Beleidsregel diploma-erkenning opleidingen overige educatie (2021)

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2022 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-01-2022 t/m 31-01-2022

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 mei 2021 nr. MBO/25782734, houdende beleid over de wijze waarop de bevoegdheid wordt uitgeoefend tot het verlenen van het recht op diploma-erkenning als bedoeld in artikel 1.4a.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor opleidingen overige educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder b tot en met f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Beleidsregel diploma-erkenning opleidingen overige educatie (2021))

Artikel 1. Beleidsregel

De beleidsregel voor het beslissen op aanvragen tot het verlenen van het recht op diploma-erkenning als bedoeld in artikel 1.4a.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor opleidingen overige educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder b tot en met f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt.

Artikel 4. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel diploma-erkenning opleidingen overige educatie (2021).

Deze beleidsregel zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

I.K. van Engelshoven

Bijlage behorend bij artikel 1

Aanvraagprocedure diploma-erkenning voor opleidingen overige educatie

Aanleiding

In deze beleidsregel wordt uitleg gegeven over de procedure voor het aanvragen van het recht op diploma-erkenning voor opleidingen overige educatie. Met opleidingen overige educatie worden de opleidingen als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder b tot en met f, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB) bedoeld. Voor deze opleidingen kunnen op grond van artikel 7.3.3, eerste lid, van de WEB eindtermen worden vastgesteld. In dat geval kan voor die opleidingen ook een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) erkend diploma worden uitgereikt. Een instelling heeft hiervoor op grond van artikel 1.4a.1, eerste lid, van de WEB het recht op diploma-erkenning nodig.1

De eerdere Aanvraagprocedure diploma-erkenning voor opleidingen Nederlandse taal en/of rekenen en digitale vaardigheden (overige educatie) van 5 oktober 2018 (Staatscourant 2018, 55481) komt te vervallen, omdat er een aantal nieuwe opleidingen overige educatie is aangewezen: de taalschakeltrajecten.2 Dit zijn opleidingen gericht op het begeleiden van anderstaligen (veelal inburgeringsplichtigen) richting het middelbaar beroepsonderwijs (mbo), hoger beroepsonderwijs (hbo) of wetenschappelijk onderwijs (wo). De taalschakeltrajecten zijn aan deze nieuwe aanvraagprocedure toegevoegd. Daarnaast is in deze nieuwe aanvraagprocedure een aantal inhoudelijke en redactionele verduidelijkingen aangebracht ten opzichte van de vorige aanvraagprocedure.

1. Voor welke opleidingen overige educatie kan diploma-erkenning worden aangevraagd?

De opleidingen waarvoor een aanvraag ingediend kan worden, zijn:

  • 1. De opleidingen Nederlandse taal en rekenen, gericht op alfabetisering en op het ingangsniveau van het beroepsonderwijs:

    • a. 5601 Nederlandse taal, alfabetisering 1F;

    • b. 5602 Rekenen, alfabetisering 1F;

    • c. 5603 Nederlandse taal, ingang beroepsonderwijs 2F;

    • d. 5604 Rekenen, ingang beroepsonderwijs 2F.

    De eindtermen voor deze opleidingen zijn opgenomen in bijlagen 1 tot en met 4 van de Regeling eindtermen 2013.

  • 2. De opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op beheersing van een basisniveau Nederlandse taal:

    • a. 5621 Nederlands als 2e taal, basisniveau Nederlandse taal A1;

    • b. 5622 Nederlands als 2e taal, basisniveau Nederlandse taal A2;

De eindtermen voor deze opleidingen zijn opgenomen in bijlage 6 van de Regeling eindtermen 2013.

  • 3. De opleidingen Nederlands als tweede taal, gericht op alfabetisering:

    • a. 5631 Nederlands als 2e taal, alfabetisering Alfa A;

    • b. 5632 Nederlands als 2e taal, alfabetisering Alfa B;

    • c. 5633 Nederlands als 2e taal, alfabetisering Alfa C.

De eindtermen voor deze opleidingen zijn opgenomen in bijlage 7 van de Regeling eindtermen 2013.

  • 4. De opleiding Digitale vaardigheden, gericht op redzaamheidniveau basisvaardigheden van volwassenen:

    • a. 5641 Digitale vaardigheden, basisniveau 1.

    De eindtermen voor deze opleiding zijn opgenomen in bijlage 8 van de Regeling eindtermen 2013.

  • 5. De opleiding Digitale vaardigheden, gericht op het ingangsniveau van de opleidingen van het beroepsonderwijs:

    • a. 5642 Digitale vaardigheden, basisniveau 2.

    De eindtermen voor deze opleiding zijn opgenomen in bijlage 8 van de Regeling eindtermen 2013.

  • 6. De taalschakeltrajecten, gericht op het begeleiden van anderstaligen richting het middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs:

    • a. 5700 Taalschakeltraject, mbo-niveau 2;

    • b. 5701 Taalschakeltraject, mbo-niveau 3;

    • c. 5702 Taalschakeltraject, mbo-niveau 4;

    • d. 5703 Taalschakeltraject, hbo profiel Maatschappij, economie en informatietechnologie;

    • e. 5704 Taalschakeltraject, hbo profiel Natuur, techniek en gezondheid;

    • f. 5705 Taalschakeltraject, wo profiel Maatschappij, economie en informatietechnologie;

    • g. 5706 Taalschakeltraject, wo profiel Natuur, techniek en gezondheid.

De eindtermen voor deze opleidingen zijn opgenomen in bijlage 9 van de Regeling eindtermen 2013.

Uitsluitingen

Voor de opleidingen ‘Nederlands als tweede taal I en II die opleiden voor het diploma Nederlands als tweede taal, bedoeld in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal’ kan op dit moment geen diploma-erkenning worden aangevraagd. Dit zijn opleidingen overige educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de WEB. Op grond van artikel 12.5.2 van de WEB is artikel 7.4.11 van de WEB wat de examens van deze opleidingen betreft namelijk nog niet in werking getreden. Dit betekent dat de examens tot die tijd alleen kunnen worden afgenomen door het College voor Toetsen en Examens, dat vervolgens ook de diploma’s en certificaten uitreikt.

Verder vallen de opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) niet onder het begrip ‘overige educatie’ en dus ook niet onder deze beleidsregel. Voor het aanvragen van het recht op diploma-erkenning voor een opleiding vavo geldt een separate aanvraagprocedure.3

2. Wie kan diploma-erkenning aanvragen?

Degene die eindverantwoordelijk is voor de opleiding vraagt de diploma-erkenning aan. De WEB noemt dit het ‘bevoegd gezag’ van een instelling.

Dit kan een uit ’s Rijks kas bekostigde mbo-instelling zijn die naast haar wettelijke taak een of meer opleidingen overige educatie wil verzorgen. In dat geval is het bevoegd gezag het college van bestuur van de mbo-instelling.4

Het kan ook om een andere instelling dan een uit ’s Rijks kas bekostigde mbo-instelling gaan. Meestal betreft deze categorie private ofwel niet-bekostigde instellingen, maar het kan bijvoorbeeld ook om een uit ’s Rijks kas bekostigde ho-instelling gaan. In dat geval is het bevoegd gezag het bestuur van de rechtspersoon die de instelling in stand houdt. Hierbij kan men denken aan het bestuur van een BV of, in het voorbeeld van de uit ’s Rijks kas bekostigde ho-instelling, het bestuur van een stichting. Een niet-bekostigde instelling kan ook in stand worden gehouden door een natuurlijk persoon in plaats van een rechtspersoon. Dan is deze natuurlijke persoon het bevoegd gezag.5

3. Aanvraagformulier, inzend- en beslistermijn

Aanvragen voor diploma-erkenning moeten worden ingediend via het hiervoor bestemde aanvraagformulier op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO).6 Er zijn aparte aanvraagformulieren voor nieuwe instellingen die nog niet beschikken over een instellingscode en bestaande instellingen die al wel beschikken over een instellingscode. Een instellingscode is een code die door DUO aan een instelling wordt toegekend zodra deze een of meer erkende opleidingen mag verzorgen, (voorheen) ook bekend als BRIN-nummer.

Per aanvraagformulier kan diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen overige educatie tegelijk. Wel moeten in dat geval per opleiding de benodigde gegevens ingezonden worden (zie onder paragraaf 4. Verplicht in te zenden informatie).

Aanvragen kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend en worden door DUO namens de minister van OCW in behandeling genomen. De wettelijke behandeltermijn van een aanvraag is ten hoogste drie maanden na ontvangst van de aanvraag.7 Wanneer de aanvraag niet binnen deze termijn kan worden afgehandeld, stelt DUO de instelling hiervan vóór het aflopen van de genoemde termijn op de hoogte en vermeldt daarbij de termijn waarbinnen de instelling het besluit wel tegemoet kan zien.8

4. Verplicht in te zenden informatie

Om voor diploma-erkenning in aanmerking te komen, moet de instelling informatie overleggen waaruit blijkt dat de instelling aan alle wettelijke eisen genoemd in artikel 1.4a.1, eerste lid, van de WEB zal voldoen. Het gaat hierbij om:

Hieronder is nader uitgewerkt welke informatie instellingen, naast een ingevuld aanvraagformulier, bij hun aanvraag dienen mee te zenden. Daarbij wordt een verschil gemaakt tussen nieuwe instellingen, bestaande instellingen die nog geen erkende opleiding overige educatie verzorgen en bestaande instellingen die al wel een of meer erkende opleidingen educatie verzorgen. Van bestaande instellingen zijn namelijk al meer gegevens bekend en heeft de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) meestal al een beeld van de instelling.

Zoals gezegd kan per aanvraagformulier diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen overige educatie tegelijk. Wel moet in dat geval per opleiding de benodigde informatie worden meegezonden. Sommige documenten kunnen echter een algemeen of ‘opleidingsoverstijgend’ karakter hebben. Deze documenten hoeven maar één keer te worden meegezonden. De mee te zenden informatie is hieronder weergegeven in tabellen met daarin een aantal categorieën. De informatie hoeft echter niet per se op die manier te zijn gecategoriseerd of afgebakend; zo kan een deel van de informatie van de examencommissie bijvoorbeeld zijn opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.

Door nieuwe instellingen

Nieuwe instellingen zijn instellingen die nog geen erkende opleidingen verzorgen en dus ook nog geen instellingscode hebben. Zij moeten de volgende informatie met de aanvraag meezenden:

 

Wettelijke eis

In te zenden informatie

1

Artikel 1.1.1, sub w, onder 3, van de WEB

Een afschrift van een uittreksel van de Kamer van Koophandel en de getekende notariële akte van oprichting van de rechtspersoon (niet van toepassing als het bevoegd gezag een natuurlijk persoon is)

2

Artikel 1.3.6 van de WEB

Een beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg, waaruit in ieder geval blijkt:

○ op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden;

○ op basis van welke deskundigheid onafhankelijke deskundigen worden betrokken bij de regelmatige beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs, welke werkzaamheden ze verrichten en hoe dikwijls ze worden ingeschakeld;

○ de criteria waarmee de instelling haar eigen prestaties waardeert.

3

Artikel 7.4.8, eerste lid, van de WEB

Een beschrijving op welke wijze de verplichting om te zorgen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering wordt nagekomen.

4

Artikel 7.4.8, tweede lid, van de WEB

Een onderwijs- en examenregeling, met daarin in ieder geval een beschrijving van:

○ het onderwijsprogramma, waaruit blijkt dat de voor de opleiding geldende eindtermen worden gedekt en met vermelding van het aantal onderwijsuren en studielast per studiejaar alsmede de gehanteerde leermiddelen;

○ de examens, waaruit blijkt dat de voor de opleiding geldende eindtermen worden gedekt1;

○ de regels met betrekking tot de examens (vaak ‘examenreglement’ genoemd).

5

Artikel 7.4.8, vierde lid, van de WEB

Een deelnemersstatuut waarin de rechten en plichten van de deelnemers zijn opgenomen.

6

Artikel 7.4.5 en 7.4.5a, eerste en derde lid, van de WEB

Een bewijs dat het bevoegd gezag een examencommissie heeft ingesteld uitgaande van de vereisten in artikel 7.4.5 van de WEB en een beschrijving van de regels over de uitvoering van de taken en bevoegdheden van de examencommissie.

7

Hoofdstuk 7, titel 5, van de WEB

Een bewijs dat het bevoegd gezag een commissie van beroep voor de examens heeft ingesteld uitgaande van de vereisten in artikel 7.5.1 van de WEB en een beschrijving van de procedures van de commissie van beroep voor de examens.

1 Voor de taalschakeltrajecten geldt dat de instelling de examens voor Nederlands als tweede taal (Nt2) en Kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM) niet zelf kan afnemen. Deze worden afgenomen door het College voor toetsen en examens respectievelijk het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verder hoeven de leervaardigheden en vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuze niet te worden geëxamineerd, maar is het aan de instelling om te bepalen of de deelnemer aan de betreffende eindtermen voldoet.

Door bestaande instellingen die nog geen erkende opleiding overige educatie verzorgen

Met deze categorie instellingen worden instellingen bedoeld die reeds een of meer erkende opleidingen verzorgen en dus ook al een instellingscode hebben, maar nog géén erkende opleiding overige educatie verzorgen. Denk bijvoorbeeld aan een mbo- of ho-instelling die dit voor het eerst wil doen. Zij moeten de volgende informatie meezenden:

 

Wettelijke eis

In te zenden informatie

2

Artikel 1.3.6 van de WEB

Een beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg, waaruit in ieder geval blijkt:

○ op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden;

○ op basis van welke deskundigheid onafhankelijke deskundigen worden betrokken bij de regelmatige beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs, welke werkzaamheden ze verrichten en hoe dikwijls ze worden ingeschakeld;

○ de criteria waarmee de instelling haar eigen prestaties waardeert.

N.B. Instellingen met een recent oordeel ‘voldoende’ voor het stelsel van kwaliteitszorg op bestuursniveau, hoeven dit niet mee te zenden indien zij in plaats daarvan aangeven hoe de opleiding overige educatie wordt ingebed in het bestaande stelsel van kwaliteitszorg. Voor een mbo-instelling wordt met genoemd oordeel een oordeel op basis van het meest recente Onderzoekskader mbo van de inspectie bedoeld. Voor een ho-instelling wordt hiermee een oordeel naar aanleiding van de ‘instellingstoets kwaliteitszorg’ (ITK) van de NVAO bedoeld.

3

Artikel 7.4.8, eerste lid, van de WEB

Beschrijving op welke wijze de verplichting om te zorgen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering wordt nagekomen.

4

Artikel 7.4.8, tweede lid, van de WEB

Een onderwijs- en examenregeling, met daarin in ieder geval een beschrijving van:

○ het onderwijsprogramma, waaruit blijkt dat de voor de opleiding geldende eindtermen worden gedekt en met vermelding van het aantal onderwijsuren en studielast per studiejaar alsmede de gehanteerde leermiddelen;

○ de examens, waaruit blijkt dat de voor de opleiding geldende eindtermen worden gedekt1;

○ de regels met betrekking tot de examens (vaak ‘examenreglement’ genoemd).

5

Artikel 7.4.8, vierde lid, van de WEB

Een deelnemersstatuut waarin de rechten en plichten van de deelnemers zijn opgenomen.

N.B. Instellingen hoeven dit niet mee te zenden indien zij in plaats daarvan aangeven welke eventuele aanpassingen aan het bestaande studentenstatuut worden gedaan ten behoeve van de deelnemers aan de opleiding overige educatie.

6

Artikel 7.4.5 en 7.4.5a, eerste en derde lid, van de WEB

Een bewijs dat het bevoegd gezag een examencommissie heeft ingesteld uitgaande van de vereisten in artikel 7.4.5 van de WEB en een beschrijving van de regels over de uitvoering van de taken en bevoegdheden van de examencommissie.

N.B. Instellingen hoeven dit niet mee te zenden indien zij in plaats daarvan aangeven welke eventuele aanpassingen aan (de samenstelling van) de examencommissie en de bestaande procedures worden gedaan ten behoeve van de opleiding overige educatie.

7

Hoofdstuk 7, titel 5, van de WEB

Een bewijs dat het bevoegd gezag een commissie van beroep voor de examens heeft ingesteld uitgaande van de vereisten in artikel 7.5.1 van de WEB en een beschrijving van de procedures van de commissie van beroep voor de examens.

N.B. Mbo-instellingen hoeven dit niet mee te zenden indien zij in plaats daarvan aangeven welke eventuele aanpassingen aan (de samenstelling van) de commissie van beroep en de bestaande procedures worden gedaan ten behoeve van de opleiding overige educatie. Ho-instellingen dienen dit wél altijd mee te zenden, omdat een commissie van beroep voor de examens in de meeste gevallen nieuw voor hen is.

1 Voor de taalschakeltrajecten geldt dat de instelling de examens voor Nederlands als tweede taal (Nt2) en Kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM) niet zelf kan afnemen. Deze worden afgenomen door het College voor toetsen en examens respectievelijk het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verder hoeven de leervaardigheden en vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuze niet te worden geëxamineerd, maar is het aan de instelling om te bepalen of de deelnemer aan de betreffende eindtermen voldoet.

Door bestaande instellingen die al een of meer erkende opleidingen overige educatie verzorgen

Met deze categorie instellingen worden instellingen bedoeld die reeds een of meer erkende opleidingen overige educatie verzorgen en dus ook al een instellingscode hebben. Zij moeten de volgende informatie meezenden:

 

Wettelijke eis

In te zenden informatie

1

Artikel 1.3.6 van de WEB

Beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg, waaruit in ieder geval blijkt:

○ op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden;

○ op basis van welke deskundigheid onafhankelijke deskundigen worden betrokken bij de regelmatige beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs, welke werkzaamheden ze verrichten en hoe dikwijls ze worden ingeschakeld;

○ de criteria waarmee de instelling haar eigen prestaties waardeert.

N.B. Instellingen met een recent oordeel ‘voldoende’ voor het stelsel van kwaliteitszorg op bestuursniveau, hoeven dit niet mee te zenden indien zij in plaats daarvan aangeven hoe de opleiding overige educatie wordt ingebed in het bestaande stelsel van kwaliteitszorg. Voor een mbo- of overige educatie-instelling wordt met genoemd oordeel een oordeel op basis van het meest recente Onderzoekskader mbo van de inspectie bedoeld. Voor een ho-instelling wordt hiermee een oordeel naar aanleiding van de ‘instellingstoets kwaliteitszorg’ (ITK) van de NVAO bedoeld.

2

Artikel 7.4.8, eerste lid, van de WEB

Beschrijving op welke wijze de verplichting om te zorgen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering wordt nagekomen.

3

Artikel 7.4.8, tweede lid, van de WEB

Een onderwijs- en examenregeling, met daarin in ieder geval een beschrijving van:

○ het onderwijsprogramma, waaruit blijkt dat de voor de opleiding geldende eindtermen worden gedekt en met vermelding van het aantal onderwijsuren en studielast per studiejaar alsmede de gehanteerde leermiddelen;

○ de examens, waaruit blijkt dat de voor de opleiding geldende eindtermen worden gedekt1;

○ de regels met betrekking tot de examens (vaak ‘examenreglement’ genoemd).

1 Voor de taalschakeltrajecten geldt dat de instelling de examens voor Nederlands als tweede taal (Nt2) en Kennis van de Nederlandse maatschappij (KNM) niet zelf kan afnemen. Deze worden afgenomen door het College voor toetsen en examens respectievelijk het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verder hoeven de leervaardigheden en vaardigheden voor opleidings- en beroepskeuze niet te worden geëxamineerd, maar is het aan de instelling om te bepalen of de deelnemer aan de betreffende eindtermen voldoet.

5. Beoordeling aanvragen

Een aanvraag voor diploma-erkenning wordt per opleiding beoordeeld. De aanvraag wordt zoals gezegd door DUO namens de minister van OCW in behandeling genomen. Voorafgaand aan een beschikking wordt de aanvraag voor advies voorgelegd aan de inspectie. Na ontvangst van het advies van de inspectie beslist DUO over de aanvraag. De inspectie toetst de aanvraag integraal of marginaal. Voor welke toetsing de inspectie kiest, hangt ervan af of de inspectie zich een goed beeld kan vormen van en kan vertrouwen op de kwaliteit van de opleiding in de praktijk. De marginale toetsing gaat meestal iets sneller dan de integrale toetsing.

De informatie die u bij de aanvraag dient mee te zenden, is bij beide soorten toetsing hetzelfde (zie paragraaf onder 4. Verplicht in te zenden informatie). Ook kan de inspectie bij beide soorten toetsing om meer informatie vragen.

Integrale toetsing

Bij een integrale toetsing beoordeelt de inspectie de bij de aanvraag meegezonden informatie uitgebreid en legt zij een bezoek aan de instelling af. De inspectie kan een integrale toetsing doen als:

  • de instelling nog geen erkende opleidingen overige educatie verzorgt;

  • de instelling al een of meer erkende opleidingen overige educatie verzorgt, maar de onderwijs- en/of examenkwaliteit daarvan onvoldoende is;

  • de instelling de afgelopen drie jaar een waarschuwing of besluit tot intrekking van de diploma-erkenning voor een opleiding overige educatie als bedoeld in artikel 6a.1.2 of 6a.1.3 van de WEB heeft gehad;

  • de instelling een oordeel ‘onvoldoende’ voor het stelsel van kwaliteitszorg op bestuursniveau heeft; of

  • de aanvraag betrekking heeft op een opleiding overige educatie die voor alle instellingen nieuw is (zoals op het moment van vaststelling van deze procedure bijvoorbeeld de taalschakeltrajecten).

Marginale toetsing

De inspectie kan een marginale toetsing doen als een integrale toetsing op grond van de hiervoor genoemde situaties niet nodig is. Bij een marginale toetsing voert de inspectie in samenwerking met DUO een globale risicoanalyse uit door middel van dossieronderzoek. De inspectie kan dan bijvoorbeeld kijken naar de bij de aanvraag meegezonden informatie, maar ook naar eventuele signalen, de toezichtshistorie (inclusief die van een eventuele rechtsvoorganger), et cetera. De inspectie kan op basis van deze risicoanalyse alsnog besluiten om (op onderdelen) tot een integrale toetsing over te gaan en/of meer informatie op te vragen.

6. Instellingscode en Registratie Instellingen en Opleidingen

Indien een nieuwe instelling een positieve beschikking ontvangt op een eerste aanvraag voor diploma-erkenning voor een opleiding, dan wordt door DUO een instellingscode toegekend.

Verder houdt DUO in het register Registratie Instellingen en Opleidingen (RIO) een aantal gegevens bij over instellingen die erkende opleidingen overige educatie verzorgen. Deze gegevens zijn voor iedereen te raadplegen op https://www.rio-onderwijs.nl. Het gaat om ten minste de volgende gegevens9:

  • de naam en vestigingsplaats van de instelling;

  • de na(a)m(en) van de opleiding(en) educatie waarvoor de instelling erkende diploma’s mag uitreiken en de ingangsdatum van de diploma-erkenning(en);

  • eventuele waarschuwingen of besluiten tot intrekking van de diploma-erkenning als bedoeld in de artikelen 6a.1.2 of 6a.1.3 van de WEB of gevallen waarin de diploma-erkenning van rechtswege is vervallen op grond van artikel 6a.1.4 van de WEB.

7. Voorwaarden behouden diploma-erkenning en beëindiging diploma-erkenning van rechtswege

De inspectie zal na de start van de opleiding de uitvoering van het onderwijs, de examens en het stelsel van kwaliteitszorg en/of de naleving van (overige) wettelijke vereisten in de praktijk toetsen. Zoals gezegd is het bevoegd gezag hiervoor eindverantwoordelijk.10 Om de diploma-erkenning te behouden, dient het bevoegd gezag ervoor te zorgen dat de opleiding altijd van voldoende kwaliteit is en voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 1.4a.1, eerste en zesde lid, van de WEB. Doet het bevoegd gezag dit niet, kan de minister na een waarschuwing de diploma-erkenning intrekken op grond van artikel 6a.1.2 en 6a.1.3 van de WEB. Een beschikking tot het intrekken van de diploma-erkenning houdt in dat aan de examens van de opleiding geen erkende diploma’s als bedoeld in artikel 7.4.6 van de WEB meer zijn verbonden. In de communicatie naar buiten toe zal de instelling dit dan ook kenbaar moeten maken.

Op grond van artikel 1.4a.1, zesde lid, van de WEB dient het bevoegd gezag jaarlijks vóór 15 oktober een opgave te verstrekken van de opleidingen overige educatie die zij verzorgt in het lopende studiejaar en heeft verzorgd in het daaraan voorafgaande studiejaar. Deze opgave kunnen instellingen doen bij de inspectie via het e-mailadres mbo_erkenningen@owinsp.nl. De inspectie geeft de informatie ook door aan DUO, die op basis daarvan eventueel het RIO kan bijwerken.

Indien een instelling langer dan een studiejaar een opleiding overige educatie niet heeft verzorgd, vervalt op grond van artikel 6a.1.4 van de WEB van rechtswege het recht op diploma-erkenning voor die opleiding. Indien een opleiding niet langer wordt aangeboden, dient de instelling dat zo spoedig te melden bij het Informatiecentrum onderwijs (Ico) van DUO via het e-mailadres ico@duo.nl.

8. Fusie en overdracht van rechten

Diploma-erkenning wordt verleend aan het bevoegd gezag van een instelling. Als de relatie tussen dat bevoegd gezag en de instelling dan wel de opleiding waarvoor diploma-erkenning verleend is, verbroken wordt, vervalt daarmee de diploma-erkenning. In dat geval wordt de registratie van de diploma-erkenning uit het RIO verwijderd en moet er door het nieuwe bevoegd gezag opnieuw diploma-erkenning worden aangevraagd. De volgende situaties kunnen zich voordoen, waarbij telkens is aangegeven of er wel of niet opnieuw diploma-erkenning moet worden aangevraagd:

  • De rechtspersoon waar de instelling van uitgaat, fuseert met een andere rechtspersoon (fusie als bedoeld in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). De relatie tussen bevoegd gezag (de rechtspersoon) en de instelling wijzigt in dit geval niet. Er hoeft niet opnieuw diploma-erkenning voor de opleidingen te worden aangevraagd. Wel moet DUO in kennis worden gesteld van de fusie, onder overlegging van de akte waarin de fusie is geregeld. Deze melding kan worden gedaan bij het Informatiecentrum onderwijs (Ico) van DUO via het e-mailadres ico@duo.nl.

  • De aandelen van de NV of BV waarvan de instelling uitgaat, gaan in andere handen over. De relatie tussen rechtspersoon en instelling wijzigt in dit geval niet. Er hoeft niet opnieuw diploma-erkenning voor de opleidingen te worden aangevraagd;

  • De rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat, verkoopt één of meer opleidingen aan een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon (of andersom). De relatie tussen het bevoegd gezag en de opleiding(en) wordt in dit geval verbroken en daarmee vervalt de diploma-erkenning. Voor de betreffende opleiding(en) moet opnieuw diploma-erkenning worden aangevraagd door het nieuwe bevoegd gezag;

  • De rechtspersoon waarvan de instelling uitgaat, verkoopt de instelling in zijn geheel – inclusief alle opleidingen – aan een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon (of andersom). De relatie tussen het bevoegd gezag en de instelling wordt verbroken en daarmee vervalt de diploma-erkenning. Er moet opnieuw diploma-erkenning voor de opleidingen worden aangevraagd door het nieuwe bevoegd gezag;

  • De rechtspersoon wordt in zijn geheel opgenomen in een juridische entiteit (concern/groep van rechtspersonen). Het bevoegd gezag houdt niet op te bestaan, maar blijft binnen de nieuwe juridische entiteit zelfstandig bestaan. De relatie tussen rechtspersoon en instelling wijzigt in dit geval niet. Er hoeft niet opnieuw diploma-erkenning te worden aangevraagd, maar de diploma-erkenning mag uitsluitend worden aangewend door de instelling die ressorteert onder dat de betreffende rechtspersoon en dus niet door instellingen die ressorteren onder een andere rechtspersoon in de juridische entiteit.

  1. Alleen voor de opleidingen ‘Nederlands als tweede taal I en II die opleiden voor het diploma Nederlands als tweede taal, bedoeld in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal’ als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de WEB kan op dit moment geen diploma-erkenning worden aangevraagd. Zie ook onder paragraaf 1. Voor welke opleidingen overige educatie kan diploma-erkenning worden aangevraagd?, onder ‘Uitsluitingen’. ^ [1]
  2. Dit is gedaan door de Regeling digitale vaardigheden educatie 2018 te wijzigen. Daarbij is ook de citeertitel van deze regeling veranderd in: ‘Regeling aanwijzing opleidingen educatie’. Deze wijzigingsregeling wordt naar verwachting in mei 2021 gepubliceerd. ^ [2]
  3. Een opleiding vavo is een opleiding educatie als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van de WEB en gericht op het halen van een diploma mavo, havo of vwo. Zie de Aanvraagprocedure diploma-erkenning voor opleidingen voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Staatscourant 2015, 3460, te vinden op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2015-3460.html. ^ [3]
  4. Artikel 1.1.1, sub w, onder 2, en artikel 1.4a.1, tweede lid, van de WEB. ^ [4]
  5. Artikel 1. 1.1.1, sub w, onder 3, en artikel 1.4a.1, tweede lid, van de WEB. ^ [5]
  6. Te vinden op https://duo.nl/zakelijk/middelbaar-beroepsonderwijs/niet-bekostigd-onderwijs/diploma-erkenning-aanvragen/overige-educatie.jsp. ^ [6]
  7. Artikel 1.4a.1, vijfde lid, van de WEB. ^ [7]
  8. De beslistermijn wordt dan verdaagd op grond van artikel 4:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslistermijn kan bovendien worden opgeschort in de gevallen genoemd in artikel 4:5 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht. ^ [8]
  9. Zie voor de precieze opsomming artikel 6a.1.1 van de WEB. ^ [9]
  10. Dit geldt ook als het bevoegd gezag onderdelen van het onderwijsprogramma in de praktijk laat uitvoeren door derden. ^ [10]