Hoofdstuk 1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze beleidsregels zijn een vervolg op het Besluit vaststelling Beleidskader subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional (Stcrt. 21 december 2016, nr. 68985), waarbij algemene ziekenhuizen in aanmerking
kunnen komen voor een subsidie zodat zij uiterlijk met ingang van 1 juli 2021 gestandaardiseerd
informatie kunnen uitwisselen met de patiënt (verder: VIPP fase 1), en op het Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling
Patiënt en Professional fase 2 (Stcrt. 13 juli 2017, nr. 41685), dat geldt voor de overige instellingen voor medisch
specialistische zorg, met uitzondering van de academische ziekenhuizen en de instellingen
die uitsluitend geneeskundige geestelijke gezondheidszorg verlenen. Deze beleidsregels
bevatten een uitwerking van een vergelijkbare subsidieregeling voor de instellingen
die op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gefinancierde geestelijke gezondheidszorg leveren (ggz-instellingen) (zie hoofdstuk
2 en 3) en organisaties die deze instellingen en patiënten in de geestelijke gezondheidszorg
vertegenwoordigen (zie hoofdstuk 4 en 5).
Net als bij de VIPP fase 1 en 2 wordt de achtergrond van deze beleidsregels gevormd door de brief van de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van 2 juli 2014 aan de Voorzitter van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2013-14, 27 529, nr. 130), waarbij
het beleid op het terrein van verbetering van de ICT-infrastructuur in de zorg is
uiteengezet.
Doel van deze regeling is dat ook ggz-instellingen op korte termijn een digitaliseringslag
maken om de zorg nog veiliger, patiëntgerichter en doelmatiger te maken. Dit houdt
in dat ggz-instellingen in 2022 op een gestandaardiseerde en veilige manier medische
informatie digitaal kunnen uitwisselen met de patiënt. Dit draagt eraan bij dat mensen
de regie krijgen over hun eigen medische gegevens en deze op termijn binnen de digitale
Persoonlijke Gezondheidsomgevingen veilig kunnen beheren en gebruiken. Binnen het
samenwerkingsverband MedMij werken partijen in de zorg samen om ervoor te zorgen dat
websites en applicaties beschikbaar komen voor zorgprofessionals en patiënten die
voldoen aan het MedMij-afsprakenstelsel. Het MedMij-afsprakenstelsel waarborgt dat
informatie veilig uitgewisseld en gebruikt kan worden door deze zorgprofessional en
de patiënt. De uitgangspunten van MedMij zijn daarmee relevant voor de wijze waarop
ggz-instellingen de gegevensuitwisseling tussen de patiënt en de zorgverlener en de
inzet hiervan binnen e-healthtoepassingen nader vormgeven. De digitale informatie-uitwisseling
tussen patiënt en professional moet, conform het VN gehandicaptenverdrag ook toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.
Daarnaast is bij de bestuurlijke afspraken ‘aanpak wachttijden ggz’ van 13 juli 2017
vastgesteld dat er behoefte is aan opschaling van de implementatie van e-health en
een betere digitale informatievoorziening in de ggz om onder meer de wachttijdproblematiek
te beperken:
‘In de ggz kan meer gebruik gemaakt worden van e-health mogelijkheden. Met het beter
toepassen van de beschikbare mogelijkheden kan de zorg meer op maat worden verleend,
effectiever, efficiënter en meer toegankelijk aangeboden worden en wordt de regie
van de patiënt waar mogelijk vergroot. Investeringen in e-health zorgen ervoor dat
de ggz in de toekomst beter is uitgerust om het groeiend aantal patiënten te kunnen
helpen. Oplossing: De inzet van e-health wordt stevig uitgebreid en e-health wordt
beter toegankelijk gemaakt. (...) Door de inzet van e-health, kunnen patiënten die
op de wachtlijst staan eerder worden geholpen en is er al een intensiever contact
tussen behandelaar en de patiënt op de wachtlijst zodat verergering wordt voorkomen.
Ook wordt geïnvesteerd in de informatievoorziening, zoals verbeterde uitwisseling
tussen zorgverleners en hun patiënt en zorgverleners onderling. Tot slot wordt e-health
ingezet om medicalisering te voorkomen, om mensen zelfredzamer te maken en zo de groei
van de vraag naar ggz in goede banen te leiden.’
Op het vlak van e-health is er in de ggz-sector al veel ontwikkeling. Dit zijn echter
losse initiatieven, waardoor het daadwerkelijke gebruik van deze toepassingen achterblijft.
Daarnaast is de vraag op welke wijze ggz-patiënten en behandelaren e-health toepassingen
kunnen vinden die vindbaar, betrouwbaar en van kwaliteit zijn. Het is gewenst dat
binnen de ggz-sector onderling meer kennis wordt gedeeld en inzicht wordt ontwikkeld
in de kwaliteit van de verschillende initiatieven. Opschaling is nodig en de betrouwbaarheid
en vindbaarheid moet vergroot worden, zodat e-health in kan worden gezet als zelfhulp,
ter preventie, op het moment dat men in de wacht staat voor behandeling, als onderdeel
van de behandeling of als nazorg. Tevens zal de inzet van e-health bijdragen aan kortere
wachttijden in de ggz-zorg doordat de patiënt sneller bij de juiste behandelaar terecht
komt en de tijdsinzet van behandelaren per patiënt kan worden verkort.
De ICT in de ggz-sector is nu onvoldoende toekomstbestendig en niet voorbereid op
de digitaliseringsslag die nodig is om de zorg nog veiliger, patiëntgerichter en doelmatiger
te maken. Dit betreft met name het ontsluiten van medische gegevens naar patiënten
zelf en anderen die bij de zorg van deze patiënten betrokken zijn. De doelstellingen
in de genoemde brief ‘e-health en zorgverbetering’ van 2 juli 2014 benadrukken al het belang van de behoefte naar informatiestandaarden
en e-health in de zorg: ‘Er zijn belemmeringen in de informatie-uitwisselingen. Er
is behoefte aan (geaccepteerde) technische standaarden die zorgadministraties en apps
onderling interoperabel maken.’
Sectorbreed heeft de ggz nog een grote stap te maken waar het gaat om het ontsluiten
van informatie naar de patiënt. Verschillende ggz-instellingen zijn al wel aan de
slag met een patiëntenportaal en/of e-health-initiatieven. Door GGZ Nederland (sinds
12 juni 2020 de Nederlandse ggz) is met de relevante partijen uit het veld een visie
en een plan van aanpak opgesteld om via het verbeteren van digitale gegevensuitwisseling
de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Daarbij is rekening gehouden met de verschillen
tussen instellingen in de mate van ontsluiten van informatie naar de patiënt, zoals
volgt uit de nulmeting, zodat de concurrentiepositie van instellingen die al voorop
lopen niet wordt beïnvloed door subsidie van de overheid. Deze visie is gericht op
een waardegedreven zorg, heet ‘@PATIENT connect’ en is benut bij het opstellen bij deze beleidsregels.
Doel van het onderhavige besluit
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze subsidieregeling kent twee doelen: verbeterde en gestandaardiseerde informatie-uitwisseling
in de ggz (tussen patiënt en professional en professionals onderling) en beter gebruik
van e-health, mede om de wachttijden terug te dringen.
-
− Om de informatie-uitwisseling te verbeteren passen ggz-instellingen hun ICT-infrastructuur
aan zodat zij (bepaalde) medische gegevens op een (veilige) gestandaardiseerde wijze
elektronisch naar patiënten kunnen ontsluiten en mogelijk patiënten ook informatie
kunnen aanleveren/toevoegen. Dit leidt ertoe dat een patiënt de beschikking heeft
over zijn eigen (digitale) medische informatie. De patiënt kan deze informatie gebruiken
voor inzicht in de eigen gezondheid, om te delen met andere zorgverleners en voor
de mogelijkheden van app’s en internet voor de zorg voor zichzelf. De patiënt heeft
dan inzicht in zijn eigen gezondheid door zelfmeetgegevens en de gegevens uit de medische
dossiers van de professional. Doordat de patiënt deze gegevens kan samenvoegen met
gegevens van andere behandelaren heeft de patiënt (en de behandelaren, die hij de
toestemming geeft, deze informatie in te zien) een goed overzicht van zijn eigen gezondheid
en zijn mogelijkheden om deze te beïnvloeden. Dit sluit aan bij mijn beleid om de
patiënt meer regie te geven over zorg en zijn eigen beslissingen te maken hierin.
-
− De inzet van e-health in de ggz wordt verbeterd en vergroot door het gebruik hiervan
te stimuleren en van dit gebruik te leren. Naast eigen regie biedt e-health de mogelijkheid
meer zorg meer op maat te leveren. E-health kan tijd- en plaatsonafhankelijk worden
ingezet op momenten dat er geen direct contact is met een hulpverlener en geeft feedback
op eigen gedrag. Door de hierboven genoemde gestandaardiseerde informatiehuishouding
kunnen e-healthinterventies makkelijker gekoppeld worden en in het zorgproces worden
ingezet. Daarnaast wordt geïnvesteerd in een infrastructuur om e-health beter vindbaar
en toegankelijk te maken. Door de patiënt hier een betere positie bij te geven, leidt
het tot een hogere betrouwbaarheid en grotere patiëntgerichtheid van e-health. Dit
draagt eraan bij dat patiënten de best passende zorg ontvangen, dat zij plaats- en
tijdonafhankelijk toegang hebben tot informatie en steun, onnodige medicalisering
kan worden voorkomen, sneller bij de juiste zorgverlener terecht komen en mensen zelfredzamer
worden.
Opbouw subsidieregeling
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze beleidsregels subsidiëring Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt
en Professional fase 3 bestaan uit vijf onderwerpen die beschreven staan in hoofdstuk
2 tot en met 6. Onderstaande toelichting is daarom als volgt opgebouwd.
Hoofdstuk 2 gaat in op de subsidies voor verschillende modules voor ggz-instellingen
ten behoeve van de implementatie in de praktijk.
Hoofdstuk 3 betreft een subsidie voor koplopers die niet in aanmerking komen voor
de modules C1 en C2 uit hoofdstuk 2. Ook deze koplopers moeten volgende stappen gaan
zetten in de gestandaardiseerde elektronische gegevensuitwisseling of het gebruik
van e-health.
Hoofdstuk 4 gaat in op de programmabegeleiding door GGZ Nederland. Deze subsidie bevat
een combinatie van activiteiten die samenhangen met de rol van belangenbehartiger
van ggz-instellingen en activiteiten die nodig zijn om dit programma te realiseren.
Hoofdstuk 5 gaat nader in op de vindbaarheid, betrouwbaarheid en de patiëntgerichtheid
van de toepassingen van e-health door het realiseren van een wegwijzer. Bij het inrichten
van deze wegwijzer moet het patiënten belang voorop staan. Deze subsidie ter bevordering
van de positie van de patiënt in de zorg is bedoeld voor de vertegenwoordiger van
patiëntenorganisaties op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, te weten:
MIND.
Hoofdstuk 6 gaat in op het inbouwen van standaarden in de Elektronische Patiënten
Dossiers die de ggz-instellingen gebruiken. De gebruikersverenigingen van de ggz-instellingen
moeten dit laten realiseren door de leveranciers van de systemen die zij hiervoor
gebruiken.
In Hoofdstuk 7 en 8 wordt ingegaan op de juridische kaders waarbinnen op basis van
deze beleidsregels subsidie wordt verstrekt.
In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de gevolgen voor de administratieve lasten.
Hoofdstuk 10 regelt de inwerkingtreding.
Juridisch inbedding
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Subsidiëring op het terrein van het Ministerie van VWS geschiedt op basis van de Kaderwet VWS-subsidies. De subsidies worden verstrekt met inachtneming van de voorschriften van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: Kaderregeling). Daarin zijn de verplichtingen die over en weer gelden tussen
subsidieontvanger en subsidiegever neergelegd. In artikel 1.2 van de Kaderregeling staat dat subsidies worden verstrekt die passen binnen het beleid van de Kaderwet
VWS-subsidies. Overeenkomstig artikel 1.3 kunnen die activiteiten en de voorwaarden waaronder subsidieverstrekking plaatsvindt
in beleidsregels nader worden bepaald. Onderhavige beleidsregels ‘subsidiëring Versnellingsprogramma
Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional fase 3 (VIPP fase3)’ vormen het kader
voor de subsidieverstrekking. Op de verstrekking van de subsidies zijn zowel de Kaderregeling als deze beleidsregels van toepassing.
Begrippenlijst
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
In deze subsidieregeling worden diverse begrippen regelmatig gebruikt. Voor de eenduidigheid
van de toepassing van de regeling en tevens voor de leesbaarheid is onderhavige begrippenlijst
opgenomen.
-
a. Behandelcontract: een contactmoment tussen patiënt en de instelling dat relevant is
voor de behandeling, in het kader van de basis ggz of de gespecialiseerde ggz, met
een zorgverlener met een AGB-code. Het contact kan gedeclareerd worden bij de zorgverzekeraar.
-
b. DBC: Diagnose Behandeling Combinatie: een DBC omvat het traject dat een patiënt doorloopt
als hij zorg nodig heeft voor een specifieke diagnose, vanaf het eerste contact bij
een gespecialiseerde GGZ-aanbieder tot en met de behandeling die hier eventueel uit
volgt. De DBC vormt de basis voor de declaratie van deze geleverde zorg.
-
c. E-health module: een e-health module maakt onderdeel uit van de behandeling. De data
die met de e-health module verzameld wordt, wordt gebruikt in het zorgproces. Het
kan bijvoorbeeld gaan om een combinatie van instructies, vragenlijsten, virtual reality
en bewegend beeld in interactie met de patiënt (animaties, gamification). Een module
waarmee alleen een enkel digitaal formulier wordt ingevuld door patiënten (zoals de
ROM vragenlijst of een evaluatie-vragenlijst), of een module met als enige functionaliteit
schriftelijke (mail) of mondelinge communicatie (enkel beeldbellen) valt niet binnen
de definitie van e-health module zoals gebruikt in deze regeling. Dit is te beperkt
en draagt onvoldoende bij aan het reduceren van wacht- en/of behandeltijd.
-
d. E-health toepassing: een e-health toepassing kan allerhande ICT-toepassingen in de
zorg betreffen waarmee informatie verzameld of uitgewisseld wordt, zoals een digitale
vragenlijst, een website of een app op de mobiele telefoon.
-
e. Elektronisch Patiëntendossier (EPD): Hiermee wordt het betreffende systeem bedoeld,
maar ook de digitale geïntegreerde plek waar behandelaren de medische en administratieve
gegevens van patiënten verwerken en waarin die gegevens in één of verschillende bronsystemen
opgeslagen kunnen worden.
-
f. Elektronisch Voorschrijf Systeem (EVS): een softwaretoepassing voor het voorschrijven
van geneesmiddelen die tevens beslissingsondersteuning biedt (‘medicatiebewaking’)
ter voorkoming van onveilige situatie. Een EVS kan een losstaande applicatie zijn
of geïntegreerd in het EPD zijn.
-
g. Gebruikersvereniging: een vereniging met als doel het product van de EVS of EPD leverancier
af te stemmen op de behoefte van de ggz-instelling en haar professionals. Er dienen
minimaal drie instellingen die zijn toegelaten voor het leveren van medisch specialistische
zorg lid te zijn van de vereniging, waarvan minimaal één instelling een middelgrote,
grote of integrale ggz-instelling is, zoals gedefinieerd in deze regeling VIPP fase
3.
-
h. GGZ-instelling: instellingen voor medische specialistische zorg die op basis van de
Zorgverzekeringswet (Zvw) gefinancierde geestelijke gezondheidszorg leveren.
-
i. Handboek VIPP toetsingsprocedure: het handboek wordt gebruikt om vast te stellen of
een ggz-instelling aan de resultaatsverplichtingen van de subsidie heeft voldaan.
In het handboek wordt concreet, gedetailleerd en per module beschreven hoe de auditor
moet toetsen of een resultaat voldoende is behaald.
-
j. Informatiestandaard medicatieproces: dit betreft een informatiestandaard voor gegevensuitwisseling
met betrekking tot het medicatieproces. In deze standaard zijn afspraken opgenomen
over onder meer het versturen en ontvangen van het medicatievoorschrift, de medicatieverstrekking
en het medicatieoverzicht. In het kader van onderhavige regeling zijn de volgende
versies relevant:
Versie 6.12: https://www.nictiz.nl/standaardisatie/informatiestandaarden/medicatieveiligheid/
Versie 9.0.6: https://www.nictiz.nl/Paginas/Informatiestandaard-Medicatieproces.aspx
-
k. Ketenzorgpartner: is een zorgaanbieder waarmee een ggz-instelling die voor subsidie
in aanmerking wil komen in de keten mee samenwerkt, denk hierbij aan een huisarts,
een instelling voor beschermd wonen, etc.
-
l. Ketenzorg: is zorg voor een patiënt verleend door verschillende zorgaanbieders, en
afgestemd op de klachten van de patiënt.
-
m. Koploper: ggz-instelling waarbij uit de nulmeting blijkt dat deze de resultaten zoals
vermeld onder modules C1 en C2 uit hoofdstuk 2 van deze regeling reeds grotendeels
gerealiseerd heeft en daarmee niet voor subsidie van de betreffende modules in aanmerking
komt.
-
n. MedMij: MedMij is een afsprakenstelsel voor het veilig en betrouwbaar uitwisselen
van gezondheidsgegevens tussen zorggebruikers en zorgverleners, en stelt eisen aan
persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO) en ICT-systemen van zorgaanbieders voordat
zij via het stelsel informatie kunnen uitwisselen, zie https://afsprakenstelsel.medmij.nl.
Het afsprakenstelsel onderscheidt twee rollen, te weten die van dienstverlener persoon
(zoals PGO leveranciers) en van dienstverlener zorgaanbieder (zoals XIS (=EPD) leveranciers
en infrastructuren). Burgers en zorgaanbieders treden niet zelf in één van die rollen
toe, maar weten zich door hun dienstverleners verzekerd van betrouwbare, gestandaardiseerde
en veilige informatie-uitwisseling.
-
o. Nulmeting: De nulmeting wordt vooraf uitgevoerd door GGZ Nederland. In deze nulmeting,
die via GGZ Nederland aan ggz-instellingen ter beschikking wordt gesteld, wordt vastgesteld
wat de huidige staat van gegevensontsluiting en inzet van e-health van een instelling
is.
-
p. Omzet peiljaar: Dit betreft de productie Zorgverzekeringswet Basis- GGZ en de productie
Zorgverzekeringswet Gespecialiseerde GGZ, die met gebruikmaking van het model-jaardocument
Maatschappelijke Verantwoording is opgenomen in de jaarverantwoording 2016, die is
goedgekeurd door de accountant en wordt gepubliceerd via de website van het CIBG. VWS hanteert voor deze subsidie peiljaar 2016. Instellingen die een groeicurve doormaken
en in peiljaar 2016 een omzet hebben tussen de € 400.000,– en € 500.000,– mogen in
aanvulling op de omzet van 2016 ook de omzet 2017 mits deze met gebruikmaking van
het model-jaardocument Maatschappelijke Verantwoording is opgenomen in de jaarverantwoording
2017, die is goedgekeurd door de accountant.
-
q. Onafhankelijke IT-auditor: Deze IT-auditor is ingeschreven in het register van gekwalificeerde
IT-auditors, het Register EDP-Auditor, dat beheerd wordt door NOREA;
-
r. Persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO): dit is een levenslang hulpmiddel voor de burger/patiënt
om relevante gezondheidsinformatie te verzamelen, te beheren en te delen via gestandaardiseerdegegevensverzamelingen
voor gezondheidsinformatie en geïntegreerde digitale zorgdiensten.
-
s. Zorg informatiebouwsteen (ZIB): Een zorginformatiebouwsteen beschrijft nauwkeurig
wat er over een bepaald item van het zorgproces van de patiënt moet worden vastgelegd.
Een ZIB is een herbruikbaar blokje informatie dat in verschillende informatiestandaarden
gebruikt kan worden.
-
t.
Zvw gefinancierde ggz-zorg: Dit betreft de productie zorgverzekeringswet basis- ggz en
de productie zorgverzekeringswet gespecialiseerde ggz, die met gebruikmaking van het
model-jaardocument Maatschappelijke Verantwoording is opgenomen in de jaarverantwoording
2016, die is goedgekeurd door de accountant en wordt gepubliceerd via de website van
het CIBG.
Hoofdstuk 2. Subsidie voor modules voor ggz-instellingen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidie is bedoeld voor instellingen voor medische specialistische zorg die op
basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) gefinancierde geestelijke gezondheidszorg leveren (ggz-instellingen). Deze instellingen leveren verzekerde zorg aan eigen patiënten.
Indien een instelling deel uitmaakt van een groep (concern) is op basis van deze beleidsregels slechts één subsidie per groep mogelijk.
Ziekenhuizen die op grond van het beleidskader VIPP fase 1 alsmede overige instellingen voor medisch specialistische zorg die op grond van de
beleidsregels VIPP fase 2 in aanmerking (kunnen) komen voor subsidie, zijn uitgezonderd van deze regeling (VIPP
fase 3). PUK of PAAZ zijn hiermee eveneens uitgezonderd van de subsidieregels in deze beleidsregels, omdat
de ziekenhuizen reeds in aanmerking zijn gekomen voor een subsidie op grond van VIPP fase 1. Instellingen die een omzet verzekerde ggz-zorg hebben (basis-ggz en gespecialiseerde
ggz) van € 500.000,– of lager in peiljaar 2016 of 2017 zijn ook uitgezonderd. Met de optie
om ook voor peiljaar 2017 te kunnen kiezen, kunnen ook instellingen die een groeicurve
doormaken in aanmerking komen voor een subsidie.
Voor de ggz-instellingen vergt het een behoorlijke inspanning om medische informatie
en medicatiegegevens op een veilige manier en gestandaardiseerd vast te leggen en
te ontsluiten en om meer e-health toepassingen tijdens en voorafgaand aan de behandelingen
in te voeren en hiervan te leren. Om deze inspanning te kunnen realiseren moeten de
ggz-instellingen diverse activiteiten uitvoeren. Afhankelijk van het vertrekpunt van
de instelling verschillen de noodzakelijke activiteiten. Voor de ggz-instellingen
die nu nog geen gestructureerde informatie vastleggen en ontsluiten ligt bijvoorbeeld
een andere uitdaging dan voor instellingen die dat wel doen. Doordat er verschillende
modules zijn binnen een onderdeel, kan de ggz-instelling de module aanvragen die past
bij het vertrekpunt van de instelling. Op deze manier wordt ggz-breed een impuls gegeven
en kan iedere instelling een stap maken. Het VIPP fase 3-programma bevat drie hoofdonderdelen:
-
− Onderdeel A: patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling
-
− Onderdeel B: medicatie-informatie
-
− Onderdeel C: beter gebruik van e-health.
Afhankelijk van de soort en de grootte van de ggz-instelling kan de omvang van de
benodigde activiteiten en de daarbij redelijkerwijs te maken kosten verschillen. Om
die reden is bij deze subsidie een onderverdeling gemaakt in verschillende categorieën
ggz-instellingen. Doel van de onderverdeling is dat de instellingen een subsidie kunnen
aanvragen die een goede stimulans is voor de eigen veranderopgave, waarbij er geen
risico is dat deze financiële ondersteuning leidt tot overcompensatie. In onderdeel
2F is deze categorie-indeling en de hoogte van de subsidie per module nader toegelicht.
Het totaal aantal aanvragen per instelling is gelimiteerd tot drie modules uit de
onderdelen A, B en C. Een instelling komt alleen in aanmerking voor subsidie indien
voor tenminste module A1 of module A2 wordt gekozen en ook daadwerkelijk wordt behaald.
Of een ggz-instelling een module heeft gerealiseerd, wordt beoordeeld op basis van
de criteria van de module zoals beschreven in het Handboek VIPP toetsingsprocedure
voor de onafhankelijke toetsing door een EDP/IT auditor (zie onderdeel H).
A patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling (module A1 + A2)
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Dit onderdeel heeft tot doel dat de medische gegevens van patiënten digitaal en gestandaardiseerd
worden vastgelegd en beschikbaar worden gesteld voor patiënt en zorgprofessional.
Het is van belang dat de patiënt op gestandaardiseerde wijze de beschikking heeft
over zijn eigen dossiergegevens, zodat hij deze gegevens in zijn eigen PGO kan gebruiken.
Hiertoe dienen de gegevens aan standaarden te voldoen om bijvoorbeeld uit het dossier
van de ggz-instelling naar de bewuste patiënt ontsloten te kunnen worden en dient
de zorgaanbieder gegevens uit haar ICT-systeem conform het MedMij afsprakenstelsel
te kunnen ontsluiten naar PGO’s en het eventuele eigen patiëntenportaal.
De standaarden die in deze regeling gebruikt worden voor deze medische gegevens betreffen
de ZIB’s die door MedMij, Nictiz en GGZ Nederland na afstemming met andere veldpartijen,
zoals de LVVP, zijn vastgesteld. Deze ZIB’s komen zoveel mogelijk overeen met de ZIB’s
die gebruikt worden voor MedMij en die reeds in VIPP fase 1 en 2 worden gebruikt. Voor bepaalde onderdelen zijn sectorspecifieke ZIB’s opgesteld.
De ZIB’s voor de ggz zijn opgenomen in bijlage 1 (dit betreft een losse bijlage).
Hierdoor past deze regeling binnen de landelijke ontwikkelingen zoals MedMij en Registratie
aan de Bron. Het gestructureerd vastleggen van gegevens bevordert ook de herbruikbaarheid
van gegevens door andere zorgverleners in de keten, indien de patiënt daar toestemming
voor geeft.
Het onderdeel patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling bestaat uit 2 modules:
A1 en A2. Instellingen kunnen maximaal voor één module uit dit onderdeel subsidie
aanvragen, module A1 óf module A2. Het onderscheid tussen module A1 en A2 is gelegen
in het percentage patiënten dat gegevens heeft bekeken of ingelogd via een PGO of
eventueel een patiëntenportaal of een ander platform waar je je gegevens kunt inzien
(A1 tenminste 10% en A2 tenminste 15%).
Module A1: Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 november
2021 een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en
eventueel ook via een patiëntenportaal
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 november 2021 worden de volgende medische gegevens gestandaardiseerd vastgelegd en kunnen patiënten
deze gegevens naar zich toehalen. Het gaat om de volgende gegevens:
-
a. De vastgestelde set ZIB’s voor de ggz. Deze gegevens dienen conform de MedMij standaarden
te worden aangeboden aan PGO’s die voldoen aan MedMij en eventueel ook via een andere
digitale voorziening om de gegevens uit het EPD te halen, zoals een download uit het
patiëntenportaal. Dit houdt in dat bepaalde ZIB’s waarvan het FHIR-profiel reeds beschikbaar is op deze wijze vastgelegd en ontsloten kunnen worden. Zie bijlage
1 voor het overzicht van ZIB’s en de gestandaardiseerde wijze van ontsluiting.
-
2. De zorgaanbieder (ggz-instelling) dient in samenwerking met een leverancier voor 1 november 2021 deelname tot het MedMij afsprakenstelsel (zoals gepubliceerd op http://afsprakenstelsel.medmij.nl)
te realiseren. Dat betekent dat deze leverancier als dienstverlener zorgaanbieder
deelneemt aan het afsprakenstelsel zodat gegevens beschikbaar gesteld worden voor
uitwisseling. Onderdeel van deelname is het tekenen van een verwerkersovereenkomst
tussen zorgaanbieder en leverancier. De patiënt heeft de mogelijkheid om gegevens
actief naar zich toe te halen in zijn/haar PGO en, indien de ggz-instelling dat wenst,
eventueel ook via een patiëntenportaal.
-
3. De gegevens moeten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 7 werkdagen beschikbaar
zijn voor opvraging vanuit het PGO en op het eventuele patiëntenportaal, met uitzondering
van informatie waarvan het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt
zou opleveren.
-
4. Minimaal 10% van de patiënten die basis-ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg ontvangt,
die in de periode van 30 dagen een behandelcontact heeft gehad bij de instelling,
heeft ingelogd op het eventuele patiëntenportaal en/of gegevens ontsloten naar een
PGO. Dit wordt bepaald op basis van het aantal unieke log-ins ten opzichte van het
totaal aantal patiënten basis-ggz-zorg en/of gespecialiseerde ggz-zorg.
-
5. De beveiliging van de verbinding met het PGO en/of het patiëntenportaal voldoet minimaal
aan beveiligingsniveau eIDAS substantieel, indien dit nog niet breed beschikbaar is, dient authenticatie plaats
te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie met sms).
Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie D Aanvragen van een
subsidie) blijkt dat al aan meer dan 50% van de resultaatsverplichtingen van de module
wordt voldaan. In die gevallen is de veranderopgave te beperkt voor de subsidie die de instelling
voor deze module kan ontvangen en ontstaat een risico op overcompensatie.
Module A2: Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 november
2021 een gegevensset over de behandeling aan PGO’s van patiënten kan aanbieden en
eventueel ook via een patiëntenportaal
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Resultaatsverplichtingen
-
− De vastgestelde set ZIB’s voor de ggz. Deze gegevens dienen conform de MedMij standaarden
te worden aangeboden aan PGO’s die voldoen aan MedMij en eventueel ook via een andere
digitale voorziening om de gegevens uit het EPD te halen, zoals een download uit het
patiëntenportaal. Dit houdt in dat de ZIB’s waarvan het FHIR-profiel reeds beschikbaar is op deze wijze vastgelegd en ontsloten kunnen worden. Zie bijlage
1 voor het overzicht van ZIB’s en de gestandaardiseerde wijze van ontsluiting.
-
− Correspondentie: zorgverlenersbrieven, ontslagbrieven, voortgangsbrieven.
-
− ROM-uitslagen.
-
2. De zorgaanbieder (ggz-instelling) dient in samenwerking met een leverancier voor 1 november 2021 deelname tot het MedMij afsprakenstelsel (zoals gepubliceerd op http://afsprakenstelsel.medmij.nl)
te realiseren. Dat betekent dat deze leverancier als dienstverlener zorgaanbieder,
indien nog niet aangesloten, deelneemt aan het afsprakenstelsel zodat gegevens beschikbaar
gesteld worden voor uitwisseling. Onderdeel van deelname is het tekenen van een verwerkersovereenkomst
tussen zorgaanbieder en leverancier. De patiënt heeft de mogelijkheid om gegevens
actief naar zich toe te halen in zijn/haar PGO en, indien de ggz-instelling dat wenst,
eventueel ook via een patiëntenportaal.
-
3. De gegevens moeten zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 7 werkdagen beschikbaar
zijn in het PGO of op het patiëntenportaal, met uitzondering van informatie waarvan
het verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren.
-
4. Minimaal 15% van de patiënten die basis ggz-zorg of gespecialiseerde ggz-zorg ontvangen,
die in de periode van 30 dagen een contactmoment hebben gehad bij de instelling, heeft
ingelogd in het eventuele patiëntenportaal en/of gegevens ontsloten naar een PGO.
Dit wordt bepaald op basis van het aantal unieke log-ins ten opzichte van het totaal
aantal patiënten basis-ggz-zorg of gespecialiseerde-ggz-zorg.
-
5. De beveiliging van de verbinding met het PGO en/of het patiëntenportaal voldoet minimaal
aan beveiligingsniveau eIDAS substantieel, indien dit nog niet breed beschikbaar is, dient authenticatie plaats
te vinden met tenminste tweefactorauthenticatie (zoals DigiD in combinatie met sms).
Een lagere betrouwbaarheid is in ieder geval niet aanvaardbaar.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie D Aanvragen van een
subsidie) blijkt dat al meer dan 40% van ZIB conform de MedMij-standaarden kan worden.
Aanvullende bepalingen inzake MedMij afsprakenstelsel
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Binnen het Informatieberaad zorg zijn zorgbreed doelen vastgesteld op het gebied van
veilig en gestandaardiseerd uitwisselen van patiënteninformatie. Een belangrijk onderdeel hiervan is het afsprakenstelsel MedMij, dat de spelregels
bevat voor ICT-leveranciers om veilig gegevens uit te kunnen wisselen met patiënten.
Met het hebben van een overeenkomst voor ontsluiting van gegevens naar een PGO, met
een ICT-leverancier die voldoet aan het MedMij afsprakenstelsel, zorgt de instelling
ervoor dat patiënten gebruikers daadwerkelijk in hun PGO kunnen gaan beschikken over
de ggz-gegevens. Dit sluit aan bij outcomedoel 2 van het Informatieberaad: ‘Alle zorgaanbieders
ondersteunen een gelijkwaardiger samenwerking tussen patiënt en zorgverleners en bieden
daarom vanaf 1 januari 2020 aan burgers de mogelijkheid om hun medische gegevens digitaal
en gestructureerd in te zien en die gegevens te ontsluiten naar hun PGO waaraan zij
hun eigen gegevens kunnen toevoegen’.
Met inachtneming van de ontwikkelingen in het veld zijn er in Module A1 en A2 nadere
regels opgenomen. Onder resultaatsverplichtingen in de onderdelen 2 voor de verplichtingen
van ggz-instellingen is opgenomen dat zij gebruik maken van een dergelijke leverancier
die MedMij gecertificeerd is. Gedurende de looptijd van deze subsidieregeling wordt
gemonitord of de ambities die geformuleerd zijn ten aanzien van het afsprakenstelsel,
gerealiseerd worden volgens de huidige verwachting. Deze nadere regels vervallen ingeval
er sprake is van overmacht bij het behalen van deze resultaatverplichting. Onder overmacht
wordt hier bijvoorbeeld een van de volgende situaties verstaan:
-
− het blijkt dat het inbouwen van ZIB’s niet mogelijk is doordat MedMij geen adequate
specificaties/koppelvlakken hiervoor tijdig beschikbaar heeft gesteld of,
-
− de ontsluiting naar PGO’s conform MedMij afsprakenstelsel is niet mogelijk omdat technische
specificaties en toetsingscriteria van het afsprakenstelsel niet adequaat werkend
of tijdig beschikbaar zijn of,
-
− de ICT-leverancier van de instelling wordt door MedMij niet tijdig in staat gesteld
het toetredingsproces te doorlopen.
Daarbij is het wel van belang dat de ggz-instelling aantoont de passende activiteiten
(bijvoorbeeld intensief overleg, onderhandelingen) te hebben ondernomen om bij de
eigen ICT-leverancier erop aan te dringen te voldoen aan het MedMij afsprakenstelsel.
Mocht de leverancier desondanks de ontsluiting van gegevens naar PGO’s conform het
MedMij afsprakenstelsel niet tijdig realiseren, dan dient de ggz-instelling hier tijdig
melding van te maken (in ieder geval voor 1 april 2021) bij het Ministerie van VWS.
Ik wijs hierbij op de meldingsplicht van subsidieontvangers van artikel 5.7 van de Kaderregeling.
Een instelling kan daarnaast uitstel vragen, als hij van ICT-leverancier wil wisselen
om aan de resultaatsverplichtingen te kunnen gaan voldoen. Het verzoek om uitstel
moet zo snel mogelijk of in ieder geval vóór 1 november 2021 worden gedaan.
B Medicatie informatie (B1 + B2)
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De doelen van dit onderdeel zijn dat er bij het voorschrijven van medicatie eerst
of gelijktijdig medicatieverificatie plaatsvindt, medicatiebewaking door de inzet
van het EVS, het gestandaardiseerd digitaal versturen van een medicatievoorschrift
naar de apotheek en het aanbieden van een actueel medicatieoverzicht aan de patiënt
bij ontslag uit de ggz-instelling.
Meestal gaan recepten nog op papier of per fax naar de apotheek. Het risico hiervan
is dat de recepten onjuist gebruikt worden, bijvoorbeeld door een voorschrift bij
meerdere apotheken af te halen of te vervalsen. Daarnaast zijn de administratieve
lasten in het huidige werkproces hoog, het recept moet gefaxt worden en de ontvangstbevestiging
wordt handmatig verwerkt. Een vooraankondiging van het medicatievoorschrift dat elektronisch verstuurd wordt, komt alleen bij de
voorkeursapotheek van de patiënt.
Daarnaast wordt het vaak nog aan de patiënt gevraagd zelf aan te geven welke medicatie
hij gebruikt, of dat hij bij de apotheek een actueel medicatieoverzicht opvraagt en
meeneemt naar de instelling. Vervolgens verifieert de instelling met de patiënt of
het actuele overzicht van de medicatie (de verstrekte medicatie) overeenkomt met de
medicatie afspraken tussen arts(en) en patiënt. Wanneer deze informatie digitaal beschikbaar
is bij de instelling, hoeft de instelling de informatie van het papieren overzicht
niet eerst op of over te nemen, hetgeen het risico op medicatiefouten verlaagt, de
administratieve last vermindert en leidt tot meer tijd voor de patiënt. Medicatieverificatie
met de patiënt blijft nodig. De patiënt heeft niet meer de last om een recent actueel
medicatieoverzicht bij de eigen apotheek op te moeten halen. Als het geverifieerd
actuele medicatieoverzicht bij opname of een ambulante afspraak completer is, dan
kan de zorgverlener beter geïnformeerd medicatie voorschrijven.
Tot slot is er ook niet altijd een digitaal actueel medicatieoverzicht bij ontslag
aanwezig, waardoor het mogelijk is dat de patiënt en/of de opvolgende zorgverleners
niet weten welke medicatieafspraken de ggz-zorgverlener met de patiënt gemaakt heeft.
De digitale informatie over wat afgesproken is tussen de ggz-zorgverlener en patiënt
over het gebruik van de medicatie ontbreekt. Dit is nodig om actueel inzicht te hebben
in de medicatieafspraken en om de risico’s op medicatiefouten te beperken.
De medicatieafspraak moet ook beschikbaar gesteld kunnen worden aan andere zorgverleners
(bijvoorbeeld door aanmelding op het Landelijk Schakel Punt of een ander uitwisselingssysteem). Het kunnen raadplegen van de medicatieafspraak
biedt andere zorgverleners in de keten de mogelijkheid om bij een ggz-instelling op
te vragen wat de medicatie(afspraak) bij ontslag is geweest. Medicatieafspraken na
ontslag of een ambulante afspraak zijn ook beschikbaar voor raadpleging door andere
zorgverleners, mits de patiënt toestemming heeft gegeven.
Het onderdeel Medicatie en informatie bestaat uit 2 modules: B1 en B2. Ggz-instellingen
kunnen subsidie voor beide modules aanvragen indien het een instelling betreft waar
medicatie wordt voorgeschreven. Zoals hiervoor reeds aangegeven mag een instelling
maximaal drie modules uit de onderdelen A, B en C aanvragen. Wanneer een instelling
zowel subsidie voor module B1 en B2 aanvraagt, kan die instelling slechts voor één
andere module uit onderdeel A subsidie aanvragen.
Module B1: Activiteiten die ertoe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 november
2021 medicatievoorschriften digitaal aan kan bieden als vooraankondiging en/of elektronisch
recept
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Resultaatsverplichtingen
Op 1 november 2021 heeft de ggz-instelling een werkwijze geïmplementeerd waarmee zij recepten elektronisch
kan versturen, conform de standaard voor vooraankondiging (van het officiële recept)
en /of het elektronisch recept. Het bericht van de vooraankondiging dient verstuurd
te worden conform de informatiestandaard voor het medicatieproces versie 9.06 of hoger. Een ggz-instelling die gebruik maakt van een EVS dat reeds in staat is om de vooraankondiging
conform versie 6.12 van de informatiestandaard voor het medicatieproces te versturen,
mag de vooraankondiging ook met deze versie versturen.
Van de voorgeschreven recepten moet in de periode van 30 dagen minimaal 30% als vooraankondiging
elektronisch verstuurd worden. In geval dat de doelstelling niet wordt behaald om
reden dat apotheken niet in staat zijn de vooraankondiging conform versie 9.06 of
hoger te ontvangen, dan dient de instelling aan te tonen dat zij in staat is de vooraankondiging
conform deze versie te versturen.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie onderdeel D) blijkt
dat de gevraagde functionaliteit reeds geïmplementeerd is in bijvoorbeeld het EVS
en/of wanneer van de voorgeschreven recepten reeds voor meer dan 15% vooraankondigingen
verstuurd worden conform de betreffende standaard voor het medicatieproces.
Module B2: Activiteiten die er toe leiden dat de ggz-instelling uiterlijk per 1 november
2021 gestandaardiseerd digitaal een actueel overzicht van medicatie kan raadplegen
als onderdeel van het medicatieproces en daar medicatieverificatie op uitvoert en
ditzelfde overzicht aan de patiënt kan verstrekken bij ontslag
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 november 2021 moet, bij minimaal 40% van het aantal klinische patiënten dat in een periode van
30 dagen is opgenomen, het medicatieoverzicht met verstrekkingsinformatie van de openbare
apotheek die geïntegreerd in het EPD/ EVS opgenomen kan worden, met de patiënt geverifieerd
en geraadpleegd zijn als onderdeel van het medicatieproces.
-
2. Op 1 november 2021 moet, bij minimaal 10% van het aan aantal ambulante patiënten dat in een periode
van 30 dagen een contactmoment heeft gehad in het kader van verzekerde Basis ggz-zorg
of gespecialiseerde ggz-zorg met een psychiater, arts of een andere ggz-zorgverlener
die bevoegd is om medicatie voor te schrijven, het medicatieoverzicht met de patiënt
geverifieerd en geraadpleegd zijn, als onderdeel van het medicatieproces.
-
3. Op 1 november 2021 wordt het actuele medicatieoverzicht digitaal aan de patiënt verstrekt bij ontslag
uit de kliniek, waarbij aantoonbaar dient te worden gemaakt dat het medicatieoverzicht
voldoet aan de structuur zoals gedefinieerd in de informatiestandaard medicatieproces
versie 9.06 of hoger. Dit overzicht dient aan alle klinische patiënten, na ontslag,
digitaal beschikbaar gesteld te kunnen worden.
-
4. Op 1 november 2021 moet minimaal de informatiestandaard voor het medicatieproces versie 9.06 of hoger
voor het registreren van medicatieafspraken in het EPD of EVS zijn geïmplementeerd
en worden medicatieafspraken volgens deze standaard vastgelegd en, indien de patiënt
daar expliciet toestemming voor heeft gegeven, beschikbaar gesteld aan andere zorgverleners
via een regionale of landelijke uitwisselingsinfrastructuur.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als uit de nulmeting
die voorafgaand aan de subsidieaanvraag wordt uitgevoerd (zie D Aanvragen van een
subsidie) blijkt dat voor meer dan 5% van de klinische patiënten de medicatiegegevens
digitaal worden opgevraagd bij de apotheek.
C beter gebruik e-health (module C1+C2)
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Het doel van dit onderdeel is om de inzet van e-health binnen de ggz te vergroten
en de gegevensuitwisseling tussen e-health modules en het EPD van de instelling te
realiseren.
De ggz kampt met wachtlijsten. Een manier om bij te dragen aan de oplossing voor dit
probleem is het inzetten van e-health modules. Een e-health module kan tijdens de
behandeling worden ingezet zodat het aantal face-to-face contacten met de hulpverlener
omlaag kan, wat leidt tot meer efficiëntie in de behandeling en minder belasting bij
behandelaren.
Een e-health module kan ook worden ingezet in de periode tussen de intake en start
van de behandeling, en tussen het moment van aanmelden en de intake. Hierdoor kan
er een zinvollere invulling gegeven worden aan de tijd dat de patiënt op de wachtlijst
staat. Module C1 is gericht op het vergroten van de inzet van e-health bij de behandeling
vanaf de intake.
Een e-health module is onderdeel van de behandeling, wanneer de inzichten die met
de e-health toepassing verzameld worden, in het zorgproces worden gebruikt. Het kan
bijvoorbeeld gaan om (een combinatie van) instructies, vragenlijsten, virtual reality
en bewegend beeld in interactie met de patiënt. Het zal altijd wenselijk zijn enige
gegevens over de e-health behandeling in het dossier op te nemen, bijvoorbeeld wat
de conclusies waren en of de module succesvol doorlopen is. Een e-health toepassing
waarmee alleen een enkel digitaal formulier wordt ingevuld door patiënten (zoals de
ROM vragenlijst of een evaluatie vragenlijst), of een toepassing met als enige functionaliteit
schriftelijke (mail) of mondelinge communicatie (enkel beeldbellen) valt niet binnen
de definitie van e-health module zoals gebruikt in deze regeling.
In de huidige situatie vindt er vaak nog geen gegevensuitwisseling plaats tussen het
EPD en de e-health module(s). Hierdoor moeten patiënten voor de medische gegevens
uit hun dossier op een andere plek inloggen (bijvoorbeeld in het patiëntenportaal),
dan voor de e-health module. Daarnaast moet de behandelaar ook inloggen in een andere
applicatie dan het EPD, om de gegevens uit de e-health module in te kunnen zien. Gegevens
worden hierdoor handmatig overgenomen, wat het risico op onjuiste gegevens vergroot.
Het elektronisch uitwisselen van gegevens kan bijvoorbeeld door middel van Koppeltaal (of een gelijksoortige oplossing). Module C2 is gericht op het verbeteren van deze
gegevensuitwisseling. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat e-health modules
vaak gericht zijn op een specifieke doelgroep, die samenhangt met de diagnose en de
bijbehorende behandeling.
De ggz-patiënten en professionals die gebruik hebben gemaakt van e-health zullen na
afloop feedback geven over de ervaring met de e-health module. Daarmee kunnen ervaringen
met e-health modules gedeeld worden met een breder publiek. Bedoeling van de feedback
(positief of negatief) is het creëren van een leereffect en zal enkel gebruikt worden
voor kennisontwikkeling over de juiste inzet van e-health. Dat wordt bereikt door
het schrijven van reviews door patiënten en professionals, onder meer via de wegwijzer
voor vindbaarheid, betrouwbaarheid en patiëntgerichtheid van e-health uit hoofdstuk
5.
Het onderdeel beter gebruik e-health bestaat uit 2 modules: C1 en C2. Instellingen
kunnen maximaal voor één module uit dit onderdeel subsidie aanvragen, module C1 of
module C2.
Om mogelijke dubbele financiering of overcompensatie te voorkomen, komen instellingen
niet in aanmerking voor module C1 of C2, wanneer zij in hun contractafspraken met
zorgverzekeraars een extra vergoeding voor de opschaling van e-health hebben opgenomen.
Dit wordt achteraf gecontroleerd bij de vaststelling in 2022. Wanneer achteraf blijkt
dat de subsidieverkrijger reeds via de afspraken met de zorgverzekeraars gefinancierd
wordt voor beter gebruik van e-health, dan wordt deze subsidie teruggevorderd.
Tevens vallen de toepassingen en de zorg die wordt gesubsidieerd via de subsidieregeling
anonieme e-mentalhealth buiten deze regeling. Dit wordt gecontroleerd via de informatie van het zorginstituut
hierover. Indien nodig zal extra informatie bij de instelling worden opgevraagd zoals de verantwoordingsdocumenten
zoals de instelling ook in het kader van de subsidieregeling anonieme e-mental health
moet opleveren Ook hiervoor geldt, wanneer achteraf blijkt dat de subsidieverkrijger
in aanmerking kwam voor de subsidie anonieme e-mental health wordt de onderhavige
subsidie teruggevorderd.
Module C1: activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 november 2021 meer
gebruik maken van e-health modules als onderdeel van de behandeling
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Resultaatsverplichtingen
-
1. Minimaal 10% van de patiënten, die in de afgelopen 90 dagen een behandelcontact in het kader van de basis ggz of
gespecialiseerde ggz hebben gehad, maakt aantoonbaar gebruik van een e-health module.
Dit aantoonbaar gebruik wordt getoetst op basis van het aantal log-ins door dezelfde
patiënt (minimaal drie) in het systeem of dat de patiënt bij een e-healthmodule waarbij
velden of scores moeten worden ingevuld, dit bij ten minste 80% van de items heeft
gedaan, of dat bij een serious game of virtual reality module ten minste 80% van het
programma is afgerond.
-
2. Er zijn tenminste drie opgestelde reviews door professionals geleverd aan de wegwijzer
voor e-health toepassingen zoals beschreven in hoofdstuk 5.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
In de norm is een percentage van 10% van het aantal patiënten opgenomen. Een instelling
komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als het percentage van patiënten
dat gebruik maakt van e-health modules reeds op 5% ligt. De verwachting is dan namelijk
dat de instelling weinig inspanning hoeft te leveren om aan deze verplichting te voldoen.
Module C2: activiteiten die ertoe leiden dat ggz-instellingen op 1 november 2021 meer
gebruik maken van e-health modules als onderdeel van de behandeling en activiteiten
die ertoe leiden dat op 1 november 2021 gegevens die worden verzameld met e-health
modules getoond kunnen worden in het EPD
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Resultaatsverplichtingen
-
1. Op 1 november 2021 maakt minimaal 15% van alle patiënten, die een behandelcontact in het kader van de
basis ggz of gespecialiseerde ggz hebben gehad in een periode van 90 dagen, gebruik
van e-health modules.
-
2. Op 1 november 2021 kunnen instellingen door de patiënt verzamelde gegevens uit e-health modules, tonen
binnen het EPD.
-
3. De gegevens van minimaal 10% van alle patiënten die verzameld worden met een e-health
module en die een behandelcontact in het kader van de basis ggz of gespecialiseerde
ggz hebben gehad in een periode van 90 dagen, kunnen getoond worden binnen het EPD.
Het gaat daarbij om de gegevens uit e-health modules die niet geïntegreerd aangeboden
worden met het EPD.
-
4. Er zijn tenminste drie opgestelde reviews door professionals geleverd aan de wegwijzer
voor e-health toepassingen zoals beschreven in hoofdstuk 5.
Wanneer komt een instelling niet in aanmerking?
Een instelling komt niet in aanmerking voor subsidie voor deze module als het percentage
van patiënten dat de te koppelen e-health module gebruikt reeds op 10% ligt ten tijde
van de nulmeting en/of er al een koppeling is tussen het EPD-systeem van de instelling
en de behandelmodule of wanneer deze behandelmodule al onderdeel is van hetzelfde
systeem. De verwachting is dan namelijk dat de instelling in dat geval weinig inspanning
moet leveren danwel te weinig kosten moet maken om aan deze module te voldoen en dat
er een risico is voor overcompensatie.
D Aanvragen van een subsidie en nulmeting
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Of een instelling voldoet aan de subsidievoorwaarden voor de modules wordt beoordeeld
op basis van de omzet verzekerde zorg (basis-ggz en gespecialiseerde ggz) en de nulmeting.
Subsidie voor de onderdelen A tot en met C kan enkel worden aangevraagd indien de
ggz-instelling heeft deelgenomen aan de nulmeting.
De nulmeting wordt vooraf uitgevoerd door GGZ Nederland. In deze nulmeting, die via
GGZ Nederland aan ggz-instellingen ter beschikking wordt gesteld, wordt vastgesteld
wat de huidige staat van gegevensontsluiting en inzet van e-health van een instelling
is. Daarmee bepaalt de nulmeting of en voor welke module de ggz-instelling voor subsidie
in aanmerking zou kunnen komen. Deze informatie wordt door GGZ Nederland steekproefsgewijs
gecontroleerd via verificatiebezoeken. Waar nodig wordt deze informatie door een onafhankelijk
bureau getoetst. Ook het Ministerie van VWS toetst via openbare informatie, bijvoorbeeld
de aanwezigheid van een patiëntenportaal, of de aangeleverde informatie en nulmeting
klopt. Of er sprake is van een groot deel van de activiteiten dat al is uitgevoerd,
wordt bepaald aan de hand van de kosteninschatting van de activiteiten die reeds zijn
behaald en de activiteiten die nog moeten worden behaald. De ene activiteit vergt
immers veel minder inspanning en kosten dan andere activiteiten. Dit is meegenomen
in de criteria waarmee bepaald wordt dat een instelling niet in aanmerking komt voor
de subsidie. Het Ministerie van VWS toetst bij twijfel ook of de instelling nog voldoende
activiteiten moet verrichten om toekenning van de module te rechtvaardigen.
Instellingen kunnen maximaal drie van de zes modules aanvragen. Daarbij moet in geval
van modules A en C gekozen worden voor A1 of A2 en C1 of C2. Dit komt omdat in deze
modules verschillende ambitieniveaus zijn verwerkt. Dit om zowel middenmoters als
voorlopers een impuls te geven. Van module B kan wel zowel B1 als B2 aangevraagd worden.
E Aanvullende subsidievoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Deze regeling beoogt veilige en gestandaardiseerde gegevensuitwisseling. In deze beleidsregels
wordt noodzakelijkerwijs uitgegaan van de huidige informatiestandaarden. Dat laat
onverlet dat het gewenst is dat ggz-instellingen kunnen aansluiten bij de nieuwe versies
van de genoemde standaarden, zoals die nu worden ontwikkeld in het kader van het MedMij
programma in het Informatieberaad. GGZ Nederland wordt in staat gesteld om hierin
te participeren en kennis over te delen naar instellingen via de subsidie in hoofdstuk
4.
Informatiestandaarden:
Doel van deze regeling rondom de informatie-uitwisseling is om (digitale) informatie-uitwisseling
tussen patiënt en professional te stimuleren. Dit is gewenst zodat patiënten regie
over hun eigen gegevens krijgt. Hierbij is het van belang dat de patiënt zijn gegevens
in gestandaardiseerde vorm aangeleverd krijgt, zodat de gegevens herbruikbaar zijn
in PGO of bij andere zorgverleners. Wanneer de gegevens interoperabel zijn, hoeft
de patiënt niet langer dezelfde gegevens en metingen bij verschillende zorgverleners
te laten doen. De interoperabiliteit van de medische gegevens wordt in deze regeling
geborgd door het gebruik van informatiestandaarden. Deze informatiestandaarden schrijven
voor in welke vorm en met welke terminologie de instellingen de gegevens naar de patiënt
dient te ontsluiten.
Veiligheidsstandaard:
Elektronische uitwisseling van medische gegevens is een privacygevoelige zaak. Het
is van belang dat de gegevens enkel ontsloten worden aan hiertoe bevoegde personen.
Het is om deze reden van belang betrouwbare patiëntauthenticatie te gebruiken. In
de brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 25 augustus 2016 over Impuls eID wordt gerapporteerd over de voortgang van het
eID beleid. Eén van de benoemde actiepunten is het in het BSN-domein op termijn toegroeien
naar patiëntauthenticatie op het hoogste betrouwbaarheidsniveau zodra deze middelen
breed beschikbaar komen. Ook wordt gewerkt aan een multimiddelenaanpak, waarmee authenticatiemiddelen
niet enkel door de overheid (DigiD) aangeboden worden (Kamerstukken II 2015-16, 26 643,
nr. 419). In de brief van 26 juni 2017 (Kamerstukken II 2017, nr. 476) wordt gemeld
dat de komende periode de ontwikkeling van publieke eID middelen onder de naam DigiD
op hogere betrouwbaarheidsniveaus in volle gang doorgaan. Met het oog op het waarborgen
van de continuïteit van de dienstverlening is het daarnaast wenselijk dat ook zo spoedig
mogelijk in ieder geval een alternatief voor het betrouwbaarheidsniveau ‘substantieel’
breed beschikbaar komt. In lijn met deze ontwikkeling dienen instellingen – vanaf
het moment dat deze middelen op redelijke schaal beschikbaar komen – authenticatie
van de patiënt voor het verkrijgen van toegang tot medische informatie als bedoeld
in module B1, mogelijk te maken op het betrouwbaarheidsniveau van eIDAS Substantieel.
Over de voortgang van het programma eID rapporteert de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties twee keer per jaar aan de Tweede Kamer. In zijn brief van 29 januari
2020 (Kamerstukken II 2019-2020, 26 643, nr. 663) informeert de minister de Tweede
Kamer over de resultaten die in de aanloop naar de behandeling van de Wet digitale
overheid in de afgelopen periode zijn gerealiseerd:
-
− lerende aanpak DigiD substantieel;
-
− aansluiten van dienstverleners in de zorg;
-
− brede beweging naar 2-factor inloggen;
-
− open toelating van private partijen;
-
− verdere invoering eHerkenning;
-
− ontwikkeling en implementatie van de machtigingenvoorziening.
Een deel van de acties richt zich specifiek op de zorgsector. Hier is de problematiek
het meest nijpend vanwege de ambitie om privacygevoelige processen te digitaliseren.
Veel zorgpartijen zijn nog niet aangesloten op DigiD. Om dit te kunnen realiseren
zullen dit jaar een aantal randvoorwaarden worden opgeleverd, zoals een routeringsdienst
en een vereenvoudigde en daarmee goedkopere manier van aansluiten. Naar verwachting
kan de zorg vanaf september 2020 op basis hiervan gaan aansluiten, zodat de inlogmiddelen
en voorzieningen beschikbaar komen.
Standaarden voor digitale toegankelijkheid
Er zijn (nog) geen specifieke standaarden beschikbaar voor de digitale toegankelijkheid
van de ZIB’s*. Om ervoor te zorgen dat de medische informatie ook toegankelijk is
voor mensen met een visuele beperking dient de instelling een analyse te maken hoe
de digitale toegankelijkheidsnormen zo volledig mogelijk worden toegepast bij het
systeem waarmee patiënten hun informatie naar zich toe kunnen halen en bij de inzet
van e-health. Deze toegankelijkheidsnormen zijn vastgelegd in de Web Content Accessibility
Guidelines (WAGC 2.0 niveau AA). De instelling maakt via een toegankelijkheidsverklaring
op haar website kenbaar in welke mate zij aan de eisen voldoen. De toegankelijkheidsnormen
en de model toegankelijkheidsverklaring zijn te vinden op de website www.digitoegankelijk.nl.
De instelling kan er ook voor kiezen om een eigen toegankelijkheidsverklaring op de
website te plaatsen, waarin de instelling in ieder geval aangeeft:
-
1. dat de website toegankelijk is voor mensen met een (visuele) beperking;
-
2. wat de huidige staat van de website is ten aanzien van de toegankelijkheid; en
-
3. hoe de instelling de toegankelijkheid van de website in de toekomst borgt.
F Hoogte van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Er is een categorie-indeling gemaakt om ervoor te zorgen dat instellingen met een
gelijksoortige veranderopgave met een bijpassende vergoeding samen in een categorie
zitten. Deze categorie-indeling is gebaseerd op de complexiteit van de opgave voor
de verschillende soorten instellingen en de DBC-omzet. Bij grote instellingen is de
investeringsopgave afhankelijk van het soort instelling: of de instelling zich richt
op een beperkte doelgroep of een brede doelgroep. Bij kleinere instellingen moet ermee
rekening worden gehouden dat kosten lager zijn doordat er minder medewerkers bij de
veranderopgave betrokken zijn.
De groep ggz-instellingen kent de volgende onderverdeling:
-
− Geïntegreerde instellingen: Een geïntegreerde ggz-instelling levert zorg aan zowel
klinische als ambulante patiënten en biedt meerdere vormen van ggz-zorg, zoals verslavingszorg
en/of forensische zorg. Een geïntegreerde instelling is ontstaan door een fusie van
een algemeen psychiatrisch ziekenhuis en een regionale instelling voor ambulante geestelijke
gezondheidszorg en andere ggz-instellingen.
-
− Niet-geïntegreerde instellingen: deze niet-geïntegreerde ggz-instelling levert zorg
aan ambulante patiënten en/of aan patiënten die in een bepaalde categorie vallen.
Deze instellingen zijn niet ontstaan uit een fusie van een algemeen psychiatrisch
ziekenhuis en een regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg
en werden in de periode van de fusies beschouwd categorale ggz-instelling: ggz-instellingen
die een specifieke vorm van zorg levert. De niet-geïntegreerde instellingen zijn te
verdelen in de volgende subcategorieën:
-
○ Groot: instellingen met een omzet verzekerde ggz-zorg hebben van hoger dan € 10.000.000,–
euro.
-
○ Midden: instellingen met een omzet tussen de € 5.000.000,– en € 10.000.000,–.
-
○ Klein: instellingen met een omzet tussen de € 2.000.000,– en € 5.000.000,–
-
○ Zeer klein: instellingen met een omzet tussen de € 500.000,– en € 2.000.000,–
Ggz-instellingen die een omzet verzekerde zorg van minder dan € 500.000 hebben (peildatum
2016, 2017 of 2018), komen niet in aanmerking voor onderhavige subsidie.
Er geldt per categorie een vast subsidiebedrag per module. Per categorie is een subsidiebedrag
vastgesteld dat nog voldoende stimulerend is om de veranderopgave te stimuleren, zonder
dat er risico op overcompensatie ontstaat. Deze bedragen zijn opgenomen in tabel 2.1.
Deze subsidiebedragen zijn op de volgende wijze tot stand gekomen. D&A Medical Group
BV heeft bij een aantal ggz-instellingen een kostenraming opgevraagd voor de benodigde
investeringen om de resultaten te bereiken en bij een aantal instellingen die reeds
deelresultaten bereikt hebben de daadwerkelijk gemaakte kosten bij het maken van deze
deelresultaten. Daarnaast heeft D&A Medical Group BV deze resultaten geverifieerd
met de ervaringskennis die zij hebben opgebouwd doordat zij bij verschillende instellingen
betrokken zijn bij de realisatie van de modules uit VIPP fase 1 en VIPP fase 2. De vaste subsidiebedragen in deze subsidiestroom zijn ten opzichte van de berekende
bedragen in het onderzoek van D&A Medical Group BV op basis hun ervaringskennis en
de kosteninformatie van instellingen dusdanig laag vastgesteld dat overcompensatie
niet kan optreden.
Tabel 2.1 subsidiebedrag per module per categorie
|
Geïntegreerde instellingen
|
Niet geïntegreerde instellingen
|
|
|
> € 10 milj
|
€ 5–10 milj
|
€ 2– milj
|
€ 0,5–2 milj
|
|
100%
|
75%
|
50%
|
25%
|
10%
|
Module A1
|
€ 300.000
|
€ 225.000
|
€ 150.000
|
€ 75.000
|
€ 30.000
|
Module A2
|
€ 340.000
|
€ 255.000
|
€ 170.000
|
€ 85.000
|
€ 34.000
|
Module B1
|
€ 50.000
|
€ 37.500
|
€ 25.000
|
€ 12.500
|
€ 5.000
|
Module B2
|
€ 100.000
|
€ 75.000
|
€ 50.000
|
€ 25.000
|
€ 10.000
|
Module C1
|
€ 250.000
|
€ 187.500
|
€ 125.000
|
€ 62.500
|
€ 25.000
|
Module C2
|
€ 250.000
|
€ 187.500
|
€ 125.000
|
€ 62.500
|
€ 25.000
|
De gezamenlijk aangevraagde subsidies moeten het bedrag van € 25.000,– overstijgen
aangezien de kaderregeling niet de mogelijkheid biedt om subsidie lager dan 25.000 euro te verlenen.
G Hoe wordt subsidie aangevraagd?
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Voor het aanvragen van subsidie door ggz-instellingen is een aanvraagformulier beschikbaar.
Op het formulier wordt de volgende informatie gevraagd:
-
• Onder welke categorie valt de instelling?
-
• Voor welke modules wil de instelling subsidie aanvragen?
-
○ Module(s) A1ofA2 van het onderdeelpatiënt en informatie (afhankelijk van nulmeting).
-
○ Module(s) B1en/ of B2van het onderdeel medicatie informatie (afhankelijk van nulmeting).
-
○ Module(s) C1 of C2 van het onderdeel beter gebruik e-health (afhankelijk van nulmeting).
-
• Indien voor module A1 van het Programma patiënt en informatie subsidie wordt aangevraagd:
verklaring van de ggz-instelling dat de instelling in aanmerking komt voor deze module.
Deze verklaring wordt ondersteund met de door GGZ Nederland uitgevoerde nulmeting.
-
• Indien voor module B1 van het Programma patiënt en medicatie subsidie wordt aangevraagd:
verklaring van de ggz-instelling dat de instelling in aanmerking komt voor deze module.
Deze verklaring wordt ondersteund met de door GGZ Nederland uitgevoerde nulmeting.
-
• Indien voor module C1 en C2 van het onderdeel beter gebruik e-health subsidie wordt
aangevraagd: verklaring van de ggz-instelling dat de instelling in aanmerking komt
voor deze module. Deze verklaring wordt ondersteund met de door GGZ Nederland uitgevoerde
nulmeting.
-
• Welk lid van de Raad van Bestuur dan wel van de directie/DGA van de overige instelling
van medisch specialistische zorg verantwoordelijk is voor het programma.
-
• Algemene gegevens van de ggz-instelling.
Indien de ggz-instelling in aanmerking wil komen voor de subsidie dient het aanvraagformulier
tussen 1 november 2018 en 1 mei 2019 gestuurd te worden aan Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). De activiteiten
van de subsidie mogen aanvangen op de dag van ontvangst van het aanvraagformulier,
maar het komt voor risico van de aanvrager dat hij geen vergoeding krijgt als de aanvraag
wordt afgewezen.
H Vaststelling en eindtoets
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
In afwijking van artikel 7.5, tweede tot en met vierde lid van de Kaderregeling, legt een ggz-instelling verantwoording af door het overleggen van de rapportage
van de eindtoets door een onafhankelijke IT-auditor. Met de eindtoets wordt bepaald
of de ggz-instelling het resultaat van een module heeft gehaald.
De IT-auditor dient ingeschreven te staan in het register van gekwalificeerde IT-auditors
(het Register EDP-Auditor, dat beheerd wordt door NOREA). Getoetst wordt of de uitgevoerde activiteiten inderdaad geleid hebben tot het behalen
van het functionele doel; werkende gegevensontsluiting naar de patiënt, gebruik van
de gegevensontsluiting door patiënten en interoperabiliteit tussen verschillende zorgaanbieders.
Voor het uitvoeren van de toetsing is het Handboek VIPP toetsingsprocedure opgesteld
(bijlage 2). In dit handboek wordt concreet, gedetailleerd en per module beschreven
hoe de auditor moet toetsen of een resultaat voldoende is behaald. Dit handboek is
afgestemd met NOREA, de beroepsorganisatie van IT-auditors. Indien de toetsing op
basis van de criteria in dit handboek positief is, is voldaan aan de betreffende subsidievoorwaarde.
De toetsing is daarmee doorslaggevend voor het oordeel of de instelling het resultaat
van een module uit de onderdelen A (patiënt en verbeterde informatie-uitwisseling),
B (medicatie informatie) of C (beter gebruik van e-health) heeft gehaald, dan wel
dat de subsidie op nihil moet worden vastgesteld. Indien uit de rapportage blijkt
dat de resultaten niet zijn gehaald, kan het recht op de subsidie vervallen en kan
deze op nihil worden vastgesteld. Uitzonderingen hierop zijn de bepalingen zoals hierboven
opgenomen over het MedMij afsprakenstelsel.
Om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van deze subsidieregeling kan de
subsidie in overeenstemming zijn met de DAEB De-minimisverordening.
Concreet houdt dat in dat de ggz-instelling niet meer dan € 500.000 in totaal aan
DAEB de-minimis staatssteun mag ontvangen in een aaneengesloten periode van drie belastingjaren.
Met het ondertekenen van een de-minimisverklaring verklaart het bestuur van de ggz-instelling
over de eerder verleende staatssteun, zodat beoordeeld kan worden of de subsidie in
overeenstemming is met de DAEB De-minimisverordening.
Financiële bijdragen van private fondsen tellen niet mee voor de DAEB de-minimisverklaring.
Zo wordt steun vanuit een fonds dat de middelen van loterijen verdeelt, als privaat
fonds beschouwd. Deze bijdragen worden niet aangemerkt als overheidssteun. Bijdragen
van fondsen die door de overheid worden gefinancierd, zoals bijvoorbeeld het Nederlands
Filmfonds, tellen wel mee voor de de-minimisverklaring.
De de-minimisverklaring maakt deel uit van het aanvraagformulier.
De verantwoording van de subsidies waarop de ‘DAEB de-minimisverordening’ van toepassing
is, bestaat uit bovengenoemde rapportage van de eindtoets en de verklaring dat de
instelling in drie belastingjaren niet meer dan € 500.000,– overheidssubsidie ontvangt.
Deze rapportage van de eindtoets en de verklaring komen in plaats van het in artikel 7.5, tweede en derde lid, van de Kaderregeling genoemde assurancerapport en rapport van feitelijke bevindingen.
Bij subsidieontvangers die over een periode van drie belastingjaren € 500.000 of meer
aan overheidssubsidies ontvangen, wordt op andere wijze gecontroleerd of de subsidie
geen overcompensatie oplevert. In afwijking van artikel 7.5, tweede tot en met vierde lid, wordt naast bovengenoemde rapportage van de eindtoets van de IT-auditor gevraagd
om een controleverklaring door een accountant. Om te kunnen vaststellen of er geen
sprake is van overcompensatie zijn de volgende voorwaarden eveneens van toepassing
op de subsidieontvanger: De ggz-instelling moet aantonen dat:
-
- er van overcompensatie geen sprake is. Dat betekent dat de subsidieontvanger geen
inkomsten ontvangt uit de activiteit en dat de instelling kan aantonen dat de kosten
ter hoogte van het subsidiebedrag ook daadwerkelijk gemaakt zijn. Rekening houdende
met de administratieve lasten voor de instelling zal niet een volledig gescheiden
boekhouding of urenregistratie gevraagd worden – dat wil zeggen dat niet alle kosten
volledig in de verantwoording dienen te worden meegenomen –- maar slechts die kosten
waarmee is aangetoond dat de kosten in ieder geval het ontvangen subsidiebedrag overschrijden;
-
- voor de vaststelling zal de instelling een accountantsverklaring moeten overleggen,
waarbij tevens de accountant verklaart dat deze kosten gemaakt zijn en er geen opbrengsten
zijn ontvangen uit de activiteiten waarvoor de subsidie is bedoeld en waarin de accountant
verklaart dat de kosten door de subsidieontvanger in ieder geval het ontvangen subsidiebedrag
overschrijden.
Deze rapportage van de eindtoets van de IT-auditor en de controleverklaring van de
accountant dat er geen sprake is van overcompensatie, komen in plaats van het in artikel 7.5, tweede en derde lid, van de Kaderregeling genoemde assurancerapport en rapport van feitelijke bevindingen. Indien de verklaringen
niet kan worden overgelegd of de accountant van oordeel is dat de kosten van de instelling
het ontvangen subsidiebedrag niet overschrijden, dan kan de subsidie op een lager
bedrag worden vastgesteld.
Onverkort blijft de meldingsplicht zoals deze is opgenomen in de Kaderregeling van kracht, en zal daar extra streng op worden getoetst en gehandhaafd. Hierbij zal
er eveneens worden gelet op of er wel of geen samenwerking is met een zorgverzekeraar
en/of een instelling zelf meldt wanneer er sprake is van overcompensatie.
Als laatste verricht VWS aan het einde van de looptijd van de regeling bij meerdere
instellingen een steekproef om te controleren of er geen sprake is van overcompensatie.
Hoofdstuk 3. Vouchers voor koplopers
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Dit onderdeel is gericht op ggz-instellingen die Zvw gefinancierde ggz-zorg leveren, maar die niet voor subsidie van modules C1 en C2 uit het vorige hoofdstuk in aanmerking
komen omdat uit de nulmeting is gebleken dat zij de resultaatsverplichtingen van deze
modules al (verregaande) gerealiseerd hebben. Dit zijn de koplopers op het gebied
van e-health binnen de sector.
Ook voor deze koplopers is gewenst en noodzakelijk dat zij verdere stappen in de opschaling
van e-health kunnen zetten. Door het benutten van hun kennis kan de hele ggz-sector
profiteren van de verdere doorontwikkeling en opschaling van e-health toepassingen
of informatie-uitwisseling in de keten. Deze koplopers kunnen daarom een ‘voucher
voor koplopers’ aanvragen.
Doel van dit onderdeel van deze subsidieregeling is innovaties op het gebied van e-health
door koplopers te ondersteunen. Deze extra innovaties richten zich op verdere implementatie
of ontwikkeling van e-health ten behoeve van blended care ter overbrugging van de
periode tussen aanmelding bij de ggz-instelling en intake. Ook kunnen deze innovaties
zich richten op de doorontwikkeling van gegevensuitwisseling tussen patiënten en (ggz-)
instellingen middels gebruik van een PGO in de keten. Bijvoorbeeld in regionaal verband
met keten- of netwerkpartners die al op weg zijn met het aansluiten op PGO-oplossingen
en gegevens willen uitwisselen tussen het PGO en hun EPD, e-health toepassingen en/of
ROM-systemen. Hierdoor biedt het de patiënt vanuit één omgeving een samenhangend overzicht
van de gezondheid, het ziekteverloop, onderzoek, diagnose en behandelingen. Het is
gewenst dat deze koplopers in hun projecten het bereik van deze regeling verbreden
naar doelgroepen voor geestelijke gezondheidszorg die niet uitsluitend vanuit de Zvw worden bekostigd, maar bijvoorbeeld vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (wmo) en/of Wet Jeugdzorg. Daarnaast kan een voucherproject zich richten op de ondersteuning van ketenzorg,
waarbij ook niet-ggz partijen zoals huisartsen of ziekenhuizen betrokken kunnen worden.
Daarnaast wordt met deze subsidie beoogd extra stappen te zetten op het gebied van
de ontwikkeling van opschaling van e-health. De voucher telt als één module: als een
instelling een voucher aanvraagt, kan deze instelling nog voor maximaal twee andere
modules in aanmerking komen op basis van het vorige hoofdstuk.
A Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Dit subsidieonderdeel is bestemd voor activiteiten die passen binnen de doelstellingen
van de regeling, en die erop gericht zijn op het doel te bereiken zoals in de paragraaf
hierboven is beschreven. Dit betreft met name de opschaling van e-health initiatieven
in de ggz, die bijdragen aan betere gegevensuitwisseling voor-, tijdens- en na de
behandeling en die bijdragen aan betere samenwerking in de keten, zodat de juiste
zorg op de juiste plek kan worden geleverd en de patiënt intensiever bij de behandeling
wordt betrokken.
Activiteiten die in de aanvraag kunnen worden opgenomen zijn en welke niet vallen
onder de activiteiten zoals deze zijn opgenomen in hoofdstuk 2:
-
– De ontwikkeling van e-health toepassingen en de implementatie van e-health toepassingen
die patiënten kunnen gebruiken terwijl zij op de wachtlijst staan (zoals personeelskosten
op het gebied van ontwerpen of programmeren);
-
– Activiteiten ten aanzien van implementatie en gebruik van een e-health toepassing
in het zorgproces, gericht op het beperken van wachttijden of het geven van een zinvollere
invulling van de wachttijd, bijvoorbeeld het aanbieden van bepaalde vragenlijsten
tussen aanmelding en intake, of de inspanning die verricht moet worden om ervoor te
zorgen dat de patiënt direct op de goede plek of bij de juiste behandelaar terecht
komt;
-
– Activiteiten die bijdragen aan samenwerking binnen de ketenzorg, zoals afstemming
van werkprocessen tussen zorgaanbieders, afspraken over gegevensuitwisseling, het
maken van ICT-koppelingen tussen systemen van betrokken zorgaanbieders, conform geldende
standaarden in de ggz (zie Nictiz en Koppeltaal);
-
– De ontwikkeling van toepassingen zodat patiënten eerder de zorg op de juiste plek
kunnen vinden;
-
– Kennisverspreiding, waaronder het instrueren van behandelaren en patiënten en voorlichtingsbijeenkomsten
binnen de eigen organisatie en bij ketenpartijen;
-
– Projectmatige activiteiten die nodig zijn om het project te realiseren zoals projectleiding
en projectmanagement.
B Benutten/ uitbesteden van voucher
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De koploper kan de voucher zelf benutten, maar hij kan ook besluiten met zijn voucher
een project van een andere ggz-instelling, die koploper is te steunen. Een subsidieaanvraag
kan met één of met meerdere vouchers worden ingediend. Het maximale subsidiebedrag
waar de instelling voor in aanmerking komt betreft de cumulatieve waarde van de meegestuurde
vouchers.
Het overleggen van een voucher houdt in dat een vouchergever de projectsubsidieaanvraag
van de subsidieaanvrager steunt. Een voucher is geen waardebon noch een zelfstandig
recht op subsidieverstrekking. De subsidie wordt alleen verstrekt aan de subsidieaanvrager;
de instelling die de aanvrager met een voucher ondersteunt, krijgt zelf geen subsidie.
Aanvragen van een voucher
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Voor het aanvragen van subsidie door ggz-instellingen is een aanvraagformulier beschikbaar.
Op het formulier wordt de volgende informatie gevraagd:
-
•
Onder welke categorie valt de instelling?
-
•
Wil de instelling een voucher aanvragen?
-
•
Indien een voucher wordt aangevraagd: de verklaring van de ggz-instelling dat de instelling
in aanmerking komt voor deze module. Deze verklaring wordt ondersteund met de door
GGZ Nederland gepubliceerde nulmeting.
C Aanvragen van een subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De aanvraag wordt ingediend door één subsidieaanvrager. Een subsidieaanvraag betreft
minimaal € 125.000,–. Er kan een subsidieaanvraag worden ingediend met de eigen voucher
en die van andere vouchergevers, die de aanvraag steunen. Het ter beschikking stellen
van een voucher door een vouchergever aan een subsidieaanvrager geschiedt om niet,
dus zonder financiële vergoeding.
Kosten die gemaakt worden door andere ondersteunende ggz-instellingen dan de subsidieaanvrager
kunnen gefinancierd worden uit de subsidie. Deze onkosten moeten dan betrekking hebben
op en ten behoeve zijn van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en deze
onkosten moeten dan duidelijk worden toegelicht in onder andere het activiteitenplan
bij de subsidieaanvraag.
De aanvraag van de koploper bevat de concrete activiteiten die worden verricht en
de afspraken die alle ggz-instellingen daarover hebben gemaakt. Uit de subsidieaanvraag
blijkt duidelijk welke concrete activiteiten de koploper verricht voor de subsidie.
De subsidie wordt aangevraagd zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de Kaderregeling. Dit wil zeggen een aanvraag met onder andere een projectplan met begroting (hoofdstuk
2, onderdeel G). De beoordeling van de subsidievaststelling wordt gedaan op basis
van de werkelijk gemaakte kosten, voorzien van een controleverklaring. Het subsidiebedrag
waarvoor men in aanmerking kan komen betreft ten hoogste 50% van de gemaakte kosten
(hoofdstuk 2, onderdeel H).
Wanneer komt men niet in aanmerking?
Zoals ook bij de inleiding van hoofdstuk 3 is overwogen, komt een instelling alleen
in aanmerking voor een vouchersubsidie als zij niet in aanmerking komt voor subsidie
voor modules C1 en C2, omdat uit de nulmeting is gebleken dat zij de resultaten van
deze modules reeds grotendeels gerealiseerd heeft. Een instelling komt niet in aanmerking
voor deze voucher-subsidie als uit de nulmeting blijkt dat het percentage aan patiënten
dat e-health modules gebruikt nog niet op 10% ligt ten tijde van de nulmeting.
Een instelling komt eveneens niet in aanmerking als de instelling drie modules op
basis van het vorige hoofdstuk aanvraagt.
D Aanvullende subsidievoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Naast de voorwaarden van de genoemde activiteiten waarvoor men subsidie zou kunnen
aanvragen, gelden nog aanvullende voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor
subsidie op basis van een voucher:
-
– Bij de aanvraag van de subsidie door middel van een voucher is de commitment van minstens
één ketenzorgpartner verplicht. Dit stimuleert instellingen om kennis te delen en
geeft de betreffende innovatie een stevig fundament. Een belangrijke afweging hierbij
is dat deze samenwerking tussen ketenzorgpartners bijdraagt aan de doeltreffendheid
van dit subsidiebeleid;
-
– Het project dient bij te dragen aan een structurele verandering: in het projectplan
moet meegenomen worden welk blijvend effect het project oplevert in de organisatie
of voor de patiënt. Als er geen structureel effect te verwachten is dan kan geen subsidie
worden aangevraagd;
-
– Implementatie van de projectresultaten wegen zwaar in de beoordeling van het project.
Dit houdt in dat:
-
– de resultaten goed overdraagbaar zijn binnen de ggz-instelling;
-
– dat de aanvragende instelling aannemelijk maakt dat er voldoende draagvlak en kans
van slagen is voor het project en
-
– dat er een business case is voor continuering na afloop van het subsidietraject, dus
geschikt voor een duurzaam gebruik.
-
– Voor het project zullen de randvoorwaarden voor implementatie in de organisatie en
verdere borging goed in kaart gebracht moeten zijn.
-
– De functionaliteiten die de ggz-instellingen aanbieden wisselen gegevens uit met de
patiënt en andere zorgverleners binnen keten of netwerk en bieden daarmee de patiënten
de mogelijkheid tot regie;
-
– Bij de realisatie van de e-health toepassingen worden de uitgangspunten van de Patiënten
federatie Nederland en van de standaarden voor het MedMij programma toegepast;
-
– De door de ggz-instellingen aangeboden functionaliteit wordt door patiënten gebruikt.
Het project en de resultaten sluiten aan bij de behoefte van de patiënt;
-
– De e-health modules worden vindbaar gemaakt en beoordeeld via de wegwijzer voor e-health
toepassingen zoals beschreven in hoofdstuk 5;
-
– Het voorstel maakt expliciet welke standaarden binnen het project zullen worden toegepast
en hoe de toe te passen functionaliteit aansluit op de duurzame landelijke informatievoorziening.
E Hoogte van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Een voucher correspondeert met een maximale vastgestelde waarde. Het betreft een subsidie
voor instellingen die omdat zij koploper zijn niet in aanmerking komen voor de C-modules.
Ten behoeve van een gelijk speelveld is ervoor gekozen deze waarde overeen te laten
komen met het bedrag dat de instellingen ontvangen die een C-module aanvragen, zie
tabel 2.1 van het vorige hoofdstuk. Per categorie van instelling is hieronder de waarde
opgenomen van de voucher die zij kunnen ontvangen. De waarde van de voucher die een
ggz-instelling aan kan vragen is daarom mede afhankelijk van de categorie waar de
instelling in valt, zoals toegelicht in hoofdstuk 2 onderdeel F.
|
Geïntegreerde instellingen
|
Niet geïntegreerde instellingen
|
groot
|
midden
|
klein
|
zeer klein
|
Voucher
|
€ 250.000
|
€ 187.500
|
€ 125.000
|
€ 62.500
|
€ 25.000
|
De subsidie aan de subsidieaanvrager wordt berekend aan de hand van de werkelijk gemaakte
kosten. Het subsidiebedrag waarvoor men in aanmerking kan komen bedraagt ten hoogste
50% van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met de cumulatieve
waarde van de vouchers die de aanvraag steunen.
Voor de verantwoording van de gemaakte kosten zal een accountantsverklaring overlegd
moeten worden.
F Hoe wordt de subsidie aangevraagd en vastgesteld
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De voucher wordt aangevraagd via het aanvraagformulier zoals beschreven in hoofdstuk
2, onderdeel G. Indien de ggz-instelling in aanmerking wil komen voor de voucher dient
het aanvraagformulier tussen 1 november 2018 en 1 mei 2019. gestuurd te worden aan
Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).
Voor de projectsubsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals
vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling.
Hoofdstuk 5. De vindbaarheid en betrouwbaarheid van de toepassingen van e-health
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Dit onderdeel is erop gericht dat er een overzicht komt van e-health toepassingen
die in Nederland gebruikt worden, voor welke aandoeningen zij ingezet kunnen worden en hoe professionals en andere
patiënten deze toepassingen beoordelen.
Er bestaat een groot aanbod van apps op mobiele telefoons en andere e-health toepassingen
met patiënten en/of behandelaren als doelgroep. Dit grote aanbod wordt op ongestructureerde
wijze aangeboden, onder meer via de Apple App-store, Microsoft Store, Google Play,
websites van verzekeraars en websites van ggz-instellingen. Er bestaat weinig overzicht
van welke e-health toepassingen er zijn voor welke aandoening, wat bijvoorbeeld goede
apps zijn, hoe betrouwbaar ze zijn en welke app voor welk doel kan worden ingezet.
Daarnaast hebben de e-health toepassingen verschillende doelen. Ze zijn op te delen
in verschillende categorieën, bijvoorbeeld:
-
– E-health toepassing, waarmee mensen zelf problemen kunnen aanpakken, die door personen
gebruikt kunnen worden die niet in behandeling zijn bij een ggz-instelling.
-
– E-health-toepassingen die worden ingezet in de periode dat een patiënt op een wachtlijst
staat, tussen het intake gesprek en de start van de behandeling.
-
– E-health-toepassingen die eraan bijdragen dat mensen naar de juiste hulp worden toe
geleid, zodat zij direct op de juiste plek terechtkomen.
-
– E-health toepassingen als onderdeel van een behandeling (blended care).
-
– E-health platforms waar patiënten in anonimiteit contact kunnen hebben met lotgenoten
en professionals.
Voor andere e-health initiatieven, zoals zelfhulp-websites, blended care toepassingen
die alleen onder begeleiding van een professional doorlopen kunnen worden en virtual
reality toepassingen is gebleken dat deze niet goed vindbaar zijn en wanneer deze
worden aangeboden hoe betrouwbaar ze zijn.
Voor deze kwetsbare patiënten betekent die onduidelijkheid, dat zij niet weten wat
geschikte e-health toepassingen zijn, waaronder de laagdrempelige apps op hun mobiele
telefoon of wat het e-health aanbod is. Hierdoor missen zij informatie in de fase
voordat zij contact zoeken met een behandelaar, missen zij mogelijkheden om voor zichzelf
te zorgen of om hun behoeften goed in kaart te brengen, hun eigen rol in de behandeling
niet goed in te kunnen vullen en lopen zij mogelijk kansen mis op gezondheidswinst.
Ook is er een te grote variatie in kwaliteit en gebruiksvriendelijkheid van de toepassingen.
Door wegwijs te worden in het aanbod van e-health toepassingen en de beoordeling van professionals
en patiënten van de verschillende toepassingen kan er beter geleerd worden van best
practises en kunnen de beste initiatieven ingezet worden voor opschaling.
Het is van belang dat deze wegwijzer vanuit het perspectief van de patiënt wordt opgesteld. Het is nadrukkelijk de wens
dat de behoefte van patiënten centraal staan in de zorg en dat zij zich geholpen voelen
op het moment dat zij steun nodig hebben, ook als zij nog geen professionele hulp
gezocht hebben of als zij op een wachtlijst staan. Deze groep patiënten is over het
algemeen minder weerbaar. Daarnaast kunnen er problemen zijn op het gebied van angst
en het vertrouwen in anderen. Het belang van deze patiënten moet daarom voorop staan
bij het inrichten van bovengenoemd overzicht. De aanbieders van e-health toepassingen
hebben vaak een eigen belang: instellingen hebben bijvoorbeeld een belang om patiënten
naar zich toe te geleiden en soms worden er zelfs voor de patiënt schadelijke toepassingen
ontwikkeld, zoals websites die anorexiapatiënten stimuleren om verder af te vallen.
Juist bij de ontwikkeling van het e-health overzicht voor deze kwetsbare groep patiënten
is het van belang dat dit wordt gerealiseerd door een stevige vertegenwoordiger van
de patiënt. Om die reden wordt deze functie bij de landelijke koepel van ggz-patiëntenorganisaties
neergelegd: Stichting MIND zie ook het ‘besluit vaststelling beleidskaders inzake subsidiering van patiënten- en gehandicaptenorganisaties’. Stichting MIND is tevens de vertegenwoordiger van de patiënt in het overleg waar
deze subsidieregeling uit voort is gekomen uit de afspraken gemaakt zijn op 13 juli
2017 met betrokken partijen over het terugdringen van de wachttijden in de geestelijke
gezondheidszorg (Kamerstuk 25 424, nr. 369).
Samengevat is de subsidie bedoeld voor activiteiten die stichting MIND uitvoert om
een digitale wegwijzer te vormen ten aanzien van e-health rond en in de ggz-zorgverlening.
Dit met als doel, personen die op de wachtlijst staan om geholpen te worden, de weg
te wijzen naar apps en e-health interventies die zij reeds kunnen gebruiken tijdens
hun periode van wachten en/of de weg te wijzen naar de juiste zorg. Deze wegwijzer
moet ook bruikbaar zijn voor personen die reeds in behandeling zijn.
A Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Ter realisatie van bovengenoemd overzicht voor alle mensen in Nederland die zich geestelijk
minder weerbaar of gezond voelen, kan de subsidie worden ingezet voor de volgende
activiteiten:
-
– Het ontwikkelen van een transparante toetsingsmethode vanuit patiënten, en de bewaking
daarvan opstellen;
-
– Het ontwikkelen van een toetsingsmethode vanuit professionals en de bewaking daarvan
opstellen;
-
– Het samenbrengen op één prominente plek (beheerplatform) van veilige, betrouwbare
en breed gedragen apps en andere e-health toepassingen/interventies, om deze vervolgens
vindbaar te maken op meerdere makkelijk te vinden plekken (websites of presentatielaag)
voor de patiënten en de professionals, die deze willen inzetten in de zorg, en zorgen
voor langdurige continuïteit van dit beheerplatform en op z’n minst één prominente
presentatielaag.
-
– Het uitvoeren van een pilot om koppelingen te testen tussen presentatielaag en websites
van bekende partijen, zoals thuisarts en de GGD-appstore.
-
– Het beter vindbaar maken van de e-health die betrouwbaar en veilig is, met als doel
medicalisering te voorkomen, mensen zelfredzaam te maken en de groei van de vraag
naar ggz-zorgverlening in goede banen te leiden.
-
– Het overleg met organisaties van professionals en patiënten over de toepassingen die
met de digitale wegwijzer gevonden en beoordeeld kunnen worden.
-
– Het ontwikkelen van de software voor een digitale wegwijzer.
-
– Het ontwikkelen van de software voor de toetsing door patiënten en professionals,
zodat deze eenvoudig gebruikt kan worden.
-
– Het beheer van de site in te richten dat het plaatsen van een app of andere e-health
toepassing met informatie over het doel, de werking en de verkrijgbaarheid strikt
gescheiden is van de reviews over de app/e-health toepassing van patiënten, zorgverleners
en eventuele formele evaluaties, en zorgen van een langdurige continuïteit hiervan.
-
– Het beheer van de site in te richten dat patiënten of professionals die een app/e-health
interventie gebruiken de door hun ingevulde informatie strikt gescheiden is van de
algemene toegang, en zorgen van een langdurige continuïteit hiervan.
-
– Het beheer van de site in te richten zodat partijen die een app/e-health interventies
aanbieden toegang krijgt tot de recensies (record) van hun app, zodat de eigenaar
de beschrijving actueel kan houden, en zorgen van een langdurige continuïteit hiervan.
-
– Het beheer te beleggen bij de redactie van de site van de reviews, en zorgen van een
langdurige continuïteit hiervan.
-
– Onderzoeken of samenwerking of aansluiting bij partijen die reeds vergelijkbare websites
in beheer hebben, mogelijk is.
B Aanvragen van een subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidie is uitsluitend bedoeld voor stichting MIND. Stichting MIND kan subsidie
aanvragen op grond van de procedure van hoofdstuk 3 van de Kaderregeling, in het bijzonder het arrangement zoals vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van deze regeling. Dit houdt onder andere in dat de subsidie aanvraag wordt ingediend met een activiteitenplan
en een begroting.
C Aanvullende subsidievoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Voor een passende productdefinitie is het noodzakelijk een indicatie te hebben van
mogelijkheden voor duurzame financiering na 1 februari 2021. Immers, wanneer in de
beoordelingssystematiek professionele inzet noodzakelijk is, heeft het de voorkeur
die duurzaam te kunnen alloceren. Gezien het grote huidige aanbod aan e-health en
de marktdynamiek zal ook na 2020 de behoefte blijven bestaan om de bedoelde transparantie
te verschaffen. Omgedraaid: wanneer duurzame financiering niet tot de mogelijkheden
behoord worden bij inrichting van de digitale wegwijzer, moeten er andere keuzes gemaakt
worden.
D Hoogte van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
-
– Er is maximaal € 500.000,– beschikbaar, te weten € 200.000 in 2019 en 2020 en € 100.000
in 2021.
-
– De hoogte van het subsidiebedrag wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten en
kunnen niet hoger zijn dan de kosten zoals deze zijn opgenomen in de begroting (zie
hiervoor de kaderregeling subsidies) en niet hoger dan het maximale bedrag dat beschikbaar is gesteld. De begroting behelst
per activiteit een overzicht van de geraamde kosten en opbrengsten van de aanvrager,
voor zover deze betrekking hebben op de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien. Tevens
geldt dat de begroting die bij de aanvraag wordt ingediend, sluitend is.
-
– Opgemerkt wordt hierbij dat wanneer MIND-opdrachten of activiteiten in verband met
bovenstaande doelstellingen/activiteiten wil uitbesteden aan een (commerciële) marktpartij,
zal het inschakelen van deze marktpartij conform de regels van het aanbestedingsrecht
en onder marktconforme condities moeten plaatsvinden.
E Vaststellen van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Voor deze subsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals vastgelegd
in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Dit houdt onder meer in dat de verantwoording van de gemaakte kosten een controleverklaring
moet worden overlegd.
Hoofdstuk 6. Softwareaanpassingen conform vigerende informatiestandaarden (gebruikersverenigingen)
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidie uit dit onderdeel is bedoeld voor gebruikersverenigingen van EPD- en EVS-systemen
voor ggz-instellingen. Voor het bereiken van de doelstellingen uit deze regeling zijn
niet alleen activiteiten binnen ggz-instellingen zelf nodig: er zijn ook aanpassingen
(in de software van) het EPD en EVS nodig om de gewenste resultaten te behalen. Een
belangrijke les uit VIPP fase 1 is dat het efficiënter en effectiever is om de benodigde wijzigingen aan de software
te bundelen en integraal in de systemen door te laten doorvoeren, in plaats van iedere
instelling apart hierover met de ICT-leverancier in contact te laten gaan. Voor elk
van de instellingen gelden dezelfde specificaties die in het EPD geïmplementeerd moeten
worden. Naast de software aanpassingen die nodig zijn om de doelstellingen te halen,
moeten er ook rapportages uit het EPD gehaald kunnen worden om te toetsen of aan de
doelstellingen voldaan is.
Voor (een aantal van de) EPD en EVS-leveranciers hebben de ggz-instellingen zich als
gebruikers verenigd in een gebruikersvereniging. Deze verenigingen bundelen de vragen
van ggz-instellingen zodat gewenste aanpassingen geprioriteerd kunnen worden en integraal
kunnen worden doorgevoerd in het centrale systeem, zonder dat er een wildgroei van
maatwerkoplossingen ontstaat en de ICT zo goed mogelijk aansluit bij de werkprocessen
en behoeften van de professionals, de gebruikers van deze ICT-toepassingen.
Om de ggz-instellingen samen te laten optrekken richting de softwareleveranciers,
stel ik de subsidie niet per instelling ter beschikking, maar per gebruikersvereniging
binnen de ggz-sector Deze gebruikersverenigingen spelen een centrale rol bij bovengenoemde
vraagarticulatie en prioritering van de aanpassingen die nodig zijn in (de software
van) EPD en EVS voor alle gebruikers om de doelstellingen van deze beleidsregels te
kunnen realiseren. Deze gebruikersvereniging formuleert gezamenlijk met alle aangesloten
instellingen een behoeftestelling en geeft de ICT-leverancier opdracht deze door te
voeren. Dit betekent ook dat niet iedere instelling zelf de kennis in huis hoeft te
hebben om deze dialoog met de ICT-leverancier te voeren, maar dat dit via de gebruikersvereniging
loopt.
De definitie van gebruikersvereniging, is een vereniging met als doel het product
van de EVS of EPD-leverancier af te stemmen op de behoefte van de ggz-instelling en
haar professionals. Er dienen minimaal drie instellingen die zijn toegelaten voor
het leveren van medisch specialistische zorg lid te zijn van de vereniging, waarvan
minimaal één instelling een middelgrote, grote of integrale ggz-instelling is, zoals
gedefinieerd in deze regeling VIPP fase 3.
Gebruikersverenigingen kunnen subsidie aanvragen om daarmee de softwareleverancier
de aanpassingen aan het EPD en EVS te laten bouwen en beschikbaar te stellen. Wanneer
een ggz-instelling niet is aangesloten bij een gebruikersvereniging en zelf de onderhandeling
doet met de softwareleverancier kan deze geen gebruik maken van dit onderdeel van
deze beleidsregels. De aanpassingen in de systemen moeten ter beschikking komen voor
alle ggz-instellingen welke gebruik maken van deze systemen.
A Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De gebruikersverenigingen kunnen voor subsidie in aanmerking komen, zodat zij de benodigde
aanpassingen in de EPD’s kunnen financieren, de activiteiten die daar voor nodig zijn,
zijn:
-
– Het inbouwen van de MedMij standaarden, waarbij minimaal 90% van de verplichte ZIB’s
(zie bijlage 1) wordt gerealiseerd;
-
– Het aanpassen van ICT-software om te voldoen aan het MedMij-afsprakenstelsel en het
doorlopen van de kwalificatieprocedure om aan het afsprakenstelsel te voldoen.
-
– Het bouwen van de rapportages welke nodig zijn om aan te tonen dat (alle) normen van
de regeling zijn behaald ten behoeve van de audit.
-
– Het organiseren van gezamenlijk overleg tussen de leden van de gebruikersvereniging,
gericht op het achterhalen van de behoeftestelling van de ggz-instellingen;
-
– Het formuleren van eisen door de aangesloten ggz-instellingen;
-
– Het laten uitvoeren van een Proof of Concept (POC): het implementeren van de software
aanpassingen en het testen daarvan in ggz-instellingen;
-
– Het (daadwerkelijk) gezamenlijk (laten) aanpassen van de softwarepakketten.
-
– De subsidie mag ook worden aangewend voor het aanpassen van ICT-software om te voldoen
aan het MedMij-afsprakenstelsel en het doorlopen van de kwalificatieprocedure om aan
het afsprakenstelsel te voldoen.
De subsidievaststelling is niet gekoppeld aan een resultaatsverplichting, maar aan
een inspanningsverplichting. Wanneer de gebruikersvereniging niet de juiste afspraken
kan maken met de softwareleveranciers heeft dit tot gevolg dat de aangesloten ggz-
instellingen een achterstand hebben voor het kunnen implementeren van de onderdelen
A, B en C van deze subsidieregeling. Indirect wordt op die manier het bereiken van
resultaat geborgd.
B aanvragen van een subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Een gebruikersvereniging kan op grond van de procedure van hoofdstuk 3 van de kaderregeling subsidies OC&W, SZW en VWS subsidie aanvragen. Dit houdt onder andere in dat de subsidieaanvraag wordt ingediend
met een activiteitenplan en een begroting.
Indien de gebruikersvereniging in aanmerking wil komen voor de subsidie dient het
aanvraagformulier tussen 1 november 2018 en 1 mei 2019 gestuurd te worden aan Dienst
Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I). De activiteiten van de subsidie mogen
aanvangen op de dag van ontvangst van het aanvraagformulier, maar de aanvrager zal
geen vergoeding krijgen voor de activiteiten als de aanvraag wordt afgewezen.
C aanvullende subsidievoorwaarden
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De gebruikersvereniging dient aan te tonen dat zij voldoet aan de definitie van een
gebruikersvereniging van deze regeling. Dit houdt in dat zij een ledenlijst voegt
bij de aanvraag, inclusief bewijs van lidmaatschap van het minimaal aantal leden en
contactgegevens van deze leden, zodat ter controle van de rechtmatigheid van de aanvraag
contact opgenomen kan worden met deze leden.
Er kan maximaal één gebruikersvereniging subsidie aanvragen per softwareleverancier.
Indien er meerdere gebruikersverenigingen van één softwareleverancier, is op basis
van deze beleidsregels slechts één subsidie per softwareleverancier mogelijk. Het
is niet mogelijk dat twee gebruikersverenigingen van softwarepakketten van dezelfde
softwareleverancier beide subsidie kunnen aanvragen. De gebruikersvereniging dient
de belangen van alle gebruikers van het betreffende softwarepakket van die softwareleverancier
en dient in de subsidieaanvraag aan te geven dat zij dit doet.
De oprichtingsdatum van de gebruikersvereniging moet voor 31 december 2018 liggen.
Dit is gedaan om eventuele misbruik van de regeling te voorkomen. Sommige gebruikersverenigingen
hebben (nog) geen rechtspersoonlijkheid. Rechtspersoonlijkheid is een vereiste om
subsidie aan te kunnen vragen als vereniging. Het omzetten naar een juridische rechtspersoonlijkheid,
mag van een latere datum zijn dan 1 november 2018, doch voor de aanvraag van de subsidie.
De einddatum van deze subsidie ligt op 1 november 2021.
Voor deze subsidie geldt een subsidieplafond. Het subsidieplafond bedraagt € 4.200.000,–.
Het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde
van binnenkomst van de aanvragen.
D Hoogte van het subsidiebedrag
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Een gebruikersvereniging kan maximaal € 300.000,– aanvragen. De subsidie aan de subsidieaanvrager
wordt berekend aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten. Het is bekend dat de
hoogte van € 300.000,– onvoldoende is voor de gevraagde inspanningen. Er zal dus ook
een eigen bijdrage nodig zijn van de leden die aangesloten zijn bij de gebruikersvereniging.
E Vaststellen van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Voor deze subsidie geldt voor de aanvraag en vaststelling het arrangement zoals vastgelegd
in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling. Dit houdt onder meer in dat de verantwoording van de gemaakte kosten een controleverklaring
moet worden overlegd.
F Subsidie voor het inbouwen van 42 aanvullende zorginformatiebouwstenen
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidie uit dit onderdeel is bedoeld voor gebruikersverenigingen van EPD- en EVS-systemen
voor ggz-instellingen. De gebruikersverenigingen komen voor subsidie in aanmerking,
om aanpassingen in hun EPD’s te kunnen financieren. Deze aanpassingen hebben betrekking
op het inbouwen van 42 aanvullende zorginformatiebouwstenen.
De 42 aanvullende zorginformatiebouwstenen zijn opgenomen in bijlage 1 bij het huidige
beleidskader Verplichte zorginformatie bouwstenen, onder paragraaf 2: Aanvullende
Zorginformatiebouwstenen bij hoofdstuk 6, onderdeel F.
Een gebruikersvereniging formuleert gezamenlijk met alle aangesloten instellingen
een behoeftestelling en geeft de ICT-leverancier opdracht deze door te voeren in het
systeem. Wanneer een ggz-instelling niet is aangesloten bij een gebruikersvereniging
en zelf de onderhandeling doet met de softwareleverancier kan deze geen gebruik maken
van dit onderdeel van het besluit. De aanpassingen in de systemen moeten ter beschikking
komen voor alle ggz-instellingen welke gebruik maken van deze systemen.
Activiteiten die in aanmerking komen voor subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De volgende activiteiten, om de nodige aanpassingen voor de 42 zorginformatiebouwstenen
in hun EPD’s te kunnen realiseren, komen voor subsidie in aanmerking:
-
– het inbouwen van de 42 zorginformatiebouwstenen, waarbij minimaal 90% van deze aanvullende
zorginformatiebouwstenen (zie bijlage 2: Aanvullende Zorginformatiebouwstenen) wordt
gerealiseerd;
-
– het organiseren van gezamenlijk overleg tussen de leden van de gebruikersvereniging,
gericht op het achterhalen van de behoeftestelling van de ggz-instellingen;
-
– het formuleren van eisen door de aangesloten ggz-instellingen;
-
– het laten uitvoeren van een Proof of Concept (POC); het implementeren van de software
aanpassingen en het testen daarvan in ggz-instellingen.
De uiterlijke datum waarop de inbouw van de 42 aanvullende zorginformatiebouwstenen
moeten zijn gerealiseerd ligt op 1 december 2021.
Aanvragen van een subsidie
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
Een gebruikersvereniging kan op grond van de procedure van hoofdstuk 3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS subsidie aanvragen. De subsidieaanvraag wordt ingediend met een activiteitenplan
en een begroting. Indien een gebruikersvereniging in aanmerking wil komen voor de
subsidie dient het aanvraagformulier uiterlijk 1 mei 2020 gestuurd te worden aan Dienst
Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I).
De gebruikersvereniging dient aan te tonen dat zij voldoet aan de definitie van een
gebruikersvereniging, bedoeld in de bijlage, hoofdstuk 1, Begrippenlijst, onder g.
Bij de aanvraag voor subsidie dient een ledenlijst te worden overgelegd, inclusief
bewijs van lidmaatschap van het minimaal aantal leden en contactgegevens van deze
leden.
Er kan maximaal één gebruikersvereniging subsidie aanvragen per softwareleverancier.
Indien er meerdere gebruikersverenigingen van één softwareleverancier zijn, is slechts
één subsidie per softwareleverancier mogelijk.
De oprichtingsdatum van de gebruikersvereniging, voor het aanvragen van een subsidie
voor het inbouwen van de 42 aanvullende zorginformatiebouwstenen, moet voor 1 februari
2020 liggen.
Voor deze subsidie geldt een subsidieplafond. Het subsidieplafond bedraagt € 4.200.000,–.
Het uit hoofde van het subsidieplafond beschikbare bedrag wordt verdeeld op volgorde
van binnenkomst van de aanvragen.
Per gebruikersvereniging kan een subsidie van € 420.000 worden aangevraagd voor de
activiteiten voor het inbouwen van de 42 zorginformatiebouwstenen.
Voor deze subsidie geldt het arrangement zoals vastgelegd in artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling.
[Regeling vervallen per 01-10-2022]
De subsidies die op basis van deze beleidsregels verstrekt worden zijn alle aan te
merken als een projectsubsidie. Per ggz-instelling zijn meerdere modules mogelijk
die gezamenlijk als een projectsubsidie aan te merken zijn. Op de subsidieverstrekking
op basis van deze beleidsregels zijn de bepalingen van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing. Meer concreet zijn dat de bepalingen die betrekking hebben op projectsubsidies.
Sommige bepalingen uit de Kaderregeling refereren specifiek aan bepaalde subsidiearrangementen.
De subsidies aan de ggz-instellingen (hoofdstuk 2) voor het VIPP-programma fase 3
zijn zogeheten p x q subsidies. Voor de verantwoording van de subsidie geldt dan het
subsidiearrangement bedoeld in artikel 1.5, onder b, van de Kaderregeling. In aanvulling hierop vindt de toetsing, bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel H, plaats.
Voor de koploperssubsidie (hoofdstuk 3)is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing.
Voor de subsidie aan GGZ Nederland (Hoofdstuk 4) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing.
Voor de subsidie voor MIND voor vindbaarheid en patiëntgerichtheid van e-health applicaties
(hoofdstuk 5) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing.
Voor de subsidie voor gebruikersverenigingen voor het inbouwen van standaarden in
de systemen (hoofdstuk 6) is het arrangement van artikel 1.5, onder d, van de Kaderregeling van toepassing.
Voorts zij verwezen naar de algemene procedure voor het aanvragen, verlenen en vaststellen
van de subsidie en naar de standaardverplichtingen. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is te raadplegen via www.wetten.nl.