Hoofdstuk 3. Materialiteit
[Regeling vervallen per 01-08-2022]
Voor de netto omzet verwachten UWV en het ministerie van SZW voor alle opdrachten
inclusief aan assurance verwante opdrachten dat alle tijdens het onderzoek door de
accountant geïdentificeerde afwijkingen worden gecorrigeerd in de aanvraag tot vaststelling.
3.2. Assurance-opdracht
[Regeling vervallen per 01-08-2022]
Een goedkeurend assurance-rapport met een beperkte respectievelijk redelijke mate
van zekerheid impliceert dat in het vaststellingsformulier geen onjuistheden en onzekerheden
voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven materialiteitsgrens.
Er is sprake van een materialiteit voor het onderzoek naar de omzet en een materialiteit
voor het onderzoek naar de aspecten van de loonsom. Voor het voldoen aan de (kwalitatieve)
voorwaarden in geval van aanvragen op grond van artikel 6a is er geen materialiteit van toepassing.
De materialiteitsgrenzen worden door de accountant gebruikt bij de evaluatie van de
bevindingen ten aanzien van de omzet van de referentieperiode, de omzet van de meetperiode
en de aspecten van de loonsom. De materialiteitsgrenzen zijn tevens het uitgangspunt
voor de berekening van de uitvoeringsmaterialiteitsgrenzen die door de accountant
worden gebruikt voor de planning van de werkzaamheden ten aanzien van de omzet van
de referentieperiode, de omzet van de meetperiode en de aspecten van de loonsom.
De accountant dient de materialiteitsgrens te herzien wanneer hij zich gedurende dan
wel na afloop van het onderzoek bewust wordt van informatie die ertoe leidt dat de
te hanteren materialiteitsgrens substantiële neerwaartse aanpassing behoeft. Hierbij
wordt ook verwezen naar paragraaf 44 en A53 van Standaard 3900N.
Voor het onderzoek naar de omzet in de referentieperiode en het onderzoek naar de
omzet in de meetperiode in 2020 bedraagt de goedkeuringsmaterialiteit 2% van de omzet
in de referentieperiode op het niveau van de groep (indien van toepassing). Verwezen
wordt naar artikel 6 lid 5 van de regeling. Indien bij een reeds gecontroleerde jaarrekening 2019 een andere
materialiteit is gehanteerd wordt dit voor de omzet in de referentieperiode geaccepteerd
(zie subparagraaf 2.2.1).
Voor het onderzoek naar aspecten van de loonsom bedraagt de goedkeuringsmaterialiteit
2% van 3 keer de gecorrigeerde loonsom in de verleningsbeschikking. Dit is, afhankelijk
van de verleningsbeschikking 3 keer de gecorrigeerde loonsom van november 2019, januari
2020 of maart 2020. De materialiteit voor het onderzoek naar de aspecten van de loonsom
wordt berekend op loonheffingennummer, niet het niveau van de groep.
Voor de strekking van het oordeel / de conclusie dienen per component de volgende
materialiteitsgrenzen gehanteerd te worden:
Netto omzet
Goedkeurende verklaring: resterende onzekerheden en niet gecorrigeerde fouten < 2%
Verklaring met beperking: resterende onzekerheden en niet gecorrigeerde fouten >=
2% en < 4%
Verklaring van oordeelonthouding: resterende onzekerheden >= 4%
Afkeurende verklaring: niet gecorrigeerde fouten >= 4%
Aspecten van de loonsom
Goedkeurende verklaring: niet gecorrigeerde fouten < 2%
Afkeurende verklaring: niet gecorrigeerde fouten >= 2%
Indien de accountant zowel fouten in de informatie opgenomen in de aanvraag tot vaststelling
als onzekerheden in de controle aantreft, dan weegt hij deze bij zijn oordeelsvorming
altijd in onderlinge samenhang. Hierbij is relevant dat de resterende onzekerheden
én niet-gecorrigeerde fouten in onderlinge samenhang moeten worden bezien tegen de
vermelde materialiteitsgrenzen. Van fouten in de verantwoording is sprake indien naar
aanleiding van het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de verantwoordingsinformatie
in het formulier onjuistheden bevat omdat deze niet voldoen aan de vereisten in de
regeling en de toetsingscriteria zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van dit accountantsprotocol.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie
beschikbaar is om de ingevulde verantwoordingsinformatie in het formulier als goed
of fout aan te merken. Kortom, indien onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen
aan de toetsingscriteria zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van dit accountantsprotocol.
Hierna wordt ingegaan op gevolgen naar aanleiding van bevindingen m.b.t. de netto
omzet, de specifieke aspecten van de loonsom en de voorwaarden samenhangend met een
aanvraag ex artikel 6a.
Netto omzetdaling
Zoals eerder vermeld verwachten UWV en het ministerie van SZW voor alle opdrachten
dat alle tijdens het onderzoek door de accountant geïdentificeerde fouten en onzekerheden
betreffende de netto omzetdaling door de werkgever worden gecorrigeerd in de aanvraag
tot vaststelling. UWV vergoedt namelijk alleen bedragen waarvan is vastgesteld dat
deze correct zijn en geen bedragen waarvan de accountant oordeelt of concludeert dat
deze fout of onzeker zijn. Indien fouten en onzekerheden groter dan de materialiteit
van 2% niet door de werkgever in zijn aanvraag tot vaststelling worden gecorrigeerd,
kan de accountant geen goedkeurend(e) oordeel/ conclusie afgeven. Dit kan leiden tot
een oordeel of conclusie met beperking, een oordeelonthouding of onthouding van conclusie
of tot een afkeurend(e) oordeel of conclusie.
Indien er sprake is van een kwantificeerbare fout en/of onzekerheden tussen 2% en
4% leidt dit tot een oordeel of conclusie met beperking. In dat geval dient de accountant
het effect van de fout(en) en onzekerheden voor de gegevens met betrekking tot de
netto-omzet in de referentieperiode en/of de netto-omzet in de meetperiode en de omzetdaling
(in %) pro-forma te berekenen en de uitkomsten daarvan als separate sectie inzake
overige rapporterings-verplichtingen op te nemen in zijn assurance-rapport. Hierbij
gelden de volgende instructies:
-
– Voor fouten gaat de accountant bij de kwantificering van het effect op de genoemde
gegevens uit van de werkelijke vastgestelde afwijking;
-
– Voor onzekerheden met betrekking tot de omzet van de referentieperiode en/of de omzet
van de meetperiode heeft de accountant al gekwantificeerd en vastgesteld dat deze
lager zijn dan 4% van de omzet van de referentieperiode (maar hoger dan 2%). Voor
de onzekerheden lager dan 4% gaat de voorgeschreven berekening bij de kwantificering
uit van de bandbreedte van de mogelijke afwijkingen als gevolg van de onzekerheid
gedeeld door 2. Dit betreft derhalve het middelpunt van de onzekerheid.
Dit wordt door de minister van SZW en het UWV beschouwd als passende correctie in
een situatie waarbij sprake is van een oordeel of conclusie met beperking als gevolg
van een onzekerheid in de controle.
Voorbeeldberekening
De werkgever geeft in de aanvraag tot vaststelling van de NOW-subsidie het volgende
op:
Netto-omzet in de meetperiode: € 300.000
Netto-omzet in de referentieperiode: € 1. 200.000
Percentage netto-omzetdaling: 75%.
De accountant constateert zowel een fout als een onzekerheid ten aanzien van de netto-omzet
in de meetperiode die de werkgever weigert te corrigeren. De accountant heeft geen
bevindingen over de netto-omzet in de referentieperiode en evenmin over de aspecten
van de loonsom.
De door de accountant geconstateerde fout betreft een te lage opgave van de netto-omzet
in de meetperiode van € 16.000. Daarnaast heeft de accountant een onzekerheidsinterval
van € 0 tot € 30.000 over de volledigheid van de netto-omzet in de meetperiode. De
som van het bedrag van de geconstateerde fout en de bovenkant van het onzekerheidsinterval
is bepalend voor de vraag of de in het accountantsprotocol voorgeschreven materialiteitsgrenzen
worden overschreden. In dit geval gaat het opgeteld om € 46.000, zijnde 3,8% van de
netto-omzet in de referentieperiode. Dit betekent dat de accountant een verklaring
met beperking dient af te geven.
Het middelpunt van het onzekerheidsinterval (de maximale afwijking als gevolg van
de onzekerheid gedeeld door 2) is € 15.000. De som van het bedrag van de fout en het
bedrag van het middelpunt van het onzekerheidsinterval komt uit op € 31.000. De voorgeschreven
pro forma berekening leidt dan tot de volgende uitkomsten (het percentage netto-omzetdaling
mag hierbij op grond van artikel 6, eerste lid, van de NOW-regeling naar boven worden
afgerond):
Netto-omzet in de meetperiode € 331.000
Netto-omzet in de referentieperiode: € 1.200.000
Percentage netto-omzetdaling: 73%.
|
Aangezien de minister van SZW en UWV bij de vaststelling uitgaan van bovenstaande
gegevens in het assurance-rapport van de accountant, is het dringende advies vastgestelde
fouten en onzekerheden, die leiden tot een oordeel of conclusie met beperking, te
(laten) corrigeren in de aanvraag tot vaststelling. Als de aanvrager kiest voor een
correctie, dan kan de accountant een goedkeurend(e) oordeel of conclusie verstrekken.
Indien de aanvrager dit niet doorvoert, zal de accountant de fout of onzekerheid rapporteren
en conform bovenstaande in de referentie-omzet, en/of de omzet in de meetperiode en
de omzetdaling mee te nemen in zijn pro-forma berekening.
Een afkeurend(e) oordeel of conclusie zal leiden tot een vaststelling van de subsidie
op nihil en terugvordering van de verstrekte voorschotten. Derhalve wordt ook bij
een afkeurend(e) oordeel of conclusie vanwege niet gecorrigeerde fouten >= 4% van
de referentieomzet dringend geadviseerd de afwijkingen te laten corrigeren.
Bij een oordeelonthouding of onthouding van conclusie heeft de accountant niet kunnen
vaststellen dat de omzet in de meetperiode volledig is en hiermee het percentage omzetdaling
voor de NOW-subsidie juist is. Hij heeft daarover niet voldoende en geschikte assurance-informatie
kunnen verkrijgen. In deze gevallen kan de subsidieverstrekker (ministerie van SZW)
zich daarom ook geen oordeel vormen over de juistheid van de gegevens van de aanvraag
tot vaststelling. Een oordeelonthouding of een onthouding van conclusie samenhangend
met een onzekerheid van diepgaande invloed leidt in principe tot een vaststelling
van de subsidie op nihil.
Een dergelijke werkwijze kan wel tot schrijnende situaties leiden bij ondernemingen
die een verklaring met een redelijke mate van zekerheid nodig hebben, maar waarbij
uitsluitend sprake is van inherente beperkingen in het kader van een NOW-onderzoek op grond van Standaard 3900N. De minister van SZW en het UWV verzoeken, als dit het
geval is, dit expliciet te verwoorden in de sectie ‘Basis voor ons oordeel’ aan de
hand van onderstaande passage. Dit betekent dat de minister van SZW en UWV erop vertrouwen
dat er volgens de accountant geen andere aangelegenheden zijn die tot een niet-goedkeurend
oordeel zouden hebben geleid dat de in de aanvraag tot vaststelling opgenomen gegevens
over de netto-omzet en de netto-omzetdaling niet in alle van materieel belang zijnde
aspecten zijn opgesteld in overeenstemming met de vereisten bij of krachtens de NOW
1-regeling. In deze gevallen zullen het ministerie van SZW en het UWV de subsidie
niet op nihil stellen, maar een korting op de subsidie toepassen.
Bijgevoegd is de passage opgenomen waarin de accountant aangeeft dat deze oordeelonthouding
uitsluitend het gevolg is van inherente beperkingen:
Oordeelonthouding is uitsluitend het gevolg van inherente beperkingen op grond van
Standaard 3900N
Zoals uit het bovenstaande blijkt, is onze oordeelonthouding uitsluitend het gevolg
van inherente beperkingen zoals gedefinieerd in Standaard 3900N.
Specifieke aspecten van de loonsom
Aangezien voor de loonsom drie specifieke aspecten op juistheid worden onderzocht,
wordt van de accountant verwacht dat hij werkzaamheden uitvoert op basis waarvan hij
concludeert of wel of niet is voldaan aan deze aspecten. Indien sprake is van afwijkingen
inzake de specifieke aspecten van de loonsom verwacht de subsidieverstrekker dat de
aanvrager alle afwijkingen herstelt door middel van een correctie in zijn loonaangifte
en/of nabetaling van de nettolonen aan de werknemers waarvoor de lonen zijn opgenomen
in de loonaangifte, alsmede dat de accountant dit vaststelt, vóórdat de accountant
tot afgifte van zijn verklaring overgaat. Indien een werkgever op basis van dit onderzoek
zijn loonaangifte corrigeert door de loonsom over de periode 1 maart tot en met 31 mei
2020 naar beneden bij te stellen (na de peildatum van 19 juli 2020) dient hij dit bij
de aanvraag tot vaststelling te verklaren en daarbij tevens te verklaren per welke
datum de laatste correctie naar beneden heeft plaatsgevonden. UWV gaat bij de vaststelling
van de subsidie uit van deze datum. De accountant stelt dan vast of de werkgever deze
bewering heeft opgenomen op het formulier en of per de datum, zoals vermeld in de
aanvraag tot vaststelling, inderdaad de correctie in de loonaangifte heeft plaatsgevonden.
Mocht de aanvrager afwijkingen groter dan de materialiteit niet herstellen/corrigeren
in overeenstemming met de voorgaande alinea, dan verwachten UWV en het ministerie
van SZW dat de accountant, mede vanwege de aard van de specifieke aspecten, een afkeurend(e)
oordeel/ conclusie in zijn assurance-rapport afgeeft. Dit zal leiden tot een vaststelling
van de subsidie op nihil en terugvordering van de voorschotten. Als gevolg van het
voorgaande zijn een oordeel/ conclusie met beperking of een oordeelonthouding/ onthouding
van conclusie vanwege bevindingen ten aanzien van de loonsom niet aan de orde. Het
betekent dat in geval een accountant de aannemelijkheid van de informatie niet heeft
kunnen vaststellen, dit altijd moet worden aangemerkt als een fout (afwijking).
Aanvragen op grond van artikel 6a
Ook indien sprake is van het niet voldoen aan één of meer van de voorwaarden uit artikel 6a van de regeling, brengt de accountant dit altijd tot uitdrukking in zijn oordeel.
Indien sprake is van het niet voldoen aan één of meer van de voorwaarden uit artikel
6a, al dan niet in combinatie met artikel 14, vijfde lid, onderdeel c, leidt dit altijd tot een afkeurend oordeel.