Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart 2021

Geraadpleegd op 17-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2022 en zichtdatum 30-04-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Regeling van 21 juni 2021, nr. 3366642 houdende voorschriften voor de uitvoering van de controle van personen, bagage en vracht op luchtvaartterreinen (Regeling uitvoering beveiliging burgerluchtvaart 2021)

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. besluit: het Besluit beveiliging burgerluchtvaart;

    • b. EDD-team REST: een combinatie van explosievenspeurhond en begeleider als bedoeld in punt 12.9.1.4 van de bijlage bij EU-verordening 2015/1998 dat een beveiligingsonderzoek gaat uitvoeren op basis van de ‘remote explosive scent tracing’- methode genoemd in punt 12.9.1.8 van die bijlage;

    • c. EDD-team Free Running: een combinatie van explosievenspeurhond en begeleider als bedoeld in punt 12.9.1.4 van de bijlage bij EU-verordening 2015/1998 dat een beveiligingsonderzoek gaat uitvoeren op basis van de ‘free running’- methode genoemd in punt 12.9.1.8 van die bijlage;

    • d. EDD-team PSD: een combinatie van explosievenspeurhond en begeleider als bedoeld in punt 12.9.1.4 van de bijlage bij EU-verordening 2015/1998 dat een beveiligingsonderzoek gaat uitvoeren op basis van een daartoe ontwikkelde ‘passenger-screening-dogs methode’ waarbij wordt voldaan aan norm 1 als bedoeld in punt 12.9.2.2 van die bijlage;

    • e. wet: de Luchtvaartwet.

Artikel 2

Op de luchtvaartterreinen Amsterdam Airport Schiphol, Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport en op het militaire luchtvaartterrein Eindhoven Airport, voor zover het de burgerluchtvaart betreft, worden als beveiligingspersoneel als bedoeld in artikel 37a, tweede lid, onder h, sub 2, van de wet aangewezen de militairen van de Koninklijke marechaussee.

Artikel 3

  • 1 De exploitant van een luchtvaartterrein legt het beveiligingsprogramma, bedoeld in artikel 37aba van de wet, door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee over aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Met het oog op de instemming door de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat adviseert de commandant van de Koninklijke marechaussee de Minister van Justitie en Veiligheid over het beveiligingsprogramma.

Artikel 4

  • 1 De luchtvaartmaatschappij legt het beveiligingsprogramma, bedoeld in artikel 37abb van de wet, door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee over aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2 De luchtvaartmaatschappij waarvan de exploitatievergunning niet in Nederland is verleend, legt op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee een verklaring als bedoeld in artikel 37abb, derde lid, van de wet over.

  • 3 Met het oog op de instemming door de Minister van Justitie en Veiligheid in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat adviseert de commandant van de Koninklijke marechaussee de Minister van Justitie en Veiligheid over het beveiligingsprogramma.

Artikel 5

  • 1 De aanvraag om instemming van de ingebruikname van detectieapparatuur, bedoeld in artikel 37aca van de wet, wordt door de exploitant van een luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee ingediend bij de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Met het oog op de instemming door de Minister van Justitie en Veiligheid adviseert de commandant van de Koninklijke marechaussee de Minister van Justitie en Veiligheid over de ingebruikname van de detectieapparatuur.

§ 2. Passagiers en bagage

Artikel 6

Een beveiligingsonderzoek als bedoeld in artikel 37h, eerste lid, onder c en d, van de wet wordt verricht indien bij een verhoogde dreiging op grond van een risicoanalyse de Minister van Justitie en Veiligheid daartoe beslist.

Artikel 7

Verboden voorwerpen als bedoeld in artikel 37hb, onder b, van de wet kunnen slechts aan boord van een luchtvaartuig worden gebracht indien:

  • a. deze verboden voorwerpen zodanig zijn verpakt dat onmiddellijk gebruik onmogelijk is;

  • b. deze verboden voorwerpen buiten het bereik van passagiers worden opgeborgen; en

  • c. aan de overige voorwaarden van punt 4.4.2. van de bijlage bij EU-verordening 2015/1998 is voldaan.

§ 4. Erkenningen

Artikel 9

  • 1 De aanvraag voor een erkenning als erkend agent en die voor een erkenning als bekende afzender als bedoeld in artikel 37o, eerste lid, onder a en b, van de wet geschieden door middel van een door de Minister van Justitie en Veiligheid ter beschikking gesteld elektronisch aanmeldingsformulier.

  • 2 Inschrijving met het oog op opname in de EU-gegevensbank betreffende de beveiliging van de toeleveringsketen van erkend agenten en bekende afzenders, bedoeld in paragraaf 6.3. en 6.4. in de bijlage bij EU-verordening 2015/1998, geschiedt langs elektronische weg, met gebruikmaking van een door de Minister van Justitie en Veiligheid goedgekeurd elektronisch aanmeldingsformulier.

§ 5. Werving en opleiding van personeel

§ 5.1. Eisen aan het opleidingsprogramma van een beveiligingsopleiding

Artikel 10

  • 2 Opleidingen kunnen de vorm aannemen van klassikaal onderwijs, online onderwijs en e-learning.

  • 3 Bij klassikaal onderwijs zijn de instructeur en de cursist fysiek aanwezig.

  • 4 Bij de aanvraag om instemming van het opleidingsprogramma wordt bij de beschrijving van een beeldherkenningstraining inzicht gegeven in de technische kenmerken van de programmatuur die daarbij wordt gebruikt.

Artikel 11

  • 1 Het opleidingsprogramma bevat een examenreglement als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder e, van het besluit waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a. alle voor de opleiding relevante eindtermen;

    • b. indien van toepassing een beschrijving van het theorie-examen waaruit blijkt dat de noodzakelijke kennis van de kandidaat in voldoende mate wordt getoetst;

    • c. indien van toepassing een beschrijving van het praktijkexamen waaruit blijkt dat de noodzakelijke vaardigheden van de kandidaat in voldoende mate wordt getoetst;

    • d. de wijze waarop alle elementen in het examen worden gewogen waarbij de kandidaat een score van 80% nodig heeft om het examen met goed gevolg te hebben afgelegd;

    • e. dat het examen in het Nederlands of Engels wordt afgenomen;

    • f. een beschrijving van de wijze waarop eenmaal een herexamen kan worden gedaan.

  • 2 De kandidaat die met goed gevolg examen heeft gedaan in alle modules van een opleiding ontvangt als bewijs daarvan een certificaat.

Artikel 12

  • 1 De aanvraag om instemming met het opleidingsprogramma, bedoeld in artikel 37rc van de wet, wordt door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee ingediend bij de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a. de naam van de opleidingsinstelling;

    • b. een kopie van de inschrijving van de opleidingsinstelling in het handelsregister dan wel van een gelijkwaardige buitenlandse registratie;

    • c. de naam van de opleiding waarvoor erkenning wordt gevraagd;

    • d. het opleidingsprogramma;

    • e. het programma inzake de interne kwaliteitscontrole van de opleidingsinstelling;

    • f. een beschrijving van de locatie waar de opleiding wordt gegeven.

  • 3 De commandant van de Koninklijke marechaussee adviseert de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanvraag om instemming.

  • 4 Indien met de aanvraag wordt ingestemd ontvangt de opleidingsinstelling een exemplaar van het Nationaal Opleidingsplan Beveiliging Burgerluchtvaart.

  • 5 De aanvraag om instemming van een wijziging van het opleidingsprogramma wordt door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee ingediend bij de Minister van Justitie en Veiligheid. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

§ 5.2. Eisen aan de organisatie van de opleidingsinstelling

Artikel 13

De opleidingsinstelling verzorgt, al dan niet in samenwerking met een andere opleidingsinstelling die beschikt over een door de Minister van Justitie en Veiligheid overeenkomstig artikel 37rc van de wet goedgekeurd opleidingsprogramma, ten minste eens in het half jaar een herhalingsopleiding als bedoeld in artikel 37ra, derde lid, van de wet.

Artikel 14

Het programma ten aanzien van de interne kwaliteitscontrole, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van het besluit, omvat in ieder geval:

  • a. het organisatieonderdeel dat binnen de opleidingsinstelling het programma opstelt;

  • b. de tijdsbesteding in uren aan dit programma;

  • c. de wijze waarop wordt zorg gedragen aan het behoud van de vereiste competenties van de instructeurs op het gebied van didactische vaardigheden en van vaktechnische kennis;

  • d. de wijze waarop de opleidingsmodules en bijbehorende syllabi worden geactualiseerd;

  • e. een opleidingsdossier van de instructeurs die bij de opleidingsinstelling in dienst zijn en waarin in ieder geval de competentieontwikkeling wordt bijgehouden.

§ 5.3. Gecertificeerde instructeurs en gecertificeerd personeel

Artikel 15

Bij de aanvraag tot erkenning als instructeur, bedoeld in artikel 37re van de wet en artikel 21 van het besluit, worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

  • a. een document waaruit blijkt dat de instructeur met goed gevolg een instructiebekwaamheidstoetsing heeft afgelegd op het gebied waarop hij instructie wil geven;

  • b. een bewijs waaruit blijkt dat hij bekwaam is in de Nederlandse en Engels taal instructie te geven.

Artikel 16

  • 1 De organisatie waarvoor beveiligingstaken worden uitgeoefend, draagt zorg voor doorlopende bijscholing van zijn overeenkomstig artikel 22 van het besluit erkend beveiligingspersoneel.

  • 2 De frequentie waarmee de bijscholing moet worden gedaan is afhankelijk van de aard van de vaardigheden die behoren bij de uitoefening van die beveiligingstaken.

  • 3 Beveiligingstaken mogen niet worden uitgeoefend door een personeelslid dat niet tijdig is bijgeschoold.

Artikel 17

  • 2 De aanvraag om erkenning van de beroepskwalificaties, bedoeld in artikel 23 van het besluit, wordt ingediend bij de commandant van de Koninklijke marechaussee.

  • 3 De aanvrager om erkenning van zijn beroepskwalificaties als bedoeld in het tweede lid legt bij zijn aanvraag de volgende voor de beoordeling van die aanvraag van belang zijnde gegevens en bescheiden over:

    • a. een door het bevoegde gezag in de staat waar de opleiding is gevolgd gewaarmerkt kopie van het certificaat waaruit blijkt dat de aanvrager een opleiding, vergelijkbaar met die als bedoeld in artikel 15, onder a, dan wel een bewijs waaruit blijkt dat met goed gevolg een examen is afgelegd met het oog op de uitoefening van een door de aanvrager gewenste beveiligingstaak bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het besluit;

    • b. een overzicht van de vakken die onderdeel hebben uitgemaakt van de betreffende opleiding en een leerstofomschrijving van de vakken en daarbij behorende studietijd;

    • c. een bewijs afgegeven door een daartoe bevoegde instantie dat hij een zodanige beheersing van de Nederlandse of Engelse taal heeft dat op een begrijpelijke wijze de opleiding kan worden verzorgd dan wel de beveiligingstaak naar behoren kan worden uitgeoefend.

  • 4 Van de gegevens en bescheiden genoemd in het derde lid wordt een beëdigde vertaling in de Nederlandse of Engelse taal overgelegd, indien deze zijn gesteld in een andere taal dan het Nederlands onderscheidenlijk Engels.

  • 5 Indien uit de overgelegde stukken blijkt dat de gevolgde opleiding onvoldoende kennis en vaardigheden biedt die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de taak in relatie tot de eisen die aan de beveiliging van de burgerluchtvaart in Nederland worden gesteld, bepaalt de commandant van de Koninklijke marechaussee dat een aanpassingsstage met goed gevolg moet worden afgerond alvorens de beroepskwalificatie wordt erkend.

  • 6 De commandant van de Koninklijke marechaussee informeert de aanvrager over de te volgen aanpassingsstage en de daarbij behorende vakken en de wijze waarop de aanpassingsstage moet worden gedaan.

§ 5.4. Explosievenspeurhonden

Artikel 18

  • 1 De aanvraag om instemming van de ingebruikname van explosievenspeurhonden, bedoeld in artikel 37acb van de wet, wordt door de exploitant van een luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit door tussenkomst van de commandant van de Koninklijke marechaussee ingediend bij de Minister van Justitie en Veiligheid.

  • 2 Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende bescheiden overgelegd:

    • a. een bewijs dat de explosievenspeurhond en zijn begeleider met succes een relevante opleiding op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart hebben doorlopen;

    • b. een bewijs dat de explosievenspeurhond en zijn begeleider voldoen aan de bij of krachtens EU-verordening 2015/1998 vastgestelde prestatieverklaring.

  • 3 Met het oog op de instemming door de Minister van Justitie en Veiligheid adviseert de commandant van de Koninklijke marechaussee de Minister van Justitie en Veiligheid over de ingebruikname van de explosievenspeurhonden.

Artikel 19

  • 1 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om instemming met de ingebruikname van explosievenspeurhonden EDD-team REST bedraagt de vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 37acb, zesde lid:

    • a. voor een eerste aanvraag van het eerste in te zetten EDD-team: € 3705,00;

    • b. voor een tweede en volgende aanvraag van datzelfde EDD-team: € 2851,00;

    • c. voor een aanvraag van een tweede of volgende in te zetten EDD-team, ongeacht of het om een eerste of vervolgaanvraag gaat: € 1090,00.

  • 2 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om instemming met de ingebruikname van explosievenspeurhonden EDD-team Free Running of EDD-team PSD bedraagt de vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 37acb, zesde lid:

    • a. voor een eerste aanvraag van het eerste in te zetten EDD-team: € 3259,00;

    • b. voor een tweede en volgende aanvraag van datzelfde EDD-team: € 2405,00;

    • c. voor een aanvraag van een tweede of volgende in te zetten EDD-team, ongeacht of het om een eerste of vervolgaanvraag gaat: € 644,00.

§ 6. Mandaten

Artikel 20

  • 2 De commandant van de Koninklijke marechaussee kan voor de aangelegenheden bedoeld in het eerste lid ondermandaat en machtiging verlenen aan de onder hem ressorterende functionarissen.

§ 7. Slotbepalingen

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven