Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij

[Regeling vervallen per 15-07-2022.]
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 24-10-2018 t/m 14-07-2022

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 oktober 2018, nr. WJZ/18032383, houdende vrijstelling van het fosfaatrechtenstelsel voor jongvee in de zoogkoeienhouderij (Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 38, eerste en derde lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 15-07-2022]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bestuurder: natuurlijke persoon van wie aannemelijk is dat hij direct of indirect het beleid van het bedrijf bepaalt of mede bepaalt, met uitzondering van de door de rechter benoemde bewindvoerder;

  • jongvee voor de zoogkoeienhouderij: jongvee dat zoogkoe wordt en geen melk- of kalfkoe wordt;

  • wet: Meststoffenwet;

  • zoogkoe: koe, niet zijnde melk- of kalfkoe, die tenminste eenmaal heeft gekalfd en wordt gehouden voor de productie van een of meer kalveren voor de vleesveehouderij.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 15-07-2022]

  • 1 Een landbouwer is in een kalenderjaar vrijgesteld van het verbod, bedoeld in artikel 21b, van de wet, voor zover hij op zijn bedrijf dierlijke meststoffen produceert met jongvee voor de zoogkoeienhouderij, indien:

    • a. in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf niet tevens melk- of kalfkoeien of vrouwelijk jongvee voor de melkveehouderij worden gehouden;

    • b. hij ervoor zorgt dat met in het desbetreffende kalenderjaar op het bedrijf gehouden vrouwelijke runderen nadien geen dierlijke meststoffen worden geproduceerd op een bedrijf dat melk bestemd voor consumptie of verwerking produceert;

    • c. in het geval de minister ten aanzien van het bedrijf een fosfaatrecht heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet, een kennisgeving van het vervallen van dit fosfaatrecht met ingang van het kalenderjaar waarin voor het eerst met het bedrijf gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling, is geregistreerd overeenkomstig artikel 31, tweede lid, van de wet voorafgaand aan dat kalenderjaar, en

    • d. hij in het desbetreffende kalenderjaar geen vrouwelijke runderen inschaart van, of uitschaart naar, een landbouwer die niet is vrijgesteld.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is een landbouwer in 2018 vrijgesteld indien:

    • a. voor 1 januari 2019 een kennisgeving van het vervallen van het fosfaatrecht met ingang van die datum is geregistreerd;

    • b. aan het eerste lid, onderdelen a, b en d, is voldaan in het gedeelte van 2018 dat resteert na het tijdstip van aanmelding als bedoeld in artikel 3, derde lid, en

    • c. het fosfaatrecht na registratie van de kennisgeving van het vervallen van het fosfaatrecht niet overgaat naar een ander bedrijf.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een fosfaatrecht dat de minister overeenkomstig artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet, heeft vastgesteld ten aanzien van een ander bedrijf waarvan de landbouwer bestuurder is geweest in de 3 jaren voorafgaand aan het jaar waarin hij voor het eerst met het bedrijf gebruik maakt van de vrijstelling.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing op een landbouwer die na 8 maart 2018 op zijn bedrijf dierlijke meststoffen met jongvee voor de zoogkoeienhouderij is gaan produceren, indien moet worden aangenomen dat de oprichting van dat bedrijf of het houden van jongvee voor de zoogkoeienhouderij op dat bedrijf, in overwegende mate ten doel heeft de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, en derde lid, te vermijden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 15-07-2022]

  • 1 Een landbouwer is slechts vrijgesteld indien hij zich daartoe, gelijktijdig met de kennisgeving van het vervallen van het fosfaatrecht, bij de minister aanmeldt met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel.

  • 2 In afwijking van het eerste lid meldt de landbouwer die geen kennisgeving van het vervallen van een fosfaatrecht doet, zich aan uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij voor het eerst van de vrijstelling gebruik wil gaan maken.

  • 3 In afwijking van het tweede lid meldt de landbouwer die met ingang van 2018 gebruik wil maken van de vrijstelling zich uiterlijk op 1 december 2018 aan bij de minister.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 15-07-2022]

  • 2 Indien een landbouwer heeft gemeld dat hij met zijn bedrijf gebruik wil maken van de vrijstelling en nadien een hoger fosfaatrecht op grond van artikel 23, derde tot en met zesde en negende lid, van de wet ten aanzien van het bedrijf wordt vastgesteld dan voor die melding was vastgesteld, is hij slechts vrijgesteld indien onverwijld een kennisgeving van het met onmiddellijke ingang vervallen van deze verhoging wordt geregistreerd overeenkomstig artikel 31, tweede lid, van de wet.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een fosfaatrecht dat wordt vastgesteld ten aanzien van een ander bedrijf waarvan de landbouwer bestuurder is.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 15-07-2022]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 15-07-2022]

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 oktober 2018

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C.J. Schouten

Naar boven