Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 01-05-2024.
Geldend van 13-04-2024 t/m heden

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 10 februari 2021, nr. WJZ/ 20040426, tot vaststelling van bepalingen voor de implementatie van fytosanitaire uitvoeringsbesluiten (Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/213, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/467/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PbEU 2016, L 317) en artikel 9 van de Plantgezondheidswet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • uitvoeringsverordening 2019/2072: Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PbEU 2019, L319);

wet: Plantgezondheidswet.

Artikel 2

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • schadelijk organisme: Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al;

    • uitvoeringsbesluit 2011/787: Uitvoeringsbesluit 2011/787/EU van de Commissie van 29 november 2011 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk noodmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., wat Egypte betreft (PbEU 2011, L 319).

  • 2 Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, van oorsprong uit Egypte mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht indien zij:

    • a. zijn gekweekt in een gebied dat is opgenomen in de lijst van ziektevrijegebieden, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van uitvoeringsbesluit 2011/787;

    • b. voldoen aan de voorschriften van de bijlage van uitvoeringsbesluit 2011/787;

    • c. worden binnengebracht in Eemshaven, Harlingen, Beverwijk, Amsterdam, Rotterdam of Vlissingen;

    • d. geïnspecteerd zijn op de aanwezigheid van het schadelijke organisme overeenkomstig de bijlage bij uitvoeringsbesluit 2019/1614 en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden;

    • e. voorzien zijn van een etiket in een officiële taal van de Europese Unie met de vermelding dat ze uit Egypte komen, de naam van het schadelijk organisme vrij gebied, de naam en het identificatienummer van de producent en het nummer van de partij.

  • 3 De afvalstoffen die overblijven na het verpakken en verwerken van knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant, van oorsprong uit Egypte worden zo verwijderd dat het schadelijk organisme zich niet in de Europese Unie kan vestigen of verspreiden.

Artikel 5

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • afgebakende gebieden: in de Europese Unie, overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2018/1503, vastgestelde besmette zones en bufferzones;

    • gevoelige planten: voor opplant bestemde planten met een stam- of wortelhalsdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden, van Prunus spp., met uitzondering van Prunus laurocerasus L.;

    • hout: hout, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten, nader omschreven in artikel 1, onderdeel c, van uitvoeringsbesluit 2018/1503;

    • houten verpakkingsmateriaal: verpakkingsmateriaal, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten;

    • schadelijke organisme: Aromia bungii (Faldermann);

    • uitvoeringsbesluit 2018/1503: Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1503 van de Commissie van 8 oktober 2018 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Europese Unie van Aromia bungii (Faldermann) te voorkomen (PbEU 2018, L 254).

  • 2 Gevoelige planten die van oorsprong uit een afgebakend gebied komen mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 3 Hout van oorsprong uit een afgebakend gebied en hout dat zijn natuurlijke oppervlak geheel of gedeeltelijk heeft behouden en dat in een afgebakend gebied is binnengebracht mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 4 Houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 9 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 5 Afval van behandeling of verwerking van hout of houten verpakkingsmateriaal als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 9, tweede lid, van uitvoeringsbesluit 2018/1503 wordt zodanig opgeruimd dat het schadelijk organisme zich niet buiten het afgebakende gebied kan verspreiden.

  • 6 Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, worden slechts in de Europese Unie binnengebracht als zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften, bedoeld in artikel 11 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

  • 7 Hout afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, wordt slechts in de Europese Unie binnengebracht als het voldoet aan de specifieke invoervoorschriften, bedoeld in artikel 12 van uitvoeringsbesluit 2018/1503.

Artikel 6

[Vervallen per 29-03-2023]

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2021. Zie het overzicht van wijzigingen]

Artikel 8

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • gevoelige planten: voor opplant bestemde planten met een stamdiameter van tenminste 1 centimeter op het dikste punt, met uitzondering van zaden, van Acer spp., Aesculus spp., Alnus spp., Betula spp., Carpinus spp., Cercidiphyllum spp., Corylus spp., Fagus spp., Fraxinus spp., Koelreuteria spp., Platanus spp., Populus spp., Salix spp. Tilia spp. en Ulmus spp.;

    • hout: hout, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten, dat voldoet aan artikel 1, onder b, van uitvoeringsbesluit 2015/893;

    • houten verpakkingsmateriaal: verpakkingsmateriaal, geheel of deels verkregen van de gevoelige planten;

    • schadelijke organisme: Anoplophora glabripennis (Motschulsky);

    • uitvoeringsbesluit 2015/893: Uitvoeringsbesluit nr. 2015/893/EU van de Commissie van 9 juni 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora glabripennis (Motschulsky) te voorkomen (PbEU 2015, L 146).

  • 2 Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van bijlage II, rubriek 1, punt A, onder 1, bij uitvoeringsbesluit 2015/893; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig bijlage II, rubriek 1, punt A, onder 2, bij uitvoeringsbesluit 2015/893 worden geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

  • 3 Hout afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mag slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoet aan de specifieke invoervoorschriften van bijlage II, rubriek 1, punt B, onder 1 en 2, bij uitvoeringsbesluit 2015/893; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig bijlage II, rubriek 1, punt B, onder 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893 wordt geïnspecteerd op de aanwezigheid van het schadelijke organisme en geen tekenen van aanwezigheid van dat schadelijke organisme zijn gevonden.

  • 4 Gevoelige planten, van oorsprong afkomstig uit een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied, mogen slechts worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 1, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 5 Gevoelige planten die in een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied zijn binnengebracht, mogen slechts worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 2, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 6 Gevoelige planten afkomstig uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt A, onder 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 7 Hout, van oorsprong afkomstig uit een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied, mag slechts worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt B, onder 1 tot en met 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 8 Hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak geheel of gedeeltelijk heeft behouden en dat in een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893afgebakend gebied is binnengebracht, mag slechts worden vervoerd als zij voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt B, onder 1 en 3, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

  • 9 Houten verpakkingsmateriaal, van oorsprong afkomstig uit een overeenkomstig artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2015/893 afgebakend gebied, mag slechts worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, rubriek 2, punt C, bij uitvoeringsbesluit 2015/893.

Artikel 9

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • schadelijk organisme: Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix papa sp.n., Epitrix subcrinita (Lec.) of Epitrix tuberis (Gentner);

    • uitvoeringsbesluit 2012/270: Uitvoeringsbesluit 2012/270/EU van de Commissie van 16 mei 2012 betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) te voorkomen (PbEU 2012, L132).

  • 2 Het is verboden het schadelijke organisme in te voeren en binnen Nederland te verspreiden.

  • 3 Knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de specifieke invoervoorschriften van punt 1 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig punt 5 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270 zijn geïnspecteerd.

  • 4 Knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit derde landen waarvan bekend is dat het schadelijke organisme er voorkomt en die zijn ingevoerd overeenkomstig het derde lid, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd indien zij voldoen aan de voorwaarden van punt 3 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270.

  • 5 Knollen van Solanum tuberosum L. van oorsprong uit gebieden in de Europese Unie die overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2012/270 zijn afgebakend, mogen alleen binnen de Europese Unie worden vervoerd als zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in punt 1 van sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/270.

Artikel 10

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel verstaan onder uitvoeringsbesluit 2012/697: Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU van de Commissie van 8 november 2012 wat betreft maatregelen het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het geslacht Pomacea (Perry) te voorkomen (PbEU 2012, L 311).

  • 2 Het is verboden het geslacht Pomacea (Perry) in te voeren en binnen Nederland te verspreiden.

  • 3 Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, die alleen groeien in water of in grond die permanent is verzadigd met water, van oorsprong uit derde landen, mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als:

    • a. zij voldoen aan de invoervoorschriften van punt 1 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/697; en

    • b. zij bij binnenkomst in de Europese Unie overeenkomstig punt 2 van sectie 1 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/697 zijn geïnspecteerd.

  • 4 Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, die alleen groeien in water of in grond die permanent is verzadigd met water, van oorsprong uit gebieden in de Europese Unie die overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2012/697 zijn afgebakend, mogen alleen binnen de Europese Unie in het verkeer worden gebracht als zij voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in sectie 2 van bijlage I van uitvoeringsbesluit 2012/697.

Artikel 12

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • uitvoeringsbesluit 2017/2374: uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2374 van de Commissie van 15 december 2017 tot vaststelling van de omstandigheden voor het verkeer, de opslag en de verwerking van bepaalde vruchten en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen, om het binnenbrengen in de Unie van bepaalde schadelijke organismen te voorkomen (PbEU 2017, L 337);

    • vruchten: vruchten van Citrus L., FortunellaSwingle, PoncirusRaf., MicrocitrusSwingle, NaringiAdans. enSwingleaMerr., en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen;

  • 2 Vruchten mogen binnen de Europese Unie worden verplaatst overeenkomstig artikel 3 van uitvoeringsbesluit 2017/2374.

  • 3 Vruchten mogen uitsluitend industrieel worden verwerkt overeenkomstig artikel 4 van uitvoeringsbesluit 2017/2374 in een erkende verwerkingslocatie.

  • 4 Vruchten die niet meteen industrieel worden verwerkt mogen uitsluitend worden opgeslagen overeenkomstig artikel 5 van uitvoeringsbesluit 2017/2374 in een erkende opslaglocatie.

  • 5 De minister verleent op verzoek een erkenning voor de verwerkingslocatie, bedoeld in het derde lid, en voor de opslaglocatie, bedoeld in het vierde lid.

Artikel 15

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • afgebakende gebieden: in de Europese Unie, overeenkomstig artikel 4 van uitvoeringsbesluit 2019/2032, vastgestelde besmette zones en bufferzones;

    • houten verpakkingsmateriaal: verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, tonnen en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van ruw hout met een dikte van ten hoogste 6 mm, verwerkt hout bij de productie waarvan gebruik is gemaakt van lijm, warmte en druk, of een combinatie daarvan, en stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Europese Unie voldoet als de zending hout;

    • schadelijke organisme: Fusarium circinatum Nirenberg & O’Donnell 1998;

    • gevoelige planten: planten van het geslacht Pinus L. en de soort Pseudotsuga menziesii (Mirbel) Franco;

    • uitvoeringsbesluit 2019/2032: Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2032 van de Commissie van 26 november 2019 tot vaststelling van maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Fusarium circinatum Nirenberg & O’Donnell (voorheen Gibberella circinata) te voorkomen en tot intrekking van Beschikking 2007/433/EG (PbEU 2019, L 313).

  • 2 Gevoelige planten mogen slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 6 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 3 Hout van gevoelige planten, hout van coniferen (Pinales) en bast van coniferen (Pinales) van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 4 Hout van coniferen in de vorm van houten verpakkingsmateriaal van oorsprong uit een afgebakend gebied mag slechts binnen de Europese Unie worden vervoerd als het voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 5 Gevoelige planten van oorsprong uit niet-Europese derde landen mogen slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als ze voldoen aan de specifieke invoervoorschriften als bedoeld in artikel 9 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

  • 6 Hout van gevoelige planten, hout van coniferen (Pinales) en bast van coniferen (Pinales) van oorsprong uit niet-Europese derde landen, mag slechts in de Europese Unie worden binnengebracht als het voldoet aan de specifieke invoervoorschriften als bedoeld in artikel 10 van uitvoeringsbesluit 2019/2032.

Artikel 16

  • 1 Artikel 4 vervalt met ingang van 1 juli 2023.

  • 2 Artikel 14 vervalt met ingang van 1 augustus 2022.

  • 3 Artikel 11 vervalt met ingang van 1 april 2022.

  • 4 Artikel 13 vervalt met ingang van 1 april 2023.

  • 6 Artikel 7 vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 17

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling fytosanitaire uitvoeringsbesluiten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 februari 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Naar boven