Tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten in verband met de uitbraak van COVID-19

Geraadpleegd op 07-05-2024.
Geldend van 01-08-2022 t/m 31-12-2023

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2020, nr. 24674751, houdende tegemoetkoming voor studievertraging in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten in verband met de uitbraak van COVID-19)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Gelet op de artikelen 13.1, tweede lid, en 13.2 van de Wet Studiefinanciering 2000 en artikel 8.3 van de Wet studiefinanciering BES:

Besluit:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Paragraaf 2. Tegemoetkoming voor extra kosten vanwege studievertraging

Artikel 2. Rechthebbenden

De tegemoetkoming voor extra kosten vanwege studievertraging in deze paragraaf wordt verstrekt aan een student die:

  • a. in zowel studiejaar 2019-2020 als 2020-2021 één of meer maanden is ingeschreven voor een opleiding; en

  • b. in de periode van 1 augustus 2020 respectievelijk 1 september 2020 tot en met uiterlijk 31 augustus 2021 het diploma heeft behaald voor:

    • 1°. dezelfde beroepsopleiding respectievelijk opleiding hoger onderwijs; of

    • 2°. een andere, meerjarige opleiding.

Artikel 3. Omvang tegemoetkoming

  • 1 Een student die op grond van artikel 2 in aanmerking komt voor een tegemoetkoming ontvangt eenmalig een bedrag van:

    • a. € 300,– indien het een student betreft die met goed gevolg een opleiding in de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid, van de WEB heeft afgesloten;

    • b. € 150,– indien het een student betreft die met goed gevolg een opleiding in de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.7, vierde lid, van de WEB heeft afgesloten;

    • c. € 535,– indien het een student betreft die met goed gevolg een opleiding in het hoger onderwijs heeft afgesloten.

  • 2 Indien een student in de periode, genoemd in artikel 2, onder b, meerdere diploma’s als bedoeld in het eerste lid behaalt, wordt uitsluitend het hoogste bedrag toegekend.

Artikel 4. Toekenning en uitbetaling

  • 1 Zo spoedig mogelijk nadat de Minister over de voor de vaststelling van de aanspraak benodigde gegevens beschikt, wordt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, ambtshalve toegekend en uitbetaald.

  • 2 De tegemoetkoming wordt uitbetaald door bijschrijving op de bij de Minister voor de toekenning van studiefinanciering bekende bankrekening, of indien geen studiefinanciering is toegekend de bankrekening die is gebruikt voor de betaling van het lesgeld.

  • 3 Indien bij de Minister geen bankrekening van de student bekend is, wordt de student verzocht de bankrekening te verstrekken op een door de Minister te bepalen wijze en binnen een door de Minister te bepalen redelijke termijn.

  • 4 Indien de Minister niet beschikt over een benodigde bankrekening en de student niet binnen de gestelde termijn de gegevens aanvult, vervalt de aanspraak.

Artikel 5. Aanvraag nadat geen tegemoetkoming is ontvangen

  • 1 Een student die geen tegemoetkoming heeft ontvangen als bedoeld in deze paragraaf maar wel voldoet aan de criteria als bedoeld in artikel 2, kan binnen een door de Minister te bepalen periode, maar niet eerder dan op 1 november 2021, een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen bij de Minister.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de Minister te bepalen wijze.

  • 3 Bij de aanvraag voegt de student de door de Minister gevraagde bewijsstukken toe waaruit blijkt dat de student voldoet aan de criteria als bedoeld in de artikelen 2 en 3.

  • 4 De Minister beslist uiterlijk binnen 4 weken op de aanvraag. De beslistermijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd.

Paragraaf 3. Tegemoetkoming voor studenten voor wie de aanspraak op een basis- of aanvullende beurs afloopt in de periode juni 2020 tot en met de laatste maand van het studiejaar 2022–2023

Artikel 6. Rechthebbenden

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor studenten aan wie op grond van de Wsf 2000 een verlenging van de prestatiebeurs is toegekend welke in één van de genoemde maanden eindigt.

Artikel 7. Omvang tegemoetkoming

Artikel 8. Toekenning en uitbetaling

  • 1 Zo spoedig mogelijk nadat de Minister over de voor de vaststelling van de aanspraak benodigde gegevens beschikt, wordt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 6, ambtshalve toegekend en uitbetaald.

  • 2 De tegemoetkoming wordt uitbetaald door bijschrijving op de bij de Minister voor de toekenning van studiefinanciering bekende bankrekening. Indien bij de Minister geen bankrekening van de student bekend is, wordt de student verzocht de bankrekening te verstrekken op een door de Minister te bepalen wijze en binnen een door de Minister te bepalen redelijke termijn, waarna kan worden uitbetaald.

  • 3 Indien de Minister niet beschikt over een benodigde bankrekening en de student niet binnen de gestelde termijn de gegevens aanvult, vervalt de aanspraak.

Artikel 9. Aanvraag nadat geen tegemoetkoming is ontvangen

  • 1 Een student die geen tegemoetkoming heeft ontvangen als bedoeld in deze paragraaf maar wel voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 6, kan binnen een door de Minister te bepalen periode, maar niet eerder dan op 1 november van het jaar waarin de aanspraak op prestatiebeurs eindigt, een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen bij de Minister.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de Minister te bepalen wijze.

  • 3 Bij de aanvraag voegt de student de door de Minister gevraagde bewijsstukken toe waaruit blijkt dat de student voldoet aan de criteria als bedoeld in artikel 6.

  • 4 De Minister beslist uiterlijk binnen 4 weken op de aanvraag. De beslistermijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd.

Paragraaf 4. Tegemoetkoming studenten Caribisch Nederland

Artikel 10. Rechthebbenden BES

  • 1 De tegemoetkoming in deze paragraaf wordt eenmalig verstrekt aan een student:

    • a. die zowel in het studiejaar 2019-2020 als 2020-2021 één of meer maanden is ingeschreven voor een opleiding en voor die opleiding respectievelijk een andere, meerjarige opleiding op uiterlijk 31 augustus 2021 een diploma heeft behaald;

    • b. voor wie in de periode juni 2020 tot en met de laatste maand van het studiejaar 2022–2023 de aanspraak op prestatiebeurs BES eindigt.

  • 2 Deze paragraaf is niet van toepassing op een student die aanspraak maakt op een tegemoetkoming op grond van paragraaf 2 of 3.

Artikel 11. Omvang tegemoetkoming BES

  • 1 Een student die op grond van artikel 10, onderdeel a, in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, ontvangt:

    • a. USD 333 voor een beroepsopleiding; of

    • b. USD 594 voor een opleiding hoger onderwijs.

  • 2 Een student die op grond van artikel 10, onderdeel b, in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, ontvangt een bedrag ter hoogte van drie maal het maandelijkse bedrag aan prestatiebeurs als genoemd in artikel 2.2, eerste lid, kolom III, van de Wsf BES voor de opleiding en plaats van de opleiding waar hij tot een van de in artikel 10, onder b, genoemde maanden prestatiebeurs voor ontving, afgerond op hele USD.

Artikel 12. Toekenning en uitbetaling tegemoetkoming lesgeld of collegegeld

  • 1 Een student die voldoet aan de criteria genoemd in artikel 10, onderdeel a, kan binnen een door de Minister te bepalen periode, maar niet eerder dan op 1 november 2021, een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen bij de Minister.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend op een door de Minister te bepalen wijze en uitbetaald door bijschrijving op een bij de aanvraag aangeleverde bankrekening.

  • 3 Bij de aanvraag voegt de student de door de Minister gevraagde bewijsstukken toe waaruit blijkt dat de student voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 10, onderdeel a.

  • 4 De Minister beslist uiterlijk binnen 4 weken op de aanvraag. De beslistermijn kan eenmaal met zes weken worden verlengd.

Artikel 13. Toekenning en uitbetaling tegemoetkoming prestatiebeurs

  • 1 Zo spoedig mogelijk nadat de Minister over de voor de vaststelling van de aanspraak benodigde gegevens beschikt, wordt de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 10, onderdeel b, ambtshalve toegekend en uitbetaald.

  • 2 De tegemoetkoming wordt uitbetaald door bijschrijving op de bij de Minister voor de toekenning van studiefinanciering bekende bankrekening.

  • 3 Indien bij de Minister geen bankrekening van de student bekend is, wordt de student verzocht de bankrekening te verstrekken op een door de Minister te bepalen wijze en binnen een door de Minister te bepalen redelijke termijn, waarna kan worden uitbetaald.

  • 4 Indien de Minister niet beschikt over een benodigde bankrekening en de student niet binnen de gestelde termijn de gegevens aanvult, vervalt de aanspraak.

Artikel 14. Aanvraag nadat geen tegemoetkoming prestatiebeurs is ontvangen

  • 1 Een student die geen tegemoetkoming heeft ontvangen als bedoeld in artikel 10, onderdeel b, maar wel voldoet aan de criteria, bedoeld in dat artikel, kan binnen een door de Minister te bepalen periode, maar niet eerder dan op 1 november van het jaar waarin de aanspraak op prestatiebeurs eindigt, een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen bij de Minister.

Paragraaf 4a. Extra reisvoorziening

Artikel 14a. Extra reisvoorziening

  • 1 Een ho-student die in de periode maart tot en met december 2020 voor de duur van minimaal 1 kalendermaand aanspraak had op een reisvoorziening en voor wie in die periode voor een of meerdere maanden een vorm van reguliere studiefinanciering als bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wsf 2000 is toegekend, komt in aanmerking voor een extra reisvoorziening, bestaande uit een verlenging van de duur van de aanspraak op een reisvoorziening, als bedoeld in artikel 5.2 van de Wsf 2000, met de duur van 12 kalendermaanden.

  • 2 De verlengde aanspraak op reisvoorziening wordt toegekend aansluitend aan de laatste maand van de reguliere aanspraak op reisvoorziening.

Artikel 14b. Wijze van toekenning

  • 1 De extra reisvoorziening, bedoeld in artikel 14a, wordt ambtshalve toegekend.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, vindt toekenning van de extra reisvoorziening, bedoeld in artikel 14a, plaats op aanvraag in het geval waarin de reguliere reisvoorziening vóór 1 april 2021 was geëindigd.

Artikel 14c. Terugwerkende kracht

De extra reisvoorziening wordt uitsluitend met terugwerkende kracht toegekend voor de maand of maanden waarover een student voor wie de aanspraak op de reguliere reisvoorziening reeds was geëindigd een bedrag als bedoeld in artikel 3.27, tweede lid, van de Wsf 2000 aan de Minister is verschuldigd.

Artikel 14d. Vorm

De extra reisvoorziening wordt toegekend in de vorm van een prestatiebeurs.

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 14e. Weigeringsgrond

Geen tegemoetkoming wordt toegekend aan een student van wie de aanspraak op tegemoetkoming pas ontstaat na het studiejaar 2022–2023.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling tegemoetkoming studenten in verband met de uitbraak van COVID-19.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

I.K. van Engelshoven

Naar boven