Invoeringswet Omgevingswet

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2024 en zichtdatum 30-04-2024.
Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Wet van 12 februari 2020 tot aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor een goede invoering van de Omgevingswet wenselijk is de Omgevingswet aan te vullen en te wijzigen, enkele wetten in te trekken, andere wetten te wijzigen en waar nodig in overgangsrecht te voorzien;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij dezen:

Hoofdstuk 2. Wijziging andere wetten

Artikel 2.7. (Elektriciteitswet 1998)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2020. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Elektriciteitswet 1998.]

Artikel 2.8. (Erfgoedwet)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2020. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Erfgoedwet.]

Artikel 2.24. (Warmtewet)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2020. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2023/376.]

[Red: Wijzigt de Warmtewet.]

Artikel 2.38. (Wet houdende verklaring van het algemeen nut der onteigening van percelen, erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten ten behoeve van de inrichting van een buisleidingenstraat vanaf Pernis langs Klundert naar de Schelde nabij de Nederlands-Belgische grens)

[Red: Wijzigt de Wet houdende verklaring van het algemeen nut der onteigening van percelen, erfdienstbaarheden en andere zakelijke rechten tbv inrichting van een buisleidingenstraat vanaf Pernis langs Klundert naar de Schelde nabij de Nederlands-Belgische grens.]

Artikel 2.44. (Wet luchtvaart)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2020. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet luchtvaart.]

Artikel 2.44a. (Wet luchtvaart)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2020. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet luchtvaart.]

Artikel 2.47. (Wet op de economische delicten)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet op de economische delicten.]

Artikel 2.55. (Woningwet)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Woningwet.]

Hoofdstuk 4. Overgangsrecht

Afdeling 4.1. Algemene overgangsbepalingen lopende procedures besluiten

Artikel 4.1. (toepassingsbereik afdeling 4.1 besluiten)

Deze afdeling is, tenzij bij of krachtens dit hoofdstuk anders is bepaald, van toepassing op besluiten op grond van:

Artikel 4.3. (besluit op aanvraag)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing:

  • a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt,

  • b. als tegen het besluit geen beroep openstaat: tot het besluit van kracht wordt.

Artikel 4.4. (ambtshalve besluit met toepassing van afdeling 3.4 Awb)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor een ambtshalve te nemen besluit een ontwerp ter inzage is gelegd van een besluit op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is, blijft het oude recht van toepassing:

  • a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt,

  • b. als tegen het besluit geen beroep openstaat: tot het besluit van kracht wordt.

Artikel 4.5. (ambtshalve besluit met toepassing van titel 4.1 Awb)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor een ambtshalve te nemen besluit toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht of het besluit is bekendgemaakt, blijft het oude recht van toepassing:

  • a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt,

  • b. als tegen het besluit geen beroep openstaat: tot het besluit van kracht wordt.

Afdeling 4.2. Overgangsbepalingen per onderwerp Omgevingswet

§ 4.2.1. Overgangsbepaling omgevingsplannen

Artikel 4.6. (deel omgevingsplan)

  • 2 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:

    • a. een ontwerp ter inzage is gelegd van:

      • 1°. een besluit tot aanwijzing van een gebied op grond van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a van de Wet milieubeheer, of

      • 2°. een bestemmingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of exploitatieplan, of

    • b. een beheersverordening is vastgesteld, maar nog niet in werking getreden, blijft het oude recht van toepassing tot dit besluit van kracht is.

  • 3 Het oude recht blijft, tot het besluit onherroepelijk is, van toepassing op een beroep tegen:

    • a. een besluit tot aanwijzing van een gebied op grond van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a van de Wet milieubeheer, of

    • b. een bestemmingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of exploitatieplan.

  • 4 Artikel 4.3 is niet van toepassing op een aanvraag om een bestemmingsplan, beheersverordening, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of exploitatieplan vast te stellen of te wijzigen.

  • 5 Artikel 4.4 is niet van toepassing in gevallen als bedoeld in het tweede lid.

§ 4.2.2. Overgangsbepalingen waterschapsverordeningen

Artikel 4.7. (deel waterschapsverordening)

Als deel van een waterschapsverordening als bedoeld in artikel 2.5 van de Omgevingswet, gelden:

  • a. een verordening als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet:

    • 1°. zijnde een keur, met uitzondering van de daarin opgenomen regels over onderhoudsverplichtingen,

    • 2°. die gaat over wegen of vaarwegen die in beheer zijn bij het waterschap, of

    • 3°. die gaat over de aansluiting van een openbaar riool op een zuiveringtechnisch werk of het brengen van afvalwater vanuit een openbaar riool in een zuiveringtechnisch werk,

  • b. een nadere regel als bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Waterschapswet, voor zover die regel niet gaat over onderhoudsverplichtingen,

  • c. een legger als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, eerste zin, van de Waterwet die onherroepelijk is, voor zover daarin de ligging van een waterstaatswerk en een daaraan grenzende beschermingszone is aangegeven.

Artikel 4.8. (waterschapsverordening)

Artikel 4.7 is niet van toepassing als een waterschapsverordening als bedoeld in artikel 2.5 van de Omgevingswet gelijktijdig met of onmiddellijk na de inwerkingtreding van dat artikel van kracht wordt.

§ 4.2.3. Overgangsbepalingen omgevingsvisies

Artikel 4.9. (uitgestelde werking gemeentelijke omgevingsvisie)

  • 4 Als een plan of structuurvisie als bedoeld in het derde lid niet van kracht is, blijft het oude recht daarop van toepassing als voor de inwerkingtreding van artikel 3.1, eerste lid, van de Omgevingswet een ontwerp daarvan ter inzage is gelegd.

Artikel 4.10. (gelijkstelling omgevingsvisie)

§ 4.2.4. Overgangsbepaling programma

Artikel 4.11. (niet verplicht programma)

Een programma dat:

geldt als een programma als bedoeld in artikel 3.4 van de Omgevingswet.

Artikel 4.12. (nec-programma)

Een nationaal programma ter beheersing van de luchtverontreiniging dat strekt ter uitvoering van artikel 6, eerste lid, van de nec-richtlijn, en van kracht is, geldt als een nationaal nec-programma als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.

§ 4.2.5. Overgangsbepalingen omgevingsvergunningen

Artikel 4.13. (ontheffing en vergunning)

  • 1 Een ontheffing of vergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit.

  • 3 Als op een activiteit na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen verbodsbepaling als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet van toepassing is, geldt een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor die activiteit verbonden voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet.

  • 4 Als een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor een activiteit verbonden voorschrift ook geldt voor het deel van die activiteit waarop een verbodsbepaling als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswetniet van toepassing is, geldt dat voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de Omgevingswet.

Artikel 4.14. (nieuwe vergunningplicht)

Als een activiteit voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zonder ontheffing of vergunning onafgebroken rechtmatig is verricht en bij de inwerkingtreding van die wet voor die activiteit een verbod als bedoeld in artikel 5.1, 5.3 of 5.4 van de Omgevingswet van toepassing wordt, geldt voor die activiteit bij de inwerkingtreding van die wet een omgevingsvergunning van rechtswege voor een termijn van twee jaar, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van die wet. Bij algemene maatregel van bestuur kan voor daarbij aangegeven activiteiten worden bepaald dat:

  • a. een omgevingsvergunning van rechtswege geldt voor een andere daarbij aangegeven termijn,

  • b. aan de geldigheid van een omgevingsvergunning van rechtswege geen termijn is verbonden.

Artikel 4.15. (wijziging bevoegd gezag vergunningverlening)

Als bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet de bevoegdheid te beslissen op een aanvraag overgaat naar een ander bestuursorgaan en de ontheffing of vergunning nog niet is verleend, kan het bestuursorgaan dat op grond van afdeling 4.1 bevoegd blijft om op die aanvraag te beslissen, die bevoegdheid overdragen aan het bestuursorgaan dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet bevoegd wordt te beslissen op die aanvraag, mits dat bestuursorgaan daarmee instemt.

§ 4.2.6. Overgangsbepaling gedoogplichten

Artikel 4.16. (gedoogplichtbeschikking, concessie en schadevergoeding)

§ 4.2.7. Overgangsbepalingen nadeelcompensatie

Artikel 4.17. (nadeelcompensatie Mijnbouwwet, Monumentenwet 1988 zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, Ontgrondingenwet, Tracéwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Wet milieubeheer en artikel 6.1, tweede lid, onder g, van de Wet ruimtelijke ordening)

  • 2 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:

    • a. een aanvraag om een besluit als bedoeld in het eerste lid is ingediend,

    • b. een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit als bedoeld in het eerste lid ter inzage is gelegd, of

    • c. voor een ambtshalve te nemen besluit als bedoeld in het eerste lid toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht,

    en het besluit wordt vastgesteld na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding, veroorzaakt door dat besluit, als dat is ingediend binnen vijf jaar nadat het besluit is vastgesteld.

  • 3 Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

Artikel 4.18. (nadeelcompensatie Spoedwet wegverbreding, Wet luchtvaart en artikel 6.1, tweede lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening)

  • 2 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:

    • a. een aanvraag om een besluit als bedoeld in het eerste lid is ingediend,

    • b. een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit als bedoeld in het eerste lid ter inzage is gelegd, of

    • c. voor een ambtshalve te nemen besluit als bedoeld in het eerste lid toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht of een ambtshalve te nemen besluit is bekendgemaakt,

    en het besluit onherroepelijk wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding, veroorzaakt door dat besluit, als dat is ingediend binnen vijf jaar nadat het besluit is vastgesteld.

  • 3 Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

Artikel 4.19. (nadeelcompensatie artikel 6.1, tweede lid, onder a, b, e of f, van de Wet ruimtelijke ordening)

  • 2 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet:

    • a. een aanvraag om een besluit als bedoeld in het eerste lid is ingediend, of

    • b. een ontwerp van een ambtshalve te nemen besluit als bedoeld in het eerste lid ter inzage is gelegd,

    en het besluit van kracht wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding, veroorzaakt door dat besluit, als dat is ingediend binnen vijf jaar nadat het besluit van kracht is geworden.

  • 3 Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

Artikel 4.20. (nadeelcompensatie artikel 6.1, tweede lid, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening)

  • 2 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit als bedoeld in het eerste lid is ingediend en dat besluit wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet aangehouden, blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding, veroorzaakt door de aanhouding van dat besluit, als dat is ingediend binnen vijf jaar na de terinzagelegging van het vastgestelde bestemmingsplan.

  • 3 Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

Artikel 4.21. (nadeelcompensatie Waterwet)

  • 1 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet schade is veroorzaakt door de uitoefening van een taak of bevoegdheid als bedoeld in artikel 7.14, eerste lid, van de Waterwet, blijft het oude recht van toepassing op een verzoek om schadevergoeding dat wordt ingediend binnen vijf jaar nadat de schade zich heeft geopenbaard of de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade, maar in ieder geval binnen twintig jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis.

  • 2 Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

§ 4.2.8. Overgangsbepalingen bestuurlijke sanctiebesluiten

Artikel 4.22. (toepassingsbereik paragraaf)

Deze paragraaf is van toepassing op de handhaving van:

Artikel 4.23. (bestuurlijk sanctiebesluit)

  • 1 Als voor de inwerkingtreding van afdeling 18.1 van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, een overtreding is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en voor de inwerkingtreding van die afdeling een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft het oude recht op die bestuurlijke sanctie van toepassing tot het tijdstip waarop:

    • a. de beschikking onherroepelijk is geworden en volledig is uitgevoerd of ten uitvoer is gelegd,

    • b. de beschikking is ingetrokken of is komen te vervallen, of

    • c. als de beschikking gaat om de oplegging van een last onder dwangsom:

      • 1°. de last volledig is uitgevoerd,

      • 2°. de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of

      • 3°. de last is opgeheven.

§ 4.2.9. Overgangsbepalingen landelijke voorziening

Artikel 4.24. (landelijke voorziening krachtens Wabo en Waterwet; omgevingsloket online)

  • 2 Het oude recht blijft tot dat tijdstip op die voorziening van toepassing.

Artikel 4.25. (landelijke voorziening krachtens Wro; ruimtelijkeplannen.nl)

  • 1 De landelijke voorziening, die krachtens de Wet ruimtelijke ordening is ingesteld, blijft tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in stand om de daarin opgenomen visies, plannen, besluiten en verordeningen:

    • a. te raadplegen,

    • b. te wijzigen op grond van artikel 4.4 of 4.6, tweede lid,

    • c. voor zover daarin regels voor een locatie zijn opgenomen, gedeeltelijk te laten vervallen op grond van artikel 22.6, tweede lid, van de Omgevingswet, en

    • d. beschikbaar en toegankelijk te houden via www.ruimtelijkeplannen.nl en het unieke identificatienummer.

  • 2 Het oude recht blijft tot dat tijdstip op die voorziening van toepassing.

Afdeling 4.3. Overgangsbepalingen per ingetrokken of gewijzigde wet

§ 4.3.1. Overgangsbepalingen Belemmeringenwet Privaatrecht

Artikel 4.26. (besluiten gebaseerd op Belemmeringenwet Privaatrecht)

Artikel 4.27. (lopende procedure gebaseerd op Belemmeringenwet Privaatrecht)

§ 4.3.2. Overgangsbepalingen Crisis- en herstelwet

Artikel 4.28. (Chw-bestemmingsplan)

  • 1 Als de in artikel 2.3, zevende lid, van de Crisis- en herstelwet bedoelde termijn van tien jaar is verstreken en op dat moment niet wordt voldaan aan een wettelijk voorschrift gesteld bij of krachtens een in artikel 23.3, eerste lid, van de Omgevingswet genoemde wet:

    • a. neemt degene die het experiment uitvoert de nodige maatregelen om zo spoedig mogelijk alsnog aan dat voorschrift te voldoen, en

    • b. kan het college van burgemeester en wethouders een aanwijzing geven tot het treffen van maatregelen als bedoeld onder a.

  • 2 Als de te nemen maatregelen niet toereikend zijn, kan Onze Minister besluiten om het experiment te beëindigen. Aan dat besluit kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 4.30. (experimenten)

Experimenten die op grond van artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet zijn aangewezen en waarvan de tijdsduur niet is verstreken, berusten na de inwerkingtreding van de Omgevingswet op artikel 23.3 van de Omgevingswet.

Artikel 4.31. (projectuitvoeringsbesluit)

Een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, of 2.10a van de Crisis- en herstelwet dat onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor een tot het project behorende activiteit als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet.

§ 4.3.3. Overgangsbepaling Elektriciteitswet 1998

Artikel 4.32. (vergevorderd project Rijk en provincie)

§ 4.3.4. Overgangsbepalingen Erfgoedwet en Monumentenwet 1988

Artikel 4.33. (voorbeschermd rijksmonument)

Tot het moment van inschrijving in het rijksmonumentenregister, bedoeld in artikel 3.3 van de Erfgoedwet, of tot het moment dat vaststaat dat het monument of archeologisch monument niet in dit register wordt ingeschreven, wordt voor de toepassing van de Omgevingswet onder voorbeschermd rijksmonument ook verstaan een monument of archeologisch monument waarop artikel 9.3, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet van toepassing is.

Artikel 4.34. (lopende procedure vergunning archeologische rijksmonumenten)

Als het besluit op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, niet onherroepelijk is, blijft het oude recht met uitzondering van artikel 17, tweede lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt, als de aanvraag is ingediend voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Omgevingswet.

Artikel 4.35. (aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht)

  • 2 Tot het omgevingsplan onherroepelijk voorziet in:

    • a. een verbod op het slopen van in ieder geval de bouwwerken van een stads- of dorpsgezicht die maken dat de groep van onroerende zaken van algemeen belang is wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en

    • b. op de karakteristieken van het beschermde stads- of dorpsgezicht afgestemde beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit,

    is voor het slopen een vergunning vereist voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet en is de weigeringsgrond, bedoeld in artikel 2.16 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4.36. (schade of dreigende schade aan archeologisch monument)

  • 3 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een rechtsvordering tot vergoeding van schade op grond van artikel 59 van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, is ingediend, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, en bij toewijzing van die vordering, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

§ 4.3.5. Overgangsbepaling Gaswet

Artikel 4.37. (vergevorderd project Rijk)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor de aanleg of uitbreiding van een net of installatie als bedoeld in artikel 39b, eerste lid, van de Gaswet ter voorbereiding van een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening een voorbereidingsbesluit is bekendgemaakt, kan voor die aanleg of uitbreiding binnen een periode van een jaar en zes maanden na die inwerkingtreding een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, eerste lid, van de Omgevingswet worden bekendgemaakt.

§ 4.3.7. Overgangsbepaling Mijnbouwwet

Artikel 4.39. (vergevorderd project Rijk)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor de aanleg of uitbreiding van een mijnbouwwerk of pijpleiding als bedoeld in artikel 141a, eerste of vierde lid, van de Mijnbouwwet ter voorbereiding van een inpassingsplan als bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening een voorbereidingsbesluit is bekendgemaakt, kan voor die aanleg of uitbreiding binnen een periode van een jaar en zes maanden na die inwerkingtreding een projectbesluit als bedoeld in artikel 5.44, eerste lid, van de Omgevingswet worden bekendgemaakt.

§ 4.3.8. Overgangsbepalingen Ontgrondingenwet

Artikel 4.40. (ontgrondingenheffing)

Het bepaalde bij of krachtens artikel 21f van de Ontgrondingenwet over de heffing blijft van toepassing op belastbare feiten als bedoeld in dat artikel die zich voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben voorgedaan.

Artikel 4.41. (vergoeding kosten schadevergoeding)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 27 van de Ontgrondingenwet, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop:

  • a. het besluit tot oplegging van een verplichting tot vergoeding van die kosten of het besluit tot invordering van die kosten onherroepelijk wordt, of

  • b. de verschuldigde kosten volledig zijn betaald.

§ 4.3.9. Overgangsbepalingen Tracéwet

Artikel 4.42. (startbeslissing)

Een startbeslissing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tracéwet waarvan kennis is gegeven, geldt als een voornemen als bedoeld in artikel 5.47, eerste lid, van de Omgevingswet. De artikelen 5.47, derde en vierde lid, en 5.48, tweede en derde lid, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing.

Artikel 4.43. (structuurvisie)

Artikel 4.44. (tracébesluit)

  • 1 Als voor de inwerkingtreding van afdeling 5.2 van de Omgevingswet een ontwerptracébesluit ter inzage is gelegd, blijft het oude recht van toepassing tot het tracébesluit onherroepelijk wordt.

Artikel 4.45. (vergevorderde projecten)

  • 1 Artikel 4.44 is van overeenkomstige toepassing op door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij ministeriële regeling aan te wijzen projecten waarvan van de beslissing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Tracéwet voor de inwerkingtreding van afdeling 5.2 van de Omgevingswet kennis is gegeven en waarvan de verkenning in een vergevorderd stadium is, als voor het project binnen een jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerptracébesluit ter inzage is gelegd.

Artikel 4.46. (tracébesluiten Blankenburgverbinding en ViA15)

Op de tracébesluiten voor de Blankenburgverbinding en de ViA15, bedoeld in artikel 3 van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15, die onherroepelijk zijn, blijft die wet van toepassing voor zover de besluiten betrekking hebben op tolheffing.

Artikel 4.47. (tracébesluit geldt als projectbesluit)

  • 1 Een tracébesluit geldt als een projectbesluit waarin uitdrukkelijk is bepaald dat het geldt als:

    • a. een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, voor zover het in strijd is met het omgevingsplan,

    • b. een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, voor zover voor de uitvoering van werken of werkzaamheden op grond van het omgevingsplan een omgevingsvergunning kan worden verleend,

    • c. een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover ter uitvoering van het besluit handelingen worden verricht waarvoor krachtens dat artikel een verkeersbesluit is vereist.

  • 2 Voor zover een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit betrekking heeft op het gebied dat is begrepen in een tracébesluit wordt de omgevingsvergunning geweigerd als de activiteit in strijd is met het projectbesluit, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Voor zover een tracébesluit niet in strijd is met het omgevingsplan, wordt het tracébesluit voor de toepassing van artikel 11.6 van de Omgevingswet als een onteigeningsbelang aangemerkt.

Artikel 4.48. (tracébesluit en Wet natuurbescherming)

  • 1 Als handelingen waarop het tracébesluit betrekking heeft de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied als bedoeld in de Wet natuurbescherming kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor dat gebied, geldt het tracébesluit als een projectbesluit dat geldt als een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.

Artikel 4.49. (tracébesluit: voorbereidingsbescherming)

  • 2 In afwijking van artikel 4.14, vierde lid, van de Omgevingswet vervallen de voorbeschermingsregels in het omgevingsplan op het tijdstip waarop een omgevingsplan in overeenstemming met het tracébesluit van kracht is geworden.

Artikel 4.50. (aanpassen omgevingsplan aan tracébesluit)

  • 1 In afwijking van artikel 13, tiende lid, van de Tracéwet, wordt het omgevingsplan, nadat het tracébesluit onherroepelijk is geworden, met het tracébesluit in overeenstemming gebracht uiterlijk op het in artikel 22.5 van de Omgevingswet bedoelde tijdstip, of uiterlijk vijf jaar na het onherroepelijk worden van het tracébesluit, als het tracébesluit korter dan vijf jaar voor bedoeld tijdstip onherroepelijk is geworden. Artikel 2.8 van de Omgevingswet is van toepassing.

  • 2 Voor zover een ontwerp van een omgevingsplan zijn grondslag vindt in het tracébesluit kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat deel van het ontwerpplan.

  • 3 Zolang het omgevingsplan nog niet in overeenstemming is met het tracébesluit verleent het college van burgemeester en wethouders aan degenen die inzage verlangen in dat plan ook inzage in het tracébesluit.

Artikel 4.51. (coördinatie uitvoeringsbesluiten tracébesluit)

Op de coördinatie van besluiten ter uitvoering van een tracébesluit is artikel 16.7 van de Omgevingswet van toepassing, tenzij het gaat om besluiten waarvoor al toepassing is gegeven aan artikel 20 van de Tracéwet. Artikel 16.87, derde lid, van de Omgevingswet is van overeenkomstige toepassing.

§ 4.3.10. Overgangsbepalingen Waterwet

Artikel 4.54. (aanwijzing provincie)

  • 2 Een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.12 van de Waterwet die onherroepelijk is en die betrekking heeft op een projectplan vastgesteld in overeenstemming met paragraaf 5.2 van de Waterwet, en waaraan nog niet uitvoering is gegeven op de wijze aangegeven in die aanwijzing, geldt als een instructie aan het dagelijks bestuur van een waterschap als bedoeld in artikel 2.33, tweede lid, onder c, van de Omgevingswet.

  • 3 Als een aanwijzing als bedoeld in het eerste of tweede lid niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet het waterschapsbestuur of het dagelijks bestuur van het waterschap van het voornemen tot het geven van de aanwijzing in kennis is gesteld.

Artikel 4.55. (aanwijzing Rijk)

  • 2 Als een aanwijzing niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet het waterschapsbestuur of het provinciebestuur van het voornemen tot het geven van de aanwijzing in kennis is gesteld.

Artikel 4.56. (nationaal waterplan)

  • 6 Als een plan of een deel ervan als bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid niet van kracht is, blijft het oude recht daarop van toepassing als voor de inwerkingtreding van artikel 3.9 van de Omgevingswet een ontwerp daarvan ter inzage is gelegd.

Artikel 4.57. (regionaal waterplan)

  • 2 Als een regionaal waterplan niet van kracht is, blijft het oude recht van toepassing als voor de inwerkingtreding van artikel 3.8 van de Omgevingswet een ontwerp daarvan ter inzage is gelegd.

Artikel 4.58. (beheerplan waterschappen en Rijk)

  • 3 Als een beheerplan niet van kracht is, blijft het oude recht van toepassing als voor de inwerkingtreding van artikel 3.7 respectievelijk 3.9 van de Omgevingswet een ontwerp daarvan ter inzage is gelegd.

Artikel 4.59. (legger)

Een legger als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, eerste zin, van de Waterwet die van kracht is, geldt, voor zover daarin niet de ligging van een beschermingszone is aangegeven, als een legger als bedoeld in artikel 2.39, eerste lid, van de Omgevingswet.

Artikel 4.60. (vrijstelling leggerplicht)

Een bij provinciale verordening gegeven vrijstelling van de verplichting tot vaststelling van een legger als bedoeld in artikel 5.1, derde lid, tweede zin, van de Waterwet die van kracht is, geldt tot de inwerkingtreding van een vrijstelling van de verplichting tot vaststelling van een legger voor deze waterstaatswerken als bedoeld in artikel 2.39, vierde lid, van de Omgevingswet of tot het tijdstip waarop blijkt dat daarvoor geen vrijstelling wordt verleend.

Artikel 4.61. (peilbesluit)

Artikel 4.62. (projectplan waterschap artikel 5.4 Waterwet)

  • 2 Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als een ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.

  • 3 Een vastgesteld projectplan wordt, voor zover na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onteigening plaatsvindt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de in het projectplan omschreven activiteit, voor de toepassing van artikel 11.6 van de Omgevingswet als een onteigeningsbelang aangemerkt.

Artikel 4.63. (projectplan Rijk artikel 5.4 Waterwet)

  • 2 Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als een ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.1 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.

  • 3 Een vastgesteld projectplan wordt, voor zover na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onteigening plaatsvindt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de in het projectplan omschreven activiteit, voor de toepassing van artikel 11.6 van de Omgevingswet als een onteigeningsbelang aangemerkt.

Artikel 4.64. (projectplan waterschap met projectprocedure § 5.2 Waterwet)

  • 2 Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als het ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.2 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.

  • 3 Een vastgesteld projectplan wordt, voor zover na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onteigening plaatsvindt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de in het projectplan omschreven activiteit, voor de toepassing van artikel 11.6 van de Omgevingswet als een onteigeningsbelang aangemerkt.

Artikel 4.65. (projectplan Rijk met projectprocedure § 5.2 Waterwet)

  • 2 Als een projectplan niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing als het ontwerp daarvan voor de inwerkingtreding van afdeling 5.2 van de Omgevingswet ter inzage is gelegd.

  • 3 Een vastgesteld projectplan wordt, voor zover na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onteigening plaatsvindt ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de in het projectplan omschreven activiteit, voor de toepassing van artikel 11.6 van de Omgevingswet als een onteigeningsbelang aangemerkt.

Artikel 4.66. (ongewoon voorval bodem of oever)

Artikel 4.67. (calamiteitenplan)

  • 2 Als een ontwerp van een calamiteitenplan voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor commentaar is gezonden aan de besturen van de veiligheidsregio als bedoeld in artikel 5.29, derde lid, van de Waterwet, blijft het oude recht van toepassing tot het calamiteitenplan van kracht wordt.

Artikel 4.68. (maatregel bij gevaar voor waterstaatswerken)

Artikel 4.69. (aanwijzing provincie bij gevaar voor waterstaatswerken)

  • 3 Als een aanwijzing als bedoeld in het eerste of tweede lid niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing tot zij onherroepelijk wordt als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet het bestuur van het waterschap van het voornemen tot het geven van de aanwijzing in kennis is gesteld.

Artikel 4.70. (getrapte aanwijzing Rijk bij gevaar voor waterstaatswerken)

  • 2 Als een aanwijzing niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing tot zij onherroepelijk wordt als voor de inwerkingtreding van paragraaf 2.5.2 van de Omgevingswet gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning in de provincie van het voornemen tot het geven van de aanwijzing in kennis zijn of is gesteld.

Artikel 4.71. (aanwijzing Rijk bij gevaar voor waterstaatswerken)

  • 2 Als een aanwijzing niet onherroepelijk is, blijft het oude recht daarop van toepassing tot zij onherroepelijk wordt als voor de inwerkingtreding van afdeling 19.4 van de Omgevingswet het bestuur van het waterschap van het voornemen tot het geven van de aanwijzing in kennis is gesteld.

Artikel 4.72. (toegangsverbod of toegangsbeperking)

Artikel 4.73. (besluiten met toepassing van de coördinatiebepaling)

  • 1 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een vergunning of tot wijziging van een vergunning is ingediend waarop artikel 6.27, eerste lid, van de Waterwet van toepassing is en de aanvraag voor de betrokken andere benodigde vergunning, bedoeld in die bepaling, binnen zes weken na de indiening van de eerstbedoelde aanvraag, maar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend, is op beide aanvragen de Omgevingswet van toepassing.

  • 2 Artikel 4.3 is in dat geval niet van toepassing op de eerstbedoelde aanvraag.

Artikel 4.74. (grondwateronttrekkingsheffing)

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7.7 en 7.8, tweede lid en derde lid, tweede zin, van de Waterwet, blijft van toepassing op de belastingtijdvakken die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn aangevangen.

Artikel 4.75. (vergoeding kosten schadevergoeding)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 7.17, tweede lid, van de Waterwet, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop:

  • a. het besluit tot oplegging van een verplichting tot vergoeding van die kosten of het besluit tot invordering van die kosten onherroepelijk wordt, of

  • b. de verschuldigde kosten volledig zijn betaald.

Artikel 4.76. (schade grondwateronttrekking)

  • 2 Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een vordering:

    • a. op grond van artikel 7.18, tweede lid, van de Waterwet is ingediend, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en, bij toewijzing van die vordering, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

    • b. op grond van artikel 7.18, derde lid, van de Waterwet is ingediend, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en, bij toewijzing van die vordering:

      • 1°. de eigendom van de onroerende zaak is overgenomen, en

      • 2°. de overnemingssom volledig is betaald.

  • 3 Als het tijdstip waarop de schade aan een onroerende zaak is ontstaan niet of niet binnen een redelijke termijn kan worden vastgesteld, is op de vordering op grond van artikel 7.18, tweede of derde lid, van de Waterwet, de Omgevingswet van toepassing.

Artikel 4.77. (schade aan waterstaatswerken)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet schade aan waterstaatswerken als bedoeld in artikel 7.21, eerste lid, van de Waterwet is ontstaan, blijft het oude recht van toepassing op het verhalen van de kosten voor die schade.

Artikel 4.78. (verhaal kosten verontreiniging of aantasting bodem of oever)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 7.22 van de Waterwet is ontstaan en een vordering daarvoor is ingesteld, blijft het oude recht van toepassing op het verhalen van de kosten van die verontreiniging of aantasting.

§ 4.3.11. Overgangsbepalingen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 4.79. (gefaseerde omgevingsvergunning artikel 2.5 Wabo)

  • 1 Op de voorbereiding en vaststelling van de beschikking op een aanvraag met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de artikelen 2.5, vijfde, zesde en achtste lid, en 6.3 van die wet niet van toepassing, als die aanvraag voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend en de beschikking op die aanvraag nog niet onherroepelijk is.

  • 2 Een beschikking waarbij voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet positief en onherroepelijk is beslist op de aanvraag met betrekking tot de eerste fase van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht treedt in werking als op dat tijdstip geen aanvraag is ingediend voor de beschikking met betrekking tot de tweede fase, en geldt die beschikking met betrekking tot de eerste fase als een omgevingsvergunning voor de betrokken activiteit voor zover voor die activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in afdeling 5.1 van de Omgevingswet is vereist.

  • 3 Als de aanvraag met betrekking tot de tweede fase van een omgevingsvergunning voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend en een beschikking op die aanvraag nog niet onherroepelijk is, blijft het oude recht van toepassing op de voorbereiding en vaststelling van de beschikking op een aanvraag met betrekking tot de tweede fase van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 4.80. (melding wijziging vergunninghouder)

Een melding dat een omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder als bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt als een verstrekking van informatie als bedoeld in artikel 5.37, tweede lid, van de Omgevingswet.

Artikel 4.80a. (aanhoudingsplicht ruimtelijke besluiten artikel 3.3 Wabo zonder een in ontwerp ter inzage gelegd bestemmingsplan of inpassingsplan)

Artikel 4.81. (besluiten met toepassing van de coördinatiebepaling)

  • 2 Artikel 4.3 is in dat geval niet van toepassing op de eerstbedoelde aanvraag.

Artikel 4.81a. (regels kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving)

§ 4.3.13a. Overgangsbepaling Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Artikel 4.84a. (beperkingenbesluiten gemeentelijke monumenten)

Artikel 1, aanhef, onder b, onder 4° en 5°, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, zoals die onderdelen luidden voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft tot het in artikel 22.4 van de Omgevingswet bedoelde tijdstip van toepassing op beperkingenbesluiten als bedoeld in die onderdelen voor zover het gaat om een schriftelijke handeling op grond van een gemeentelijke verordening respectievelijk een afschrift van een inschrijving op of in een gemeentelijke monumentenlijst of gemeentelijk monumentenregister.

§ 4.3.14. Overgangsbepaling Wet lokaal spoor

Artikel 4.85. (ruimtelijk profiel)

Een ruimtelijk profiel voor een lokale spoorweg als bedoeld in artikel 12, zesde lid, van de Wet lokaal spoor, dat is vastgesteld door het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 en van kracht is, geldt als een aanwijzing van het beperkingengebied voor die lokale spoorweg als bedoeld in artikel 12 van de Wet lokaal spoor.

§ 4.3.15. Overgangsbepalingen Wet luchtvaart

Artikel 4.86. (geluidbelastingkaart)

Artikel 4.87. (actieplan geluid Rijk)

  • 2 Als een actieplan niet van kracht is, blijft het oude recht van toepassing als voor de inwerkingtreding van afdeling 3.2 van de Omgevingswet een ontwerpbesluit daarvoor ter inzage is gelegd.

Artikel 4.88. (actieplan geluid provincie)

  • 2 Als een actieplan niet van kracht is, blijft het oude recht van toepassing als voor de inwerkingtreding van afdeling 3.2 van de Omgevingswet een ontwerpbesluit daarvoor ter inzage is gelegd.

Artikel 4.89. (wijziging grondslag gebieden in luchthavenindelingbesluit)

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 4.90. (voorbereidingsprocedures wijziging luchthavenverkeerbesluit en luchthavenbesluit)

De voorbereidingsprocedures, bedoeld in de artikelen 8.13, 8.24, 8.47, vierde lid, 8.48, 8.71 en 10.18 van de Wet luchtvaart, zijn niet van toepassing op de wijziging van een luchthavenverkeerbesluit of op de wijziging van een luchthavenbesluit die alleen strekt tot aanpassing van dat besluit aan het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.

Artikel 4.91. (verklaring van geen bezwaar)

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

§ 4.3.16. Overgangsbepaling Wet inzake de luchtverontreiniging

Artikel 4.92. (besluit en lopende procedure gebaseerd op de Wet inzake de luchtverontreiniging)

§ 4.3.17. Overgangsbepalingen Wet milieubeheer

Artikel 4.93. (gemeentelijk rioleringsplan)

Een gemeentelijk rioleringsplan als bedoeld in artikel 4.22, eerste lid, van de Wet milieubeheer blijft van kracht tot het tijdstip waarop de periode verstrijkt waarvoor het plan is vastgesteld, of tot het tijdstip waarop het gemeentebestuur besluit dat het plan vervalt.

Artikel 4.95. (besluit mer-beoordelingsplichtige activiteit)

Artikel 4.96. (ontheffing van de plicht tot het maken van een project-mer of een beoordeling)

Artikel 4.100. (gelijkstelling gemeentelijk luchtkwaliteitsplan)

Een gemeentelijk plan met maatregelen:

  • a. dat is gericht op het bereiken van een in bijlage 2 bij de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, opgenomen grenswaarde op een bij dat plan aangewezen locatie,

  • b. dat de gegevens, bedoeld in bijlage XV, deel A, bij Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PbEU 2008, L 152) bevat, en

  • c. dat na de inwerkingtreding van artikel 3.10, eerste lid, van de Omgevingswet van kracht is, geldt als een programma als bedoeld in dat lid.

Artikel 4.101. (grondwaterbeschermingsheffing)

Het bepaalde bij of krachtens artikel 15.34 van de Wet milieubeheer over de heffing blijft van toepassing op de belastingtijdvakken die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn aangevangen.

§ 4.3.18. Overgangsbepalingen Wet ruimtelijke ordening

Artikel 4.103. (voorbereidingsbesluit bestemmingsplan)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 3 Als het ontwerp van een bestemmingsplan niet voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, geldt een voorbereidingsbesluit dat op grond van artikel 4.2, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld door gedeputeerde staten als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, van de Omgevingswet. In dat geval loopt de termijn, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, af op het moment dat het omgevingsplan in werking treedt of is vernietigd.

  • 4 Als het ontwerp van een bestemmingsplan niet voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, geldt een voorbereidingsbesluit dat op grond van artikel 4.4, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld door Onze Minister die het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.16, tweede lid, van de Omgevingswet. In dat geval loopt de termijn, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, af op het moment dat het omgevingsplan in werking treedt of is vernietigd.

Artikel 4.104. (voorbereidingsbesluit inpassingsplan provincie en Rijk)

Artikel 4.104a. (luchthavenindelingbesluit, luchthavenbesluit of besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven geldend als voorbereidingsbesluit)

  • 2 Als het ontwerp van het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, niet voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, geldt het luchthavenindelingbesluit, het luchthavenbesluit of het besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven, bedoeld in dat lid, als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.16, tweede lid, van de Omgevingswet respectievelijk als een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.16, eerste lid, van die wet als het gaat om een luchthavenbesluit als bedoeld in artikel 8.43, eerste lid, van de Wet luchtvaart. In afwijking van artikel 4.16, vijfde lid, van de Omgevingswet eindigt de gelding als voorbereidingsbesluit alleen op het tijdstip waarop het overeenkomstig het luchthavenindelingbesluit, het luchthavenbesluit of het besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven gewijzigde omgevingsplan in werking treedt of is vernietigd.

Artikel 4.105. (geen belemmering provinciaal inpassingsplan)

Artikel 4.106. (geen belemmering rijksinpassingsplan)

  • 1 In het omgevingsplan worden door de gemeenteraad, het dagelijks bestuur van het waterschap en gedeputeerde staten geen regels gesteld die in strijd zijn met het inpassingsplan, bedoeld in artikel 3.28 van de Wet ruimtelijke ordening.

  • 4 Bepalingen van een omgevingsverordening blijven buiten toepassing voor zover ze in strijd zijn met het inpassingsplan.

Artikel 4.106a. (coördinatieregeling provincie of Rijk)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet toepassing is gegeven aan een procedure als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, of 3.35, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en die procedure bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet nog niet is afgerond, geldt voor de te nemen besluiten anders dan een inpassingsplan dat:

Artikel 4.107. (vergevorderd project provincie of Rijk)

Artikel 4.108. (ruimtelijke ontheffing provinciale verordening)

Een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a van de Wet ruimtelijke ordening van bij de verordening, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van die wet gestelde regels die door gedeputeerde staten is verleend, geldt als een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32, eerste lid, van de Omgevingswet, voor zover de inhoud van die regels is overgenomen in de omgevingsverordening, bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, en van die regels in de omgevingsverordening met toepassing van artikel 2.32, vierde lid, van de Omgevingswet ontheffing kan worden verleend.

Artikel 4.109. (provinciale ruimtelijke aanwijzing)

Een aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2 van de Wet ruimtelijke ordening die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht is en ter uitvoering waarvan op de dag van inwerkingtreding van die wet nog geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd, geldt als een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, en tweede lid, onder a, van de Omgevingswet.

Artikel 4.110. (ruimtelijke ontheffing Rijk)

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2023. Zie het overzicht van wijzigingen]

Een ontheffing als bedoeld in artikel 4.3a, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening van de bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van die wet, gestelde regels die door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat of door Onze Minister die het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, is verleend, geldt als een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32, tweede lid, van de Omgevingswet, voor zover de inhoud van die regels is overgenomen in de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.24 van de Omgevingswet en van die regels in het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, of in de omgevingsverordening, bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet, ontheffing kan worden verleend.

Artikel 4.111. (ruimtelijke aanwijzing door het Rijk)

Artikel 4.112. (eerbiedigende werking grondexploitatieovereenkomst)

Het oude recht blijft van toepassing op een overeenkomst als bedoeld in artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening als die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gesloten.

Artikel 4.113. (vergoeding hogere kosten gemeente)

Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6.8 of 6.9 van de Wet ruimtelijke ordening, blijft het oude recht van toepassing tot het tijdstip waarop:

  • a. het besluit op het verzoek om vergoeding van die kosten, het besluit tot oplegging van een verplichting tot vergoeding van die kosten of het besluit tot invordering van die kosten onherroepelijk wordt, of

  • b. de verschuldigde kosten volledig zijn betaald.

§ 4.3.19. Overgangsbepaling Woningwet

Artikel 4.114. (welstandsnota)

  • 2 Als een ontwerp van een welstandsnota voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, blijft het oude recht daarop van toepassing tot de welstandsnota is vastgesteld.

Artikel 4.114a. (verplichtingen treffen bouwkundige voorzieningen artikelen 13 en 13a Woningwet)

Een besluit tot het opleggen van een verplichting om aan een bouwwerk voorzieningen te treffen als bedoeld in artikel 13, aanhef en onder b, of 13a van de Woningwet dat onherroepelijk is, geldt als een besluit tot het stellen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet, voor zover dat besluit gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen als bedoeld in dat artikel.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. (overgangsrecht, vangnetbepaling en hardheidsclausule)

  • 1 Als een bepaling, opgenomen in de wet, genoemd in artikel 3.1 of artikel 4.1, wordt vervangen door een bepaling in een algemene maatregel van bestuur, kan de overgangsbepaling die daarvoor nodig is, in een algemene maatregel van bestuur worden opgenomen.

  • 2 Als in verband met de invoering van de Omgevingswet een wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling wordt ingetrokken waarin een overgangsrechtelijke bepaling is opgenomen, blijft die overgangsrechtelijke bepaling van toepassing tot die is uitgewerkt.

  • 4 Na de plaatsing in de Staatscourant van een krachtens het derde lid vastgestelde ministeriële regeling die afwijkt van deze wet of die bepalingen, wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Als het voorstel wordt ingetrokken of een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken. Als het voorstel tot wet wordt verheven, wordt de ministeriële regeling ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

Artikel 5.2. (internetpublicatie, voorhang en andere totstandkomingsvereisten Invoeringsbesluit en Invoeringsregeling Omgevingswet)

  • 1 Op de voorbereiding van een algemene maatregel van bestuur in verband met de invoering van de Omgevingswet zijn de artikelen 23.4 en 23.5 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing. Op de voorbereiding van een ministeriële regeling in verband met de invoering van de Omgevingswet is artikel 23.4 van de Omgevingswet van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De artikelen, bedoeld in het eerste lid, treden in de plaats van wettelijke voorschriften waarin is bepaald dat:

    • a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen van een regeling advies moet worden gevraagd of extern overleg moet worden gevoerd,

    • b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven,

    • c. de voordracht niet eerder wordt gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd,

    • d. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden gedaan door een andere Minister dan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

    • e. door of namens een van de kamers der Staten-Generaal of een aantal leden daarvan kan worden verlangd dat het onderwerp of de inwerkingtreding van de regeling bij de wet wordt geregeld, en

    • f. een regeling niet eerder in werking kan treden dan nadat sinds haar vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken.

  • 3 Het tweede lid, onder a, is niet van toepassing op het vragen van advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

Artikel 5.3. (inwerkingtreding)

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 5.5. (Staatsblad)

  • 2 Als toepassing is gegeven aan het eerste lid:

    • a. wordt de tekst van de Omgevingswet in het Staatsblad geplaatst,

    • b. brengt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanhaling van de hoofdstukken, afdelingen, paragrafen en artikelen van de Omgevingswet in de overige hoofdstukken van de wetten, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met e, met de nieuwe nummering in overeenstemming.

  • 3 Als toepassing is gegeven aan het tweede lid, aanhef en onder b, wordt de tekst van de betrokken hoofdstukken in het Staatsblad geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 12 februari 2020

Willem-Alexander

De Minister voor Milieu en Wonen,

S. van Veldhoven-van der Meer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

R.W. Knops

De Minister van Defensie,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

E.D. Wiebes

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

I.K. van Engelshoven

Uitgegeven de zeventiende juni 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid,

F.B.J. Grapperhaus