Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO 2020

Geraadpleegd op 05-05-2024.
Geldend van 01-08-2023 t/m heden

Beleidsregel van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 26 augustus 2020, nr. VO/25236992, tot nadere regels voor de verstrekking van een licentie Topsporttalentschool voor scholen in het voortgezet onderwijs (Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO 2020)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 25 en 29, zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

  • Expertisecentrum: Expertisecentrum Voortgezet Onderwijs & Topsport;

  • KNVB: Koninklijke Nederlandse Voetbalbond;

  • licentie Topsporttalentschool: beschikking van de minister aan het bevoegd gezag van een school waarin een aanvraag als bedoeld in artikel 3 wordt ingewilligd;

  • minister: Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;

  • NOC*NSF: Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie;

  • reisafstand: reisafstand op basis van de snelste route met de auto van het woonadres van de topsporttalentleerlingen naar het vestigingsadres van de Topsporttalentschool, bepaald door gebruikmaking van de ANWB-autorouteplanner;

  • school: hoofdvestiging of nevenvestiging van een school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs waar uit de openbare kas bekostigd onderwijs wordt verzorgd als bedoeld in de artikelen 2.4, 2.5, 2.6 en 2.7 van de wet;

  • topsporttalentleerlingen: leerling waarvan is vastgesteld dat deze wordt beschouwd als talent of topsporter met een officiële talent-, of topsportstatus van het NOC*NSF of een beloftestatus van de KNVB;

  • Topsporttalentschool: school met een licentie Topsporttalentschool als bedoeld in artikel 3;

  • vmbo: middelbaar algemeen voortgezet onderwijs artikel 2.6 van de wet en voorbereidend beroepsonderwijs artikel 2.7 van de wet;

  • wet: Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is om sporttalenten met een officiële talent-, of topsportstatus van het NOC*NSF of een beloftestatus van de KNVB op een Topsporttalentschool in staat te stellen topsport en onderwijs zo optimaal mogelijk te combineren. De beleidsregel draagt bij aan het bevorderen van talentontwikkeling op het hoogst mogelijke sportniveau in het voortgezet onderwijs.

Artikel 3. Procedure voor aanvraag van een licentie Topsporttalentschool

  • 1 De minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een school een licentie Topsporttalentschool verstrekken.

  • 2 Een aanvraag van het bevoegd gezag van een school wordt in behandeling genomen indien is voldaan aan de vereisten in de artikelen 4 en 5. De Minister kan in uitzonderlijke gevallen van de genoemde aantallen in artikel 5 afwijken indien leerlingendaling of schoolsplitsing hier aanleiding toe geeft.

  • 4 De aanvraag voor een licentie Topsporttalentschool wordt op uiterlijk 1 oktober van het schooljaar ingediend.

  • 5 Het Expertisecentrum adviseert de minister over de aanvraag op uiterlijk 1 december van het desbetreffende jaar.

  • 6 De minister beslist binnen 26 weken na ontvangst van een aanvraag.

Artikel 4. De aanvraag van een licentie Topsporttalentschool

De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

  • a. een verklaring van de school dat op de desbetreffende school een door het NOC*NSF of de KNVB goedgekeurde lijst met de namen en sport met talent-, of topsportniveau van de topsporttalentleerlingen aanwezig is;

  • b. het schoolplan, met daarin een beleidsnotitie waaruit blijkt op welke wijze de school voldoet aan artikel 5, onderdeel c, en hoe de school zorg draagt voor flexibiliteit in de onderwijsprogramma’s, en flexibiliteit bij het afleggen van toetsen en schoolexamens en centrale examens, rekening houdend met de belangen van de betrokken topsporttalentleerling.

Artikel 5. Voorschriften voor het verstrekken van een licentie Topsporttalentschool

De school, waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag als bedoeld in artikel 3 heeft ingediend, voldoet aan de volgende voorschriften:

  • a. op de meest recente teldatum van 1 oktober die voorafgaat aan de aanvraag, zijn op de school ten minste 35 topsporttalentleerlingen ingeschreven, waarbij per sport maximaal 15 leerlingen meetellen, tenzij:

    • 1°. deze voorwaarde tot gevolg heeft dat in een bepaalde provincie geen enkele licentie Topsporttalentschool kan worden verstrekt. In dat geval kan een licentie Topsporttalentschool worden verleend aan een school in die provincie waar ten minste tien topsporttalentleerlingen staan ingeschreven en maximaal één derde deel van die topsporttalentleerlingen dezelfde sport beoefent; of

    • 2°. het een school betreft met ten minste 20 topsporttalentleerlingen die onderwijs volgen in het vmbo en maximaal één derde van die topsporttalentleerlingen dezelfde sport beoefent;

  • b. er is een samenwerkingsverband met tenminste drie sportbonden of verenigingen die op het hoogste landelijk niveau actief zijn;

  • c. op de school is personeel aanwezig en aanspreekbaar op de afstemming van de werkzaamheden die verband houden met de licentie Topsporttalentschool en het voorzien in de begeleiding van de topsporttalentleerlingen, met als uitgangspunt dat het onderwijsniveau van deze leerlingen wordt behouden.

Artikel 6. Periodieke visitatie door het Expertisecentrum

  • 1 Het Expertisecentrum visiteert een school met een licentie Topsporttalentschool elk derde jaar na de datum waarop de licentie Topsporttalentschool is verstrekt.

  • 2 Op basis van de visitaties adviseert het Expertisecentrum de minister of een school met een licentie Topsporttalentschool nog steeds voldoet aan de voorschriften, als bedoeld in artikel 5.

Artikel 7. Gebruik terminologie Topsporttalentschool

Alleen een school met de licentie Topsporttalentschool kan zich profileren als een Topsporttalentschool.

Artikel 8. Intrekken van de licentie Topsporttalentschool

Indien uit het advies van het Expertisecentrum als bedoeld in artikel 6, tweede lid, volgt dat Topsporttalentschool niet meer aan de voorschriften voldoet kan de minister besluiten:

  • a. tot intrekking van de licentie Topsporttalentschool;

  • b. de Topsporttalentschool eenmalig twee jaar de tijd te geven om zich te verbeteren.

Artikel 9. Consequentie van de intrekking van de aanwijzing van een Loot-leerling

  • 1 Indien het NOC*NSF of de KNVB oordeelt dat een betrokken leerling niet langer kan worden beschouwd als een topsporttalentleerling, neemt die leerling vanaf dat moment weer deel aan het reguliere onderwijsprogramma.

  • 2 Indien het voor de leerling als bedoeld in het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is om de gemiste vakonderdelen nog in te halen, blijft een reeds geëffectueerde ontheffing op grond van artikel 10 tot en met 14 van kracht, evenals een reeds lopende spreiding van het examen op grond van artikel 15.

Artikel 10. Consequentie voor de topsporttalentleerling bij het intrekken van de licentie Topsporttalentschool

Indien de licentie Topsporttalentschool wordt ingetrokken, behouden de betrokken leerlingen de onder de oorspronkelijke licentie Topsporttalentschool verkregen mogelijkheden aan die school. Indien dit niet mogelijk is, verzorgt de school een alternatief.

Artikel 11. Afwijking onderbouw

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan in afwijking van de artikelen 2.14, tweede lid, en 2.33 van de wet, de topsporttalentleerling in de eerste twee leerjaren ontheffing verlenen van de onderdelen van het onderwijsprogramma die betrekking hebben op de kerndoelen bewegen en sport, in onderdeel G van bijlage 1, behorende bij artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020.

Artikel 12. Afwijking van de vakken in de bovenbouw vmbo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan, in afwijking van artikel 2.33 van de wet en de artikelen 2.20, 2.22, 2.24, 2.26, 3.4, eerste lid, onder a en c, 3.5, eerste lid, onder a en c, 3.6, eerste lid, onder a en c en 3.7, eerste lid, onder a en c, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, een topsporttalentleerling in het vmbo ontheffing verlenen voor:

Artikel 13. Afwijking van de vakken in de bovenbouw havo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan, in afwijking van artikel 2.33 van de wet, paragraaf 3 van hoofdstuk 2 en artikel 3.3, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, een topsporttalentleerling in de havo ontheffing verlenen voor:

Artikel 14. Afwijking van vakken in de bovenbouw vwo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een licentie Topsporttalentschool kan, in afwijking van artikel 2.33 van de wet, paragraaf 2 van hoofdstuk 2 en artikel 3.1 dan wel 3.2 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, een topsporttalentleerling in het vwo ontheffing verlenen voor:

Artikel 15. Gespreid examen

  • 2 Alleen een topsporttalentleerling die in het laatste leerjaar wordt geconfronteerd met activiteiten in het kader van uitoefening van de sport, waardoor het niet mogelijk is het eindexamen in het laatste leerjaar volledig af te leggen, komt voor toepassing van artikel 3.56 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020 in aanmerking.

Artikel 16. Topsporttalentleerlingen op reguliere scholen

  • 1 De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een school, niet zijnde een Topsporttalentschool, waarbij een topsporttalentleerling is ingeschreven, voor de duur van het schooljaar waarin de aanvraag wordt gedaan, toestaan om de topsporttalentleerling ontheffingen te verlenen als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 14 of een beroep te doen op de mogelijkheid voor het doen van een gespreid examen als bedoeld in artikel 15.

  • 2 Uit de aanvraag bedoeld in het eerste lid moet het volgende blijken:

    • a. de topsporttalentleerling staat ingeschreven op een school van het bevoegd gezag;

    • b. de topsporttalentleerling woont op meer dan 25 kilometer reisafstand van een Topsporttalentschool of is ingeschreven voor een schoolsoort als bedoeld in artikel 2.1. van de wet die niet wordt aangeboden op een nabijgelegen Topsporttalentschool;

    • c. de school kan blijkens een positief advies van het Expertisecentrum de topsporttalentleerling een optimale combinatie tussen sport en onderwijs aanbieden; en

    • d. de kwaliteit van het onderwijs van de schoolsoort waar de topsporttalentleerling bij de school staat ingeschreven is niet zeer zwak als bedoeld in artikel 2.94, eerste en derde lid, van de wet of door de inspectie ingevolge artikel 11 van de Wet op het onderwijstoezicht als onvoldoende beoordeeld.

  • 3 De aanvraag bedoeld in het eerste lid kan tot 1 oktober van het lopende schooljaar worden gedaan. De minister beslist binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 Indien de topsporttalentleerling bedoeld in het eerste en tweede lid niet meer beschouwd kan worden als een topsporttalentleerling, is artikel 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De minister kan afwijken van het tweede lid, onder b, als toepassing daarvan gelet op het belang van de topsporttalentleerling om sport en onderwijs optimaal te kunnen combineren, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 17. Evaluatie

De minister evalueert deze beleidsregel voor 1 januari 2025.

Artikel 18. Overgangsbepaling

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 september 2020.

Artikel 22. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel verstrekking licentie Topsporttalentschool VO 2020.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

A. Slob

Naar boven