Sanctieregeling overbrugging tenuitvoerlegging sanctieresoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 2019

Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 19-12-2019 t/m 02-01-2023

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken in overeenstemming met de Minister van Financiën van 9 december 2019, Min-BuZa.2019.4620-11, tot vaststelling van enkele bepalingen met het oog op de tenuitvoerlegging van sanctieresoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties voorafgaand aan implementatie daarvan door de Europese Unie (Sanctieregeling overbrugging tenuitvoerlegging sanctieresoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 2019)

De Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister van Financiën,

Gelet op hoofdstuk 7 van het Handvest van de Verenigde Naties;

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. middelen: activa van welke aard ook, juridische documenten of instrumenten in welke vorm ook, ook elektronisch of digitaal, waaruit eigendom van of een belang in dergelijke activa blijkt, met inbegrip van, doch niet beperkt tot, bankkredieten, reischeques, bankcheques, postwissels, aandelen, obligaties, wissels, kredietbrieven en andere effecten;

  • b. bevriezing van middelen: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren, gebruiken of omgaan met middelen met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming, of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde middelen, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  • c. financiële diensten: alle diensten van financiële aard, waaronder alle verzekeringsdiensten en met verzekeringen verband houdende diensten, en alle bankdiensten en andere financiële diensten, met uitzondering van verzekeringen.

Artikel 2

  • 1 Deze regeling is van toepassing op de tenuitvoerlegging van beperkende maatregelen, vastgesteld door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inhoudende de bevriezing van tegoeden of economische middelen dan wel een verbod tot het verrichten van financiële diensten, waarop een in de bijlage genoemde Verordening van de Raad van de Europese Unie betrekking heeft.

  • 2 Wijzigingen door of krachtens de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in de kring van personen, organisaties en entiteiten waarop beperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid, van toepassing zijn, gelden met ingang van het tijdstip van bekendmaking van de desbetreffende wijziging door de Verenigde Naties, tot het tijdstip waarop ingevolge een bindende Europese rechtshandeling de bepalingen van de desbetreffende verordening, bedoeld in het eerste lid, van toepassing zijn op die personen, organisaties en entiteiten.

  • 3 Voor de toepassing van het bepaalde krachtens de Sanctiewet 1977 met het oog op de uitvoering van de desbetreffende verordening worden de bedoelde personen, organisaties en entiteiten gerekend tot de kring van personen, organisaties en entiteiten waarop de verordening van toepassing is.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling overbrugging tenuitvoerlegging sanctieresoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 2019.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

S.A. Blok

Bijlage

  • a. Verordening (EU) nr. 753/2011 van de Raad van de Europese Unie van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (PbEU L199);

  • b. Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (PbEG L 139);

  • c. Verordening (EU) nr. 2016/1686 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2016 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen (PbEU L 255);

  • d. Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEG L 344);

  • e. Verordening (EU) nr. 2017/1509 van de Raad van de Europese Unie van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2017 (PbEU L 224);

  • f. Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (PbEU L 88);

  • h. Verordening (EU) nr. 224/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PbEU L 70);

  • i. Verordening (EG) Nr. 1183/2005 van de Raad van de Europese Unie van 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (PbEG L 193);

  • j. Verordening (EU) Nr. 377/2012 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (PbEU L 119);

  • k. Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (PbEG L 169);

  • l. Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (PbEG L 51);

  • m. Verordening (EU) nr. 2016/44 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 (PbEU L 12);

  • n. Verordening (EU) nr. 2017/1770 van de Raad van de Europese Unie van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU L 251);

  • o. Verordening (EU) nr. 356/2010 van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië (PbEU L 105);

  • p. Verordening (EU) nr. 2015/735 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 748/2014 (PbEU L 117);

  • q. Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (PbEU L 203);

  • r. Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (PbEU 365).

Naar boven