1. Verbetering aansluiting onderwijs op (regionale) arbeidsmarkt
|
Het project vloeit voort uit de regiovisie. De regiovisie is een verbijzondering van
de analyse van het werkgebied, dat deel uitmaakt van de Kwaliteitsagenda van de aanvrager.
|
1. In de regiovisie zijn onderbouwde keuzes gemaakt voor de afbakening van de regio.
2. De regiovisie is onderbouwd met actuele kwantitatieve en kwalitatieve gegevens
(inclusief bronvermelding), en er wordt (waar mogelijk) met het project aangesloten
op de analyse van het werkgebied en andere bestaande regionale en sectorale (arbeidsmarkt)agenda’s.
3. Indien het project en de regiovisie niet voortvloeien uit de analyse van het werkgebied,
dan motiveert de aanvrager waarom dit het geval is. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn
van unieke kansen die ten tijde van het opstellen van de analyse van het werkgebied
nog niet voorzien waren.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de kwaliteit van de
regiovisie hoger is, blijkend uit onder andere:
1. Een heldere onderbouwing van de afbakening van de regio.
2. Aansluiting van de regiovisie op de analyse van het werkgebied en op andere bestaande
regionale en sectorale (arbeidsmarkt)agenda’s.
3. (Indien van toepassing) een heldere motivatie waarom het project en de regiovisie
niet voortvloeien uit de analyse van het werkgebied.
|
De doelstellingen van het project vloeien voort uit de regiovisie en zijn gericht
op het verbeteren van de aansluiting van het onderwijs op de regionale (toekomstige)
arbeidsmarkt.
|
1. Op grond van de regiovisie worden keuzes gemaakt op welke onderdelen het project
de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt verbetert.
2. Op grond van de regiovisie wordt een keuze gemaakt voor het opleidingsaanbod waarop
het project betrekking heeft.
3. De beoogde doelstellingen van het project worden SMART geformuleerd en bevatten
kwalitatieve en kwantitatieve aspecten om de aansluiting van het onderwijs op de (regionale)
arbeidsmarkt te verbeteren.
4.Er is sprake van een duidelijke omschrijving van de doelgroep(en) waar het project
zich op richt.
5. Minimaal één van de volgende vier thema’s maakt (beargumenteerd) onderdeel uit
van het project: professionalisering van docenten, leven lang ontwikkelen, onderzoekend
vermogen* en de positie van studenten in de entree-opleiding.
*Onder onderzoekend vermogen wordt verstaan:
Het stimuleren van onderzoekend vermogen en onderzoekende houding bij docenten, praktijkbegeleiders,
en/of studenten door:
a) het beschikken over en werken vanuit een onderzoekende houding zelf;
en
b)(kleinschalig) praktijk(gericht) onderzoek doen;
en
c) inzichten uit beschikbaar onderzoek toepassen in de eigen werkpraktijk.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de doelstellingen van
het project beter bijdragen aan de verbetering van de aansluiting op de arbeidsmarkt
in de gekozen regio, blijkend uit onder andere:
1. Een heldere beschrijving van de keuzes op welke onderdelen de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
wordt verbeterd, inclusief het opleidingsaanbod (crebo’s, niveaus, leerwegen).
2. De keuzes zijn kwantitatief en kwalitatief onderbouwd (met behulp van actuele gegevens
inclusief bronvermelding) en vloeien voort uit de regiovisie.
3. Een heldere beschrijving van de doelstellingen en bijbehorende effecten die het
project beoogt. Deze doelen zijn Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden
(SMART) geformuleerd. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden in korte termijn
(tot de midterm review) en lange termijn (tot eind projectperiode).
4. Een heldere beschrijving van a) de primaire doelgroep(en) (studenten en andere
deelnemers) waar het project zich op richten b) het effect voor deze doelgroep(en),
zowel kwantitatief (bv. meer doorstroom, gediplomeerde uitstroom, verkorte studieduur)
als kwalitatief (bv. verbeterd vakmanschap, betere loopbaankeuze, talentontwikkeling,
21-century skills, toerusting docenten).
5. Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de doelstellingen
van het project (meer) bijdragen aan: professionalisering van docenten, het stimuleren
van leven lang ontwikkelen, onderzoekend vermogen (bv. via het inrichten van practoraten
en via samenwerking met lectoren, onderzoeksinstellingen of onderzoekers van een hogeschool,
universiteit) en/of de positie van studenten in de entree-opleiding.
|
Het project is macrodoelmatig ten opzichte van het onderwijs in de regio.
|
Het project sluit aan op de analyse van de macrodoelmatigheid uit de regiovisie.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate het project beter aantoont
dat het bijdraagt aan een doelmatig aanbod van beroepsopleidingen in de regio. Dit
blijkt bijvoorbeeld uit de afstemming en afspraken die hierover zijn gemaakt met scholen
uit de regio en/of aanpalende regio’s.
|
2. Samenwerking en draagvlak
|
Er is een gedragen samenwerking tussen de partners in het samenwerkingsverband.
|
1. De samenstelling van het samenwerkingsverband en de overwegingen die hierbij een
rol hebben gespeeld zijn duidelijk weergegeven (denk aan: welke partners maken wel/
niet deel uit van de pps en waarom? Wordt er gewerkt met een groeimodel?).
2. Er wordt inzichtelijk gemaakt welke belangen de partners hebben bij dit plan en
hoe de individuele belangen worden vertaald in de gezamenlijke doelstellingen van
de pps.
3. Het samenwerkingsverband toont aan dat er sprake is van ‘comakership’: zowel de
onderwijsinstellingen als de arbeidsorganisaties en de andere partners hebben een
actieve rol en een werkelijke inbreng in het project. Men investeert samen in het
project en toont zich samen eigenaar van het project.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de samenwerking meer
vertrouwen geeft in een succesvolle en duurzame uitvoering van het plan van aanpak,
blijkend uit onder andere:
1. De samenstelling van het samenwerkingsverband en de overwegingen die daarbij een
rol hebben gespeeld (inclusief beschrijving van een al dan niet geheel of gedeeltelijk
bestaand samenwerkingsverband, en de keuze voor een groeimodel).
2. Een beschrijving van belangen en behoeften van de partners en hoe de pps in deze
behoeften voorziet, zodanig dat het voor alle partijen voordeel oplevert.
3. Alle partners van de pps investeren substantieel middelen en menskracht in het
project en scheppen daarbij randvoorwaarden voor de uitvoering van het project (tijd,
faciliteiten, apparatuur, etc.).
4. De rollen en inbreng van de partners zijn helder omschreven.
5. In de samenwerkingsovereenkomst zijn de gezamenlijke doelen en afspraken met betrekking
tot inzet van middelen en menskracht opgenomen.
|
|
Er is draagvlak voor het plan bij interne en externe stakeholders.
|
1. Het draagvlak onder externe stakeholders wordt inzichtelijk gemaakt. Externe stakeholders
zijn partners van de aanvrager uit de regio. Het gaat hier bijvoorbeeld om andere
mbo-instellingen, vmbo-scholen, hogescholen, regionale overheden, werkgevers en andere
arbeidsorganisaties.
2. Het draagvlak onder interne stakeholders wordt inzichtelijk gemaakt. Interne stakeholders
zijn in ieder geval (vertegenwoordigers van) docenten en studenten.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate het draagvlak van het
project onder interne en externe stakeholders groter is, blijkend uit:
1. Een onderbouwende beschrijving van de wijze waarop interne en externe stakeholders
bij de planvorming betrokkenen zijn geweest, bijvoorbeeld blijkend uit documentatie
hierover.
2. Een beschrijving van de urgentie van het project voor de interne en externe stakeholders,
waar mogelijk ondersteund met documenten van de betreffende stakeholders.
|
3. Uitvoerbaarheid en haalbaarheid
|
De organisatie is zodanig ingericht dat een succesvolle uitvoering van het plan van
aanpak mogelijk is.
|
Het plan toont aan dat er een deskundige (project)organisatie wordt ingericht voor
de uitvoering van het plan van aanpak, inclusief sturing op een efficiënte inzet van
middelen, samenwerking, planning, evaluatie en communicatie.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de kwaliteit van de
voorgestelde organisatie hoger is, blijkend uit onder andere:
1. Een heldere beschrijving van de projectorganisatie die de taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden binnen het samenwerkingsverband omvat.
2. Een heldere beschrijving van de inhoudelijke inbreng en deskundigheid van de partners
en van eventuele externe partijen.
3. Een heldere beschrijving van het profiel van de trekker(s) cq. projectleider(s).
4. De doelgroep(en) waarop de doelstellingen van het project zijn gericht hebben een
rol binnen de projectorganisatie (bv. een klankbordgroep van studenten en/of docenten).
|
De doelstellingen en activiteitenplanning zijn uitvoerbaar en haalbaar binnen de gehele
projectperiode.
|
1. De uitvoerbaarheid en haalbaarheid van het project zijn inzichtelijk gemaakt in
een gedetailleerde activiteitenplanning (inclusief taakverdeling tussen de partners)
voor het eerste jaar van de projectperiode en een globale activiteitenplanning voor
overige jaren van de projectperiode.
2. In het activiteitenplan wordt inzichtelijk gemaakt hoe de activiteiten bijdragen
aan het behalen van de projectdoelen waaronder de onderwijsvernieuwing en -verbetering.
En inzichtelijk wordt gemaakt welke aanpakken, producten en processen gerealiseerd
worden door de activiteiten.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de uitvoerbaarheid en
haalbaarheid van de activiteitenplanning groter is, blijkend uit onder andere:
1. Een uitgewerkt en realiseerbaar activiteitenplan voor het eerste jaar van de projectperiode,
bestaande uit fasering, mijlpalen, beoogde (tussentijdse) resultaten, plus taakverdeling
partners (wie doet wat wanneer?) en een globaal en realiseerbaar activiteitenplan
voor de overige jaren van de projectperiode met fasering, mijlpalen en beoogde eindresultaten.
2. Het activiteitenplan geeft beoogde aanpakken, producten en processen voldoende
weer waardoor aansluiting van de activiteiten bij de beoogde doelstellingen inzichtelijk
wordt.
|
De projectgerelateerde risico’s en de beheersmaatregelen zijn in kaart gebracht.
|
Uit het plan van aanpak blijkt dat er voldoende aandacht is besteed aan de mogelijke
risico’s en bijbehorende beheersmaatregelen.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de risico’s worden beschreven
en ondervangen in het plan van aanpak, blijkend uit:
1. Een heldere beschrijving van de projectgebonden risico’s, waaruit blijkt dat er
goed is nagedacht over mogelijke risicofactoren en bedreigingen;
2. Een beschrijving van mogelijke maatregelen als deze risico’s zich werkelijk voordoen.
|
Evaluatie en bijsturing.
|
1. Uit het plan van aanpak blijkt dat er voldoende aandacht is besteed aan evaluatie
en bijsturing.
2. De uitkomsten van de evaluatie resulteren minimaal in een zelfreflectie ten behoeve
van de tussentijdse voortgangsrapportage.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate uit het plan van aanpak
blijkt dat er voldoende aandacht is besteed aan evaluatie en bijsturing, blijkend
uit:
1. Een heldere beschrijving over hoe (methoden en instrumenten) en door wie (inzet
externe en/ of interne deskundigheid) de voortgang (realisatie beoogde doelen en effecten)
wordt gemonitord en bijgestuurd.
2. Een heldere beschrijving van de wijze waarop actuele en bruikbare (voortgangs-)gegevens
worden verzameld, geanalyseerd en gebruikt voor (tussentijdse) bijsturing.
3. Evaluatie en bijsturingsmomenten zijn als onderdeel opgenomen in de activiteitenplanning.
|
Uit het project blijkt dat er aandacht is voor een onderzoekende en lerende organisatie
(op het niveau van het project).
|
Uit het plan van aanpak blijkt dat systematische reflectie plaatsvindt met alle organisatiegeledingen
op de voortgang in processen, activiteiten en effecten.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate uit het plan van aanpak
blijkt dat er voldoende aandacht is voor een onderzoekende en lerende organisatie
(op het niveau van het project), blijkend uit:
1. De pps betrekt alle geledingen (management, docenten, studenten, bedrijvenpartners)
bij de monitoring en reflectie.
2. De pps faciliteert kennisdeling en kennisontwikkeling tussen de deelnemers van
de verschillende partners en met anderen buiten het project.
3. Monitoring en reflectie vinden op een systematische manier plaats, bijvoorbeeld
via professionele leergemeenschappen en/of met behulp van een practoraat of lectoraat.
|
4. Duurzaamheid
|
Uit het plan van aanpak blijkt dat er voldoende aandacht wordt besteed aan toekomstverkenningen
zodat de samenwerking na afloop van de subsidieperiode kan worden voortgezet.
|
In de aanvraag wordt inzichtelijk gemaakt welke concrete activiteiten men onderneemt
in de eerste projectperiode (tot de tussentijdse beoordeling) om de samenwerking in
de tweede projectperiode (na de tussentijdse beoordeling) en de verduurzamingperiode
(na de subsidieperiode) voort te zetten.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de inzet en bereidheid
van de partners om de samenwerking duurzaam neer te zetten groter is, blijkend uit
onder andere:
1. Een heldere beschrijving van concrete activiteiten waaruit blijkt dat de partners
in de eerste projectperiode (tot de tussentijdse beoordeling) verduurzamingsmogelijkheden
en verdienmodellen gaan verkennen.
2. Door de partners wordt bij aanvang van het project de intentie uitgesproken om
de samenwerkingsovereenkomst na de afloop van de projectperiode voort te zetten. Deze
afspraken zijn opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst.
|
|
Er is een verkenning gedaan naar een realistische financiële raming voor de periode
na de subsidieperiode.
|
Uit de aanvraag blijkt dat er is nagedacht over een realistisch financieel model om
de pps voort te laten bestaan na de subsidieperiode.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de financiële raming
verder is uitgewerkt.
|
5. Financiering
|
Er is een realistische begroting van de subsidiabele kosten.
|
Er is een inzichtelijke en evenwichtige begroting, die voldoet aan de eisen van de
regeling.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de begroting realistischer
is, blijkend uit onder andere:
1. Voor de eerste projectperiode (tot de midtermreview) een gedetailleerde begroting
en ten minste voor de tweede periode (na de midtermreview) een begroting op hoofdlijnen.
2. In de begroting is duidelijk weergegeven welke kosten worden gemaakt en door wie.
3. De kosten zijn realistisch voor de verschillende partners.
4. De kosten zijn voldoende gespecificeerd, sluiten aan op het activiteitenplan en
zijn opgesteld volgens het principe p*q.
5. Indien de onderwijsinstelling kosten opvoert wordt aangetoond dat het hierbij gaat
om additionele, niet regulier bekostigde activiteiten van de onderwijsinstelling.
|
De doelstellingen worden op een zo kostenefficiënt mogelijke manier bereikt.
|
Uit de aanvraag blijkt dat de middelen (geld, tijd en mankracht) zo efficiënt mogelijk
worden ingezet om maximale resultaten te bereiken.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de doelstellingen van
de pps zo efficiënt mogelijk worden bereikt, blijkend uit onder andere:
1. De inzet van mankracht, geld en apparatuur/machines draagt daadwerkelijk bij aan
de realisatie van het beoogde doel.
2. De kosten staan in verhouding tot de opbrengsten en resultaten die in het plan
van aanpak zijn beschreven.
3. De kosten van de projectorganisatie/projectmanagement worden zo laag mogelijk gehouden.
|
De vereiste cofinanciering is aangetoond.
|
De cofinanciering is inzichtelijk gemaakt en voldoet aan de kaders van de regeling.
|
Voor dit deelaspect wordt een hogere score toegekend naarmate de cofinanciering beter
is geborgd voor de gehele subsidieperiode, blijkend uit onder andere:
1. Er is duidelijk weergegeven hoe de cofinanciering is opgebouwd en hoe deze verdeeld
is over de partners.
2. De cofinanciering is voldoende om (tezamen met de rijkssubsidie) de kosten van
het project te dekken.
3. De cofinanciering is realistisch voor de verschillende partners.
4. De cofinanciering is voor de gehele subsidieperiode inzichtelijk.
|