Tijdelijke stimuleringsregeling veilig, doelmatig en duurzaam gebruik verkeersinfrastructuur 2020

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 03-10-2020 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 1 oktober 2020, nr. IENW/BSK-2020/181458, houdende tijdelijke regels voor toekenning van specifieke uitkeringen ter stimulering van het nemen van maatregelen ten behoeve van veiliger, doelmatiger en duurzamer gebruik van verkeersinfrastructuur 2020 (Tijdelijke stimuleringsregeling veilig, doelmatig en duurzaam gebruik verkeersinfrastructuur 2020)

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Bestuurlijke Overleggen MIRT 2018 en 2019: Bestuurlijke overleggen MIRT Noord-Nederland, Oost-Nederland, Zuid-Nederland, Zuidwest-Nederland, Noordwest-Nederland en goederenvervoercorridors die hebben plaatsgevonden op 21 en 22 november 2018 respectievelijk 20 en 21 november 2019;

  • minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • specifieke uitkering: uitkering als bedoeld in artikel 3;

Artikel 2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van het nemen van maatregelen die veiliger, doelmatiger en duurzamer gebruik van verkeersinfrastructuur beogen te bevorderen.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden aangevraagd

Tot het in artikel 2 genoemde doel kan de minister overeenkomstig de afspraken die hierover zijn gemaakt in het kader van de Bestuurlijke Overleggen MIRT 2018 en 2019 op aanvraag van een provincie of gemeente een specifieke uitkering verstrekken voor:

  • a. proeven met maatregelen waarmee wordt beoogd dat kinderen en jongeren veilig per fiets naar school kunnen gaan;

  • b. organisatorische inbedding van levering van actuele en betrouwbare data voor digitale mobiliteitsdiensten en het data-gedreven uitvoeren van overheidstaken in het mobiliteitsdomein;

  • c. aanschaf, installatie van intelligente verkeersregelinstallaties of onderdelen hiervan en aansluiting op een landelijk datanetwerk van intelligente verkeersregelinstallaties;

  • d. onderzoek naar mogelijkheden om gebruik van het openbaar vervoer door studenten beter te spreiden en het aantal reisbewegingen te verminderen;

  • e. ondersteuning bij kennisuitwisseling en planvorming door werkgevers en advisering aan werkgevers ten behoeve van verduurzaming van woon-werkverkeer;

  • f. stimulering door werkgevers van gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer en zakelijk verkeer; of

  • g. advies en ondersteuning bij het opstellen van een regionaal plan van aanpak voor verkeer en vervoer van goederen gericht op verbetering van de bereikbaarheid en vermindering van CO2-emissie.

Artikel 4. Kosten die in aanmerking komen voor een specifieke uitkering

  • 1 Voor een specifieke uitkering komen in aanmerking:

    • a. maximaal 5% van de voorbereidingskosten, niet zijnde kosten als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a;

    • b. uitvoeringskosten.

  • 2 Voor een specifieke uitkering komen niet in aanmerking:

    • a. kosten van personeel van de eigen organisatie en inhuur van personeel ten behoeve van de voorbereiding van de uitvoering;

    • b. omzetbelasting over kosten als bedoeld in het eerste lid, die in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of verrekend kan worden; en

    • c. kosten waarvoor reeds op basis van deze regeling of langs andere weg een bijdrage is of wordt verstrekt, dan wel kosten die niet voortvloeien uit afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Bestuurlijke Overleggen MIRT 2018 en 2019.

Artikel 5. Percentage van de kosten dat ten hoogste in aanmerking komt voor een specifieke uitkering

Het percentage van de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, dat ten hoogste in aanmerking komt voor een specifieke uitkering, wordt vastgesteld overeenkomstig de afspraken die hierover zijn gemaakt in het kader van de Bestuurlijke Overleggen MIRT 2018 en 2019.

Artikel 6. Hoogte specifieke uitkering

  • 1 De hoogte van het budget dat voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, beschikbaar is en de wijze van verdeling daarvan worden vastgesteld overeenkomstig de afspraken die hierover zijn gemaakt in het kader van de Bestuurlijke Overleggen MIRT 2018 en 2019.

  • 2 Een specifieke uitkering bedraagt niet meer dan het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bedrag verminderd met de omzetbelasting over de kosten, bedoeld in artikel 4, eerste lid, die in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel 7. Aanvraag voor verlening specifieke uitkering

  • 1 Een aanvraag van een specifieke uitkering wordt uiterlijk op 31 oktober 2020 ingediend.

  • 2 Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een overzicht van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de doelen, bedoeld in artikel 2;

    • c. een specificatie en raming van de kosten van de activiteiten;

    • d. een beschrijving van de wijze waarop niet onder de aangevraagde specifieke uitkering vallende kosten, worden gedekt;

    • e. een tijdsplanning van de activiteiten.

  • 3 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister ter beschikking gesteld digitaal formulier.

Artikel 8. Verlening specifieke uitkering

  • 1 Op de aanvraag van een specifieke uitkering beslist de minister binnen acht weken na ontvangst.

  • 2 Een besluit tot verlening vermeldt in ieder geval:

    • a. de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verstrekt; en

    • b. het bedrag van de specifieke uitkering.

Artikel 9. Voorschotverlening

De minister verstrekt bij een besluit tot verlening als bedoeld in artikel 8 een voorschot van 100% van het verleende bedrag.

Artikel 10. Verplichtingen ontvanger

  • 1 De activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verleend, zijn voor uiterlijk 1 januari 2024 gerealiseerd.

  • 2 De ontvanger van een specifieke uitkering werkt mee aan een door de minister ingesteld evaluatieonderzoek ten behoeve van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de specifieke uitkering in de praktijk als bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3 Bij een besluit tot verlening als bedoeld in artikel 8 kan de minister ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de specifieke uitkering.

Artikel 11. Verantwoording

Verantwoording over de besteding van een specifieke uitkering vindt plaats op de wijze die is bepaald in artikel 17a Financiële-verhoudingswet.

Artikel 12. Vaststelling specifieke uitkering

  • 1 De minister stelt de specifieke uitkering uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, volledig zijn uitgevoerd en volledig is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 10, ambtshalve vast.

Artikel 13. Inwerkingtreding en verval

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke stimuleringsregeling veilig, doelmatig en duurzaam gebruik verkeersinfrastructuur 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven