid is van de Europese Unie noch een geassocieerd land is als bedoeld in artikel 5 van de EDF Verordening;

  • ondernemer: een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • ontwikkelactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 10, derde lid, onderdelen e tot en met h, van de EDF Verordening, die valt binnen de categorie experimentele ontwikkeling;

  • oproep: competitieve oproep tot het indienen van voorstellen als bedoeld in artikel 11 van de EDF verordening;

  • resultaten: resultaten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 19, van de EDF Verordening;

  • subcontractant: contractant van de aanvrager of ontvanger als bedoeld in artikel 9, achtste lid, van de EDF Verordening;

  • zeggenschap: zeggenschap als bedoeld in artikel 2, onderdeel 6, van de EDF Verordening.

Artikel 2. Subsidieverstrekking

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan:

  • a. een MKB-ondernemer die in het kader van deelname aan een consortium een externe consultant inhuurt;

  • b. een ondernemer die een ontwikkelactiviteit verricht in het kader van een actie.

Artikel 3. Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, komen uitsluitend in aanmerking consultancykosten als bedoeld in artikel 18 van de algemene groepsvrijstellingverordening ter voorbereiding op deelname aan een consortium.

  • 2 De kosten, bedoeld in het eerste lid, die een externe consultant in rekening brengt, zijn subsidiabel tot aan een bedrag van ten hoogste € 170 per uur.

  • 3 Voor subsidie, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, komen uitsluitend in aanmerking kosten voor ontwikkelactiviteiten die vanwege de maximale financieringspercentages, bedoeld in artikel 13, tweede en derde lid, van de EDF Verordening niet in aanmerking komen voor financiering uit het Europees Defensiefonds, voor zover het kosten betreft als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4 Kosten die betrekking hebben op activiteiten als bedoeld in artikel 9, vijfde en zesde lid, van de EDF Verordening komen niet in aanmerking voor subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b.

Artikel 4. Steunintensiteit

  • 3 Het percentage, bedoeld in het tweede lid, wordt verhoogd met:

    • a. 10 procent voor middelgrote ondernemingen en 20 procent voor kleine ondernemingen;

    • b. 15 procent, indien is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 25, zesde lid, onderdeel b, onder i, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5. Subsidiemaximum

Artikel 6. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 2 Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, wordt ingediend in de periode die aanvangt dertig dagen na de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop een oproep wordt gepubliceerd en die eindigt drie weken voor de sluitingsdatum van de oproep. Aanvragen zijn tijdig ingediend indien zij op de genoemde einddatum voor 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 3 Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam en grootte van de onderneming, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. een beschrijving van de consultvraag en de organisatie die het consult zal verrichten, met inbegrip van de aanvangs- en einddatum;

    • d. de offerte van de organisatie die het consult zal verrichten.

  • 4 Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, wordt ingediend in de periode die aanvangt dertig dagen na de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop een oproep wordt gepubliceerd en die eindigt een week voor de sluitingsdatum van de oproep. In afwijking van de eerste volzin opent de aanvraagperiode in verband met de oproep voor 2021 zodra deze regeling in werking treedt en eindigt op 3 december 2021. Aanvragen zijn tijdig ingediend indien zij op de genoemde einddatum voor 17.00 uur zijn ontvangen.

  • 5 Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, bevat ten minste:

    • a. gegevens over de aanvrager, waaronder de naam en grootte van de onderneming, het nummer waarmee de onderneming is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres en het rekeningnummer;

    • b. de gegevens, bedoeld in onderdeel a, van de beoogde leden van het consortium waaraan de aanvrager deelneemt en van subcontractanten en andere juridische entiteiten waarmee de aanvrager in het kader van de actie samenwerkt;

    • c. gegevens over de contactpersoon bij de aanvrager, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • d. een beschrijving van de actie en de ontwikkelactiviteit die de aanvrager zal verrichten, met inbegrip van de aanvangs- en einddatum;

    • e. de locatie van de ontwikkelactiviteit;

    • f. een begroting van de kosten van de ontwikkelactiviteit;

    • g. het bedrag aan overheidsfinanciering dat nodig is voor de ontwikkelactiviteit; en

    • h. indien sprake is van meerdere ontwikkelactiviteiten: de totale begroting van de kosten voor die ontwikkelactiviteiten en de totaal benodigde overheidsfinanciering.

  • 6 Een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, door een onderneming die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, bevat een bewijs van goedkeuring door de minister van Defensie van de garanties, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de EDF Verordening of een bewijs van een aanvraag daartoe.

Artikel 7. Afwijzingsgronden

  • 1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag tot subsidieverstrekking indien:

    • a. de aanvraag:

      • 1°. niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

      • 2°. niet voldoet aan de eisen inzake het stimulerend effect, bedoeld in artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

      • 3°. leidt tot een cumulatie van steun die niet is toegestaan op grond van artikel 14, derde lid, of artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, omdat de in artikel 4 van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor aanmelding vastgestelde drempels, of de maximale steunintensiteiten van hoofdstuk III van de algemene groepsvrijstellingsverordening worden overschreden;

    • b. de aanvrager:

      • 1°. een onderneming is tegen wie bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

      • 2°. een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, en artikel 2, onderdeel 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid, beslist de minister afwijzend op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, indien de subsidieverstrekking leidt tot een overschrijding van de:

    • 1°. aanmeldingsdrempel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel d, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • 2°. maximale steunintensiteit bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid, beslist de minister afwijzend op een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, indien:

    • a. de subsidieverlening:

      • 1°. niet voldoet aan de criteria van artikel 10 van de EDF Verordening;

      • 2°. leidt tot een overschrijding van de aanmeldingsdrempel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel i, subonderdeel iii, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

      • 3°. leidt tot een overschrijding van de maximale steunintensiteit bedoeld in artikel 25, vijfde of zesde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b. de aanvrager:

      • 1°. niet voldoet aan de criteria van artikel 9 van de EDF Verordening;

      • 2°. een onderneming drijft die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land en niet beschikt over bewijs van door de minister van Defensie gegeven goedkeuring van de garanties, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de EDF Verordening of een bewijs van een aanvraag daartoe;

    • c. de minister van Defensie financiering verstrekt voor de ontwikkelactiviteiten waarvoor subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, wordt aangevraagd.

Artikel 8. Verdeling subsidieplafond

  • 2 De minister verdeelt het subsidieplafond voor subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, waarbij geldt dat de aanvraag die het eerst is binnengekomen, het eerst voor subsidie in aanmerking komt.

  • 3 Indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt met betrekking tot de verdeling de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als dag van binnenkomst.

  • 4 Indien de minister op de dag dat het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, wordt bereikt meer dan één aanvraag ontvangt, stelt hij de volgorde van die aanvragen vast door middel van loting.

  • 6 De minister verdeelt het subsidieplafond, bedoeld in het vijfde lid, overeenkomstig de volgorde van de Europese ranglijst, waarbij geldt dat voor alle aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, onder de opschortende voorwaarden van artikel 9, eerste lid, subsidie verleend wordt.

  • 7 Voor zover het subsidieplafond, bedoeld in het vijfde lid, wordt overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van de aanvragen die in de Europese ranglijst een gelijke score hebben gekregen vast door middel van loting.

Artikel 9. Opschortende voorwaarden

  • 1 De subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, vindt plaats onder de opschortende voorwaarden dat:

    • a. de Europese Commissie voor betreffende ontwikkelactiviteiten aan de aanvrager financiering verstrekt vanuit het Europees Defensiefonds; en

    • b. er binnen het subsidieplafond, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, voldoende middelen zijn om de subsidie te verlenen.

  • 2 Voor een onderneming die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, wordt de voorwaarde genoemd in het eerste lid, onderdeel a, uitsluitend vervuld, indien de garanties, bedoeld in artikel 9, vierde lid, van de EDF Verordening, zijn geaccepteerd door de Europese Commissie.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 2 De minister geeft de beschikking op een aanvraag tot verlening van subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag maar uiterlijk een werkdag voor de sluitingsdatum van de oproep.

Artikel 11. Start- en realisatietermijn

  • 1 De dienstverlening door een externe consultant waarvoor subsidie op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel a, wordt verstrekt, vangt aan nadat de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend en is uiterlijk voltooid voordat de aanvrager is gebonden door de consortiumovereenkomst of zodra de oproep is gesloten.

  • 2 De ontwikkelactiviteiten, waarvoor subsidie op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel b, wordt verstrekt, worden verricht in de periode tussen de aanvang van de actie en het einde van de looptijd van het Europees Defensiefonds, bedoeld in artikel 1 van de EDF Verordening.

Artikel 12. Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister:

    • a. van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem;

    • b. zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 2 Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 28, vierde lid, tweede volzin van de EDF Verordening, voert de subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:

    • a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b. het aantal eenheden dat per kostendrager is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • c. het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • d. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte en betaalde kosten.

  • 3 De administratie, bedoeld in het tweede lid, wordt tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard.

  • 4 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, voldoet gedurende de gehele duur van de actie in het kader waarvan hij ontwikkelactiviteiten uitoefent aan de verplichtingen die voortvloeien de EDF Verordening.

  • 5 Een subsidieontvanger die op het tijdstip van de verlening van de subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, geen vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft, draagt er zorg voor dat deze onderneming voor de eerste voorschotbetaling een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft.

  • 6 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, doet onverwijld schriftelijk mededeling aan de minister indien:

    • 1°. de ontwikkelactiviteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;

    • de Europese Commissie naar aanleiding van kennisgeving als bedoeld in artikel 9, zevende lid van de EDF Verordening, oordeelt dat de subsidieontvanger niet meer aan de subsidiabiliteitscriteria uit de EDF Verordening voldoet en dat dit gevolgen heeft voor de verstrekte financiering vanuit het Europees Defensiefonds.

  • 7 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, brengt aan de minister schriftelijk verslag uit overeenkomstig de wijze en frequentie waarop hij daartoe jegens de Europese Commissie verplicht is op grond van artikel 28, vierde lid, tweede volzin, van de EDF Verordening.

  • 8 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, draagt, onverminderd artikel 23 van de EDF Verordening, zorg voor een verantwoord gebruik van de uit de gesubsidieerde activiteiten voortvloeiende resultaten overeenkomstig de subsidieaanvraag.

  • 9 De verplichtingen, bedoeld in het achtste lid, gelden gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.

  • 10 De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 13. Voorschotten

  • 1 Nadat is voldaan aan de opschortende voorwaarden, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en de financieringsovereenkomst voor de betreffende actie ondertekend is door de Europese Commissie, verstrekt de minister voorschotten voor een subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b.

  • 2 De minister verstrekt het eerste voorschot, indien en zodra de subsidieontvanger aantoont het eerste voorschot vanwege de Europese Commissie te hebben ontvangen.

  • 3 De minister verstrekt de volgende voorschotten ambtshalve binnen twee weken na 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober voor de in het desbetreffende kwartaal te maken kosten.

  • 4 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, bedraagt 90% van het bedrag dat in het desbetreffende kwartaal maximaal voor subsidie in aanmerking komt.

  • 5 Indien sprake is van een begroting per mijlpaal, berekent de minister de hoogte van het maximaal voor subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, in aanmerking komende bedrag door de in de periode tussen twee mijlpalen te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met de toepasselijke percentages, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode.

  • 6 De minister berekent de hoogte van het maximaal voor subsidie als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, in aanmerking komende bedrag door de volgens de begroting in de gehele subsidieperiode te maken subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met een de toepasselijke percentages, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, en te delen door het aantal voorschotmomenten in deze periode.

  • 7 Het geheel aan voorschotten als bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan het voorschotpercentage, bedoeld in het vierde lid, maal de maximale hoogte van de subsidie.

Artikel 14. Staatssteun

  • 1 De subsidie, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel a, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 25 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3 De minister verstrekt in aanvulling op de door de Europese Commissie uit het Europees Defensiefonds verstrekte financiering voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan slechts een zodanig bedrag aan subsidie dat het totale bedrag aan steun niet meer bedraagt dan het bedrag dat op grond van deze regeling kan worden verstrekt noch meer bedraagt dan toegestaan volgens de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 15. Aanvraag en termijn subsidievaststelling

  • 2 De subsidieontvanger, bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel b, dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in uiterlijk dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid.

  • 3 De aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de minister beschikbaar wordt gesteld. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende bescheiden:

    • a. het eindverslag van de verslaglegging omtrent de uitvoering en de resultaten van de ontwikkelactiviteiten zoals vereist op grond artikel 28, vierde lid, tweede volzin, van de EDF Verordening;

    • b. een mededeling van andere inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de ontwikkelactiviteiten waarop de subsidie betrekking heeft, is gefinancierd.

  • 4 De minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling stimulering deelname Europees Defensiefonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 november 2021

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

S.A. Blok

Naar boven