-
– voor rijst, uiterlijk 5 januari, 23:59 uur, jaarlijks voor het voorgaande verkoopseizoen;
-
– voor in Nederland opgeslagen rijstvoorraden, uiterlijk de 25e dag 23.59 uur, voor
de stand van zaken op de laatste werkdag van de voorafgaande maand;
-
– voor in Nederland opgeslagen voorraden van tarwe, gerst en mais, uiterlijk de 25e
dag 23.59 uur, voor de stand van zaken op de laatste werkdag van de voorafgaande maand;
-
– voor in Nederland opgeslagen voorraden koolzaad, zonnebloempitten, sojabonen, koolzaadmeel,
zonnebloemzaadschroot, sojaschroot, ruwe koolzaadolie, ruwe zonnebloemolie en ruwe
sojaolie, uiterlijk de 25e dag 23.59 uur voor de stand van zaken op de laatste werkdag
van de voorafgaande maand;
-
– voor het voor certificering aanvaarde areaal granen, uiterlijk op 10 november het
in dat jaar aanvaarde areaal;
-
– voor het voor certificering geoogste zaad van granen, uiterlijk op 10 januari de geoogste
hoeveelheid voor wat betreft het voorgaande jaar;
-
– voor voorraden gecertificeerd zaad van granen, uiterlijk op 25 februari 23.59 uur
en 25 juli 23.59 uur het niveau van voorraden op de laatste werkdag van januari respectievelijk
juni;
-
– voor het suikerbietenareaal, uiterlijk 1 mei, 23:59 uur, jaarlijks, voor het lopende
verkoopseizoen en een raming voor het daaropvolgende verkoopseizoen;
-
– voor isoglucose, uiterlijk 25 november, 23:59 uur, voor het voorgaande verkoopseizoen
en uiterlijk de twintigste dag, 23:59 uur, voor de voorgaande maand;
-
– voor in Nederland opgeslagen suikervoorraden, uiterlijk de vijfentwintigste dag, 23:59
uur, voor de voorgaande maand;
-
– voor in Nederland opgeslagen isoglucosevoorraden, jaarlijks uiterlijk op 25 november
voor het voorgaande verkoopseizoen en uiterlijk op de twintigste dag van elke maand
voor de voorgaande maand;
-
– voor het vlasvezelareaal uiterlijk op 1 juli, jaarlijks, voor het voorgaande verkoopseizoen
en een raming voor het daaropvolgende verkoopseizoen;
-
– voor de productie van lange vlasvezels, uiterlijk op 1 oktober, jaarlijks, voor het
voorgaande verkoopseizoen en een raming voor het daaropvolgende verkoopseizoen;
-
– voor rauwe koeienmelk, waaronder begrepen biologische rauwe koemelk, uitgedrukt in
kilogrammen en op basis van het reële vetgehalte van de melk, meldt de eerste koper,
bedoeld in artikel 151, tweede alinea en onderdelen a en b, van Verordening 1308/2013 de melding van de hoeveelheid geleverde rauwe melk, bedoeld in dat artikel, uitgedrukt
in kilogrammen en op basis van het reële vetgehalte van de melk, uiterlijk op de tiende
dag van elke maand;
-
– voor eieren, uiterlijk op de twintigste dag van elke maand het productievolume en
jaarlijks uiterlijk op 1 maart voor het voorgaande jaar het aantal productie-inrichtingen;
-
– voor ethylalcohol, uiterlijk op 1 februari, jaarlijks, voor het voorgaande jaar;
-
– voor mageremelkpoeder met toegevoegde plantaardige vetten, uiterlijk op de twintigste
dag van elke maand voor de voorgaande maand.