Regeling organisatie Kustwacht Nederland

Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-12-2020 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 01-07-2019 t/m heden

Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en van de Minister van Defensie, van 25 mei 2019, nr. IENW/BSK-2019/95910, tot vaststelling van de organisatie van de Kustwacht voor Nederland (Regeling organisatie Kustwacht Nederland)

De Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Financiën, van Economische Zaken en Klimaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 44 van de Grondwet, de artikelen 5, eerste lid, 17, eerste lid, 23 en 36, eerste lid, van de Wet bestrijding maritieme ongevallen en de artikelen 10:3, 10:4, eerste lid, en 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht, Richtlijn nr. 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PbEU L 283), Hoofdstuk V, Voorschrift 19-1, van het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157), en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen (SOLAS-verdrag), Richtlijn nr. 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PbEG L 332), Richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot het intrekken van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG L 131), verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU L 129), richtlijn nr. 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PbEU L 255), richtlijn nr. 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (Herschikking) (PbEU L 131), en de artikelen 29 en 30 van de Wet havenstaatcontrole, 12 en 12a van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, 1, 2, 3, 4, 10, eerste lid, 11, 12, 16, 21, derde lid, en 22 van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart, 9.07 van het Binnenvaartpolitiereglement, 9 van het Loodsplichtbesluit 1995, 21, 29 en 38, van het Scheepvaartreglement Eemsmonding, 5 van het Scheepvaartreglement territoriale zee, 2, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, van het Scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, 51 van het Scheepvaartreglement Westerschelde, 5 van het Vaststellingsbesluit binnenvaartpolitiereglement; de artikelen 27, eerste lid, van de Vervoersnoodwet, 22, eerste lid, van de Havennoodwet en 16, tweede lid, van de Prijzennoodwet; artikel 25 van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) en het op 27 april 1979 te Hamburg tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee (Trb. 1980, 181); de artikelen 3, 18, tweede lid, en 19, eerste en tweede lid, van het Besluit luchtverkeer 2014; het in 1960 in Londen mede door de Nederlandse Regering ondertekende Internationale Verdrag voor de Beveiliging van Mensenlevens op Zee, Hoofdstuk 5 bepaling 4 (meteorologische dienstverlening), en gezien het rapport van overleg dat terzake heeft plaats gehad tussen met name de vertegenwoordigers van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, de Hoofddirectie van Rijkswaterstaat en het Ministerie van Defensie in het Interdepartementaal Directeurenoverleg Noordzee van 13 juni 2001; de artikelen 12, 22, 32, 46, 48, eerste lid, 51, 54, 58 en 65 van het Schepenbesluit 2004, de artikelen 5, eerste lid, 26e, tweede lid, en 26f van de Schepenwet en de artikelen 3, eerste lid, 7, eerste lid, en 11, tweede lid, van de Wet buitenlandse schepen, op richtlijn nr. 92/29/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PbEG L 113), alsmede op de in artikel 1 van deze regeling genoemde Codes, richtlijnen en verordeningen;

BESLUITEN

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • APB: activiteitenplan en begroting waarin onder andere uitgaande van het dienstverleningsplan en het handhavingsplan de middelen voor en de prioritering van de taakuitvoering in de Kustwacht wordt vastgelegd voor een bepaald kalenderjaar en gepland voor de daaropvolgende vijf kalenderjaren;

  • diensten: diensten en organisaties, genoemd in artikel 6;

  • dienstverleningsplan: plan waarin de gewenste taakuitvoering in de Kustwacht en resultaten met betrekking tot dienstverlening worden vastgelegd op basis van beleidsdoelen en beleidsprioriteiten voor een kalenderjaar en gepland voor de daarop volgende vijf kalenderjaren;

  • Directeur Kustwacht: Directeur Kustwacht, genoemd in artikel 14;

  • gecombineerd jaarplan: het document waarin het handhavingsplan, het dienstverleningsplan en het APB zijn samengevoegd;

  • gezag: het gezag over de uitvoering van de politietaak, genoemd in artikelen 11, 12, 13 en 14 van de Politiewet 2012;

  • handhavingsplan: plan waarin de gewenste taakuitvoering in de Kustwacht en resultaten met betrekking tot toezicht en handhaving worden vastgelegd op basis van beleidsdoelen en beleidsprioriteiten voor een bepaald kalenderjaar en gepland voor de daarop volgende vier kalenderjaren;

  • Kustwacht: samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 2;

  • kustwachtcentrum: kustwachtcentrum, bedoeld in artikel 3;

  • kustwachtorganisatie: kustwachtorganisatie, bedoeld in artikel 4;

  • middelen: financiële en materiële en personele middelen die de Directeur Kustwacht ter beschikking worden gesteld ten behoeve van de taakuitvoering van de Kustwacht;

  • ministers: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Defensie, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • opdrachtgevende ministers: de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • SAR-taken: search and rescue-taken, zijnde de opsporing en redding van in nood verkerende bemanningen en passagiers van vliegtuigen en schepen.

  • taakuitvoering in de Kustwacht: geheel van bij of krachtens een verdrag of wet vastgestelde taken die de diensten of de Directeur Kustwacht gelet op het APB uitvoeren en andere, uit het APB voortvloeiende taken die de diensten of de Directeur Kustwacht uitvoeren in de Kustwacht;

Artikel 2. Doel van de Kustwacht

  • 1 Er is een Kustwacht.

  • 2 De Kustwacht heeft tot doel om op een effectieve en efficiënte wijze te komen tot een zo verantwoord en veilig mogelijk gebruik van de wateren die deel uitmaken van het geografisch gebied, bedoeld in artikel 5.

  • 3 De Kustwacht is een samenwerkingsverband van de ministers en de in artikel 6 genoemde diensten.

Artikel 3. Kustwachtcentrum

  • 1 Er is een kustwachtcentrum.

  • 2 Het kustwachtcentrum is het maritiem operatiecentrum, aeronautisch en maritiem reddings- en coördinatiecentrum en het maritiem informatieknooppunt ten behoeve van het doel van de Kustwacht, bedoeld in artikel 2.

Artikel 4. Kustwachtorganisatie

De kustwachtorganisatie omvat

  • a. het kustwachtcentrum; en

  • b. ten behoeve van de taakuitvoering in de Kustwacht beschikbaar gesteld materieel en daarbij in te zetten personeel.

Artikel 5. Geografisch gebied

Het gebied waarin de taakuitvoering in de Kustwacht wordt verricht omvat:

  • a. de Europese Nederlandse territoriale zee en de aangrenzende exclusieve economische zone;

  • b. de Waddenzee, het IJsselmeer, inclusief Markermeer en Randmeren, en de Zeeuwse en Hollandse Stromen, voor zover de werkzaamheden betrekking hebben op maritieme hulpverlening;

  • c. de Flight Information Region (FIR) Amsterdam, voor zover de werkzaamheden betrekking hebben op maritieme en aeronautische hulpverlening en voor zover deze werkzaamheden niet op land plaatsvinden;

  • d. alle voor de zeescheepvaart bevaarbare wateren wereldwijd voor zover het betreft activiteiten die voortvloeien uit Hoofdstuk V, Voorschrift 19-1, van het SOLAS-verdrag, voor zover het betreft zeeschepen onder Nederlandse vlag die onder dit verdrag vallen; en

  • e. wateren die relevant zijn voor de nakoming van andere op Nederland rustende nationale en internationale verplichtingen.

§ 2. Bepalingen met betrekking tot de samenwerkende diensten

Artikel 6. De samenwerkende diensten

  • 1 De volgende diensten werken samen in de Kustwacht:

    • a. Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat;

    • b. Inspectie Leefomgeving en Transport;

    • c. Koninklijke Marechaussee;

    • d. Politie;

    • e. Douane;

    • f. Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst;

    • g. Staatstoezicht op de Mijnen; en

    • h. Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

  • 2 De samenwerking in de Kustwacht brengt geen wijziging aan in:

    • a. het gezag over de politie en de Koninklijke Marechaussee bij de uitvoering van de politietaak; of

    • b. in andere bij of krachtens verdrag of wet vastgestelde taken en andere taken en verantwoordelijkheden van een dienst.

Artikel 7. Inzet van personeel door de diensten

  • 1 Elke dienst wijst, indien van toepassing in opdracht van het gezag, voldoende en gekwalificeerd personeel aan ten behoeve van de inzet in de Kustwacht.

  • 2 De aanwijzing geschiedt overeenkomstig hetgeen hierover is afgesproken in de operationele overeenkomst, bedoeld in artikel 15, derde lid,

  • 3 Personen die ten behoeve van de taakuitvoering in de Kustwacht door hun dienst zijn aangewezen, blijven deel uitmaken van de betrokken dienst.

  • 4 De Directeur Kustwacht coördineert de taakuitvoering van de in het eerste lid bedoelde personen in de Kustwacht.

Artikel 8. Het beschikbaar stellen van informatie door de diensten

  • 1 De diensten stellen ten behoeve van de taakuitvoering in de Kustwacht in het kustwachtcentrum zo veel mogelijk informatie beschikbaar aan de Directeur Kustwacht of aan de andere diensten voor zover de Directeur Kustwacht of die diensten deze informatie nodig hebben voor de taakuitvoering in de Kustwacht en voor zover tegen terbeschikkingstelling geen beletselen bestaan bij of krachtens een verdrag of een wet of om andere zwaarwegende redenen.

  • 2 In verband met toepassing van het eerste lid wordt door de betrokken diensten en, voor zover van toepassing, de Directeur Kustwacht schriftelijk vastgelegd welke gegevens voor welk doel en op welke wettelijke basis aan welke ontvanger ter beschikking worden gesteld.

§ 3. Taken en verantwoordelijkheden van de betrokken ministers

Artikel 9. Algemene bepalingen met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de ministers

  • 1 De ministers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het functioneren van de Kustwacht.

  • 2 Een opdrachtgevende minister blijft verantwoordelijk voor de taken die namens hem in de kustwachtorganisatie worden verricht.

  • 3 Elke minister informeert andere ministers tijdig en volledig over zaken die aard, inhoud en taakuitvoering in de Kustwacht of het doel van de Kustwacht kunnen beïnvloeden. Hij treedt zo nodig met de andere ministers in overleg om ongewenste effecten voor de taakuitvoering in de Kustwacht of met betrekking tot het doel van de Kustwacht te voorkomen of te beperken.

  • 4 Elke minister is verantwoordelijk voor het vertalen van het voor hem toepasselijke beleid in duidelijke en uitvoerbare opdrachten ten behoeve van de Directeur Kustwacht en voor het daartoe aan hem beschikbaar stellen van kwalitatief en kwantitatief voldoende middelen en informatie.

  • 5 Elke minister neemt de exploitatie-uitgaven en investeringsuitgaven, bedoeld in artikel 17 op in zijn eigen begroting en legt hierover verantwoording af voor zover deze budgetten nog niet zijn overgeheveld naar de Minister van Defensie. Tot dat tijdstip neemt elke minister in de begroting meerjarige reeksen op inzake de bekostiging van de Kustwacht, ter borging van de continuïteit van de kustwachtorganisatie.

Artikel 10. Specifieke taken en verantwoordelijkheden van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

  • 1 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat treedt op als coördinerend bewindspersoon voor de Kustwacht. Dit betekent dat hij verantwoordelijk is voor:

    • a. de afstemmingsprocessen tussen de ministers om te komen tot een duurzame en integrale visie op de Kustwacht, de kustwachtorganisatie en de inzet van personeel en materieel;

    • b. de afstemmingsprocessen tussen de ministers ten behoeve van de integrale opdrachtverlening aan de Directeur Kustwacht; en

    • c. het bewaken van de uitvoering van de afgesproken taken namens de ministers.

  • 2 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is verantwoordelijk voor het jaarlijks opstellen van een dienstverleningsplan en legt dit, als onderdeel van het gecombineerde jaarplan, ter goedkeuring voor aan de ministerraad.

  • 3 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat organiseert de afstemmingsprocessen tussen de ministers die opdracht geven tot uitvoering van dienstverleningstaken om zo te komen tot een samenhangende opdrachtverlening ten behoeve van de uitvoering van deze taken.

  • 5 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat legt het gecombineerd jaarplan ter goedkeuring voor aan de ministerraad.

Artikel 11. Specifieke taken en verantwoordelijkheden van Minister van Justitie en Veiligheid

  • 1 De Minister van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor het jaarlijks opstellen van een handhavingsplan en legt dit met inachtneming van artikel 10, vijfde lid, als onderdeel van het gecombineerde jaarplan, ter goedkeuring voor aan de ministerraad.

  • 2 De Minister van Justitie en Veiligheid richt samen met de andere ministers die het aangaan en het gezag een of meer overlegstructuren in ten behoeve van het opstellen van een handhavingsplan. Aan het overleg nemen de relevante vertegenwoordigers van de betrokken ministers deel.

  • 3 De Minister van Justitie en Veiligheid organiseert de afstemmingsprocessen tussen de ministers en het gezag die het aangaan en opdracht geven tot uitvoering van toezichts- en handhavingstaken om zo te komen tot een samenhangende opdrachtverlening ten behoeve van de uitvoering van deze taken.

Artikel 12. Specifieke taken en verantwoordelijkheden van de Minister van Defensie

  • 1 De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de kustwachtorganisatie. Dit betekent dat hij verantwoordelijk is voor:

    • a. de bewaking van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de bedrijfsvoeringsprocessen van het kustwachtcentrum op korte en lange termijn;

    • b. het faciliteren en ondersteunen van het kustwachtcentrum voor die aspecten van de bedrijfsvoering die niet bij de kustwachtorganisatie zelf zijn belegd; en

    • c. het op verzoek van de opdrachtgevende ministers uitvoeren van investeringsprojecten binnen de daarvoor geldende regels en procedures van het Ministerie van Defensie; en

    • d. het opstellen van een totaaloverzicht van de onderdelen van de begrotingen van alle ministers die betrekking hebben op de kustwachtorganisatie, ten behoeve van de rijksbegroting.

  • 2 De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor het jaarlijks opstellen van een APB en legt dit, als onderdeel van het gecombineerde jaarplan, met inachtneming van artikel 10, vijfde lid, ter goedkeuring voor aan de ministerraad.

  • 3 De Minister van Defensie voert de regie over de begrotings- en verantwoordingsprocessen in verband met de kustwachtorganisatie.

  • 4 De Minister van Defensie bewaakt het nakomen van de in het APB gemaakte afspraken tussen de opdrachtgevende ministers en de afspraken tussen de diensten en de Directeur Kustwacht, bedoeld in artikel 15, derde lid. Indien een minister of een dienst zijn financiële, materiële of personele verplichtingen niet of niet volledig nakomt is de Minister van Defensie bevoegd de uitvoering van taken ten behoeve van een dienst aan te laten passen door de Directeur Kustwacht.

  • 5 De Minister van Defensie benoemt de Directeur Kustwacht, gehoord de andere ministers.

Artikel 13. Raad voor de Kustwacht

  • 1 De ministers laten zich, ten behoeve van de coördinatie van de uitvoering van de taken genoemd in de artikelen 9, 10, 11 en 12, bijstaan door de Raad voor de Kustwacht.

  • 2 De Raad voor de Kustwacht heeft tot doel de samenwerking tussen de ministers en de diensten te borgen en te versterken. De Raad voor de Kustwacht neemt daarom in elk geval besluiten over:

    • a. een integrale visie op de Kustwacht en de kustwachtorganisatie en in verband daarmee de wijze waarop de uitoefening van de samenwerking in Kustwacht plaats dient te vinden;

    • b. het dienstverleningsplan, het handhavingsplan en het APB en de wijze van totstandkoming daarvan ten behoeve van de integrale opdrachtverlening aan de Directeur Kustwacht en de randvoorwaarden waarbinnen de opdrachten dienen te worden uitgevoerd;

    • c. alle aspecten betreffende de coördinatie- en sturingsrelaties tussen de ministers en hun diensten alsmede overige relevante actoren, voor zover dit door de Raad voor de Kustwacht nodig wordt geacht;

    • d. de wijze van aansturing van en verantwoording door de Directeur Kustwacht over de organisatie en diens taakuitvoering en het tijdig signaleren van mogelijke knelpunten daarin.

  • 3 De Raad voor de Kustwacht neemt besluiten met volledige instemming van ieder lid. Indien in de Raad niet tot overeenstemming tussen de ministers kan worden gekomen, doet de Raad voor de Kustwacht bij monde van haar voorzitter, een voorstel aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat tot nadere beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp door de ministerraad.

  • 4 De Raad voor de Kustwacht bestaat uit een vertegenwoordiger van elke minister. De desbetreffende minister benoemt de vertegenwoordiger en kan deze ook schorsen of uit deze functie ontheffen.

  • 5 De Raad voor de Kustwacht wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

  • 6 De in het vierde lid bedoelde vertegenwoordigers hebben, gelet op het op hen van toepassing zijn departementale mandaatbesluit, het mandaat om besluiten te nemen als bedoeld in het tweede lid.

  • 7 De vertegenwoordiger van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat draagt zorg voor het secretariaat van de Raad voor de Kustwacht.

  • 8 De Directeur Kustwacht neemt als adviseur deel aan vergaderingen van de Raad voor de Kustwacht.

  • 9 De Raad voor de Kustwacht is bevoegd ook anderen dan de in het achtste lid genoemde persoon uit te nodigen om als adviseur deel te nemen aan de vergaderingen van de Raad voor de Kustwacht.

§ 4. De Directeur Kustwacht

Artikel 14. Taken Directeur Kustwacht

De Directeur Kustwacht:

  • a. is belast met de dagelijkse leiding over het Kustwachtcentrum en de kustwachtorganisatie;

  • b. zorgt en is verantwoordelijk voor een doeltreffende uitvoering door de diensten van de taken die zijn vastgesteld in het APB binnen de financiële kaders daarvan;

  • c. coördineert ten behoeve van onderdeel b de nationale en internationale werkprocessen en de inzet van materieel en middelen;

  • d. stelt ter besluitvorming door de ministers het APB op;

  • e. stelt ter verantwoording aan de ministers inzake de realisatie van het APB viermaandelijks een voortgangsrapportage en jaarlijks een jaarverslag op;

  • f. stelt een lange termijnplan op en legt dit plan ter goedkeuring voor aan de Raad voor de Kustwacht;

  • g. adviseert gevraagd en ongevraagd de ministers bij het opstellen van het dienstverleningsplan en het handhavingsplan;

  • h. adviseert gevraagd en ongevraagd de ministers over doelmatige en doeltreffende uitvoering van het door hen vastgestelde beleid en de benodigde inzet van middelen daarbij;

  • i. adviseert gevraagd en ongevraagd de ministers ten aanzien van andere zaken die van belang zijn voor de taakuitvoering in de Kustwacht in nationaal en internationaal verband;

  • j. is bevoegd om namens de Minister van Defensie de coördinatie en ondersteuning van de taakuitvoering in de Kustwacht aan te passen indien een minister of een dienst zijn financiële, materiele of personele verplichtingen niet of niet volledig nakomt.

Artikel 15. Bijzondere bepalingen ten aanzien van de inzet van middelen door de Directeur Kustwacht

  • 1 De Directeur Kustwacht krijgt ten behoeve van opsporing en redding, rampenbestrijding, of ten behoeve van de coördinatie en ondersteuning in verband met de noodzakelijke opsporing van strafbare feiten en incidenten, op diens eerste verzoek onmiddellijk de beschikking over één of meer schepen of luchtvaartuigen en daarbij behorende bemanning van de diensten.

  • 2 De gezagvoerder of commandant van het schip of luchtvaartuig, bedoeld in het eerste lid, blijft verantwoordelijk voor de veiligheid van het schip of luchtvaartuig en de daarbij behorende bemanning.

  • 3 Directeur Kustwacht en een dienst sluiten een operationele overeenkomst in verband met de specifieke inzet van materieel en personeel van de betreffende dienst.

Artikel 16. Bevoegdheid Directeur Kustwacht in de samenwerking met derden

  • 1 De Directeur Kustwacht is na instemming van de ministers binnen de kaders van het APB, gemachtigd om namens een of meer ministers die het aangaan of een of meer diensten die het aangaan, bindende afspraken te maken met betrekking tot de taakuitvoering in de Kustwacht met:

    • a. bestuursorganen, waarbij van de informatie die bij een of meer diensten beschikbaar is, gebruik kan worden gemaakt voor zover dat bestuursorgaan deze informatie nodig heeft voor het uitvoeren van de eigen taak en voor zover daartegen bij of krachtens een verdrag of wet of om andere zwaarwegende redenen geen beletselen bestaan;

    • b. derden over aan hem ter beschikking te stellen schepen en luchtvaartuigen en daarbij behorende bemanning, die nodig zijn voor de uitvoering van taken van een of meer diensten of de samenwerking tussen diensten; en

    • c. derden in verband met de taakuitvoering in de Kustwacht voor zover niet genoemd in onderdeel a of b.

  • 2 Bij de afspraak bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt door hem in elk geval vastgelegd dat de gezagvoerder of de commandant van het betreffende schip of luchtvaartuig in alle gevallen verantwoordelijk blijft voor de veiligheid van het schip of luchtvaartuig en de daarbij behorende bemanning.

§ 5. Financiële bepalingen

Artikel 17. Begroting en verantwoording

  • 1 De begroting van de kustwachtorganisatie is opgebouwd uit een exploitatiedeel en een investeringendeel. De begroting wordt onderbouwd met het APB.

  • 2 De begroting van de kustwachtorganisatie is gebaseerd op meerjarige afspraken tussen de ministers over de verwachte verdeling van de exploitatie- en investeringsuitgaven.

  • 3 De verantwoording van de begroting is gebaseerd op meerjarige afspraken tussen de ministers over de verdeling van de exploitatie- en investeringsuitgaven.

§ 6. Overige en slotbepalingen

Artikel 18. Uiterlijke kenmerken schepen en luchtvaartuigen

  • 1 Schepen en luchtvaartuigen, die toebehoren aan een dienst of aan de Minister van Defensie en worden ingezet voor de taakuitvoering in de Kustwacht zijn in de kustwachtkleuren geschilderd respectievelijk voorzien van het kustwachtlogo.

  • 2 Andere dan de in het eerste lid bedoelde schepen of luchtvaartuigen die worden ingezet voor de taakuitvoering in de Kustwacht, voeren de kustwachtvlag, respectievelijk zijn voorzien van het kustwachtlogo.

Artikel 19. Regeling ten behoeve van gemaakte afspraken op basis van het Besluit instelling Kustwacht

Op basis van Besluit instelling Kustwacht bestaande overeenkomsten en andere afspraken worden, tenzij in die documenten anders is bepaald, geacht onder deze regeling te vallen.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Minister van Defensie,

A.Th.B. Bijleveld-Schouten