1. Achtergrond
Met het Subsidieprogramma SDG Results: Access to renewable energy (hierna te noemen
het subsidieprogramma) wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de uitvoering van
de SDG-agenda. Het gaat om resultaatgerichte financiering van activiteiten die bijdragen aan SDG
7, toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen.
Tegelijkertijd draagt het subsidieprogramma ook bij aan andere SDG’s zoals 13 (Klimaatverandering
bestrijden), 1 (Einde aan armoede), 3 (Goede gezondheid en welzijn), 5 (Gendergelijkheid),
8 (Waardig werk en economische groei) en 10 (Ongelijkheid verminderen).
Toegang tot hernieuwbare energie
Om de klimaatdoelen van Parijs te halen moet de wereld versneld over van fossiele
brandstoffen naar hernieuwbare energie. Tegelijkertijd wordt gestreefd naar universele
toegang tot moderne energie in 2030 en naar een verdubbeling van de snelheid van energiebesparing.
Eén miljard mensen hebben nog geen toegang tot elektriciteit. Drie miljard mensen
koken nog met sterk vervuilende combinaties van inefficiënte technologieën en brandstoffen
zoals mest, brandhout en houtskool. Het Nederlandse kabinet heeft zich daarom tot
doel gesteld om 50 miljoen mensen te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie
in 2030.
Toegang tot moderne energiediensten biedt huishoudens, met name arme huishoudens,
alternatieven voor onbetrouwbare, ongezonde, tijdrovende en relatief dure traditionele
energievoorziening voor koken, verwarming, verlichting en communicatie. Arme huishoudens
geven tot 20% van hun inkomen uit aan energiediensten van lage kwaliteit. Een gebrek
aan elektriciteit beperkt de economische ontwikkeling in arme regio's. Het inademen
van rook uit traditionele kookvuren en toestellen resulteert in ongeveer 4 miljoen
sterfgevallen per jaar. De last van het verzamelen van brandhout en koken in door
rook aangetaste omgevingen valt voornamelijk op vrouwen en meisjes, veelal geestdodend
werk met een risico op gender-gerelateerd geweld en waarbij hun gezondheid in gevaar
wordt gebracht. Daarnaast draagt traditioneel koken bij aan ontbossing, bodemdegradatie,
lokale milieuvervuiling en klimaatverandering. Aangezien de meerderheid van de energie-armen
in landelijke en peri-urbane gebieden woont, en hun koopkracht laag is, zijn oplossingen
zoals een uitbreiding van het nationale netwerk financieel niet haalbaar noch een
politieke prioriteit in de meeste landen. Als het huidige beleid en de bevolkingsontwikkeling
zich voortzetten, zullen in 2030 nog steeds minstens 674 miljoen mensen geen toegang
hebben tot elektriciteit en zullen bijna 2,3 miljard mensen nog steeds afhankelijk
zijn van traditionele kookmethodes.
Het Nederlandse kabinet wil daarom de toegang tot decentrale hernieuwbare energie
vergroten waarbij de private sector de belangrijkste motor voor het bereiken van huishoudens
is. Verschillende technische oplossingen zijn al beschikbaar (en nieuwe worden ontwikkeld).
Nieuwe bedrijfsmodellen zijn ontwikkeld, die passen bij de betaalkracht van armere
consumenten. Maar binnen de huidige markten worden nog steeds vooral de relatief rijkere
mensen in relatief dichtbevolkte locaties bereikt.
Innovatieve aanpak: resultaatgerichte financiering
Met het subsidieprogramma presenteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken een innovatieve
aanpak om private actoren te stimuleren hun activiteiten uit te breiden naar armere
klantsegmenten en andere arme gebieden in de markten waarin ze nu al actief zijn.
De stimulering vindt plaats via een resultaatgerichte financiering in de vorm van
subsidie waarmee de bijbehorende opstartrisico’s worden gedempt en de bijbehorende
meerkosten worden verlaagd.
Voorschotverlening vindt pas plaats na onafhankelijke verificatie van de in de aanvraag
opgenomen (deel)resultaten, te weten het aantal gerealiseerde aansluitingen op hernieuwbare
energiediensten.
Aanvragers voor subsidie kunnen dit subsidieprogramma bijvoorbeeld gebruiken om de
distributiekanalen uit te breiden naar nieuwe en meer uitdagende gebieden, en bedrijfsmodellen
verder uit te breiden naar nieuwe, armere consumentensegmenten.
2. Uitvoerder
De Minister heeft de uitvoering van dit subsidieprogramma opgedragen aan de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO), agentschap van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat. RVO zal dit subsidieprogramma uitvoeren namens de Minister op grond van
een aan RVO verleend mandaat.
4. Subsidieprogramma
4.1. Doel
Het subsidieprogramma heeft tot doel om in totaal 2 miljoen arme mensen te voorzien
van aansluiting op moderne energiediensten via samenwerking met de private sector.
Het gaat hierbij om het behalen van resultaten op het gebied van toegang tot schoon
koken met hernieuwbare energie en tot decentrale hernieuwbare elektriciteit in huishoudens.
Het subsidieprogramma wil dit doen door beperkingen van de commerciële markt te verminderen
door een financiële stimulans te geven aan de private sector om tijdelijke risico's
voor marktontwikkeling op het gebied van hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden
te mitigeren en de bijbehorende innovatiekosten, zijnde meerkosten, te verlagen.
Het subsidieprogramma beoogt daarnaast bij te dragen aan de volgende nevendoelstellingen:
-
– koolstofarme, klimaatweerbare ontwikkeling;
-
– verminderde ongelijkheid;
-
– private sector ontwikkeling en goede banen;
-
– mobilisatie van private klimaatinvesteringen.
Tevens beoogt dit subsidieprogramma een significant gendereffect te hebben. Het subsidieprogramma
wil bijdragen aan werkgelegenheid voor vrouwen. Toegang tot elektriciteit kan bijdragen
aan inkomen-genererende activiteiten van vrouwen. Door de verbetering van de toegang
tot schone kookoplossingen wordt de tijd die nodig is voor het verzamelen van brandhout
en het schoonmaken van kookgerei verminderd. Deze activiteiten worden typisch gezien
als de verantwoordelijkheid van vrouwen en meisjes. Bovendien zullen de negatieve
gevolgen voor de gezondheid bij het koken op vaste biomassa, die met name meisjes
en vrouwen treffen, aanzienlijk worden verminderd als gevolg van de introductie van
schone of schonere kooktoestellen.
4.2. Doelgroep
De uiteindelijke begunstigden van dit subsidieprogramma zijn arme huishoudens in de
landen vermeld op de landenlijst (zie annex 1), die momenteel geen of vrijwel geen
gebruik maken van moderne energiediensten (dat wil zeggen die aansluiting hebben op
tier 0 of hooguit tier 1), zoals schone kooktechnologieën en elektriciteit, en die
zonder subsidie niet bereikt worden.
4.3. Wie kunnen in aanmerking komen voor een subsidie
Subsidies in het kader van dit subsidieprogramma zijn uitsluitend bedoeld voor NGO’s
en ondernemingen die:
-
– bereid en in staat zijn om de risico's verbonden aan de activiteiten op zich te nemen;
-
– innovatieve diensten ontwikkelen;
-
– de implementatie van de activiteiten kunnen beheren;
-
– waar nodig kleinere lokale ondernemingen samen kunnen brengen zodat ook zij kunnen
profiteren van het subsidieprogramma.
Alleen NGO’s of ondernemingen kunnen in aanmerking komen voor een subsidie in het
kader van dit subsidieprogramma. Zij dienen hun aanvraag voor subsidie zelfstandig
in te dienen, niet als penvoerder namens een samenwerkingsverband.
Aanvragers moeten daarnaast ten tijde van de indiening van de subsidieaanvraag voldoen
aan het volgende:
-
– voor ondernemingen geldt dat zij minimaal 3 jaar actief moeten zijn op het gebied
van het leveren van energiediensten op de markt van decentrale hernieuwbare energie
in ontwikkelingslanden;
-
– voor NGO’s geldt dat zij minimaal 3 jaar soortgelijke of gerelateerde activiteiten
hebben uitgevoerd met betrekking tot decentrale hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden;
-
– een trackrecord hebben van minimaal 3 jaar in de regio van het land op de landenlijst
waarop de aanvraag zich richt;
-
– de benodigde licenties en vergunningen hebben om op de doelmarkt te opereren;
-
– een solide digitale administratie ten behoeve van het aantal gerealiseerde aansluitingen
hebben;
-
– een digitale boekhouding hebben, waaruit de (meer)kosten voor de activiteiten direct
herleidbaar zijn en controleerbaar zijn voor een onafhankelijke accountant;
-
– financieel stabiel zijn en aantoonbaar zorg kunnen dragen voor de voorfinanciering
van de activiteiten.
Per openstelling kan één aanvrager hoogstens twee maal in aanmerking komen voor een
subsidie in het kader van dit subsidieprogramma.
Integriteitsbeleid
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie moet de aanvrager aantonen dat
hij een integriteitsbeleid heeft vastgesteld en dat hij procedures heeft ingevoerd
om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures
zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele
misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop
de aanvraag betrekking heeft en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk
te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig
mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn
zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.
Maximale bezoldiging
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie moet de aanvrager aantonen dat
de organisatie een verantwoord niveau van bezoldiging van management en bestuur hanteert.
-
A. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de
in Nederland gevestigde aanvrager bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor
subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste € 181.000 (bruto) bij een dienstverband
van een 36-urige werkweek. Genoemd bedrag bestaat uit:
-
1. de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);
-
2. de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen; en
-
3. beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage
enzovoorts.
-
B. Deze bezoldigingsnorm is ook van toepassing voor aanvragers die zijn gevestigd in
een EU-lidstaat die is aangesloten bij de euro. Voor aanvragers gevestigd in EU-lidstaten
die niet zijn aangesloten bij de euro en voor aanvragers uit landen buiten de EU,
geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de ‘corporate
rates’ (annex 3) die door Ministerie van Buitenlandse Zaken worden gehanteerd met
ingang van 1 januari 2019.
-
C. Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels
2017) geldt voor de volgende landen een aangepaste bezoldigingsnorm, op grond van
het algemene inkomensniveau in de betreffende landen:
• Noorwegen
|
NOK 2.343.565;
|
• Zwitserland
|
CHF 295.399;
|
• Japan
|
YEN 23.203.761;
|
• VS/Canada
|
USD 217.310.
|
-
D. De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van de
aanvrager gevestigd in overige landen staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie
wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische
ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie.
4.4. Adviestraject
Voordat een aanvrager subsidie kan aanvragen moet er eerst een concept note worden
ingediend. Meer informatie hierover staat op de website van RVO.
Na indiening van de concept note ontvangt de aanvrager binnen 6 weken een niet bindend
advies van RVO. Het is daarna aan de potentiële aanvrager om wel of niet een subsidieaanvraag
in te dienen.
4.5. Subsidiabele activiteiten
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van dit subsidieprogramma
dienen de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd te zijn gericht op de energietoegang
voor arme huishoudens en op één van de volgende thema’s:
-
a. Toegang tot schoon koken met hernieuwbare energie op minimaal ‘tier 2’, met uitzondering
van kooktoestellen met houtskool waarvoor ‘tier 1’ zal worden aangehouden
-
b. Toegang tot decentrale hernieuwbare elektriciteit op minimaal ‘tier 1’.
De bovengenoemde ‘tiers’, oftewel aansluitniveaus, zijn gedefinieerd conform het Multi-Tier
Framework for Measuring Energy Access van ESMAP, het Energy Sector Management Assistance
Program van de Wereldbank (zie annex 2 bij dit subsidieprogramma). Of de in de aanvraag voorgestelde aansluiting toegang biedt tot de bovengenoemde
‘tiers’, wordt beoordeeld aan de hand van dit raamwerk.
De subsidie dient additioneel te zijn aan de gangbare bedrijfsactiviteiten én aan
de doelmarkt en mag derhalve niet leiden tot marktverstoring.
De activiteiten moet resultaten opleveren in minimaal één van de landen op de landenlijst,
zie annex 1.
Voor subsidie komen niet in aanmerking:
-
• activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks of middellijk een subsidie of bijdrage ten
laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of de begroting voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt ontvangen;
-
• activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken of de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het
subsidietijdvak van dit subsidieprogramma.
4.6. Duur activiteiten
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van dit subsidieprogramma
moeten de activiteiten in maximaal 4 jaar worden uitgevoerd.
4.7. Omvang van de subsidie
De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal € 2.500.000. De omvang van de aangevraagde
subsidie is niet lager dan € 250.000. De subsidie is gemaximeerd op de totale begrote
meerkosten omgeslagen over het geprognosticeerd aantal aansluitingen als gevolg van
de activiteit.
5. Subsidiabele kosten
5.1. Uitgangspunt
De subsidiabele kosten betreffen de redelijkerwijs noodzakelijke meerkosten van de
activiteiten en worden omgeslagen naar en afgerekend op basis van het aantal gerealiseerde
aansluitingen (zie 4.5).
De aanvrager dient in zijn aanvraag te onderbouwen wat de meerkosten in de beoogde
doelmarkt zijn ten opzichte van de soortgelijke aansluitkosten in zijn huidige markten.
5.2. Subsidiabele kosten
In ieder geval subsidiabel zijn de volgende soort kosten:
5.3. Niet subsidiabele kosten
In ieder geval niet subsidiabel zijn de volgende kosten:
-
– het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie;
-
– andere kosten die vóór indiening van de aanvraag zijn gemaakt;
-
– inflatie en schommelingen in wisselkoers;
-
– omzetbelasting of andere soorten van belasting;
-
– accountantskosten;
-
– representatiekosten.
6. Aanvraag
6.1. Vereisten
Om een aanvraag voor subsidie in het kader van dit subsidieprogramma te kunnen indienen
dient de aanvrager eerst een advies van RVO te hebben verkregen zoals beschreven in
paragraaf 4.4 (advies naar aanleiding van concept note). Per openstelling kan een
aanvrager maximaal 2 aanvragen indienen voor een subsidie in het kader van dit subsidieprogramma.
De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een daartoe op de website van RVO beschikbaar gesteld middel en voorzien van de daarin genoemde bijlagen.
De aanvraag wordt opgesteld in de Engelse taal en bevat in ieder geval:
-
– referentienummer van het ontvangen RVO-advies;
-
– land van de landenlijst (zie annex 1) waar de activiteiten zullen worden uitgevoerd;
-
– businessplan;
-
– begroting van de meerkosten als onderdeel van de totale kostenbegroting van de activiteit;
-
– door een accountant gecontroleerde jaarrekeningen van de afgelopen 3 jaar.
Tevens moet de aanvrager verklaren dat hij op de hoogte is van de OESO-richtlijnen
voor Multinationale Ondernemingen over maatschappelijk verantwoord ondernemen en de
ILO-Verklaring inzake fundamentele principes en rechten op het werk, en dat hij hiernaar
handelt. Ook dient hij op de hoogte te zijn van de FMO-uitsluitingslijst en geen activiteiten uit te voeren die op deze lijst benoemd zijn.
De uiterste termijn voor het indienen van aanvragen in de eerste openstelling van
dit subsidieprogramma is 27 september 2019, 12.00 uur Nederlandse tijd. Aanvragen,
inclusief alle verplichte bijlagen, dienen op dit tijdstip door RVO te zijn ontvangen.
6.2. Herstelperiode
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de Minister vragen om een
aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum
waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken
voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de aanvrager het risico
dat de Minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te
vragen in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen
op volledigheid. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld,
maar zal deze worden beoordeeld zoals zij primair is ingediend.
Kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag, websites of bijlagen
is niet voldoende, tenzij in de aanvraagdocumenten uitdrukkelijk is aangegeven dat
daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van de aanvraagdocumenten
niet worden ingevuld, loopt de aanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.
7. Beoordeling en verdeling beschikbare middelen
7.1. Beoordeling
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient de aanvraag te voldoen aan alle
hiervoor, in het bijzonder in paragraaf 4 tot en met 6, opgenomen vereisten. Slechts
de aanvragen die daaraan voldoen worden inhoudelijk beoordeeld op kwaliteit aan de
hand van de in paragraaf 7.2 opgenomen criteria.
Ter ondersteuning van de beoordeling kan RVO activiteiten uitvoeren ter controle van
de in de aanvraag gedane aannames en stellingnames. Tevens kan hierdoor informatie
die nodig is voor een goede beoordeling van de kwaliteit van de aanvraag verzameld
worden. Hiervoor kan RVO contact zoeken met de aanvrager en relevante stakeholders.
RVO kan tijdens de inhoudelijke beoordeling ook advies inwinnen bij externe experts.
De Ambassades van het Koninkrijk der Nederlanden wordt altijd gevraagd om input voor
de beoordeling van de aanvragen.
Verder zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking.
De aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig
de maatstaven die in dit subsidieprogramma zijn neergelegd.
7.2. Inhoudelijke criteria
Aanvragen moeten in voldoende mate aan de inhoudelijke criteria voldoen om in aanmerking
te kunnen komen voor subsidie. Aanvragen zullen aan de hand van de beoordeling op
onderstaande criteria en na toekenning van eventuele bonuspunten voor aanvragen in
de focuslanden zoals aangegeven op de landenlijst, gerangschikt worden ten einde te
kunnen bepalen welke aanvragen in aanmerking kunnen komen voor subsidie.
-
1.
Businessplan
De kwaliteit en de verwachte haalbaarheid van het businessplan. Het plan belicht de
financiële, management-, marketing- en technische aspecten van de activiteiten en
maakt tevens duidelijk hoe de activiteiten na afloop van de subsidie zelfstandig voortgezet
kunnen worden.
-
2.
Duurzaamheidsstrategie
De kwaliteit en de verwachte haalbaarheid van de duurzaamheidsstrategie van de aanvrager
wat betreft financiële, institutionele, milieu-, technische en sociale aspecten van
de activiteit.
-
3.
Gevraagde subsidie in euro per aansluiting
De gevraagde subsidie per aansluiting; de subsidie is overigens gemaximeerd op de
totale begrote meerkosten omgeslagen over het geprognosticeerd aantal aansluitingen
als gevolg van de activiteit.
-
4.
Verwachte impact
-
a. Toename van het serviceniveau in vergelijking met de baseline en volgens het Multi-Tier
Framework for Measuring Energy Access van ESMAP (zie annex 2) en
-
b. (actuele) marktontwikkelingsfase volgens EAMD-scorecard.
-
5.
Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)
De mate waarin de bedrijfsactiviteiten zijn gericht op het minimaliseren van negatieve
impact en het vergroten van positieve impact op mens, milieu en maatschappij. Uitgangspunt
hierbij zijn de OESO- richtlijnen.
-
6.
Genderstrategie
De mate waarin de activiteiten bijdragen aan gendergelijkheid (SDG 5).
7.3. Verdeling beschikbare middelen
Er zijn twee openstellingen voor subsidieaanvragen in het kader van dit Subsidieprogramma.
Voor de eerste ronde is € 14.181.889 beschikbaar, waarvan € 10.305.259 beschikbaar
is voor het thema toegang tot schoon koken met hernieuwbare energie en € 3.876.630
voor het thema toegang tot decentrale hernieuwbare elektriciteit. Voor de tweede ronde
is € 8.318.111 beschikbaar. De verdeling van het budget over de beide thema’s wordt
bij de bekendmaking van de openstellingsperiode voor de tweede ronde vastgesteld en
bekend gemaakt.
De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de beschikbare middelen
vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van
deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens de criteria opgenomen in
paragraaf 7.2. Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie, dient de kwaliteit
van de aanvraag ten minste voldoende te zijn. De aanvragen worden vervolgens gerangschikt
op basis van de uitkomsten van deze beoordeling. De aanvragen die het beste voldoen
aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking. De verdeling van de
beschikbare middelen vindt derhalve plaats op grond van de kwaliteit van de ingediende
aanvragen, waarbij de minister rekening houdt met een evenwichtige spreiding van de
middelen over de landen op de landenlijst behorende bij dit subsidieprogramma (annex
1). Van de middelen die in totaal voor één van beide openstellingen beschikbaar zijn,
wordt niet meer dan 40% ingezet voor subsidieverstrekking voor activiteiten in eenzelfde
land van de landen op de landenlijst en wordt ten minste 25% ingezet voor subsidieverstrekking
voor activiteiten in de focusregio’s.
7.4. Puntenverdeling
In de onderstaande tabel staat per criterium de minimaal vereiste score om in aanmerking
te kunnen komen voor subsidie, het maximum aantal punten, de weegfactor en het aantal
bonuspunten dat behaald kan worden. Exclusief de eventuele bonuspunten dient in elk
geval een score van 60 punten te worden behaald om in aanmerking te kunnen komen voor
subsidie.
Criterium
|
Minimum score
|
Maximum score
|
Wegingsfactor
|
Totaal maximum
|
1.
|
Business plan
|
4
|
10
|
2,5
|
25
|
2.
|
Duurzaamheidsstrategie
|
4
|
10
|
1,5
|
15
|
3.
|
Gevraagde subsidie in euro per aansluiting
|
4
|
10
|
3,0
|
30
|
4.
|
Verwachte impact
|
4
|
10
|
2,0
|
20
|
5.
|
IMVO
|
4
|
10
|
0,5
|
5
|
6.
|
Genderstrategie
|
4
|
10
|
0,5
|
5
|
|
Subtotaal
|
|
|
|
100
|
7.
|
Focuslanden bonus
|
|
|
|
20 (LDC)
10 (MIC)
|
Totaal (maximale) score
|
|
|
|
120
|
8. Verificatie van aansluitingen, voorschotverlening en subsidievaststelling
8.1. Uitgangspunten
Het subsidieprogramma hanteert de volgende uitgangspunten:
-
1. Voorschotten worden pas verleend nadat de met de gesubsidieerde activiteiten beoogde
deelresultaten zijn bereikt.
-
2. Voorschotten worden pas verleend na onafhankelijke verificatie van de behaalde deelresultaten.
-
3. De ontvanger van de subsidie heeft enige flexibiliteit om de aanpak tussentijds te
wijzigen zolang dit binnen de beoogde resultaten en het tijdspad van de subsidieverleningsbeschikking
blijft.
Het risico van het niet bereiken van de resultaten ligt hiermee aan de kant van de
subsidieontvanger. Dit wijkt af van traditionele subsidieprogramma’s waarbij de subsidieverstrekker
en de subsidieontvanger de risico's gewoonlijk delen, zowel doordat daarbij een deel
van de subsidie wordt betaald door middel van voorschotten vóórdat activiteiten zijn
uitgevoerd, alsook doordat daarbij de subsidie meest gerelateerd is aan het uitgevoerd
hebben van de activiteit (output) en niet zozeer aan het profijt voor de eindgebruiker
(outcome). In het kader van dit subsidieprogramma is de verantwoordelijkheid voor
de voorfinanciering van de activiteiten die nodig zijn om toegang tot energie te bieden,
die van de subsidieontvanger. Daar staat tegenover dat de subsidieontvanger ruimte
heeft om wijzigingen aan te brengen in zijn aanpak met inachtneming van het bepaalde
in de subsidieverleningsbeschikking, indien en voor zover het gaat om wijzigingen
die niet tot een ander oordeel over de aanvraag zouden hebben geleid indien zij deel
hadden uitgemaakt van de aanvraag die is gehonoreerd.
Voor activiteiten met ‘mini-grids’ geldt als uitzondering op het eerste uitgangspunt
dat al een voorschotverzoek gedaan kan worden na de oplevering van de installatie,
en dus niet pas na de realisatie van de aansluiting. Voor dit subsidieprogramma geldt
als mini-grid een decentraal distributienetwerk voor elektriciteit met een eigen kleinschalige
hernieuwbare-elektriciteitsopwekking.
8.2. Verificatie van aansluitingen en voorschotverlening
In de subsidieverleningsbeschikkingen zullen verplichtingen worden opgenomen over
de verificatie van aansluitingen in verband met de voorschotverlening. Hiervan zal
een verificatieprotocol onderdeel uitmaken. Nadat de subsidie is verleend, zal de
door RVO benoemde onafhankelijke verificateur in samenwerking met de subsidieontvanger
het verificatieprotocol nader afstemmen.
Ten behoeve van een eenduidige dataverzameling worden subsidieontvangers verplicht
een door RVO beschikbaar gestelde digitale applicatie te gebruiken voor het vastleggen
van de resultaten (op huishoudniveau).
Subsidieontvangers kunnen voorschotten aanvragen gedurende de looptijd van de activiteiten.
Alvorens tot voorschotverlening wordt overgegaan, zal de verificateur verifiëren dat
de aansluitingen die door de subsidieontvanger worden gerapporteerd en waarvoor een
voorschotverzoek aan RVO wordt gedaan, daadwerkelijk zijn gerealiseerd en voldoen
aan het bepaalde in de beschikking, zoals serviceniveau (tier), doelgroep.
Figuur 1 illustreert de verificatiecyclus.
Figuur 1.
8.3. Jaarlijkse evaluatie
In de subsidieverleningsbeschikking wordt tevens als verplichting opgenomen dat de
subsidieontvanger jaarlijks informatie verstrekt over de voortgang van de activiteiten
ten opzichte van de in de aanvraag beoogde resultaten. Deze rapportages worden benut
voor de jaarlijkse evaluatie die RVO uitvoert van de voortgang van de activiteiten
en de behaalde resultaten.
Aan de hand van de evaluatie wordt jaarlijks per subsidie bezien of er sprake is van
een afwijking van meer dan 25% ten aanzien van de in de subsidieverleningsbeschikking
opgenomen jaarlijkse mijlpalen voor de te behalen resultaten. In de gevallen waarin
daarvan sprake is, wordt beoordeeld of het kennelijk te verwachten is dat er sprake
zal zijn van een afwijking van meer dan 25% ten opzichte van de met de gesubsidieerde
activiteiten te behalen doelstelling (het totaal aantal te realiseren aansluitingen)
aan het einde van het subsidietijdvak. Als gevolg van deze jaarlijkse evaluatie kan
het in de subsidieverleningsbeschikking vermelde maximale subsidiebedrag worden:
-
– verlaagd, indien de evaluatie uitwijst dat de doelstelling van de activiteiten (dat
wil zeggen het aantal gerealiseerde aansluitingen) aan het einde daarvan niet behaald
zal worden voor meer dan 25%;
-
– verhoogd, na een oproep onder alle subsidieontvangers van de betreffende openstelling,
om aan te tonen dat de doelstelling van hun activiteiten met meer dan 25% zal worden
overschreden binnen het subsidietijdvak.
8.4. Subsidievaststelling
De subsidieontvanger dient na afloop van de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling
van de subsidie in met daarbij een controleverklaring van een onafhankelijke accountant
die de daadwerkelijk gemaakte kosten en meerkosten van de activiteiten heeft gecontroleerd.
10. Handhaving
RVO zal een steekproefsgewijze controle uitvoeren op het correcte gebruik van de subsidie
waarbij op grond van de afgegeven beschikkingen wordt gecontroleerd op rechtmatigheid
en doelmatigheid van de uitgaven. De subsidieontvanger heeft de plicht om RVO te informeren
zodra hij niet (geheel) aan de verplichtingen van de subsidie kan voldoen en/of de
activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet (geheel) kan uitvoeren.
11. Verplichtingen
In de subsidiebeschikking wordt de verplichting opgenomen dat meegewerkt moet worden
aan verificatie, monitoring en effectmeting door RVO aangaande de activiteiten waarvoor
subsidie is verstrekt. Ook zal een verplichting worden opgenomen volgens wel de subsidieontvanger
de principes van digitale ontwikkeling dient na te leven omdat er sprake zal zijn van privacygevoelige informatie in de
uitvoering van de activiteiten (onder andere gegevens van arme huishoudens).
12. Administratieve lasten
Ter verantwoording van de administratieve lasten waarmee de subsidieaanvrager te maken
krijgt is een toets uitgevoerd volgens een standaard kostenmodel. Daarbij is rekening
gehouden met de indiening van een aanvraag voor subsidie, de beheerfase, de vaststelling
van de subsidie en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Uit de berekening blijkt
dat het totale percentage administratieve lasten ten opzichte van het totaal beschikbare
subsidiebudget 4,8% bedraagt.
Annex 2. Multi-Tier Framework for Measuring Energy Access of ESMAP
a. Multi-Tier Framework for Electricity
Table 1.
Table 2.
Criterion
|
Rigour of assessment
|
1. Capacity
|
Full
|
2. Duration
|
Full
|
3. Reliability
|
Light
|
4. Quality
|
Full
|
5. Affordability
|
Light
|
6. Legality
|
Full
|
7. Health and Safety
|
Full
|
N.B. ‘light’: a narrative reasonably explaining the criterion is respected.
b. Multi Trier Framework for clean and efficient cooking
Each stove type that is distributed under the SDG 7 RESULTS needs to comply with the
standards set under Tier 2 for each MTF attribute. For the attributes: cooking exposure,
cookstove efficiency and safety, SDG 7 Results refers to the ISO lab testing standard
and voluntary performance targets. In the first tender compliance with the ISO-IWA
11-2012 standards is requested, organizations are encouraged to test their stoves according to the new ISO/TC 285. For the second tender compliance with the new ISO/TC 285 standards can become mandatory depending on the adequate availability of testing
facilities compliant with the new standards. For charcoal stoves, an exception is
made regarding the attribute exposure: the emissions on CO will be acceptable at tier
1 level.
The attributes convenience, affordability and fuel availability, are considered ‘soft’
attributes. The applicant will be asked to specify the proposed product according
to the MTF standards in a narrative manner. At the full proposal the applicant will
be asked to provide a test certificate for each stove type to be sold under the SDG
7 RESULTS for the attributes measured through the ISO lab testing standard and voluntary
performance targets. If the applicant wishes to add products during the execution
of the SDG 7 RESULTS, this can be accepted after RVO received and approved the test
certificate for the product as well as the explanation on the ‘soft’ attributes.
Table 3. Multi-tier matrix for household access to clean cooking (in line with ISO-IWA
11:2012 voluntary performance targets)
|
Tier 0
|
Tier 1
|
Tier 2
|
Tier 3
|
Tier 4
|
Tier 5
|
Cooking Exposure
|
ISO voluntary performance targets
High power PM (mg/MJd)
High power CO (g/MJd)
|
>979
>16
|
≤979
≤16
|
≤386
≤11
|
≤168
≤9
|
≤41
≤8
|
|
Cookstove Efficiency
|
ISO voluntary performance targets high power thermal efficiency %
|
< 15%
|
≥15%
|
≥25%
|
≥35%
|
≥45%
|
|
Convenience
|
Fuel acquisition and preparation time (hours per week)
|
≥7
|
<7
|
<3
|
<1.5
|
<0.5
|
Stove preparation time (minutes per meal)
|
≥15
|
<15
|
<10
|
<5
|
<2
|
Safety
|
ISO voluntary performance targets (score)
|
<45
|
≥45
|
≥75
|
≥88
|
≥95
|
|
Affordability
|
Fuel cost ≥ 5% of household expenditure (income)
|
Fuel cost <5% of household income
|
Fuel availability
|
Primary fuel available less than 80% of the year
|
Available 80% of the year
|
Readily available throughout the year
|
Table 4. Multi-tier matrix for household access to clean cooking (in line with ISO/TC
285 voluntary performance targets)
|
Tier 0
|
Tier 1
|
Tier 2
|
Tier 3
|
Tier 4
|
Tier 5
|
Cooking Exposure
|
ISO voluntary performance targets
PM2.5 (mg/MJd)
CO (g/MJd)
|
>1030
>18.3
|
≤1030
≤18.3
|
≤481
≤11.5
|
≤218
≤7.2
|
≤62
≤4.4
|
≤5
≤3.0
|
Cookstove Efficiency
|
ISO voluntary performance targets
|
≤10%
|
>10%
|
>20%
|
>30%
|
>40%
|
>50%
|
Convenience
|
Fuel acquisition and preparation time (hours per week)
|
≥7
|
<7
|
<3
|
<1.5
|
<0.5
|
Stove preparation time (minutes per meal)
|
≥15
|
<15
|
<10
|
<5
|
<2
|
Safety
|
ISO voluntary performance targets
|
<60
|
≥60
|
≥68
|
≥77
|
≥86
|
≥95
|
Affordability
|
Fuel cost ≥ 5% of household expenditure (income)
|
Fuel cost <5% of household income
|
Fuel availability
|
Primary fuel available less than 80% of the year
|
Available 80% of the year
|
Readily available throughout the year
|
Table 5.
Criterion
|
Rigour of assessment
|
1. Cooking exposure
|
Full
|
2. Cookstove efficiency
|
Full
|
3. Convenience
|
Light
|
4. Safety
|
Full
|
5. Affordability
|
Light
|
6. Fuel availlability
|
Light
|
NB ‘light’: a narrative reasonably explaining the criterion is respected.