Regeling specifieke uitkering Nationaal Programma Groningen derde tranche

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 02-10-2020 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 september 2020, nr. 2020-0000499860, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering aan de gemeente Delfzijl, de gemeente Groningen, de gemeente Loppersum, de gemeente Oldambt en de provincie Groningen in het kader van een derde tranche in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • gemeenten: gemeenten Delfzijl, Groningen, Loppersum en Oldambt;

  • minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • Nationaal Programma Groningen: Nationaal Programma Groningen als bedoeld in de Bestuursovereenkomst Nationaal Programma Groningen (Kamerstukken II, 33 529, nr. 587, bijlage 1).

Artikel 2. Specifieke uitkering

  • 1 De minister verstrekt een specifieke uitkering aan de gemeenten en de provincie Groningen voor de uitvoering van projecten en werkzaamheden ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen.

  • 2 De specifieke uitkering bedraagt voor de gemeente:

    • a. Delfzijl: € 1.178.000, waarvan:

      • 1°. € 670.000 voor het uitwerken van projecten ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen; en

      • 2°. € 508.000 voor de uitvoering van het project Sociaal plan Delfzijl Noord;

    • b. Groningen: € 5.150.000, waarvan:

      • 1°. € 405.000, voor het uitwerken van projecten ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen;

      • 2°. € 2.000.000, voor de uitvoering van het project Zonthermie;

      • 3°. € 1.210.000, voor de uitvoering van het project Kansrijke start Beijum en Lewenborg;

      • 4°. € 175.000, voor de uitvoering van het project Wijkbudget Beijum en Lewenborg;

      • 5°. € 350.000, voor de uitvoering van het project Wijkondersteuner Beijum en Lewenborg; en

      • 6°. € 1.010.000, voor de uitvoering van het project Coaching en buddy-academie Beijum en Lewenborg;

    • c. Loppersum: € 3.175.000, waarvan:

      • 1°. € 275.000 voor de uitvoering van het project Financieel bijdragen aan dorpshuizen in versterkingsgebied;

      • 2°. € 500.000 voor de uitvoering van het project Verzilverlening; en

      • 3°. € 2.400.000 voor de uitvoering van het project Een groene klimaatbestendige woonomgeving met ruimte voor biodiversiteit en recreatie;

    • d. Oldambt: € 220.000, voor het uitwerken van projecten ten behoeve van het Nationaal Programma Groningen.

  • 3 De specifieke uitkering bedraagt voor de provincie Groningen € 46.235.000, waarvan:

    • a. € 2.510.000 voor de uitvoering van het project Programma lokale energietransitie;

    • b. € 5.500.000 voor de uitvoering van het project Impulsloket;

    • c. € 4.330.000 voor de uitvoering van het project Loket leefbaarheid;

    • d. € 19.895.000 voor de uitvoering van het project Erfgoedprogramma; en

    • e. € 14.000.000 voor de uitvoering van het project Werkbudget programmabureau.

  • 4 De specifieke uitkering wordt in één keer uitbetaald.

  • 5 De specifieke uitkering wordt niet verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor de uitvoering van projecten en werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, voor zover het bedrag van de BTW in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds of voor zover de kosten in aanmerking komen voor aftrek op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel 3. Voorwaarden

De gemeenten en de provincie Groningen besteden de specifieke uitkering uitsluitend aan de projecten of werkzaamheden waarvoor dat deel van de specifieke uitkering is toegekend.

Artikel 4. Verantwoording en terugvordering

  • 2 Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 2, niet volledig of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan het college van Gedeputeerde Staten of het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.H. Ollongren

Naar boven