-
1. Banken en beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de in artikel 109, tweede lid,
van de richtlijn kapitaalvereisten bedoelde ondernemingen een beloningsbeleid voeren
dat voldoet aan de vereisten in deze bijlage.
-
2. Een bank of beleggingsonderneming voert een beloningsbeleid, met inbegrip van salarissen
en uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, voor de categorieën personeelsleden
waarvan de beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van de instelling wezenlijk beïnvloeden
(artikel 92, tweede lid, aanhef, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
3. Categorieën personeelsleden waarvan de beroepswerkzaamheden het risicoprofiel van
de bank of beleggingsonderneming wezenlijk beïnvloeden omvatten ten minste:
-
a) alle leden van het leidinggevend orgaan en de directie;
-
b) personeelsleden met leidinggevende verantwoordelijkheid over de controlefuncties of
de essentiële bedrijfseenheden van de bank of beleggingsonderneming;
-
c) personeelsleden die in het voorgaande boekjaar recht hadden op een significante beloning,
mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
i) de beloning van het personeelslid is gelijk aan of hoger dan € 500.000 en gelijk aan
of hoger dan de gemiddelde beloning die wordt toegekend aan de leden van het leidinggevend
orgaan en de directie van de bank of beleggingsonderneming als bedoeld onder a);
-
ii) het personeelslid verricht de beroepswerkzaamheden in een essentiële bedrijfseenheid
en de werkzaamheden zijn van dien aard dat zij een aanzienlijke impact hebben op het
risicoprofiel van de betrokken bedrijfseenheid (artikel 92, derde lid, van de richtlijn
kapitaalvereisten).
-
4. Het leidinggevend orgaan van een bank of beleggingsonderneming in zijn toezichtfunctie
neemt de algemene beginselen van het beloningsbeleid aan, toetst deze periodiek en
is verantwoordelijk voor het toezicht op de tenuitvoerlegging ervan (artikel 92, tweede
lid, onder c, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
5. De tenuitvoerlegging van het beloningsbeleid wordt ten minste jaarlijks onderworpen
aan een centrale en onafhankelijke interne beoordeling om het te toetsen aan de naleving
van het beloningsbeleid en de beloningsprocedures die het leidinggevend orgaan heeft
aangenomen (artikel 92, tweede lid, onder d, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
6. Personeelsleden in controlefuncties zijn onafhankelijk van de bedrijfseenheden waar
zij toezicht op uitoefenen, hebben voldoende gezag en worden beloond naar gelang van
de verwezenlijking van de doelstellingen waar hun functie op gericht is, onafhankelijk
van de resultaten van de bedrijfsactiviteiten waarop zij toezicht houden (artikel
92, tweede lid, onder e, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
7. De in onderdeel 18 van deze bijlage bedoelde beloningscommissie of, indien een dergelijke
commissie niet is opgericht, het leidinggevend orgaan in zijn toezichtfunctie, houdt
rechtstreeks toezicht op de beloning van hogere leidinggevende medewerkers die risicomanagement-
en compliancefuncties uitoefenen (artikel 92, tweede lid, onder f, van de richtlijn
kapitaalvereisten).
-
8. De prestatiebeoordeling is gespreid over meerdere jaren om te verzekeren dat de beoordeling
is gebaseerd op langetermijnprestaties en dat de feitelijke uitbetaling van prestatiegebonden
gedeelten van de beloning wordt gespreid over een periode waarin rekening wordt gehouden
met de onderliggende bedrijfscyclus van de bank of beleggingsonderneming en haar bedrijfsrisico's
(artikel 94, eerste lid, onder b, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
9. De totale variabele beloning beperkt niet de mogelijkheid voor de bank of beleggingsonderneming
om haar kapitaalbasis te versterken (artikel 94, eerste lid, onder c, van de richtlijn
kapitaalvereisten).
-
10. De vaste en variabele componenten van de totale beloning zijn evenwichtig verdeeld
en het aandeel van de vaste component in het totale beloningspakket is groot genoeg
voor het voeren van een volledig flexibel beleid inzake variabele beloningscomponenten,
inclusief de mogelijkheid om geen variabele beloningscomponent uit te betalen (artikel
94, eerste lid, onder f, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
11. Beloningspakketten in verband met de compensatie of het afkopen van contracten uit
eerdere dienstbetrekkingen sluiten aan bij de langetermijnbelangen van de bank of
de beleggingsonderneming, inclusief retentierechten, uitstel van betaling, prestatie-
en verrekeningsafspraken (artikel 94, eerste lid, onder i, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
12. Bij de beoordeling van prestaties, als basis voor de berekening van variabele beloningscomponenten
of van pools van variabele beloningscomponenten, wordt een correctie aangebracht voor
alle soorten van actuele en toekomstige risico's, en wordt rekening gehouden met de
kosten van het gebruikte kapitaal en de vereiste liquiditeit (artikel 94, eerste lid,
onder j, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
13. Bij de toewijzing van de variabele beloningscomponenten binnen de bank of beleggingsonderneming
wordt ook rekening gehouden met alle soorten actuele en toekomstige risico's (artikel
94, eerste lid, onder k, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
14. Een aanzienlijk deel, en in ieder geval ten minste 50% van een variabele beloning,
bestaat uit een afgewogen mix van het volgende:
-
a) aandelen of afhankelijk van de juridische structuur van de betrokken bank of beleggingsonderneming,
equivalente eigendomsbelangen, of op aandelen gebaseerde instrumenten of, afhankelijk
van de juridische structuur van de betrokken bank of beleggingsonderneming, equivalente
niet-liquide middelen;
-
b) indien mogelijk, andere instrumenten als bedoeld in artikel 52 of artikel 63 van de
verordening kapitaalvereisten (Verordening (EU) nr. 575/2013) of andere instrumenten die volledig in tier 1-kernkapitaalinstrumenten kunnen worden
omgezet of volledig kunnen worden afgewaardeerd, die in elk geval een goede weerspiegeling
zijn van de kredietkwaliteit van de instelling in het kader van de lopende bedrijfsuitoefening
en mogen worden gebruikt voor de uitkering van een variabele beloning.
De in dit onderdeel bedoelde instrumenten zijn onderworpen aan een passend retentiebeleid
dat tot doel heeft financiële prikkels af te stemmen op de langetermijnbelangen van
de bank of beleggingsonderneming. Dit onderdeel is van toepassing op zowel het gedeelte
van de variabele beloningscomponent waarvan de uitkering wordt uitgesteld overeenkomstig
onderdeel 15 van deze bijlage, als op het gedeelte van de variabele beloningscomponent
waarvan de uitkering niet wordt uitgesteld (artikel 94, eerste lid, onder l, van de
richtlijn kapitaalvereisten).
-
15. Een aanzienlijk deel, en in ieder geval ten minste 40% van de variabele beloningscomponent,
wordt uitgesteld over een periode van ten minste vier tot vijf jaar die aansluit bij
de aard van de activiteiten, de risico’s daarvan en de activiteiten van het betrokken
personeelslid. Voor leden van het leidinggevend orgaan en de directie van banken of
beleggingsondernemingen die significant zijn wat hun omvang, interne organisatie en
de aard, reikwijdte en complexiteit van hun werkzaamheden betreft, mag de uitstelperiode
niet korter zijn dan vijf jaar.
Uitgestelde beloning wordt niet sneller dan op pro-rata basis verworven. Indien een
variabele beloningscomponent een bijzonder hoog bedrag is, wordt daarvan ten minste
60% uitgesteld. De duur van de uitstelperiode wordt vastgesteld in overeenstemming
met de bedrijfscyclus, de aard van de activiteiten, de risico’s daarvan, en de activiteiten
van het betrokken personeelslid (artikel 94, eerste lid, onder m, van de richtlijn
kapitaalvereisten).
-
16. De variabele beloning, inclusief het uitgestelde gedeelte, wordt slechts uitbetaald
of verworven wanneer dit met de financiële toestand van de bank of beleggingsonderneming
in haar geheel te verenigen is en door de prestaties van de bank of beleggingsonderneming,
de bedrijfseenheid en het betrokken individu te rechtvaardigen is.
Onverminderd de algemene beginselen van het nationale verbintenissen- en arbeidsrecht,
wordt de totale variabele beloning in het algemeen aanzienlijk verlaagd indien de
bank of beleggingsonderneming geringere of negatieve financiële prestaties levert,
daarbij rekening houdend met zowel de huidige beloning als met de verlaging van uitbetalingen
van eerder verdiende bedragen, onder meer door middel van aanpassings- of terugvorderingsregels
(artikel 94, eerste lid, onder n, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
17. Het pensioenbeleid is afgestemd op de bedrijfsstrategie, de doelstellingen, de waarden
en de langetermijnbelangen van de bank of beleggingsonderneming. Indien de werknemer
vóór pensionering de bank of beleggingsonderneming verlaat, worden de uitkeringen
uit hoofde van een discretionair pensioen gedurende een termijn van vijf jaar door
de bank of beleggingsonderneming aangehouden in de vorm van de in onderdeel 14 van
deze bijlage bedoelde instrumenten. Indien een werknemer zijn pensionering bereikt,
worden discretionaire pensioenuitkeringen aan hem betaald in de vorm van de in onderdeel
14 van deze bijlage bedoelde instrumenten, onder voorbehoud van een retentieperiode
van vijf jaar (artikel 94, eerste lid, onder o, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
18. Het bepaalde in onderdeel 14, 15 en de tweede alinea van onderdeel 17 van deze bijlage
is niet van toepassing op:
-
a) een bank of beleggingsonderneming die geen grote instelling is als gedefinieerd in
artikel 4, eerste lid, punt 146, van Verordening (EU) nr. 575/2013, en waarvan de waarde van de activa gemiddeld en op individuele basis overeenkomstig
de richtlijn kapitaalvereisten en Verordening (EU) nr. 575/2013 € 5 miljard of minder bedraagt over de periode van vier jaar die onmiddellijk voorafgaat
aan het lopende boekjaar;
-
b) een personeelslid van wie de jaarlijkse variabele beloning niet hoger is dan € 50.000
en niet meer dan een tiende van de totale jaarlijkse beloning van het personeelslid
vertegenwoordigt (artikel 94, derde en vijfde lid, van de richtlijn kapitaalvereisten
zoals geïmplementeerd in artikel 1:117, vijfde lid, Wft).
-
19. Een bank of beleggingsonderneming die significant is voor wat betreft haar omvang,
interne organisatie en de aard, reikwijdte en complexiteit van haar werkzaamheden,
stelt een beloningscommissie in. De beloningscommissie is zodanig samengesteld dat
het een kundig en onafhankelijk oordeel kan geven over het beloningsbeleid en de beloningscultuur
en de prikkels die daarvan uitgaan voor het beheer van risico, kapitaal en liquiditeit
(artikel 95, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
20. Een bank of beleggingsonderneming die significant is draagt er zorg voor dat de beloningscommissie
verantwoordelijk is voor het voorbereiden van beslissingen over beloning, inclusief
beslissingen die gevolgen hebben voor de risico's en het risicobeheer van de betrokken
bank of beleggingsonderneming en die het leidinggevend orgaan moet nemen. De voorzitter
en de leden van de beloningscommissie zijn leden van het leidinggevend orgaan die
in de betrokken bank of beleggingsonderneming geen enkele uitvoerende functie bekleden.
Bij de voorbereiding van dergelijke beslissingen houdt de beloningscommissie rekening
met de langetermijnbelangen van aandeelhouders, investeerders en andere belanghebbenden
van de bank of beleggingsonderneming, alsook het algemeen belang (artikel 95, tweede
lid, van de richtlijn kapitaalvereisten).
-
21. In het geval van een bank of beleggingsonderneming waarvoor uitzonderlijke overheidsmaatregelen
gelden, zijn onverminderd de artikelen 1:128 en 1:129 Wft de volgende beginselen van toepassing:
-
a. de variabele beloning is strikt beperkt tot een percentage van de nettowinsten indien
zij niet strookt met de handhaving van een solide kapitaalbasis en een tijdige beëindiging
van overheidssteun;
-
b. de bank of beleggingsonderneming herstructureert haar beloningen zodanig dat zij in
overeenstemming zijn met een degelijk risicobeheer en de langetermijnontwikkeling,
onder meer door, waar van toepassing, het begrenzen van de beloning van de leden van
het leidinggevend orgaan van de bank of beleggingsonderneming (artikel 93 van de richtlijn
kapitaalvereisten).