Wijzigingswet Wet op het financieel toezicht (invoering verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars)

Geraadpleegd op 16-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-11-2021 en zichtdatum 23-05-2024.
Geldend van 17-03-2021 t/m heden

Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet op het financieel toezicht op het gebied van dienstverrichting naar Nederland door levens- en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is in overeenstemming te brengen met artikel 162 van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PbEU 2009, L 335) door invoering van een verbod op dienstverrichting;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

  • 3 Het eerste of tweede lid blijft van toepassing totdat de Nederlandsche Bank een besluit heeft genomen op de aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk het tweede lid, onderdeel b, dan wel na indiening van een volledige aanvraag de verzekeraar de Nederlandsche Bank schriftelijk heeft meegedeeld de aanvraag in te trekken.

  • 4 Het is een levensverzekeraar of schadeverzekeraar, niet zijnde een verzekeraar met beperkte risico-omvang, met zetel in een staat die geen lidstaat is, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland, toegestaan om in afwijking van artikel 2:45, eerste lid, of 2:46, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht het herverzekeringsbedrijf te blijven uitoefenen, indien hij uiterlijk binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet een kennisgeving als bedoeld in artikel 2:45, tweede lid, of artikel 2:46, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht heeft gedaan voor het verrichten van diensten naar Nederland.

  • 6 Op een verzekeraar die geen gebruik maakt van de regeling, bedoeld in het eerste, tweede of vierde lid, is artikel 2:45, eerste lid, of artikel 2:46, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 2:52, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het financieel toezicht gedurende 24 maanden na de inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing:

    • a. indien hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland;

    • b. indien hij binnen zes maanden na inwerkingtreding van deze wet een plan indient ter goedkeuring van de Nederlandsche Bank om binnen 24 maanden na inwerkingtreding van deze wet zijn verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting te staken;

    • c. indien hij geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit na de datum van inwerkingtreding van deze wet; en

    • d. hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 7 Op een verzekeraar waarvan de vergunningaanvraag is afgewezen dan wel een verzekeraar die zijn aanvraag heeft ingetrokken, is artikel 2:45 of artikel 2:46 onderscheidenlijk artikel 2:52, eerste lid, onderdeel b of c, van de Wet op het financieel toezicht gedurende 12 maanden na de afwijzing of de intrekking van de vergunningaanvraag niet van toepassing:

    • a. indien hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland;

    • b. indien hij binnen drie maanden na afwijzing van de vergunningaanvraag dan wel de mededeling van de verzekeraar tot intrekking van zijn aanvraag een plan indient ter goedkeuring van de Nederlandsche Bank om binnen 12 maanden zijn verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting te staken;

    • c. indien hij geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit na de datum van de afwijzing van zijn aanvraag dan wel intrekking; en

    • d. hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 8 Op een verzekeraar die een kennisgeving als bedoeld in het vijfde lid heeft gedaan en ingevolge een mededeling van de Nederlandsche Bank niet langer bevoegd is het herverzekeringsbedrijf in Nederland uit te oefenen, is artikel 2:45, eerste lid of artikel 2:46, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht gedurende 12 maanden na ontvangst van die mededeling niet van toepassing:

    • a. indien hij op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bevoegd was het verzekeringsbedrijf uit te oefenen via het verrichten van diensten naar Nederland;

    • b. indien hij binnen drie maanden na ontvangst van de mededeling een plan indient ter goedkeuring van de Nederlandsche Bank om binnen 12 maanden zijn verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting te staken;

    • c. indien hij geen nieuwe verzekeringsovereenkomsten meer sluit na de datum van de mededeling; en

    • d. hij is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1:107 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 9 De Nederlandsche Bank kan de termijn, bedoeld in het zevende lid, aanhef en achtste lid, aanhef, met maximaal 12maanden verlengen indien dat redelijkerwijze noodzakelijk is voor de afwikkeling van de verzekeringsactiviteiten via dienstverrichting van de betrokken verzekeraar.

Artikel III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 3 maart 2021

Willem-Alexander

De Minister van Financiën,

W.B. Hoekstra

Uitgegeven de zestiende maart 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven