Wijzigingsbesluit Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, enz. (formalisering [...] sector Rechterlijke Macht 2018-2020)

Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-10-2020 t/m heden

Besluit van 25 september 2020 tot wijziging van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit rechtspositie leden gerechtsbesturen en Raad voor de rechtspraak ter formalisering van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rechterlijke Macht 2018 – 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 10 juli 2020, nr. 2970128, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 7, derde lid, 9, tweede lid, 19b en 54 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de artikelen 14, vierde lid, en 73, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel VI van de Wet van 2 december 2015 tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten in verband met een herziening van de opleiding van rechters en officieren van justitie;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2020, No.W16.20.0249/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 22 september 2020, nr. 3021395, directie Wetgeving en Juridische Zaken.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel III

  • 1 Degenen die op 1 januari 2019 waren aangesteld als rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding ontvangen een eenmalige uitkering van € 450.

  • 3 Geen eenmalige uitkering ontvangen de rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding die op 1 januari 2019 in verband met buitengewoon verlof geen bezoldiging hebben ontvangen, tenzij het een buitengewoon verlof van maximaal zes weken betrof.

Artikel IV

Artikel V

Artikel VI

Artikel 6g van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, blijft van toepassing op de rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast die vóór die datum een toeslag als bedoeld in artikel 6g van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren genoot en op de raadsheer of senior rechter die vóór deze datum een schriftelijke bevestiging heeft ontvangen van het gerechtsbestuur dat hij is of zal worden voorgedragen voor benoeming tot raadsheer of senior rechter bij een ander gerecht, dan wel tot wijziging van de vaststelling van het gerecht waar het ambt wordt vervuld zal worden overgegaan, met dien verstande dat de in dat artikel bedoelde toeslag wordt vastgesteld op een percentage van de uitkomst van de berekening ingevolge het tweede lid van dat artikel, overeenkomstig de navolgende reeks:

Artikel VII

Artikel 8d van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, blijft van toepassing op de rechterlijk ambtenaar die in 2020 reeds van de regeling als bedoeld in artikel 8d gebruikmaakt.

Artikel VIII

Artikel 33n zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel G, blijft van toepassing op reeds lopende aanspraken op gedeeltelijke doorbetaling van bezoldiging tijdens ouderschapsverlof.

Artikel IX

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 7 Artikel III werkt terug tot en met 1 september 2019.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 september 2020

De Minister voor Rechtsbescherming,

S. Dekker

Uitgegeven de dertigste september 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

Naar boven