2.3. Het horen van de verdachte
[Regeling vervallen per 01-03-2021]
Het horen van een verdachte door de officier van justitie vindt slechts plaats wanneer er een strafvorderlijke noodzaak is, te weten in de
gevallen waarin:
-
– de wet daartoe verplicht (artikel 257c Sv);
-
– de officier van justitie horen noodzakelijk acht, bijvoorbeeld om tot een zorgvuldige
schuldvaststelling en/of strafoplegging te komen. Horen in gevallen waarin geen wettelijke
hoorplicht bestaat, dient uitzondering te zijn.
Van de wettelijke verplichting te horen kan niet worden afgezien, ook niet wanneer
daarmee zou worden ingestemd door de verdachte.
Van het horen wordt een verslag opgemaakt. Het horen van de verdachte kan op verschillende
manieren plaatsvinden, onder andere op een fysieke OM-hoorzitting, via een videoverbinding
of telefonisch. Indien wordt afgeweken van door de verdachte uitdrukkelijk onderbouwde
standpunten, dan worden de redenen die tot afwijken hebben geleid in dit verslag opgenomen,
voor zover deze niet reeds mondeling zijn opgegeven. De artikelen 29 tot en met 29b Sv, inzake zwijgrecht, cautie, recht op een tolk en identificatie van de verdachte zijn
van toepassing, alsmede het recht van verdachte zich te doen bijstaan door een raadsman.
In geval de officier van justitie voornemens is een taakstraf, ontzegging van de bevoegdheid
motorrijtuigen te besturen (OBM) of gedragsaanwijzing op te leggen, staat in het kader
van het horen zowel de vraag centraal of de verdachte daaraan kan voldoen als de vraag of hij daaraan wil voldoen. Bij het voornemen een geldboete op te leggen staat, zo er een strafvorderlijke
noodzaak is om te horen, centraal of de verdachte daaraan kan voldoen. Horen is niet gericht op het bereiken van consensus.