4. Beoordelingscriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het Fonds bestrijding
kinderprostitutie 2021 dient een aanvraag (in voldoende mate) te voldoen aan de volgende
criteria:
1. Thema
Het voorstel richt zich op preventie van commerciële seksuele uitbuiting van kinderen
en jongeren tot 18 jaar.
2. Doelgroep
Het voorstel richt zich op kinderen en jongeren tot 18 jaar die seksueel worden uitgebuit
of het risico lopen seksueel te worden uitgebuit.
3. Link Theory of Change SRGR
Het voorstel ligt in het verlengde van de Theory of Change SRGR: de inhoud van het
voorstel past binnen de doelstellingen van het Nederlands SRGR-beleid, zoals vastgesteld
in de vier SRGR-resultaatgebieden.
4. Organisatorische criteria
-
a.
Capaciteit en ervaring
De organisatie die, of de alliantie namens welke de Nederlandse ngo de aanvraag indient,
beschikt over de benodigde capaciteit, netwerken, ervaringen, kwaliteiten en instrumenten
om het voorstel uit te voeren. Hierbij wordt aangegeven welke capaciteit er nodig
zal zijn om het voorstel te realiseren, op welke wijze deze capaciteit beschikbaar
is en - indien van toepassing - welke alliantieleden binnen het partnerschap hieraan
zullen bijdragen. Ook wordt aangegeven wat de relevante ervaringen ten aanzien van
het onderhavige thema, doelgroep en in de landen waar de aanvraag zich op richt, van
de deelnemende partners zijn (track record) over de afgelopen drie jaar (2017, 2018
en 2019).
-
b.
Financieel beheer en ervaringsdeskundigheid (organisatiecapaciteit)
De subsidie-aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer en kan door ervaringsdeskundigheid
met betrekking tot activiteiten als waarvoor subsidie wordt gevraagd, een doelgerichte
en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
De indienende organisatie dient daartoe te beschikken over een:
-
c. Bezoldiging subsidie-aanvrager en samenwerkingspartner(s)
-
A. De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van
een in Nederland gevestigde subsidieaanvrager of alliantiepartner (niet zijnde de
penvoerder) bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt
gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR 189.000 (bruto) bij een dienstverband van
een 36-urige werkweek.
Genoemd bedrag bestaat uit:
-
1. de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);
-
2. de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;
-
3. beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage,
etc.
-
B. Deze eis is ook van toepassing voor partners (niet zijnde de subsidieaanvrager) die
zijn gevestigd in een EU-lidstaat, waarbij voor alliantiepartners (niet zijnde subsidieaanvrager)
uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro geldt dat omrekening van de
lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates die door het
ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2020. Voor de toepassing van
deze beleidsregels wordt het Verenigd Koninkrijk beschouwd als EU-lidstaat.
-
C. Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels 2018) geldt voor alliantiepartners (niet zijnde de subsidieaanvrager) gevestigd in één
van de volgende landen een aangepaste norm, op grond van het algemene inkomensniveau
in de betreffende landen:
-
D. De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van
een alliantiepartner (niet zijnde de subsidieaanvrager) gevestigd in overige landen,
staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding
tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit
van de organisatie.
Toelichting:
Ad A/B/C/D
De subsidieaanvrager specificeert de hoogte van de bezoldiging (inclusief toeslagen)
van elk van de leden van het management (inclusief CEO) en bestuur van de eigen organisatie
en alle overige alliantiepartners per de datum van de ingang van het subsidietijdvak:
Functie
|
Beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen)
|
Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen
|
Beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage
e.a.
|
Omvang aanstelling (in uren per week)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor alliantiepartners (niet zijnde de subsidieaanvrager) uit EU-lidstaten die niet
zijn aangesloten bij de euro en alliantiepartners (niet zijnde de subsidieaanvrager)
uit landen buiten de EU, anders dan de landen onder C., geldt dat omrekening van de
lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (annex 4) die door het ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2020.
Ad A/B/C
De subsidieaanvrager specificeert de hoogte van de bezoldiging (beloning, belastbare
vaste en variabele onkostenvergoedingen en beloningen betaalbaar op termijn) van de
individuele leden van het management en bestuur van de eigen organisatie en overige
alliantiepartners voor zover in de EU, Noorwegen, Zwitserland, Japan en/of VS/Canada
gevestigd.
Geef daarbij ook de omvang van de aanstelling aan waaraan de bezoldiging is verbonden
(zie ook hieronder onder NB).
Voor Nederlandse organisaties die vallen onder de reikwijdte van de Wet normering topinkomens (WNT) hoeft geen specificatie te worden gegeven, maar volstaat een verwijzing naar
de jaarlijks op uiterlijk 1 juli openbaar gemaakte WNT-gegevens, tenzij deze informatie
per 1 januari 2019 in verband met een wijziging in de bezoldiging niet meer geldig
is. (De WNT-gegevens dienen op internet openbaar gemaakt te worden voor een periode
van tenminste zeven jaar. Deze moeten algemeen toegankelijk en eenvoudig te vinden
zijn.)
Ad D
De subsidieaanvrager specificeert de hoogte van de bezoldiging (beloning, belastbare
vaste en variabele onkostenvergoedingen en beloningen betaalbaar op termijn) van de
individuele leden van het management en bestuur van alliantiepartners voor zover buiten
de EU en Noorwegen, Zwitserland, Japan en/of VS/Canada gevestigd. De subsidieaanvrager licht overtuigend en aan de hand van de genoemde factoren toe
dat de verhouding tussen de hoogte van de bezoldiging en het niveau van de functie,
de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie(s) redelijk
is.
NB:
Toelichting op criterium:
Het bezoldigingsmaximum is afgeleid van de bezoldiging van de Directeur-Generaal Internationale
Samenwerking (DGIS) van het ministerie van Buitenlandse Zaken. DGIS valt onder de
cao voor Rijksambtenaren waarin een 36-urige werkweek als voltijds dienstverband wordt
aangemerkt. Indien het dienstverband van een managementlid of bestuurder bij de betrokken
organisatie minder dan 36 uur per week betreft, wordt het bezoldigingsmaximum van EUR 189.000 pro-rato
verlaagd en gerelateerd aan de deeltijdfactor van het dienstverband (omvang aanstelling/36*EUR
189.000). Bij een dienstverband van meer dan 36 uur blijft het bezoldigingsmaximum EUR 189.000. Wanneer de organisatie de deeltijdfactor verstrekt
in de subsidieaanvraag, is dit het uitgangspunt voor de berekening van het verlaagde
bezoldigingsmaximum. Wanneer de deeltijdfactor niet wordt verstrekt, wordt uitgegaan
van een omvang van een voltijds dienstverband van 36 uur.
5. Geografische reikwijdte
De landenkeuze vloeit logisch voort uit een contextanalyse. Het voorstel geeft aan
waar de activiteiten zullen plaatsvinden. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen
hierover is opgenomen in het amendement Voordewind/Kuik: ‘Er is extra inzet nodig
om dit te bestrijden met name in Azië en Latijns- Amerika’. De landenkeuze wordt onderbouwd
met een contextanalyse waarbij expliciet aandacht wordt gegeven aan de genderdimensie
en indien van toepassing conflictsensitiviteit.
6. Budget en termijn
-
a. Budget: de subsidieaanvraag bedraagt niet meer dan EUR 5 miljoen. Het voorstel bevat
een budget met een gedetailleerde en sluitende begroting (met daarin vermeld het aangevraagde
subsidiebedrag), behorende bij het inhoudelijke voorstel voor de periode waarvoor
de subsidie wordt gevraagd en welke nodig is om de voorgestelde activiteiten en interventies
uit te voeren, alsmede de onderbouwing daarvan. Tevens bevat het voorstel een liquiditeitsprognose
voor de gehele activiteitenperiode.
-
b. Termijn: De middelen moeten uiterlijk 31 december 2021 besteed zijn. Dit moet blijken
uit de planning en de begroting. Inhoudelijke verantwoording zal moeten plaatsvinden
middels een narratief verslag; financiële verantwoording dient via een door een onafhankelijke
accountant uit te voeren audit afgelegd te worden.
7. Inhoud voorstel en beschrijving interventiestrategieën
Het voorstel geeft een heldere probleemanalyse, gekozen resultaatsgebied met doelstellingen
om binnen 1 jaar te behalen, overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering
en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten
en verwachte effecten voor de periode waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Het
voorstel zet overtuigend uiteen welke interventiestrategieën gekozen zijn en waarom.
Daarbij moet de subsidieaanvrager ook kennis geven van de belangrijkste organisaties
en/of groepen die voor de activiteiten of interventies voor hem van belang zijn.
8. Resultaten en verhouding tot budget; duurzaamheid
-
a. Resultaten en verhouding tot budget: de te behalen resultaten, planning en gevraagd
budget staan in redelijke verhouding tot elkaar. In het voorstel wordt helder aangegeven
welke resultaten men verwacht te behalen binnen de geplande periode en met het gevraagde
budget.
-
b. Duurzaamheid: Het voorstel maakt duidelijk op welke wijze wordt gezorgd voor duurzaamheid
van de resultaten.
9. Planning
Het voorstel bevat een realistische en gedetailleerde planning.
10. Risico-afweging en mitigatie
Het voorstel bevat een heldere risicoanalyse (risico’s en mitigerende maatregelen),
hierbij rekening houdend met politiek, sociale, economische (risico) factoren en mitigatiemaatregelen.
Door de sterk veranderende context rondom COVID-19 en de maatregelen die overheden
zich genoodzaakt zien te nemen, moet de risicoanalyse gedurende de uitvoering van
de activiteiten regelmatig worden herzien om veranderende en nieuwe risico’s op tijd
te kunnen signaleren en mitigeren.
5 Aanvraag- en beoordelingsprocedure
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Aanvragen kunnen worden ingediend op 16 oktober 2020 tussen 9:00u en 17:00u. Zij moeten
in die tijdspanne, en rechtsgeldig ondertekend, zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Aanvragen dienen in het Engels of in het Nederlands ingediend te worden. Een aanvraag
beslaat maximaal tien pagina’s; indien het de inhoudelijke onderbouwing van het voorstel
ten goede komt, is het toegestaan om aanvullende informatie in een compacte annex
toe te voegen.
Aanvragen worden bij voorkeur ingediend via de mail via e-mailadres dso-ga@minbuza.nl. Aanvragen per post kunnen worden gestuurd naar Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Sociale Ontwikkeling,
Afdeling Gezondheid en Aids, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag. Als u de aanvraag persoonlijk
of per koerier wilt aanleveren, dan kunt u de aanvraag op werkdagen (laten) afgeven
bij het afgifteloket voor poststukken (expeditie) van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken, Rijnstraat 8, 2515 XP ’s-Gravenhage.
Bij de aanvraag te voegen stukken:
-
• Geldige PARTOS ISO-9001 certificering
-
• In geval de organisatie een positief beoordeelde Organisational Risk and Integrity
Assessment (ORIA) heeft: Ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar
het activiteitennummer van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op
andere gronden dan de organisatorische capaciteit;
-
• In geval de organisatie een geldige (vanaf 1 april 2017) positief beoordeelde COCA
heeft: een ingevulde Vragenlijst Actualisering ORIA met verwijzing naar het activiteitennummer
van de verkregen subsidie of naar de aanvraag afgekeurd op andere gronden dan de organisatorische
capaciteit; of
-
• Volledige ingevulde ORIA.
-
• de informatie en toelichting, zoals gevraagd in drempel criterium 4.c met betrekking
tot de maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur
van een subsidie-aanvrager of samenwerkingspartner (niet zijnde de subsidieaanvrager).
Tevens dient de aanvraag de volgende stukken te bevatten;
-
• inhoudelijk voorstel met onder andere daarin een overzicht van activiteiten, naar
aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen
en resultaten en verwachte effecten voor de periode waarin de activiteiten worden
uitgevoerd;
-
• een gedetailleerde en sluitende begroting, behorende bij het inhoudelijke voorstel
voor de periode waarvoor de subsidie wordt gevraagd;
-
• liquiditeitsprognose voor de gehele activiteitenperiode.
De Minister zal besluiten over de ingediende aanvragen uiterlijk op 15 november 2020.