Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 12 juli 2019, 2019-0000112241,
directie Financiële Markten;
Gelet op verordening (EU) nr. 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van
12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot
vaststelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde
securitisatie, en tot wijziging van de richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2017, L 347), de artikelen 1:25, derde lid, 1:81, eerste en tweede lid, 2:3.0d, derde lid, 2:3.0i, derde lid, 2:3.0m, derde lid, 2:3b, zesde lid, 2:3c, eerste lid, 2:3i, tweede lid, 2:5, tweede lid, 2:7, tweede lid, 2:12, vierde lid, 2:17, tweede lid, 2:21, tweede lid, 2:26b, derde lid, 2:26e, tweede lid, 2:26f, tweede lid, 2:31, derde lid, 2:37, tweede lid, 2:41, tweede lid, 2:45, tweede lid, 2:49, tweede lid, 2:51, tweede lid, 2:54b, derde lid, 2:54e, tweede lid, 2:54h, derde lid, 2:54j, tweede lid, 2:54m, tweede lid, 2:54p, tweede lid, 2:58, tweede lid, 2:63, tweede lid, 2:69d, vierde lid, 2:78, tweede lid, 2:83, tweede lid, 2:89, tweede lid, 2:94, tweede lid, 2:97, negende lid, 2:99, derde lid, 2:115, tweede lid, 2:120, tweede lid, 2:121, tweede lid, 3:5, vierde lid, 3:9, derde lid, 3:99, derde lid, 3:288b, derde lid, 4:9, vierde lid, 4:10, derde lid, 4:15, tweede lid, aanhef en onderdeel b, onder 2°, en vierde lid, 4:17, derde lid, 4:22, eerste lid, 4:61, eerste lid, 4:74, tweede lid, 4:87, tweede lid, 4:90, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 106, negende lid, van de Pensioenwet, artikel 18, derde lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, artikel 10, vijfde lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018 en artikel 110c, negende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 augustus 2019,
nr. W06.19.0226/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 17 oktober 2019, 2019-0000165368,
directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan: