Het uitgangspunt is dat alle leerlingen onderwijs volgen op school. In een aantal
gevallen kan het echter nodig zijn om aan individuele leerlingen met lichamelijke
of psychische problemen maatwerk te bieden door af te wijken van het verplichte aantal
uren onderwijstijd. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat ten onrechte van deze
mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, terwijl binnen een school een passende oplossing
gevonden kan worden.
Categorie b
De tweede categorie leerlingen betreft zowel leerlingen in het speciaal onderwijs
als leerlingen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Het gaat om leerlingen
die:
-
• tijdens schooltijd een medisch of paramedisch geïndiceerde behandeling moeten ondergaan
en om die reden gedurende die tijd niet deelnemen aan de in beginsel wel voor die
leerling bestemde onderwijsactiviteiten;
-
• als gevolg van een chronisch vermoeidheidssyndroom of een andere aandoening op medische
grond niet in staat zijn de hele schooltijd op school aanwezig te zijn of aan de lessen
deel te nemen.
Toelichting:
De omstandigheid dat leerlingen tijdens die (para)medische behandeling (tijdelijk)
afwezig zijn of op medische grond niet aan de lessen kunnen deelnemen, brengt met
zich mee dat zij op grond van het bepaalde in artikel 11, onder d, van de Leerplichtwet 1969 gedurende die tijd vrijgesteld zijn van de schoolbezoekplicht. Voor deze en andere
zieke leerlingen (bijvoorbeeld door griep, een gebroken been of migraine) hoeft geen
aanvraag te worden ingediend. Ook zij zijn geoorloofd afwezig op grond van artikel
11, onder d, van de Leerplichtwet.
Wel is het, gelet op het bepaalde in artikel 12 van de Leerplichtwet 1969, in de hiervoor genoemde gevallen noodzakelijk dat hun tijdelijke afwezigheid of
het tijdelijk niet deelnemen aan het in beginsel wel voor de leerling bestemde onderwijs
als ‘geoorloofd verzuim’ wordt aangetekend in de verzuimregistratie van de school
en dat een bewijsstuk voorhanden is waaruit blijkt op welke grond en gedurende welke
tijd de (tijdelijke) afwezigheid van de leerling of het niet deelnemen aan het onderwijs
(para)medisch geïndiceerd is. Deze tweede groep leerlingen kan deels samenvallen met
de navolgende derde categorie.
Categorie c
De derde categorie leerlingen is de groep leerlingen die een inrichting, een gesloten
instelling of een residentiële instelling als bedoeld in artikel 71c, lid 1 en 2, van de WEC bezoeken waarmee de school een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in die bepaling
heeft gesloten. Onder deze categorie worden ook de leerlingen begrepen die zijn ingeschreven
op een basisschool of een school voor voortgezet onderwijs en die op grond van artikel 15 WPO resp. artikel 6h WVO gedurende een termijn van ten hoogste drie maanden aaneengesloten het volledige onderwijsprogramma
volgen op een school als bedoeld in artikel 71c, lid 1 en 2, van de WEC. Voor zolang
een leerling uit deze categorie afwezig is, of niet aan het reguliere onderwijs van
zijn groep deelneemt om een andere reden dan een onderwijsondersteunende behandeling
of behandeling om (para)medische redenen (zie hierboven onder a en b), is het aanvragen
van afwijking in beginsel aan de orde als door diens afwezigheid voor die leerling
het wettelijk voorgeschreven minimum aantal uren onderwijs niet wordt gehaald.
De inspectie stemt in deze gevallen zonder voorafgaande aanvraag in met onderschrijding
van het wettelijk minimum aantal uren onderwijs, indien:
-
• de school in het bezit is van een verklaring van de verantwoordelijke behandelaar
van de therapie-verzorgende residentiële instelling waaruit blijkt dat de gevraagde
beperking van het aantal uren onderwijs in het belang van de ontwikkeling van de leerling
noodzakelijk is en
-
• indien uit die verklaring blijkt om hoeveel uren behandeling onder schooltijd het
gaat en op welke tijdstippen deze plaatsvindt.
Categorie d
Voor alle andere leerlingen die zijn ingeschreven op een school voor speciaal onderwijs,
een basisschool of een school voor voortgezet onderwijs voor wie geldt dat zij vanwege
lichamelijke en/of psychische redenen niet volledig aan het onderwijs kunnen deelnemen
(categorie d), moeten scholen een aanvraag indienen.
In deze aanvraag vermeld het bevoegd gezag het volgende:
-
1. voor hoeveel uren per week en gedurende welke periode gedurende het schooljaar de
afwijking wordt aangevraagd;
-
2. dat voor de leerling een ontwikkelingsperspectief (opp) is opgesteld dat aan de vereisten
genoemd in deze beleidsregel voldoet;
-
3. in het voorkomende geval: dat eerder is verzocht om afwijking van de onderwijstijd.
Ad 2.
In het opp dient het bevoegd gezag van de school te onderbouwen waarom de afwijking
van de onderwijstijd noodzakelijk is en welke ondersteuning wordt geboden. Daarvoor
neemt het bevoegd gezag in het opp het volgende op:
-
• waarom deze afwijking volgens deskundigen als bedoeld in artikel 34.8 Besluit bekostiging WPO en artikel 15a van het Inrichtingsbesluit WVO noodzakelijk is. In het speciaal onderwijs is dat de commissie voor de begeleiding
(scholen) of de commissie van onderzoek (instellingen);
-
• waaruit de afwijking van het programma van de leerling bestaat en om hoeveel uren
onderwijstijd per week en over het betreffende schooljaar het gaat;
-
• voor welke periode binnen het lopende schooljaar deze afwijking geldt;
-
• welk onderwijsprogramma de leerling op school volgt en welk onderwijs en/of welke
ondersteuning aan de leerling wordt geboden gedurende de uren dat deze niet op school
is;
-
• op welke wijze het planmatig toewerkt naar het volgen van het volledig aantal geprogrammeerde
uren onderwijs door de leerling.
Wanneer eerder is verzocht om afwijking van de onderwijstijd, bevat het opp:
-
• een evaluatie van de eventueel eerder geboden extra ondersteuning en;
-
• wat het bevoegd gezag eraan doet om te bewerkstelligen dat een leerling alsnog ingroeit
wanneer dat niet binnen het voorgaand schooljaar is gelukt.
Toelichting:
Het uitgangspunt van de onderwijswetgeving is dat alle kinderen onderwijs volgen op
school. Op school ontmoeten ze andere leerlingen, sluiten ze vriendschappen en verwerven
ze belangrijke sociale en maatschappelijke competenties. Soms kunnen kinderen echter
vanwege psychische of lichamelijke beperkingen tijdelijk of gedeeltelijk niet naar
school. In de brief van 18 november 2015 van de toenmalige staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer werd daarom al aangekondigd dat het ook
voor leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs mogelijk wordt om maatwerk
te bieden doordat kan worden afgeweken van de voorgeschreven onderwijstijd. In het
speciaal onderwijs bestond deze mogelijkheid om af te wijken van de onderwijstijd
en tijdelijk minder onderwijs op school te volgen al. Omdat het bezoeken van de school
zo belangrijk is voor leerlingen moet het bevoegd gezag de beslissing om de leerling
minder onderwijs op school te laten volgen goed onderbouwen. Daarvoor is een ontwikkelingsperspectief
noodzakelijk.
Ontwikkelingsperspectief
Voor leerlingen op scholen voor speciaal onderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs
en voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen moet het bevoegd gezag een ontwikkelingsperspectief
opstellen (artikel 41a WEC, artikel 40a, lid 1, onder b, WPO en artikel 26, lid 1, onder b, WVO. Het opstellen en evalueren van een ontwikkelingsperspectief (opp) is in het geval
dat van de onderwijstijd wordt afgeweken vanwege lichamelijke of psychische problemen
ook voor basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs verplicht. Het afwijken
van het op basis van de betreffende sectorwet geprogrammeerde onderwijsprogramma is
immers een mogelijkheid om extra ondersteuning aan de leerling met lichamelijke of
psychische problemen te bieden, zodat de school ondanks de lichamelijke en/of psychische
problemen optimaal kan werken aan het bereiken van onderwijsdoelen en het behalen
van de vooraf bepaalde uitstroombestemming van de leerling (artikel 40a, lid, 1, onder
a, WPO en art 26, lid 1, onder a, WVO).
Bij het afwijken van de onderwijstijd is sprake van op de leerling toegesneden ondersteuning
en begeleiding die boven het basisaanbod uitstijgt en die specifiek is toegesneden
op die individuele leerling. Deze ondersteuning maakt daarom onderdeel uit van het
handelingsdeel van het opp waarover overeenstemming moet zijn bereikt met de ouders
(art 41a, lid 2, WEC). Op deze manier is geregeld dat tussen de school en ouders overeenstemming bestaat
over de afwijking van het onderwijsprogramma.
De toestemming om af te wijken geldt voor het lopende schooljaar. Na een jaar wordt
de situatie van de leerling en de aanpak in het opp geëvalueerd. In beginsel moet
een leerling binnen een schooljaar weer het volledige schoolprogramma kunnen volgen.
Wanneer het binnen dat schooljaar niet gelukt is om de leerling weer het volledige
onderwijsprogramma op school te laten volgen, moet het bevoegd gezag bij de daarop
volgende aanvraag extra motiveren wat het er aan doet om alsnog aan dat vereiste te
voldoen.
Het besluit om af te wijken wordt in het primair en voortgezet onderwijs onderbouwd
door een ter zake deskundige of deskundigen. Dat wil zeggen een kinder- of jeugdpsycholoog,
een (ortho)pedagoog, een kinderpsychiater of een arts.
De extra ondersteuning is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de school
van inschrijving. Deze is verplicht al dan niet met ondersteuning van buiten goed
en passend onderwijs te bieden. Wanneer de school deze extra ondersteuning niet zelf
kan bieden, dan is de school verplicht een andere school te zoeken die dat wel kan
en bereid is de leerling in te schrijven.
Wanneer een leerling in het voortgezet (speciaal) onderwijs in aanvulling op de ontheffing
van de onderwijstijd ook examenfaciliteiten (zoals spreiding van het eindexamen of
afwijking van het PTA) nodig heeft, dienen deze te worden geregeld zoals beschreven
op het Examenblad. Een ontheffing op grond van deze beleidsregel dient niet als vervanging
van die faciliteiten.
Toezicht
De inspectie vraagt het bestuur bij de aanvraag te verklaren dat een opp aanwezig
is in het leerlingendossier van de leerling en dat dit document aan de vereisten genoemd
in deze beleidsregel voldoen. Voorafgaand aan de instemming controleert de inspectie
de aanwezigheid van de onder 5 en 6 genoemde gegevens en de verklaring van het bevoegd
gezag. Dit past bij het bestuursgerichte toezicht van de inspectie waarbij uitgegaan
wordt van de wettelijke verantwoordelijkheid van het bestuur voor naleving van de
wet- en regelgeving door scholen. De inspectie controleert tijdens haar reguliere
toezicht steekproefsgewijs of naar aanleiding van signalen of scholen terecht om afwijking
van de onderwijstijd hebben verzocht. Daarbij neemt de inspectie het aantal aanvragen
dat door een bestuur is gedaan worden mee, maar ook welk beleid het bestuur voert
om voor alle leerlingen een passende oplossing binnen de school te vinden en te voorkomen
dat leerlingen uitvallen uit het onderwijs. De instemming van de inspectie is een
besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.